De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 23 januari pagina 5

23 januari 1910 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1700 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. SPAARZAME HUISVROUWEN MAGGI's Aroma verbetert oogeiiblikkelijk den smaak van zwakke soepen, bouillon, groenten, sausen enz. steeds MAGBI's Bouillon Blokjes. Deze dienen TOOT de bereiding van eenen kop bouillon. MAGGI's Soepen in Tabletten geven ia korten tijd, slechts met water ge kookt, aangenaam smakende en voedzame soepen. IIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIM IIIIIIIIIHIIIIHIHHIIIIHIIIIIimlHIIIIi llfimilMIIHIIIIMMIIIimiltllllllllllllllllllllMI iiimitiMiiuii HET BESTÜUK DER NEDBRL. VROUWENBOND IN 1884. Ofdenkboek. Vijf en twintig jaren arbeids van den Nederlandechen Vrouwenbond tot verhoogiug van het Zedelijk Bewust zijn. 1884?1910. Bewerkt door donairière BBELABRTS VAN BLOKLAND en jonkvrouwe A. VAN HOOENDORP. Groningen, G Römelingh & Co. Een treffend bewijs van den krachtigen bloei van ons hedendaagech feminisme is xeker wel de ry'ke. dagelijks toenemende litteratuur op dit gebied. Eene merkwaardige iiiiiiiiiiMifiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiliimmiiiiiiiiiiiiiiiiiHMi UIT DE NATUUR. CCCLVIII. Half Januari. Das het hartje van den winter; van morgen kort na zonsopgang ben ik naar buiten gewan deld en het werd my vreemd te moede. Er heerschte een onge wone hinderlijke tegenstrijdigheid tusecben tijd en weer. Op het open veld nocd nog al wind, z u d-wee ter, en de hemel was een waar hooggebergte, witte en gnuwe sneeuwmassb'a, steil of bol met blanwe grillige bergmeertn er tnstchen; een prachtig, snel «isselend schouw spel. Telkens, een kwartier lang, hadden we zonneschijn en open hernel, dan een motre Centje, verder een uur wolkerjjacht, maar droog. Of eigen lijk toch niet droog; ofschoon ik niet het fijnste gecondenseerde dropje op myn jasmouw ontdekken kon, veroeeldde ik me toch dat het regende. En individueel was dit niet, geen persoonlijk gevoel door toevallige abnorme lichaamsgesteldheid. Ook myn met gezel maakte de opmerking, dat er vocht viel, warm vocht nog wel. Het had allen schijn, of er ergens aan on je rechterzij, den westkant, en niet ver af, warm water stond te dampen en de wind ons de lauwe wolken toewoei. De Golfatrooml" zei hu, in Noord-Amerika hebben ze vandaag sneeuw en vorst van de Rockies tot de Atlantic." Mijn vriend zei het lachend, geloofde het zelf niet. De warme Golfstroom loopt niet zoo dicht langs den Mniderwegen je kunt er ook geen eieren in koken. Maar waar van daan dan die lauwe, zwoele, vochtige dampgolven, die stellig een uur lang met vlagen en korte tusscbenpoozen uit het westen kwamen aanwaaien? Ik durf er niet naar gissen; en ik .kan mij ook niet herinneren, zoo iets meer beleefd te hebben. Dat er iets bnitengewoons gebeurt in dezen plaats daarin beslaat het werk, dat ik hierboven noemde. Het geeft, keurig uit gevoerd, en met heldere letter gedrukt, versierd met de portretten der voornaamste arbeidsters nit het eerste 25-jarig tijdperk van den Neierlandechen Vrou venbond ter Verhooging van bet Zedelijk Bewustzijn, een beeld van wat bet werken en streven der vrouw in dienst van een algemeen volksbe lang kan zyn. De inhoud van dit Gedenkboek teekent ons het ontstaan van den Bond, die op een terrein reeds voorbereid door den arbeid van kleine, sooradisch opgetreden vrouvtenvereenigingen tot hulp en stean van winter met zyn onmogelijk lage barometerstanden en zyn zomer-temperatuur op een wintermorgen, staat buiten twijfel, maar wat? Misschien vertellen ons de metorto'ogen er la'er wel wat van. De gevolgen evenwel zyn aan planten en dieren nu al duidelyk merkoaar, alles raakt Speenkruid, naar de natuur geteekend op 15 Januari 1896. (Uit: De Levende Natuur.) van streek. Nog vlak by de stad, op de Ooeterbegraafplaats waren een paar roeken aan het takken sleepen. Hun aanwezigheid in Januari is niets bizondera: onze roeken komen gewoonlijk in het hartje van den winter een paar maal van Zuid Engeland over, om te ky ken of de nest boomen er no < wel staan ; dan Wy'ven ;e een paar uur ineengedoken zitten op het oude, verwaaide, beijielde of besneeuwde nest; stom komen ze en stil gaan ze weer heen. Nu echter daalde uit de toppen van de iepen het lente-geluid neer, de diepe klankvolle kraaien bas; bet was om zelf in de war te raken. Het park doet mee met *yn bloeiende haze laars, de hoogstammige elzen al ui'gebloeid, de lange afgevallen katjes bedekken den grond, de kornoelje s'aat al met gele bloemen, kamperfoelie en ribes met lang uitgeschoven groene en roode knoppen. Verder op, buiten de stad liggen de weilan den in de lage zon als groen fluweel en dekens, gevallenen of van haar die dreigden te val len en door Ottbo Heldring's getuigenis tegen alle gewettigd onrecht, tot leven werd ge wekt door Josepbine Butler's wekstem by gelegenheid van het optreden van ueze in 1883 op het Congres der Aboliiionistische Federatie in den Haag. Moeilijk wa»de weg, dien de Bond in de eerste jaren sedert zjjne oprichting had te gaan. De egenwerkinp, die hy ondervond by den algemeenen weer zin om op een arbeidsveld as dit vrou wen de hand aan het werk te zien slaan, kan thans moeilijk meer worden gecchat; maar belangrijk ia het, dit in het voor ons liggend Gedenkboek nog eens na te paan en ons in te denken met hoeveel inspanning een ouder geslacht heeft moeten arbeiden om ons jongeren te verzekeren voorrechten, die wy onbewust, bynaoidatkbaar genieten. En de voordeelen van den arbeid van den Bond zyn groot geweest ook voor vrouwen, die in bevoorrechte omstandigheden verkeeren. De openbare weg is veiliger gewor den; niet enkel overdag, maar ook bij avond. Het was waarlijk niet zonder reden, dat onze grootmoeders en oud-tantes het alleen reizen van vrouwen en meisjes, het v erkeer en van vrouwen in tal van openbare plaatsen van samenkomst meenden te moeten afkeuren. Het vrijer optreden der moderne vronw is mede voor een deel mogelijk ge worden, omdat het streven van den Bond, zijn leidend beginsel: nheid van zedewet voor man en vrouw, ingang heeft gevonden, reeds daadwerkelijk bet zedelijk bewustzyn van ona volk heeft verhoogd. Van dit leidend beginsel, van het getuigenis daarvoor afgelegd in woord en geschrift, van de pogingen om het kwaad te voorkomen eer het zyne onher stelbare verwoestingen heeft aangericht, ge tuigen de verschillende hoofdstukken van het Gedenkboek, die de opeen volger de phaeen nit de geschiedenis van den Bond, desiappen door dezen by Regeering en overheden gedaan, nog eens voor oogen voeren. Maar het fraaiste hoofdstuk blijft mijns in/.iens het hoofdstuk, waarin wy worden geplaatst voor de taak, die nog voor ons ligt. L)ie taak is zwaar en omvangrijk, hoeveel ook reeds werd bereikt. Zeker, wy mogen met trots bedenken, dat onze Regeering het eerst, reeds in 1887, naar aanleiding ?an een door den Vrouwenbond georganiseerd verzoekschrift van Nederlandsche vrouwen tegen den handel in vrouwen en meisjes het initiatief heeft genomen tot het sluiten van tractaten met andere mogend heden ter bestrijding van dien schandelijken handel, welke tractaten het nitgangspnnt zyn geweest van de Conventie te Parys in 1902, waar eene krachtige internationale samenwerking der verschillende mogendheden tegen dit euvel is in pang gebracht. Maar eene Rijkswet tot strafbaarstelling van het houden van slechte buizen hebben wy nog altyd niet. Nog alty'd is deze zaak afhankelijk van de willekeur van gemeenteraden, hier en daar zelfs, zooals wy in het Gedenkboek geboekstaafd vindan, van de persoonlijke opvatting van den burgemeester l Maar wanneer die nog alty'd vruchteloos ver beide wet door den Bond zal zyn verkregen, dan zal de verdere ontwikkeling van ons volks leven nieuwe proMeemen naar voren schuiven, wit gestreept door de volle slooten; een enkele ondernemende boer heeft zyn vee al buiten gestuurd. Nergens op het veld merkt ge dat dofgryze winterkleurtje van het gras, dat eerst bevroor, dan ontdooide; het land ziet er uit als in April. Van de boomen langs den weg by Diemen zwellen knoppen en overal zitten er donkere zwarte propjestuaschen het netwerk van de twijgen, spreeuwen zyn het, die bun voorjaarsliedje zingen, 't Is te zacht, om het op een afstand te -loorec; maar als ge onder den boom luistert.verstaat ge elke letter greep van het leuke babbeltje, dat afgewis seld wordt door piepjes en losse noten ; ge ziet het bekje open en dichtslaan,de hangende vleugeltjes klappen van opwinding. Bezyden den M uiderweg weet ik een eenzaam mooi plekje, er stond vroeger een boerderij; eiken Febraari bloeien er sneeuwklokjes, later een enkele crocus en veel Maarteche viool tjes. Zouden die ook verlokt zijn en al voor den dag komen. Planten zijn in dit opzicht, als regel althans, standvastiger dan de vogels. Al van verre valt het hoog opgeschoten lof van de wil Je k er. el ona in het oog; het zijn bossen van frisch groen, fijner nog dan wortelloof. Ze bedekken 'a zomers de heele pies en eerst tegen den herfst maken ze plaats voor andere Echermbloemen,hooge k r uifkr uiden en disieh; maar in het vroege voorjaar lijkt deze wilde kervel een heeïbescheiden plan'je, dat wel groene dotjes stipt op de zwarte pas ontdooide aarde, maar veel ruimte gunt aan de eerste lenteliefjes. Van die beschei denheid is dezen keer niets te bespeuren; wijd uit spreiden zich stengel en blad, en, wisten we juiste standplaats van onze sneeuwklokjes niet, wij hadden er niet een van gevonden. Nu zagen wede groene piekjes met het karakteristieke witte toppunije in het ktrvelloof wegschuilen. Waar dat groen nog bovendien beschermde tegen wind en weer, stond het sneeuwklokje ai op bloeien, het witte vlokje schemerde door het geboortevliesje heen. Nog een paar dagen zulk weer en we kunnen noteeren: de sneeuwklokjes bloeiden in 1910 al half Januari. Ook van een crocus keek al wat groen boven de aarde uit, maar veel verder heen waren de riekende M»arteche viooltjes; ook die bloeien als het zoo doorgaat al in Januari. Dat zyn al-bloeiers, er zyn ook nogbloeierp. Voor een boerderij staan donkere rozen; dicht sluitfn de bloembladeren ineen, het is een dik gezwollen roienknop, helder van kleur; er naast staat een muurbloem in vollen bloei. De oude man, die buiten komt als by ons ziet stil honden voor zyn tuintje, zegt, dat hy dit nog maar eens in zyn leven meer gezien heeft, een veertig jaar geleden, een in de eerate plaats zeker wel de verantwoor delijkheid der vrouïr, der moeder vooral, ten opzichte van den geest, die spreekt uit de wetgeving; en daartoe is, gegeven bet mecanisme onzer moderne samenleving het kies recht ook voor de vrouw een onmisbaar werktuig. Het goed recht der vronw om mede te arbeiden aan di behartiging van sociale be langen, die immers met de ethische ten nauwste verband houden, is in beginsel thans wel a'gemeen erkend. Zooveel heeft bet feminisme ook ten onzent wel alreeds bereikt. Haar het is allerminst waar, dat een rechtmatig aandeel aan den socialen arbeid onzer dagen der vrouw reeds zoude zyn verzekerd, dat zy bet reedt zoude hebben aangegrepen ia evenmin een feit. Hoe beperkt u no* altijd het aandeel der vrouw aan de opvoeding onzer weezen, aan het trezicht ophet onderwya onzer kinderen, aan de arbeidsinspectie, aan het woning-toezicht, aan de wettelijke regeling der volks hygiëne: boe ontbreekt er nog veel aan eene juiste toepassing ten onzent van het begrip cc-educatie: hoe ont breekt alle aandeel der vrouw aan het politiewezen, aan de rechtsspraak, aan de vol ke ver tegen wo rdiging, aan de wetgevende macht. Een helder licht op dit bedenkelijk tekort werpe het paa verschenen werk van mej. A. Polak : Het aandeel der vrouw m het Maat schappelijk Werk ttn onzent, welks samenvat tingen en s'ellingen veel te denken geven. JOHANNA W. A. NABBR. De Et ii o el. De bengel beeft verwarde haren, een gezicht kleverig van gesnoept Fuikergoed, waarnaast twee ooren als die van een toeppot overeind staan. De bengel heeft vuile handen, een ontoonbare neus en kousen met gaten. Men ziet hem altijd in zijn morsechort, dat op zijn buik vaitgegord zit door middel van een leeren ceintuur. Zy'n pet bevindt zich in een boom of in de sloot, maar nooit op zijn hoofd. De bengel g«.at soms naar school, bij sleept dan een paar boeken in een riempje achter zich aan, en komt binnen als het eerste leeuur al voorbij is. De bengel -/et strikken voor vogel?. Hij maakt niet zijn vieze vingers lange neuzen tegen oude heeren, die hy°ook achternaloopt om den tong tegen ze uit te steken. De bengel bindt pannen vast aan den staart van een poes, hu verstopt den bezem van de schoonmaakster, gpuit vanuit een venster inkt op de hoofden der voorbij gangers. Hij spuwt in zy'n eten en trekt den hond bij zijn ooren. De bengel heeft geen vriendjes van zijn leeftijd; men weet nooit waar hij vandaan komt; hoe meer men hem «ascht, hoe vuiler hu is en hij voorziet zijn beele familie van vlooien. (Uit het franich van I'aul Leclercq). imlIlltmillllHIIIIHIIIIIIIIIHIMIIIIIIIIIMMIIIIIIUIMIMIIIIIIIlmlIIIIIIIIIIII goudgele muurbloem bloeiend op 16 Januari. Hij wijst ons ook zijn primnla's, die al een handhoog boven den grond en op bloeien staan. Ook langs den waterkant en op de weg bermen ia de invloed van dezen onnatuurlijken winter merkbaar. De gewone dourbloeiers: madelietje, kruiskruid en vogelmuar zijn present; dat spreekt; die laten zich in Januari ook kijken, al heeft bet tot en met Kerstmis gevroren dat het kraakte; maar dan zijn het net kruipertjes : ze houden hun bloemen in plaats van ze op stelen te zetten, heel laag by' den grond en trachten ze onder bun eigen groen te verbergen. Dezem winter doen ze net of het zomer is, het madelitfje ia hoog opgeschoten en wintersch b eet is het heelemaal niet; het laat wat roocis zien aan de uiteinden van de witte stra e?. Ook het kleine kruiskrnid en de muur staan op hun zomers; deze voorbarige plantjes krijgen de:em keer gezelschap van de doove netels; de roode doet het meer, maar de witte is in den regel wat kleumscb; nu bloeit ook hij. En wat ik niet zou willen gelooven, als ik het niet zelf met eigen oogen had gesien, hij krijgt beioek. Wel niet van zijn besten vriend den ruigen aardho nmel, maar van een paar groote harige vliegen, cie wel wat op bommels lijken. Behalve witte doove netels bloeien er ook al eenige boterbloe men ; de Hondsdraf en het Speenkruid vertoonen al een enkelen knop, maar wat ons het meeste trof was het gezicht op een bloeiende dotterbloem, dicht by Naarden. De bloem van Hemel raartsdag open op 15 Januari l Dat was het toppunt van tijdsverwarring. Wel was de bloem niet zoo mooi goudgeel, meer groenachtig en niet zoo wijd open als ge woonlijk, maar bloem was bet, daar viel niet aan te twijfelen. De volle, mooi groene plant daar aan den zonnekant van de diepe greppel tusschentwee wilgenryen boeit ona zoo, dat wij er eens by gaan zitten. De wind heeft de lucht weer even choon geveegd en de zon straalt op ons neer met zomersene kracht; stond de vuurbal niet zoo laag aan den hemel (het was al half elf geworden) we hadden geen enkel middel gehad om den jaartijd te be palen, en zouden, op de nat uur leekenen afgaande, einde Maart hebben opgegeven; want ook de wilgen toonden al lange knoppen en hier en daar brak het lente-zilver al door de dikke katjes heen. Als souvenir aan dezen zeldzamen midwinterdag, zooals ik er mij sedert 1896 geen herinner, wilde ik de dotterbloem van zy'n stengel plukken en tot mijn verbazing zie ik dat de plant al vruchten beeft ook. Boven een toppunt gaat nu eenmaal niets; maar vrucht komt na bloem, dat is ook absoluut. Twee déctpties op anütiek gebied. Flinder lijdt aan cauchemarg. Waarom ia Gornma Bellincioni niet opge treden in Battei fly ? Wae de Frantche collega in den Haag bevreesd voor eene vernietigende concurrentie van de Italiaansche vlinder? Begrypeiyk is zeker deze Trees*, maar het pleit Liet voor eene artistieke opvattin g van t et me ier. DJOF ie pr fiteeren van een illuster voor beeld, ksn eene artUte baar gaven verder ontwikkelen. Jammer dat de directie der Franeche Opera dese gelegenheid om Madlle Diater van Gemma's geniale vertolking ie doen profitterer, heeft laten voorbijgaan. Misschien ia er ern andere reden voor deze willekeurige teleurstelling, het publiek aacgedaar. Chi lo sa? Kon Vlinder maar uitvliegen en van de Frangche collega de ware reden hooren. Al licht zou de Haaggcbe Butteifly", die van de Groene/ in vertrouwen nemen; deze is toch geen i i val e, die Madlle Dieter zon kan nen benadeelen. En Madlle Uolley? Caprice de femme of force mtgeure? De heldin van het drama is weg. Door alleen te luisteren naar Chanteclairs solo, kan er moeilijk een objectief oor deel worden gevormd. Gelukkig komt Madlle Dolley terug en zullen de aangekond'gde voorspellingen nu toch doorgaan, zood't het publiek zichzelf zal kunnen overtuigen oi de vleiende briefjes van galante auteurs en andere reclame-artikelen in het sierlijke, o'eral versp-eide boekje waarheid bevatten. Nous vern 113. *** Zateidag nacht had Vlinder zware droomen na lezing van Allerlei" in de Groene. Eerst verscheen de actrice Marthe Régnier die met fransehe volubiliteit mij verweet haar echtgenoot, den bekenden acteur Tarride Fanise" te hebben genoemd. Onmid dellijk na baar verrees Marie Antoinette en vroeg mij met een sarkastischen glimlach of i t eoms met flcium" haar historisch ge worden fichu bedoelde. Nauwelijks verdween dit vorstelijk visioen of langj mijn kamer slingerden zich wingerd, klimop en allerlei kleurige bloemen die met fijne stemmetjes riepen: Wij slingeren ona in ranken, maar hoe kan stug, styf bont dat nu doen? Dat legt men in randen langs mant Is en japonnen. Weg waren opeens bladeren en bloemen om plaats te maken voor een open blik aspergepnnten. Deze verweten my. Wij zijn al gaar en willen geen bad in heet water dan worden wy moes." Er naast rammel den in een kopja gedroogde groene flagecl«ts, die reclameerden: Waarom moeten w rauw büde andere groenten worden gevoegd? Wij willen ook zacht worden en goed smaken. Kook ons in warm water en niet de gare asperges." Vlinder werd met schrik wakker en zwoer een duren eed de volgende drukproef zelve te corrigeeren. Een oogenblik van inspanning is voor een zieke vlinder minder schadelijk dan zulk een cauchemar met be rouw er na. VLINDEE, Wat nu? Het wonder van de dotterbloem, open in Januari wtrl minder wonderlijk: de plant bloeide niet al, maar nóg; het was een doorbloeier geworden, doordat er geen najaarsvorsten zijn gekomen, die den stoeren wilden gast konden knakken. Zoo iet g geeft te denk en l Wat zou onze flora en fauna in korten tyd een ander aan zien krijgen en geheel van karakter veran deren als onze wintertemperatunr voor goud of lang achtereen een paar graden stee*. De winters behoefden nog niet eens roo zacht te zijn als deze van 1910 tot nu toe ie, om van vele planten den aard geheel te wijzigen; en evenals in Zuid-Engeland en Zuid-Frankiijk zouden we in December en in Febraari onder bloeiende heesters kunnen wandelen. Verlangend om te weten hoe het onder loofhout zon zijn, s'apten wij het boich van Bredius in. Daar was het lauw warm, eeni^szins duf zelfs, bij gebrek aan den reinigenden wind. De boomen wel kaal, maar vol vroolijke vogelgeluidjes; een koolmees zong er een onge woon minneliedje op een lage aparre'ak, een boomklever gleed een gladden beukeostain af, bleef halverwege zitten en liet zijn helder tingelenden vooijaarss'ag hooren. Even twij felden we, toen werd het volkomen zeker, d*t een merel zijn lentelied instudeerde. De boschbodem was een zwellen! en gol vend moskleed; vooral de helling achter het nieuwe melkhuis stond te lichten met sap pig groen van verschillende tinten, en de oude eiken aan den vijver, die altijd een mooie pels van fijne lichenen dragen, waren nu als in vlokkige wollen kleeden gehuld. Wat ook ons trof, en ieder treflen moet die dezer dazen in een beukebosch komt, dat zijn de duizenden kiemplantjes die overal opschieten ; de vinken, keepen en kruisbek ken hebben ze dus lang niet alle opgekund, de millioen en millioenen beukenootjes die in het vorige jaar gerijpt zijn. Wat het lot zal zijn van al die vroegelingen, van al die voorbarige plantjes, als straks toch nog de winter komt? Laten we er liever niet aan denken; nood zakelijk is het niet; er is geen bepaalde hoe veelheid kou Ie, die elk jaar uitgegeten moet worden; en wat we gehad hebben aan over vroeg lentegevoel en lentegenot in deze dagen, dat is ons niet weer af te nemen. Ook is het heel goed mogelijk, dat vóór de koude dagen komen, een flinke sneeuwdeken de aarde dekt, zoo lang tot de zon weer hoog genoeg staat en lang ge noeg schijnt, om de vorst onschadelijk te maken. Dat is eigenlijk bet beste wat wij, in dit jaar, voor de planten hopen kunnen. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl