Historisch Archief 1877-1940
DE AM S TEE DAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na. 1700
Zoodra echter het uitbreidingsplan wordt
aangenomen, bestaat er kans, dat Zorgvliet
door onteigening volgens de bepalingen der
woningwet tegen een veel behoorlijker prijs
als «em heerlijk plantsoen voor de stad
bewaard blijft.
En ook al zal dit ten slotte niet gelukken
het tegenwoordige ministerie, dat hier de
eindbeslissing moet geven, zal waarschijnlijk
niet veel voelen voor een uitsluitend op
het algeneen belang gerichte toepassing
der woningwet dan zal toch het feit dat
ook deze zaak aan de orde moet worden
gesteld, in velerlei kring bijdragen tot ver
heldering van het inzicht in de wijze waarop
ons land- en stadsbestuur hun taak opvatten.
JAN BRAMSEN.
Geen artesisch" drinkwater
voor Amsterdam.
Aan de Eedactie van De Amsterdammer,
Weekblad voor Nederland.
De heer Eeinier D. Verbeek, naamgenoot
van onzen grooten Indischen geoloog dr. R.
D. M. Verbeek en even als deze gewezen
mrjningenieur, heeft weder een van zijn
goed gestelde stukken geschreven ever
artesweh drinkwater voor Amsterdam, nu in
De Amsterdammer van 26 December j l.
Ook dat laatste stuk is echter zoo vol
beweringen, welke, althans naar het oordeal
VHM hen, die zich werkelijk met
hydrologiich onderzoek van ons duin hebben bezig
gehouden, door de feiten afdoende
wederlegd lijn, dat het plicht sehijnt van den
hear Verbeek, in «ene zaak van zoo groot
en algemeen belang, zijn herhaaldelijk ge
noemd* ontdekking" behoorlijk te
besebrijTOB en ejjne meening met goede feiten
wetenschappelijk en waar zulks te doen
gebrnifcriijk is, te decüinenteeren.
Hier moge nu reed» dit gezegd worden,
dat het waterdicht schot" en de artesische
lagem", waarvan de heer Verbeek spreekt,
niet door hem zelf werkelijk onderzocht en be
schreven cijn, doch door anderen, en dat
uit de beschrijving 1) blykt, dat wij noch
met een waterdicht schot noch met
arteaiseke lagen te doen hebben. Tevens blijkt
het Eoetwater van den geboorden pat op
het strand te Zandvoort, tegenover Beau
Site, geen artetisch water te zijn in den
door den heer Verbeek bedoelden zin.
Zoetwater van geen andere herkomst dan uit
die duinen was daar te verwachten; ook
dienaangaande vergelijke men de zooeven
geciteerde verhandeling. Gewone welputten
aan het strand leveren eveneens zoet water;
reeds Badon Ghyben wee», meer dan twintig
jaar geleden, op dat feit, hetwelk hij ook
juist verklaarde daardoor, dat een deel van
het zak water van den regen zee waart s
stroomt. Niet ver van den artesischen put"
oj het strand bij Zandvoort, tegenover net
hotel Driehuizen, staat in den duin voet een
gemetselde welput op de alluviale
kleihoudende lagen, welks bodem ligt %. meter
onder A. P. en waaruit de visschers zich
van drinkwater yourzien. Tusschen Zand
voort en Noordwijk mengt zich gedurende
eb veel zoetwater bij het afstroornend zee
water. Wat is er dan verwonderlijks in het
feit, dat ook onder de alluviale, slechts
matig kleihoudende, lagen aan dat strand
zoetwater voorkomt?
De bewegingsrichtingen van het diep
duinwater, zooals zij in de meermalen ge
noemde verhandeling nauwkeurig beschre
ven zijn en in algemeene trekken reeds
bekend waren door mijn in de Verslagen
van de Kon. Akademie van Wetenschappen
van 1903 opgenomen Feiten ter opsporing
van de bewegingsrichting en den oorsprong
van het grondwater onzer zeeprorinciën"
zijn onvereenigbaar met de voorstelling
van den heer Verbeek.
Ook wat betreft de beweringen van den
heer Verbeek dat, in overeenstemming
met de geologische formatie van den bodem
waarop het duin rust, al het regenwater,
dat in den bodem zijgt, niet anders dan
naar het westen, dus-naar zee kan afvloeien"
kan ik volstaan met naar de genoemde en
andere, op werkelijk onderzoek berustende,
later verschenen, geschriften te verwijzen.
Omtrent mijne door den heer Verbeek ge
wraakte berekening der geringe
bewegingssnelheid van het duinwater gelieve hij
nogmaals te raadplegen de door hem ge
noemde en door mij geciteerde verhandeling
van Sshlichter en ook eene mededeeling
van den hoofdingenieur de Bruijn in de
Akademie Verslagen van 1903.
Overigens behoeven wij Nederlanders,
1) J. M. K. Pennink, De Pase d'eau der
Amaterdamsehe duinwaterleiding, 's
Gravenhage 1964. In Verhandelingen van het Kon.
Instituut van lagenieuri.
uii/uuniiim
DE BANKIERS VAN HET ROODE SCHILD.
Naar het Engelsch, van F. MARTIN. *)
In het hartje van de oude stad Frankfort
aJMain, kronkelt een nauw en armoedigsteegje,
gevormd door hooge, donkere huizen met
vuile ramen en nog vuilere deuren. Hier
woont de armste bevolking, die men zich
denken kan, en in dit ellendig steegje, de
Judengasse, werd in een dier donker-uitziende
huizen (nummer 148) de grondlegger van
het illustere huis Rotschild geboren.
Toen Meyer Amschel in het jaar 1743 het
levenslicht aanschouwde, was de Judengasse
een gevangenis, die iederen avond door zware
kettingen aan beide zijden afgesloten werd,
zelfs ook op Zon- en feestdagen en heilige
dagen der kerk. Er buiten mocht geen der
bewoners zich wagen op straffe des doods.
Ook mocht geen Jood, onder welke voor
waarde ook, buiten de Judengasse wonen en
hierdoor waren de ongelukkige uitgeworpenen
genoodzaakt hun zwarte, zonlooze verblijven
met elke volgende generatie steeds hooger
en hooger op te trekken, of zich te verstoppen
in diepe kelders onder den beganen grond.
Aldus was de eerste omgeving, die den
stichter van de wereldberoemde bankdynastie
begroette.
Meyer Amschel of zooals hy later genoemd
werd, Anselm verloor zijn beide ouders op
*) Naar een uit den handel verdwenen
werkje Banks and Bankers", door F. Martin,
uitgave Macmillan, bewerkt door Parus.
daar wij in de kennis van de hydrologie
der duinen immers verder gevorderd z\jn
dan het buitenland, waarlijk niet in het
buitenland om deskundige voorlichting te
gaan aankloppen.
Ten slotte moet ik ten aanzien van de
door den neer Verbeek bedoelde herroe
ping", nu 7 jaar gelede», in herinnering
brengen, dat men iemand, die te goeder
trouw is, wel eens, in een onbewaakt
oogenblik, wat ia de volkstaal genoemd wordt
er kan laten inloopen", en het kan hem,
meen ik nog, dan slechts tot eer strekken
dat zoo spoedig mogelijk (het geschiedde
reeds den volgenden dag) openlijk bekend
te hebben. Het stuk van den heer Verbeek,
waarop hij nu wyst kon daarop geen in
vloed hebben, want het was mij in die be
wogen dagen ontgaan.
Haarlem, 5 Jan. 1910. EUG DDBOIS.
IHM U it Hflofflstat,
Mevrouw Lilly Hafgren-W»a?,
eenZveedeche zangeres die te Minnheimi verbonden
is aan de opera en gedurende de voiige
Bayrenter Festspiele de aandacht trok door
hare uitmuntende vertolking der Elsa-partij
(Lohengrin), was vóór haar optreden in de
afgeloopen week hier te lan ie nog onbekend.
Mevrouw Hafgren- Waag had op haar pro
gramma gebracht drit liederen van Wagner,
Schmerzeti, lm Tieibhans en Traume",
oorspronkelijk met klavierbegeleiding ge
componeerd, doch thans met
orchestbegeleiding voorgedragen. In het tweede deel zong
zij Isolde's Liebestod" uit Wagner's
muiiekdrama Tristan und Isolde".
Naar ik meen heelt Wagaer indertijd
Traume" zelf geïnstrumenteerd. Als studie
voor Tristan, zooals de componist dit lied
betitelt, is een instrumentatie dan ook ge
heel op haar plaats. Dit zelfde zou men nu
ook gaarne willen zeggen van lm Treibhaus",
eveneens een studie voor Tristan, doch door
de woorden van Mathilde v. Wesendonck
verkrijgt het lied eene geheel andere
beteekenis dan het muzikale onderwerp heeft in
het voorspel van de derde acte.. Men vraagt
zich n.l. af, of de intimiteit van het lied wel
een orchestoewerking verdraagt,
Met Smerzea" is dit iets anders. Dit stuk
eischt grooter toon en is over het geheel
ook breeder van conceptie. Daarom deed de
instrumentatie (van Motu?) hier wel goed.
Jammer dat het tempo niet wat langzamer
genomen werd; mevrouw Hafgren-Waag zou
er dan veel meer indruk mede
gemaakthebben. Met lm Treibhaus" en Traume"
bewees zij overigens hoe muzikaal en intelli
gent zij is. Haar stem heeft niet, of nog
niet de volheid en kracht van een eerste
dramatische zangeres; maar zij is, vooral in
het piano, van ongemeens bekoorlijkheid.
Voor de slotscène van Tristan schoten de
krachten der zangeres beslist te kort. Het
is voor een beproefde Wagner-zangeres al
bijna ondoenlijk zich boven de golven van
het open orchest gelding te verschaffen, hoe
veel te meer moest dus mevrouw Hafgren
aan hare opgave schuldig blij yen!
De andere solist was de heer F. W. Gaillard,
die het violoncelconcert van Dvorak speelde.
De heer Gaillard heeft zich langzamerhand
ontwikkeld tot een groot meester op zyn
instrument. Vooral zijn edele toon en zyn
uitmuntend stijlgevoel zullen steeds een
voort.reffely ken indruk maken. Slechts zou ik
wenschen dat de klank, bij het aanzetten van
den strijkstok, nog meer immaterieel werd.
Het concert van Dvorak is geen nummer
dat mij erg kan verwarmen. Het is mij wat
te verouderd en conventioneel in deu vorm.
Gaarne zij echter toegegeven dat de heer
Gaillard er een uitbundig succes mede ver
wierf.
Als noviteit stond op het programma eene
ouverture su einem Lustspiel von
Sbakespeare" van Paul Scheinpflug. Deze te Bremen
levende kunstenaar is hier te lande onbe
kend. In zyn vaderland bahoort hij tot de
jongeren en meest geavaneeerden. In tegen
stelling met andere mij van hem be
kende compositiën, is deze ouverture zeer
bezadigd geschreven. De begrippen, toonaard
en melodie zijn niet alleen niet gebannen,
maar er is zelfs ter dege rekening mede
gehouden. De componist heeft een aardige
oud-engelsche melodie uit de XVIe eeuw
met veel talent bewerkt en voorzien van
neven-melodieën uit eigen brein gesproten;
voorts instrumenteert hij vaak geestig, en
doorgaans zeer goed. Wanneer hij nu de
11-jarigen leeftijd, en moest allén zijn weg
door het leven banen. Nadat hij een paar
jaar naar school geweest was, wandelde hij
met zijn stok in de hand en zijn bundeltje
op den rug naar de stad Hannover, waar hij
het geluk had een betrekking te vinden bij
een klein bankiertje en geldwisselaar. Door
hard sparen gelukte het hem van zijn salaris
een klein kapitaal ter zijde te leggen en hier
mee trok hij in 1772 naar Frankfort terug.
Hij trouwde en vestigde zich als makelaar,
voorschot-ge ver en handelaar in oude munten
in de Juiengasse. Als kundig ea naarstig
verzamelaar van merkwaardige, oude en
zeldzame munten, verwierf hij zich spoedig
een zekeren naam, en trok hierdoor meer dan
n liefhebber van numismatische rariteiten
tot het donkere winkeltje, no. i4, waarboven
een uithangbord met een Kood Schud hing.
Onder de kenners die aldus met Meyer
Anselm in aanraking gebracht werden, bevond
zich een klein Duitsch potentaat, landgraaf
Willem van Hesse, later Keurvorst van Hesse,
onder den titel van Wiüena I. Het waren
slechte tijden voor Duit-;ehe vorsten in die
dagen; de storm der Fransche revolutie en
de daaropvolgende oorlogen brachten hun
tronen zeer aan 't wankelen en maakte
hun inkomsten onzeker. Out landgraaf
Willem was dikwijls genoodzaakt afstand te
doen van kostbare familie-kleinodiën tegen
klinkende munt, en misschien moest hy ook
af en toe kleine bedragen leenen om drin
gende schuldeischers tevreden te stellen. Op
deze wijze ontstond er een intieme verhou
ding tusschen Willem en Anselm, en dit bleek
later zoowel in 't belang van den vorst als
van Meyer Anselm te zyn. Teen de Franache
troepen in 1790 op Frankfort aanrukten had
de eigenaar van het Roode ehild tijd zijn
kunst verstond van zijn stof handig en
wirkungsvoll" te groepeeren, dan zon hy
een ouverture va a groote beteekenis hebben
gemaakt; thans is het in ieder geval een
respectabel werk dat bij bet publiek het
verdiende succes vond.
Werd deze ouverture reeds goed gespeeld
door het orchest, dit heeft zich zelve over
troffen in een herhaling van Stranss' ilso
sprach Zarathustra". Inderdaad men weet
niet wat meer te lover, de effectvolle op
vatting van den hef r Mengelberg, die geen
enkele, ook niet de kleinste intentie, van
den componist over het hoofd ziet, of de
intelligente, hoogst artistieke wijze waarop
het orchest zijn leider volgt, daarbij een
zeldzame klankenpracht ten toon spreidende.
Bij het aanhoudend applaus van het publiek,
liet de hesr Mengel berg het orchest deelen
in de hem gebrachte hulde.
Het was buitengewoon mooi!
En toch, toen Wagner's Tristan-muziek,
voorspel Ie acte en Liebestoa", aan onze
ooren voorbijgeruischt was, moest ik toch
erkennen, Wagner staat toch nog mijlen hooger
dan misschien de meest hem nabijkomende
on ier de jongeren. Zooals Wagner dien avond
klonk, dat was om dankbaar en opgetogen
huiswaarts te k'eren.
Nog wil ik met een enkel woord gewag
maken van den Beethoven-kamermuziek
avond der heeren Flesch en Böntgen. We
hoorden er de Eg-dur sonate voor piano en
viool, de beide viool-romancen, de F-dur
variatiën voor piano, alles heel mooi, zooals
we dat van zulke kunstenaars gewend zijn.
Maar zij gaven ons een vertolkingd«r
Kreutzersonate te genieten, zóó grootsch en indruk
wekkend, dat dit geniale meesterwerk een
diepen indruk maakte op de toehonders. Zon
dit voortreffelijke kunstenaarspaar deze sonate
wel ooit zoo geïnspireerd gespeeld hebben?
Het was prachtig!
AST. AVEKKAMP.
Leander Sciilegel.
Het zal vermoedelijk slechts weinigen in
den lande bekend zyn, dat stil en terugge
trokken, te Haarlem een groot kunstenaar
leeft; een man die rustig zijns weegs gaat,
die zich niet bekommert om uiterlijk succes,
maar zich het liefst verdiept in zijne
compositiën, die het gelukkigst is als hij
componeereu kan en zich zelfs niet het minst
bekomm°rt om de verspreiding zijner werken.
Die man is Leander Schlege'. Reeds meer
malen mocht ik in de rubriek
Muziekbeoordeelingen" gewagen van de groote gaven
des heeren Sehlegel en van den diepen indruk
dien ik van zijne compositiën ontving.
Het was een schoone daad van enkele
Haarlemsche heeren zich tot een cona-nissie
te vereenigen en een concert te organiseeren,
waarop de werken van Sealegel in ruimer
kring konden worden bekend gemaakt. Het
is meer dan tijd dat het muzikale Nederland
eenigermate goed maakt wat het den thans
6(5 jarigen kunstenaar lang reeds heeft ont
houden.
Met Deutsche Liebeslieder, ein Cyklus
für Gasang und Klavier", opus 20, werd
de avond geopend.
Dezecyclus bestaat uit drie klavierstukken en
twaalf liederen op teksten vanHeine, Meissner,
Euckert, Lsnau, Osterwald, Sturm en
Immermann. Zooals men ziet, allen vertegenwoor
digers der Romantiek in de dichtkunst.
De muziek die Schlegel hierby componeerde,
is geheel zich aansluitende by de gedichten.
Men zou van Schlegel kunnen zeggen dat
hy de draad heeft opgevat die, by Schumann's
dood aan diens handen ontglipte. Schlegel
is echter muzikaal moderner dan Schumann.
Hy is niet by dien grooten romantiker bly Ten
staan, maar heeft zijn voordeel gedaan met
den FortschriU"in de muzikale uitdrukkings
wijze van de latere jaren.
De klaviersatz van Schlegel is vol en rijk,
men bespeurt er de hand uit van den
voortreffelyken pianist. De drie klaviernummers
van den cyklus zijn dan ook dankbare stukken,
die ook buiten het verband van het geheel,
succesvolle voordrachtsstukken zullen zyn.
Doch ook in de begeleidingen der liederen
wordt men voordurend getrofien door de
schoone intentiën, die aan de piano-party zijn
toebedeeld.
Onder de twaalf liederen is er geen enkel
dat niet door interessante harmoniek en rijke
melodiek boeit; enkelen verheffen zich tot
inderdaad groote hoogte. Weil auf mi r, du
dunkles Auge, Mir ist, nun ich dich habe
en Steh' balde stille", kan ik mij niet mooier
weergegeven denken. Overigens heb ik vroeger
reeds in dit blad over den cyklus geschreven.
Voor de uitvoering maakten zich ver
dienstelijk mevrouw Anna Stronck-Kappel
en mevrouw A. van Asbeck-Kluyt, aan wie
dit opus is opgedragen.
Mevrouw Stronck-Kappel gaf met heerlijke,
bezittingen achter de veilige wallen van
Wihem's slot te Cassel te brengen, welken
dienst de bankier-jood tien jaren later rnet
interest vergelden kon. Het loont de moeite
dit voorval te vermelden, daar het de eerste
steen was tot het fortuin van'thuisRothsehild.
Bombardementen van steden worden ge
woonlijk niet tot de blijde gebeurtenissen in
de geschiedenis gerekeni; doch Kleber's
bombardement van Frankfort :n 17% had
eenige heilzame gevolgen. De gebeele oude
Jodenbuurt mei haar ellendige krotten werd
neergesc hoteu, en de bewoners moesten
hun schamel taeï't tusschen de steenhoopen
opdylven en om onderkomen smeeken bij
hun christelijke broederen. DO broederen"
voelden in den beginne niat vee! lust om
als barmhartige Samaritanen op te treden en
vooral het Calvinistisch Kerkbestuur scheen
veel zin te hebben cie ontrouwen uaar hun
Ghetto terug ie drijven, zelfs al waren zij
aan het gevaar blootgesteld om ie komsu
tusscbeu de vlammen. Cïslukkig lelden de
joden in dezen tijd i;eniga machtisw en aan
hen verplichte vrienden onder de vroede
vaderen der stad, door wier goedkeuring hun
werd toegestaan de j oden-gevangenis mat de
kettingen te verlaten en onder zekere restric
ties huizen, gebouwd voor Christenen, te
koopen en te huren. Daar deze toestemming
juist na het Framche bombardement kwam,
werd er, tot het groote voordeel der onder
nemende Israëlieten, vrij ruim gebruik van
gemaakt. Van nu af schommelde het Koode
Schild op n rij met de uithangborden van
de toon-aangevende geldwisselaars der stad,
en de landgraaf benoemde Meijer Anselm tot
reine stem en een voordracht die tot in de
diepste intentiën van ieder lied wist door
te dringen, het twaalftal liederen weer.
Waarlijk, iemand die zóó weet te zingen,
moet tot de allerbesten gerekend worden.
Waarom hoort men mevrouw Stronck zoo
weinig op de abbonnementsconcerten in het
Concertgebouw ?
Ook mevrouw van Asbeck bekoorde zeer
door haar gevoeligen aanslag en elastische
rhythmiek. In het tweede deel droeg zy ook
nog zeer schoon voor Mondscheingange uit
op. 15; minder gelukkig was zy in Nach
hohem Ziel".
Behalve deze stukjes trokken in het
tweede deel nog bijzonder mijn aandacht
drie sopraanliederen, door mevrouw Stronck
gezongen, met Willem Andriessen aan de
piano en een manuscript vioolsonate, een
werk vol edele gedachten door Chr. Timmner
en Willem Andriessen met veel uitdrukking
gespeeld.
En toen kwamen kransen en bloemen en
speeches van het feestcomité, van de
Bachvereeniging, van Toonkunst, enz. enz. en
ook van den jubilaris een wooid van dank.
Indien het waar i?, zeide hy o.a., dat spreek
woorden een volk karakteriseeren dan maakt
het Hollandsche spreekwoord waar het
hart van vol ie, loopt de mond van over"
een uitzondering. Bij my is het hart vol
van dank voor allen die mij dezen avond
zoo onvergetelijk gemaakt hebben; maar
toch kunnen ter nauwernood mij de woorden
over de lippen komen om my'n dank uit te
spreken.
Ten slotte voerde een keur van Haar
lemsche dames een paar vrouwekoren uit
met den componist aan den vleugel en daar
mede was de zoo welverdiende huldiging
van Schlegel afgeloopen.
Moge dan deze avond tot resultaat hebben,
dat men in zyn vaderland den componist
de belangstelling niet onthoudt, die hem in
het buitenland reeds lang ten deel valt.
ANT. AVKEKAMP.
Onr scWip aan mm.
T. Eeu schenking is te prijzen zoodra zij
werkelijk verrijkt. Het is dan ten eenen male
overbodig om na te gaan welke persoonlijke
eerzucht of ijdelheid er 'mee moge samen
gaan; want zoolang deze eerzucht of ijdelheid
niet op hinderlij&e wyze verbonden wordt
aan de schenking zelve, verdwijnt ze met de
persoon. De verrijking blijft; en is met meer
dan gewone woorden te loven. Vooral hier
in Holland, waar de bereidwilligheid tot
zulke gaven zeer gering is, en waar tevens
zelden fjrtuinen gevonden worden groot
genoeg om iets waardevol» te kunnen geven.
II. De schenking moet verrijken. Bezit een
museum een aantal werken van een bepaalden
schilder, of liever bezitten de musea een
getal werken van een meester, en wordt dan
een aantal op nieuw geschonken dat, wat de
overige in grootere mate bezitten, iu schameler
manier slechts karakteriseert, dan hoorde
de gewilligheid in het aanvaarden van zulke
makingen niet al te groot te zijn het ge
vaar dat zou ontstaan is overvulling met
minderwaardig soort, en gebrek aan plaats
voor beter. Ge zoudt kunnen zeggen: ge
plaatst ze en depot, maar dit kan alleen zoo
de schenking niet op bindende voorwaarden
geschonken is.
III. De bindende voorwaarden bij een
geschenk zyn dikwijls een last, vooral by
schilderyen. Prenten kunnen gemakkelijk
geborgen worden in zeer groot en getale, en een
ets is een zoo varieerend iets dat deze gaarne
veel keer bezeten wordt. Maar by schilderijen
is een voorwaarde dikwijls een last. Het
geschenk moest daar zoo vrij mogelijk gege
ven worden. Het eenige wat bedongen mocht
worden is dat de naam van den gever
't zy in den katalogus, 't zy op de omlijsting
vermeld wierd. Meer niet. Het verplichten
de geschonken voorwerpen in een particulier
gebouw te expoaeeren is soms oorzaak dat
belangrijk werk zeer slecht te zien is. Door
deze beperking wordt de waarde verminderd
der gave. Een schildery dat niet te zien is,
is niets. Een beeldhouwwerk dat in de open
lucht aan al zijn zyden die lucht zou sieren,
staat dan soms in een nis, en wat rond ge
dacht wierd, wordt tot iets half rondsoftot
iets vlaks gemaakt. Zulke verplichtingen zijn
tegen het kunstwerk gericht, en moesten
nooit bij schenkingen gemaakt worden.
IV. Soms wordt een keuze uit een opge
geven hoeveelheid schilderyen vermaakt aan
een openbaar museum. Dit dunkt my een
van de lastigste gevallen. Allerlei
moeielijkheden doen zich voor; of kunnen zich voor
doen. Er ontstaat geen enkel bezwaar zoolang
de directeur een gevoelige voor schoonheid
is, en voor haar mild evenwicht. Hij zal spe
lenderwijze de minder volmaakte werken be
grijpen; en er is geen gevaar in zijn keuze.
zijn hof agent" dat is, tot zyn bankier
voor buitenlandsche transacties. Deze benoe
ming was rechtstreeks aanleiding tot het
belangrijk voorval, dat de familie Rothachild
het van uit een nederige positie tot n van den
allereersten rang bracht. In 1SUÖwerd land
graaf Willem van zijn goad verdreven door
keizer Xapoleon, die dit gebied annexeerde
van zijn broeder Jerome, welke hij juist tot
koning van Westphalen gekroond had. In zijn
groote haast ontbrak het den armen land
graaf aan tijd zijn geld mee te nemen en hij
liet het achter in handen van zijn hof-agent,
Meyer Auselm, denkend dat het in ieder
geval d;iilr veiliger zou zijn dan in de u-jour
gewerkte geldzakken van deu nieuwen
Westphaaischen Majesteit. Hat bedrag beliep onge
veer ixOUUj'i'io gulden, ailes in goede munt
van liet koninkrijk, niet .vermengd met min
derwaard:,; papier of waardelooze biljetten.
lioe dit geld te beheeren en het tnsscheu
z;jn vingers ie doen toenemen door interest
van inleresL te lnveeken, v,as een kunet die
Meyer Anselm bij uitnemendheid verstond.
in de harde oorlogstijden was geld van twaalf
| tof, twintig jiercBiit, met en benevens goed
i onderpand waard, en vele waren de panden,
d! t beloeüd u en winkel vau het Koode Schild
binnenkwamen, om nooit meer ingelost
ta worden. Aldus verviervoudigde Meyer
Anselm thans Herr Meyer Anselm
Kothschiid genoemd) in ongeveer ij jaar tijds zijn
kapitaal, en toen hij op den 13en September
1*12 stierf, hield men het er voor dat hij
een twaalf millioen gulden waard was; veor
die dagen een ongehoord vermogen.
Kort na dit voorval volgde de slag van
Leipzig; de vrede werd in Duitschland her
steld en de landgraaf van Hesse keerde naar
zijn landgoed terug. Zijne Doorluchtige
HoogMaar hoe dikwijls wordt een leider om zyn
begrip van de schoonheid in de eerste plaat s
gekozen ? Hoe veel meer keer kiest men een
compileerende geest die ijver telt als zijn
eerste qualiteit, en als zijntweede een
registreerend geheugen ? Er ontstaan dan gevaren
door zjjn kiezen van werken. Het is
een waarheid dat zoo iemand niet aan het
hoofd moest staan of alleen de leiding moest
hebben maar het komt voor. Stel dat het
eens voorkomt zulke dingen mag men toch,
al ware het alleen om het theoretische nnt,
zich voorstellen. De directeur moet en mag
dan kiezen. Hy is in dat geval in de m oog
lij k heid onherstelbare ongelukken te begaan
zoo hij zich niet de hulp van een aestheticus
verzekere. Hij kan met een verstrooid oog
schilderyen om de data kiezen, en niet om.
het daiumlooze. Ook door dit geval dunkt me
opnieuw bewezen dat er iets foutiefs is in
het Muaeumbeheer, waar alleen de
registreerende gekozen wordt. Ik herbaal dat door
dit geval opnieuw de waarde van de aesthe
ticus duidelyk wordt. Een commissie van
aesthetici die van advies diene en stemme is
noodzakelijk. Deze commissie zou voor alle
aankoopen van belang te raadplegen zijn, en
moeten bestaan uit kritici, en schilders, ver
sterkt met beeldhouwers,voor beeldhouwkunst.
Ik noem de kritici in de eerste plaats omdat
het te verwachten is dat ze eerder eklektisch
zullen zijn dan de overige kunstenaars, die
door eigen productie, gaarne eenzijdig worden.
Deze commissie, een in tweeërlei zin gehono
reerde, ware door den Staat te benoemen en
kon van groot nnt zyn in de gevallen van
keuze waarover hier gesproken wordt. De
directeur van het Museum hadde dan slechts
een stem als de anderen nieti meer. Set
dienen der schoonheid wierd dan verzekerd,
beter dan nu. Want het theoretisch gestelde ge
val, waaruit dezeconclusiën voortvloeien, komt
in de werkly sheid voor. De collecties wijzen het
uit. Zoo'n commissie zou teveni het recht
van aanbeveling dwingende moeten kunnen
uitoefenen; misschien gebeurde het dan dat
dat de belangrijke modernen vroeger verte
genwoordigd werden in de prenten-collectie
b.v. en dat de staat een ruim voordeel ge
daan wierd, door dat niet, nadat de roem
verworven was, gekocht werd, maar dat zoo
dia de waarde door deze gevoeligen en
beweeglijken gevoeld werd, de aankoopen zou
den geschieden.
Of meent ge niet dat nu laat soms aan
geschaft wordt en soms te laat pogingen
gedaan worden, om iets te behouden dat
zoo goed als niet meer te koop is.
V. Ik herhaal om detealgemeene beschou
wingen te eindigen, dat het een goede daad
van staatsbeleid mag heeten het sahenken
aan te wakkeren en daartoe op te wekken.
Een bord der namen, is een lof die gaarne
den gevers van groote collecties te brengen
is. Ik meen opnieuw dat er niet gezocht
moet worden of het soms gedeeltelijk ijdel
heid is die tot het schenken bracht. Wat
ijdelheid dan heet, brengt velen baat. Het kan
soms misschien, en met meer recht, trots of
liefde genoemd worden. En het is soms een
wensch van me dat er in Holland velerlei
en veel dezer ijdelheden waar die ons met
schoons verrijkte. Het gebaar zou dan tijdens
het leven van den groot doenden schenker
misschien hinderen maar hoe kort zou
deze kleine ergernis zijn, tegeno ?er het ruime
nut voor de schoonheid-gevoeligen, die altijd
er zijn. De teedre blamage van zulke ijdel
heid in -de kringen der weleneen, en de
besliste ironie tegenover den
dandineerenden schenker -of bruikleener (ik ken er zulke
die niet meer verdienen) zouden die Pauwen
op de hun toekomende plaats honden, en
het niet dupe zijn constateeren. Den overigen
zou onverdeelde eer geworden. De trots die
dreef, of de liefde, zouden natuurlijker wijze
het respect ontvangen dat han toekwam
zouder dat er door de schenkers naar getaald
werd. En wat ze schonken zou zijn actie
kunnen uitoefenen op de meest volledige
wijze. Het kwaad van het zoo eigenaardig
bezit van voorwerpen van geestelijk genot
(een oneindigheid in weinig stofs gevangen)
zou eenvoudig verholpen worden, al tijdens
het leven, of na den dood.
De collectie Drucker. Ik mocht beginnen
met de bespreking van het gebouw waarin
deze verzameling onder dak gebracht wierd.
De verdeeling is in kleine ruimten, wat my'ns
inziens een voordeel is. Het oog en de geest
voelt rust by het gaan van het eene vertrek
naar het andere. De begeerte tot het bezit
van de schoonheid lie zoo afmattend is in
de groote galerijen, welker grootte soms het
gevolg heeft dat men onwiüekeuiig alty'd
naar dezelfde schilderijen zich keert, is ver
meden een natuurlijk gevolg van het
kleine gebouw. De ruimten hebben iets van
kamers en die van de hoogste verdieping
zijn als kamers, maar ze zyn tevens van beter
licht vol. Het dunkt mij dat hiermee gepre
zen is, wat te prijzen is. Meer is er niet. Het
heid had niet vele dagen binnen de poorten
der hoofdstad vertoefd, toen de oudste zoon
van Meyer Anselm zich bij hem liet aanmel
den, om hem de 3 millioen gulden terug te
betalen, die zijn vader onder zijne berusting
gehad had. Landgraaf Willem was buiten zich
zelf van vreugde bij het zien van al dat geld.
Het schijnt dat hy nooit verwacht had 't
terug te krijgen en het dus geheel als een
meevallertje beschouwde. In zijn vervoering
verhief hij den jongen Kothschild op slag in
den adelstand. Zoo'n rechtschapenheid," riep
zijne Koninklijkheid uit, heeft de wereld nog
nooit gekend!" Op het Congres te Weenen,
waarheen de Landgraaf zich kort daarop
bepaf, sprak hij over niets dan de eerlijkheid
en edelmoedigheid van de fimilie Meijer
Anselm, waardoor bij alle gekroonde hoof
den van Europa er naar deed verlangen zijn
voorbeeld te volgen en hun vermogen aau
de bankiers van het Rooi Schild toe te ver
trouwen. En de edelmoedige joden van Frank
fort waren volkomen geneigd de zorg voor
al dat biar-geld op zich te nemen, tegen
dezelfde voorwaarden ais die welke bij den
landgraaf gegolden hadden dat ia te zeg
gen : zonder vergoeding v. interest.
Meyer Anselm RothschilJ liet tien tin
deren, vijf zoons en vijf dochters achter. De
zoons waren:
1.
2
3.'
4.
5.
Auselm, geboren 12 Juni 1773.
Salomon,
Nathan,
Charles,
Jacob,
'J Sept. 1774.
10 1777.
, 14 Aprii 178S.
15 Mei 1792.
Overeenkomstig den wensch huns vaders,
dien de 5 zonen bij het sterfbed plechtig
gezworen hadden te zullen nakomen,
vereenigden zy zich tot een firma en vestigden
tege