De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 23 januari pagina 2

23 januari 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AM S TEE DAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na. 1700 Zoodra echter het uitbreidingsplan wordt aangenomen, bestaat er kans, dat Zorgvliet door onteigening volgens de bepalingen der woningwet tegen een veel behoorlijker prijs als «em heerlijk plantsoen voor de stad bewaard blijft. En ook al zal dit ten slotte niet gelukken het tegenwoordige ministerie, dat hier de eindbeslissing moet geven, zal waarschijnlijk niet veel voelen voor een uitsluitend op het algeneen belang gerichte toepassing der woningwet dan zal toch het feit dat ook deze zaak aan de orde moet worden gesteld, in velerlei kring bijdragen tot ver heldering van het inzicht in de wijze waarop ons land- en stadsbestuur hun taak opvatten. JAN BRAMSEN. Geen artesisch" drinkwater voor Amsterdam. Aan de Eedactie van De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland. De heer Eeinier D. Verbeek, naamgenoot van onzen grooten Indischen geoloog dr. R. D. M. Verbeek en even als deze gewezen mrjningenieur, heeft weder een van zijn goed gestelde stukken geschreven ever artesweh drinkwater voor Amsterdam, nu in De Amsterdammer van 26 December j l. Ook dat laatste stuk is echter zoo vol beweringen, welke, althans naar het oordeal VHM hen, die zich werkelijk met hydrologiich onderzoek van ons duin hebben bezig gehouden, door de feiten afdoende wederlegd lijn, dat het plicht sehijnt van den hear Verbeek, in «ene zaak van zoo groot en algemeen belang, zijn herhaaldelijk ge noemd* ontdekking" behoorlijk te besebrijTOB en ejjne meening met goede feiten wetenschappelijk en waar zulks te doen gebrnifcriijk is, te decüinenteeren. Hier moge nu reed» dit gezegd worden, dat het waterdicht schot" en de artesische lagem", waarvan de heer Verbeek spreekt, niet door hem zelf werkelijk onderzocht en be schreven cijn, doch door anderen, en dat uit de beschrijving 1) blykt, dat wij noch met een waterdicht schot noch met arteaiseke lagen te doen hebben. Tevens blijkt het Eoetwater van den geboorden pat op het strand te Zandvoort, tegenover Beau Site, geen artetisch water te zijn in den door den heer Verbeek bedoelden zin. Zoetwater van geen andere herkomst dan uit die duinen was daar te verwachten; ook dienaangaande vergelijke men de zooeven geciteerde verhandeling. Gewone welputten aan het strand leveren eveneens zoet water; reeds Badon Ghyben wee», meer dan twintig jaar geleden, op dat feit, hetwelk hij ook juist verklaarde daardoor, dat een deel van het zak water van den regen zee waart s stroomt. Niet ver van den artesischen put" oj het strand bij Zandvoort, tegenover net hotel Driehuizen, staat in den duin voet een gemetselde welput op de alluviale kleihoudende lagen, welks bodem ligt %. meter onder A. P. en waaruit de visschers zich van drinkwater yourzien. Tusschen Zand voort en Noordwijk mengt zich gedurende eb veel zoetwater bij het afstroornend zee water. Wat is er dan verwonderlijks in het feit, dat ook onder de alluviale, slechts matig kleihoudende, lagen aan dat strand zoetwater voorkomt? De bewegingsrichtingen van het diep duinwater, zooals zij in de meermalen ge noemde verhandeling nauwkeurig beschre ven zijn en in algemeene trekken reeds bekend waren door mijn in de Verslagen van de Kon. Akademie van Wetenschappen van 1903 opgenomen Feiten ter opsporing van de bewegingsrichting en den oorsprong van het grondwater onzer zeeprorinciën" zijn onvereenigbaar met de voorstelling van den heer Verbeek. Ook wat betreft de beweringen van den heer Verbeek dat, in overeenstemming met de geologische formatie van den bodem waarop het duin rust, al het regenwater, dat in den bodem zijgt, niet anders dan naar het westen, dus-naar zee kan afvloeien" kan ik volstaan met naar de genoemde en andere, op werkelijk onderzoek berustende, later verschenen, geschriften te verwijzen. Omtrent mijne door den heer Verbeek ge wraakte berekening der geringe bewegingssnelheid van het duinwater gelieve hij nogmaals te raadplegen de door hem ge noemde en door mij geciteerde verhandeling van Sshlichter en ook eene mededeeling van den hoofdingenieur de Bruijn in de Akademie Verslagen van 1903. Overigens behoeven wij Nederlanders, 1) J. M. K. Pennink, De Pase d'eau der Amaterdamsehe duinwaterleiding, 's Gravenhage 1964. In Verhandelingen van het Kon. Instituut van lagenieuri. uii/uuniiim DE BANKIERS VAN HET ROODE SCHILD. Naar het Engelsch, van F. MARTIN. *) In het hartje van de oude stad Frankfort aJMain, kronkelt een nauw en armoedigsteegje, gevormd door hooge, donkere huizen met vuile ramen en nog vuilere deuren. Hier woont de armste bevolking, die men zich denken kan, en in dit ellendig steegje, de Judengasse, werd in een dier donker-uitziende huizen (nummer 148) de grondlegger van het illustere huis Rotschild geboren. Toen Meyer Amschel in het jaar 1743 het levenslicht aanschouwde, was de Judengasse een gevangenis, die iederen avond door zware kettingen aan beide zijden afgesloten werd, zelfs ook op Zon- en feestdagen en heilige dagen der kerk. Er buiten mocht geen der bewoners zich wagen op straffe des doods. Ook mocht geen Jood, onder welke voor waarde ook, buiten de Judengasse wonen en hierdoor waren de ongelukkige uitgeworpenen genoodzaakt hun zwarte, zonlooze verblijven met elke volgende generatie steeds hooger en hooger op te trekken, of zich te verstoppen in diepe kelders onder den beganen grond. Aldus was de eerste omgeving, die den stichter van de wereldberoemde bankdynastie begroette. Meyer Amschel of zooals hy later genoemd werd, Anselm verloor zijn beide ouders op *) Naar een uit den handel verdwenen werkje Banks and Bankers", door F. Martin, uitgave Macmillan, bewerkt door Parus. daar wij in de kennis van de hydrologie der duinen immers verder gevorderd z\jn dan het buitenland, waarlijk niet in het buitenland om deskundige voorlichting te gaan aankloppen. Ten slotte moet ik ten aanzien van de door den neer Verbeek bedoelde herroe ping", nu 7 jaar gelede», in herinnering brengen, dat men iemand, die te goeder trouw is, wel eens, in een onbewaakt oogenblik, wat ia de volkstaal genoemd wordt er kan laten inloopen", en het kan hem, meen ik nog, dan slechts tot eer strekken dat zoo spoedig mogelijk (het geschiedde reeds den volgenden dag) openlijk bekend te hebben. Het stuk van den heer Verbeek, waarop hij nu wyst kon daarop geen in vloed hebben, want het was mij in die be wogen dagen ontgaan. Haarlem, 5 Jan. 1910. EUG DDBOIS. IHM U it Hflofflstat, Mevrouw Lilly Hafgren-W»a?, eenZveedeche zangeres die te Minnheimi verbonden is aan de opera en gedurende de voiige Bayrenter Festspiele de aandacht trok door hare uitmuntende vertolking der Elsa-partij (Lohengrin), was vóór haar optreden in de afgeloopen week hier te lan ie nog onbekend. Mevrouw Hafgren- Waag had op haar pro gramma gebracht drit liederen van Wagner, Schmerzeti, lm Tieibhans en Traume", oorspronkelijk met klavierbegeleiding ge componeerd, doch thans met orchestbegeleiding voorgedragen. In het tweede deel zong zij Isolde's Liebestod" uit Wagner's muiiekdrama Tristan und Isolde". Naar ik meen heelt Wagaer indertijd Traume" zelf geïnstrumenteerd. Als studie voor Tristan, zooals de componist dit lied betitelt, is een instrumentatie dan ook ge heel op haar plaats. Dit zelfde zou men nu ook gaarne willen zeggen van lm Treibhaus", eveneens een studie voor Tristan, doch door de woorden van Mathilde v. Wesendonck verkrijgt het lied eene geheel andere beteekenis dan het muzikale onderwerp heeft in het voorspel van de derde acte.. Men vraagt zich n.l. af, of de intimiteit van het lied wel een orchestoewerking verdraagt, Met Smerzea" is dit iets anders. Dit stuk eischt grooter toon en is over het geheel ook breeder van conceptie. Daarom deed de instrumentatie (van Motu?) hier wel goed. Jammer dat het tempo niet wat langzamer genomen werd; mevrouw Hafgren-Waag zou er dan veel meer indruk mede gemaakthebben. Met lm Treibhaus" en Traume" bewees zij overigens hoe muzikaal en intelli gent zij is. Haar stem heeft niet, of nog niet de volheid en kracht van een eerste dramatische zangeres; maar zij is, vooral in het piano, van ongemeens bekoorlijkheid. Voor de slotscène van Tristan schoten de krachten der zangeres beslist te kort. Het is voor een beproefde Wagner-zangeres al bijna ondoenlijk zich boven de golven van het open orchest gelding te verschaffen, hoe veel te meer moest dus mevrouw Hafgren aan hare opgave schuldig blij yen! De andere solist was de heer F. W. Gaillard, die het violoncelconcert van Dvorak speelde. De heer Gaillard heeft zich langzamerhand ontwikkeld tot een groot meester op zyn instrument. Vooral zijn edele toon en zyn uitmuntend stijlgevoel zullen steeds een voort.reffely ken indruk maken. Slechts zou ik wenschen dat de klank, bij het aanzetten van den strijkstok, nog meer immaterieel werd. Het concert van Dvorak is geen nummer dat mij erg kan verwarmen. Het is mij wat te verouderd en conventioneel in deu vorm. Gaarne zij echter toegegeven dat de heer Gaillard er een uitbundig succes mede ver wierf. Als noviteit stond op het programma eene ouverture su einem Lustspiel von Sbakespeare" van Paul Scheinpflug. Deze te Bremen levende kunstenaar is hier te lande onbe kend. In zyn vaderland bahoort hij tot de jongeren en meest geavaneeerden. In tegen stelling met andere mij van hem be kende compositiën, is deze ouverture zeer bezadigd geschreven. De begrippen, toonaard en melodie zijn niet alleen niet gebannen, maar er is zelfs ter dege rekening mede gehouden. De componist heeft een aardige oud-engelsche melodie uit de XVIe eeuw met veel talent bewerkt en voorzien van neven-melodieën uit eigen brein gesproten; voorts instrumenteert hij vaak geestig, en doorgaans zeer goed. Wanneer hij nu de 11-jarigen leeftijd, en moest allén zijn weg door het leven banen. Nadat hij een paar jaar naar school geweest was, wandelde hij met zijn stok in de hand en zijn bundeltje op den rug naar de stad Hannover, waar hij het geluk had een betrekking te vinden bij een klein bankiertje en geldwisselaar. Door hard sparen gelukte het hem van zijn salaris een klein kapitaal ter zijde te leggen en hier mee trok hij in 1772 naar Frankfort terug. Hij trouwde en vestigde zich als makelaar, voorschot-ge ver en handelaar in oude munten in de Juiengasse. Als kundig ea naarstig verzamelaar van merkwaardige, oude en zeldzame munten, verwierf hij zich spoedig een zekeren naam, en trok hierdoor meer dan n liefhebber van numismatische rariteiten tot het donkere winkeltje, no. i4, waarboven een uithangbord met een Kood Schud hing. Onder de kenners die aldus met Meyer Anselm in aanraking gebracht werden, bevond zich een klein Duitsch potentaat, landgraaf Willem van Hesse, later Keurvorst van Hesse, onder den titel van Wiüena I. Het waren slechte tijden voor Duit-;ehe vorsten in die dagen; de storm der Fransche revolutie en de daaropvolgende oorlogen brachten hun tronen zeer aan 't wankelen en maakte hun inkomsten onzeker. Out landgraaf Willem was dikwijls genoodzaakt afstand te doen van kostbare familie-kleinodiën tegen klinkende munt, en misschien moest hy ook af en toe kleine bedragen leenen om drin gende schuldeischers tevreden te stellen. Op deze wijze ontstond er een intieme verhou ding tusschen Willem en Anselm, en dit bleek later zoowel in 't belang van den vorst als van Meyer Anselm te zyn. Teen de Franache troepen in 1790 op Frankfort aanrukten had de eigenaar van het Roode ehild tijd zijn kunst verstond van zijn stof handig en wirkungsvoll" te groepeeren, dan zon hy een ouverture va a groote beteekenis hebben gemaakt; thans is het in ieder geval een respectabel werk dat bij bet publiek het verdiende succes vond. Werd deze ouverture reeds goed gespeeld door het orchest, dit heeft zich zelve over troffen in een herhaling van Stranss' ilso sprach Zarathustra". Inderdaad men weet niet wat meer te lover, de effectvolle op vatting van den hef r Mengelberg, die geen enkele, ook niet de kleinste intentie, van den componist over het hoofd ziet, of de intelligente, hoogst artistieke wijze waarop het orchest zijn leider volgt, daarbij een zeldzame klankenpracht ten toon spreidende. Bij het aanhoudend applaus van het publiek, liet de hesr Mengel berg het orchest deelen in de hem gebrachte hulde. Het was buitengewoon mooi! En toch, toen Wagner's Tristan-muziek, voorspel Ie acte en Liebestoa", aan onze ooren voorbijgeruischt was, moest ik toch erkennen, Wagner staat toch nog mijlen hooger dan misschien de meest hem nabijkomende on ier de jongeren. Zooals Wagner dien avond klonk, dat was om dankbaar en opgetogen huiswaarts te k'eren. Nog wil ik met een enkel woord gewag maken van den Beethoven-kamermuziek avond der heeren Flesch en Böntgen. We hoorden er de Eg-dur sonate voor piano en viool, de beide viool-romancen, de F-dur variatiën voor piano, alles heel mooi, zooals we dat van zulke kunstenaars gewend zijn. Maar zij gaven ons een vertolkingd«r Kreutzersonate te genieten, zóó grootsch en indruk wekkend, dat dit geniale meesterwerk een diepen indruk maakte op de toehonders. Zon dit voortreffelijke kunstenaarspaar deze sonate wel ooit zoo geïnspireerd gespeeld hebben? Het was prachtig! AST. AVEKKAMP. Leander Sciilegel. Het zal vermoedelijk slechts weinigen in den lande bekend zyn, dat stil en terugge trokken, te Haarlem een groot kunstenaar leeft; een man die rustig zijns weegs gaat, die zich niet bekommert om uiterlijk succes, maar zich het liefst verdiept in zijne compositiën, die het gelukkigst is als hij componeereu kan en zich zelfs niet het minst bekomm°rt om de verspreiding zijner werken. Die man is Leander Schlege'. Reeds meer malen mocht ik in de rubriek Muziekbeoordeelingen" gewagen van de groote gaven des heeren Sehlegel en van den diepen indruk dien ik van zijne compositiën ontving. Het was een schoone daad van enkele Haarlemsche heeren zich tot een cona-nissie te vereenigen en een concert te organiseeren, waarop de werken van Sealegel in ruimer kring konden worden bekend gemaakt. Het is meer dan tijd dat het muzikale Nederland eenigermate goed maakt wat het den thans 6(5 jarigen kunstenaar lang reeds heeft ont houden. Met Deutsche Liebeslieder, ein Cyklus für Gasang und Klavier", opus 20, werd de avond geopend. Dezecyclus bestaat uit drie klavierstukken en twaalf liederen op teksten vanHeine, Meissner, Euckert, Lsnau, Osterwald, Sturm en Immermann. Zooals men ziet, allen vertegenwoor digers der Romantiek in de dichtkunst. De muziek die Schlegel hierby componeerde, is geheel zich aansluitende by de gedichten. Men zou van Schlegel kunnen zeggen dat hy de draad heeft opgevat die, by Schumann's dood aan diens handen ontglipte. Schlegel is echter muzikaal moderner dan Schumann. Hy is niet by dien grooten romantiker bly Ten staan, maar heeft zijn voordeel gedaan met den FortschriU"in de muzikale uitdrukkings wijze van de latere jaren. De klaviersatz van Schlegel is vol en rijk, men bespeurt er de hand uit van den voortreffelyken pianist. De drie klaviernummers van den cyklus zijn dan ook dankbare stukken, die ook buiten het verband van het geheel, succesvolle voordrachtsstukken zullen zyn. Doch ook in de begeleidingen der liederen wordt men voordurend getrofien door de schoone intentiën, die aan de piano-party zijn toebedeeld. Onder de twaalf liederen is er geen enkel dat niet door interessante harmoniek en rijke melodiek boeit; enkelen verheffen zich tot inderdaad groote hoogte. Weil auf mi r, du dunkles Auge, Mir ist, nun ich dich habe en Steh' balde stille", kan ik mij niet mooier weergegeven denken. Overigens heb ik vroeger reeds in dit blad over den cyklus geschreven. Voor de uitvoering maakten zich ver dienstelijk mevrouw Anna Stronck-Kappel en mevrouw A. van Asbeck-Kluyt, aan wie dit opus is opgedragen. Mevrouw Stronck-Kappel gaf met heerlijke, bezittingen achter de veilige wallen van Wihem's slot te Cassel te brengen, welken dienst de bankier-jood tien jaren later rnet interest vergelden kon. Het loont de moeite dit voorval te vermelden, daar het de eerste steen was tot het fortuin van'thuisRothsehild. Bombardementen van steden worden ge woonlijk niet tot de blijde gebeurtenissen in de geschiedenis gerekeni; doch Kleber's bombardement van Frankfort :n 17% had eenige heilzame gevolgen. De gebeele oude Jodenbuurt mei haar ellendige krotten werd neergesc hoteu, en de bewoners moesten hun schamel taeï't tusschen de steenhoopen opdylven en om onderkomen smeeken bij hun christelijke broederen. DO broederen" voelden in den beginne niat vee! lust om als barmhartige Samaritanen op te treden en vooral het Calvinistisch Kerkbestuur scheen veel zin te hebben cie ontrouwen uaar hun Ghetto terug ie drijven, zelfs al waren zij aan het gevaar blootgesteld om ie komsu tusscbeu de vlammen. Cïslukkig lelden de joden in dezen tijd i;eniga machtisw en aan hen verplichte vrienden onder de vroede vaderen der stad, door wier goedkeuring hun werd toegestaan de j oden-gevangenis mat de kettingen te verlaten en onder zekere restric ties huizen, gebouwd voor Christenen, te koopen en te huren. Daar deze toestemming juist na het Framche bombardement kwam, werd er, tot het groote voordeel der onder nemende Israëlieten, vrij ruim gebruik van gemaakt. Van nu af schommelde het Koode Schild op n rij met de uithangborden van de toon-aangevende geldwisselaars der stad, en de landgraaf benoemde Meijer Anselm tot reine stem en een voordracht die tot in de diepste intentiën van ieder lied wist door te dringen, het twaalftal liederen weer. Waarlijk, iemand die zóó weet te zingen, moet tot de allerbesten gerekend worden. Waarom hoort men mevrouw Stronck zoo weinig op de abbonnementsconcerten in het Concertgebouw ? Ook mevrouw van Asbeck bekoorde zeer door haar gevoeligen aanslag en elastische rhythmiek. In het tweede deel droeg zy ook nog zeer schoon voor Mondscheingange uit op. 15; minder gelukkig was zy in Nach hohem Ziel". Behalve deze stukjes trokken in het tweede deel nog bijzonder mijn aandacht drie sopraanliederen, door mevrouw Stronck gezongen, met Willem Andriessen aan de piano en een manuscript vioolsonate, een werk vol edele gedachten door Chr. Timmner en Willem Andriessen met veel uitdrukking gespeeld. En toen kwamen kransen en bloemen en speeches van het feestcomité, van de Bachvereeniging, van Toonkunst, enz. enz. en ook van den jubilaris een wooid van dank. Indien het waar i?, zeide hy o.a., dat spreek woorden een volk karakteriseeren dan maakt het Hollandsche spreekwoord waar het hart van vol ie, loopt de mond van over" een uitzondering. Bij my is het hart vol van dank voor allen die mij dezen avond zoo onvergetelijk gemaakt hebben; maar toch kunnen ter nauwernood mij de woorden over de lippen komen om my'n dank uit te spreken. Ten slotte voerde een keur van Haar lemsche dames een paar vrouwekoren uit met den componist aan den vleugel en daar mede was de zoo welverdiende huldiging van Schlegel afgeloopen. Moge dan deze avond tot resultaat hebben, dat men in zyn vaderland den componist de belangstelling niet onthoudt, die hem in het buitenland reeds lang ten deel valt. ANT. AVKEKAMP. Onr scWip aan mm. T. Eeu schenking is te prijzen zoodra zij werkelijk verrijkt. Het is dan ten eenen male overbodig om na te gaan welke persoonlijke eerzucht of ijdelheid er 'mee moge samen gaan; want zoolang deze eerzucht of ijdelheid niet op hinderlij&e wyze verbonden wordt aan de schenking zelve, verdwijnt ze met de persoon. De verrijking blijft; en is met meer dan gewone woorden te loven. Vooral hier in Holland, waar de bereidwilligheid tot zulke gaven zeer gering is, en waar tevens zelden fjrtuinen gevonden worden groot genoeg om iets waardevol» te kunnen geven. II. De schenking moet verrijken. Bezit een museum een aantal werken van een bepaalden schilder, of liever bezitten de musea een getal werken van een meester, en wordt dan een aantal op nieuw geschonken dat, wat de overige in grootere mate bezitten, iu schameler manier slechts karakteriseert, dan hoorde de gewilligheid in het aanvaarden van zulke makingen niet al te groot te zijn het ge vaar dat zou ontstaan is overvulling met minderwaardig soort, en gebrek aan plaats voor beter. Ge zoudt kunnen zeggen: ge plaatst ze en depot, maar dit kan alleen zoo de schenking niet op bindende voorwaarden geschonken is. III. De bindende voorwaarden bij een geschenk zyn dikwijls een last, vooral by schilderyen. Prenten kunnen gemakkelijk geborgen worden in zeer groot en getale, en een ets is een zoo varieerend iets dat deze gaarne veel keer bezeten wordt. Maar by schilderijen is een voorwaarde dikwijls een last. Het geschenk moest daar zoo vrij mogelijk gege ven worden. Het eenige wat bedongen mocht worden is dat de naam van den gever 't zy in den katalogus, 't zy op de omlijsting vermeld wierd. Meer niet. Het verplichten de geschonken voorwerpen in een particulier gebouw te expoaeeren is soms oorzaak dat belangrijk werk zeer slecht te zien is. Door deze beperking wordt de waarde verminderd der gave. Een schildery dat niet te zien is, is niets. Een beeldhouwwerk dat in de open lucht aan al zijn zyden die lucht zou sieren, staat dan soms in een nis, en wat rond ge dacht wierd, wordt tot iets half rondsoftot iets vlaks gemaakt. Zulke verplichtingen zijn tegen het kunstwerk gericht, en moesten nooit bij schenkingen gemaakt worden. IV. Soms wordt een keuze uit een opge geven hoeveelheid schilderyen vermaakt aan een openbaar museum. Dit dunkt my een van de lastigste gevallen. Allerlei moeielijkheden doen zich voor; of kunnen zich voor doen. Er ontstaat geen enkel bezwaar zoolang de directeur een gevoelige voor schoonheid is, en voor haar mild evenwicht. Hij zal spe lenderwijze de minder volmaakte werken be grijpen; en er is geen gevaar in zijn keuze. zijn hof agent" dat is, tot zyn bankier voor buitenlandsche transacties. Deze benoe ming was rechtstreeks aanleiding tot het belangrijk voorval, dat de familie Rothachild het van uit een nederige positie tot n van den allereersten rang bracht. In 1SUÖwerd land graaf Willem van zijn goad verdreven door keizer Xapoleon, die dit gebied annexeerde van zijn broeder Jerome, welke hij juist tot koning van Westphalen gekroond had. In zijn groote haast ontbrak het den armen land graaf aan tijd zijn geld mee te nemen en hij liet het achter in handen van zijn hof-agent, Meyer Auselm, denkend dat het in ieder geval d;iilr veiliger zou zijn dan in de u-jour gewerkte geldzakken van deu nieuwen Westphaaischen Majesteit. Hat bedrag beliep onge veer ixOUUj'i'io gulden, ailes in goede munt van liet koninkrijk, niet .vermengd met min derwaard:,; papier of waardelooze biljetten. lioe dit geld te beheeren en het tnsscheu z;jn vingers ie doen toenemen door interest van inleresL te lnveeken, v,as een kunet die Meyer Anselm bij uitnemendheid verstond. in de harde oorlogstijden was geld van twaalf | tof, twintig jiercBiit, met en benevens goed i onderpand waard, en vele waren de panden, d! t beloeüd u en winkel vau het Koode Schild binnenkwamen, om nooit meer ingelost ta worden. Aldus verviervoudigde Meyer Anselm thans Herr Meyer Anselm Kothschiid genoemd) in ongeveer ij jaar tijds zijn kapitaal, en toen hij op den 13en September 1*12 stierf, hield men het er voor dat hij een twaalf millioen gulden waard was; veor die dagen een ongehoord vermogen. Kort na dit voorval volgde de slag van Leipzig; de vrede werd in Duitschland her steld en de landgraaf van Hesse keerde naar zijn landgoed terug. Zijne Doorluchtige HoogMaar hoe dikwijls wordt een leider om zyn begrip van de schoonheid in de eerste plaat s gekozen ? Hoe veel meer keer kiest men een compileerende geest die ijver telt als zijn eerste qualiteit, en als zijntweede een registreerend geheugen ? Er ontstaan dan gevaren door zjjn kiezen van werken. Het is een waarheid dat zoo iemand niet aan het hoofd moest staan of alleen de leiding moest hebben maar het komt voor. Stel dat het eens voorkomt zulke dingen mag men toch, al ware het alleen om het theoretische nnt, zich voorstellen. De directeur moet en mag dan kiezen. Hy is in dat geval in de m oog lij k heid onherstelbare ongelukken te begaan zoo hij zich niet de hulp van een aestheticus verzekere. Hij kan met een verstrooid oog schilderyen om de data kiezen, en niet om. het daiumlooze. Ook door dit geval dunkt me opnieuw bewezen dat er iets foutiefs is in het Muaeumbeheer, waar alleen de registreerende gekozen wordt. Ik herbaal dat door dit geval opnieuw de waarde van de aesthe ticus duidelyk wordt. Een commissie van aesthetici die van advies diene en stemme is noodzakelijk. Deze commissie zou voor alle aankoopen van belang te raadplegen zijn, en moeten bestaan uit kritici, en schilders, ver sterkt met beeldhouwers,voor beeldhouwkunst. Ik noem de kritici in de eerste plaats omdat het te verwachten is dat ze eerder eklektisch zullen zijn dan de overige kunstenaars, die door eigen productie, gaarne eenzijdig worden. Deze commissie, een in tweeërlei zin gehono reerde, ware door den Staat te benoemen en kon van groot nnt zyn in de gevallen van keuze waarover hier gesproken wordt. De directeur van het Museum hadde dan slechts een stem als de anderen nieti meer. Set dienen der schoonheid wierd dan verzekerd, beter dan nu. Want het theoretisch gestelde ge val, waaruit dezeconclusiën voortvloeien, komt in de werkly sheid voor. De collecties wijzen het uit. Zoo'n commissie zou teveni het recht van aanbeveling dwingende moeten kunnen uitoefenen; misschien gebeurde het dan dat dat de belangrijke modernen vroeger verte genwoordigd werden in de prenten-collectie b.v. en dat de staat een ruim voordeel ge daan wierd, door dat niet, nadat de roem verworven was, gekocht werd, maar dat zoo dia de waarde door deze gevoeligen en beweeglijken gevoeld werd, de aankoopen zou den geschieden. Of meent ge niet dat nu laat soms aan geschaft wordt en soms te laat pogingen gedaan worden, om iets te behouden dat zoo goed als niet meer te koop is. V. Ik herhaal om detealgemeene beschou wingen te eindigen, dat het een goede daad van staatsbeleid mag heeten het sahenken aan te wakkeren en daartoe op te wekken. Een bord der namen, is een lof die gaarne den gevers van groote collecties te brengen is. Ik meen opnieuw dat er niet gezocht moet worden of het soms gedeeltelijk ijdel heid is die tot het schenken bracht. Wat ijdelheid dan heet, brengt velen baat. Het kan soms misschien, en met meer recht, trots of liefde genoemd worden. En het is soms een wensch van me dat er in Holland velerlei en veel dezer ijdelheden waar die ons met schoons verrijkte. Het gebaar zou dan tijdens het leven van den groot doenden schenker misschien hinderen maar hoe kort zou deze kleine ergernis zijn, tegeno ?er het ruime nut voor de schoonheid-gevoeligen, die altijd er zijn. De teedre blamage van zulke ijdel heid in -de kringen der weleneen, en de besliste ironie tegenover den dandineerenden schenker -of bruikleener (ik ken er zulke die niet meer verdienen) zouden die Pauwen op de hun toekomende plaats honden, en het niet dupe zijn constateeren. Den overigen zou onverdeelde eer geworden. De trots die dreef, of de liefde, zouden natuurlijker wijze het respect ontvangen dat han toekwam zouder dat er door de schenkers naar getaald werd. En wat ze schonken zou zijn actie kunnen uitoefenen op de meest volledige wijze. Het kwaad van het zoo eigenaardig bezit van voorwerpen van geestelijk genot (een oneindigheid in weinig stofs gevangen) zou eenvoudig verholpen worden, al tijdens het leven, of na den dood. De collectie Drucker. Ik mocht beginnen met de bespreking van het gebouw waarin deze verzameling onder dak gebracht wierd. De verdeeling is in kleine ruimten, wat my'ns inziens een voordeel is. Het oog en de geest voelt rust by het gaan van het eene vertrek naar het andere. De begeerte tot het bezit van de schoonheid lie zoo afmattend is in de groote galerijen, welker grootte soms het gevolg heeft dat men onwiüekeuiig alty'd naar dezelfde schilderijen zich keert, is ver meden een natuurlijk gevolg van het kleine gebouw. De ruimten hebben iets van kamers en die van de hoogste verdieping zijn als kamers, maar ze zyn tevens van beter licht vol. Het dunkt mij dat hiermee gepre zen is, wat te prijzen is. Meer is er niet. Het heid had niet vele dagen binnen de poorten der hoofdstad vertoefd, toen de oudste zoon van Meyer Anselm zich bij hem liet aanmel den, om hem de 3 millioen gulden terug te betalen, die zijn vader onder zijne berusting gehad had. Landgraaf Willem was buiten zich zelf van vreugde bij het zien van al dat geld. Het schijnt dat hy nooit verwacht had 't terug te krijgen en het dus geheel als een meevallertje beschouwde. In zijn vervoering verhief hij den jongen Kothschild op slag in den adelstand. Zoo'n rechtschapenheid," riep zijne Koninklijkheid uit, heeft de wereld nog nooit gekend!" Op het Congres te Weenen, waarheen de Landgraaf zich kort daarop bepaf, sprak hij over niets dan de eerlijkheid en edelmoedigheid van de fimilie Meijer Anselm, waardoor bij alle gekroonde hoof den van Europa er naar deed verlangen zijn voorbeeld te volgen en hun vermogen aau de bankiers van het Rooi Schild toe te ver trouwen. En de edelmoedige joden van Frank fort waren volkomen geneigd de zorg voor al dat biar-geld op zich te nemen, tegen dezelfde voorwaarden ais die welke bij den landgraaf gegolden hadden dat ia te zeg gen : zonder vergoeding v. interest. Meyer Anselm RothschilJ liet tien tin deren, vijf zoons en vijf dochters achter. De zoons waren: 1. 2 3.' 4. 5. Auselm, geboren 12 Juni 1773. Salomon, Nathan, Charles, Jacob, 'J Sept. 1774. 10 1777. , 14 Aprii 178S. 15 Mei 1792. Overeenkomstig den wensch huns vaders, dien de 5 zonen bij het sterfbed plechtig gezworen hadden te zullen nakomen, vereenigden zy zich tot een firma en vestigden tege

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl