Historisch Archief 1877-1940
S*. 1701
BE A18TERDAlilIE
A°. 1910.
WEEKBLAD VOOK NEDEBLAND
redactie -van.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
ZEI. :E>. L. ^ATiiEssinsra-.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, (r. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar, brj vooruitbetaling e mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . ' . ,' 0.121/»
Zondag 30 Januari
Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer.
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel '. .
f 0.25
. 0.30
0.40
INHOUD:
. VAN VEERE EN VAN NABIJ: Aan den
uien ven Burgemeester. Behandeling van
immigranten in Brazilië, door H. 8, Een
woord aan Badbond en zijn Friezen, door
A. A. Beekman. FEUILLETON: Gekrenkte
nelen, door W H. Ebbink. KUNST ES
LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door
Ant. Averkamp. Overzichtelijke
bloemleting uit Voodel, door G. H. Weustink,
beo3rd. door J. F. M. Sterck. INGEZON
DEN. - Berichten. VROUWENRUBRIEK:
Moodzakelyke pensioenregeling, door dr. G.
W. Brninama. ALLERLEI, door
VlinderUIT DE NATUUR, door E. Heimans.
Bg het portret van jhr. mr. dr. A. Roëll,
door B. Goedhart Jr Wordt Chantecler
opgevoerd? met af b., door van den Eeckhout.
Tooneel, door Frans Münssen. Schen
kingen aan Musea,, door Plaaschaert.
Amsterdam. Werken van Kever by Van Del
dan, door Plasschaert. Schoolversjeg.
Afbeeldingen uit den Engelschen
verkiezings?tryd. - Afbeelling van een overstrooming
v*n de Seine in 1850. FINANCIEELE
ES OECONOMI30HE KROXIEK, door v. d.
M. en v. d. S. Brieven van Oom Jodocns,
IjXII. Feiten en Fantasieën :
Real-Paedagog ek gevraagd, door Veit en Van Tast.
DAMRÜBRIEK. - SCHAAKSPEL. AD
VERTENTIËN.
iMiiiittMiiiiiimiiiiiiimiiiimii
Aan onzen
nieuwen. Burgemeester.
BURGEMEESTER,
Gjj gaat in de oogen van ons, Amster
dammers, en naar de meening van vele
duizenden buiten onze stad, de schoonste
«jerepost bezetten, die in Nederland
wordt gevonden.
Het hart klopt bij de gedachte, hoe
het stralen moet in den geest van hem,
die de oude groote traditie der roem
ruchte Burgervaderen mag voortzetten
zij het ook, dat veel van hun macht en
grootheid door de tijden heeft ingeboet.
Wig verstaan het verschil. Wij vragen
niet gouden eeuwtje" te spelen. "Wij
villen op den ouden, klassieken grond
geen oud, maar een nieuw leven groeien
zien, sterk naar de mate van het thans
bereikbare, schoon naar den eisch van
't geen geweest is. Wij willen een eer
biedwaardige verbinding van een levend
heden met het rijke verleden. En een
Burgemeester willen wij, die het deco
rum van het vroegere indachtig, met
zijn geest in het heden is, en blik
heeft op de toekomst.
Wij zijn geen Friezen. De keerzijde
Tan hun krachtige qualiteiten, die u
indertijd een koele ontvangst bereidde
in Frieslands hoofdstad, missen wij. Gij
zult met warmte wordsn verwelkomd. Wij
bruisen spoedig over van gevoel en ook
wel van wat beter mag hèeten gevoelig
heid. Daar is op te letten. Ook zijn wij als
een moeders-kindje dat, spoedig pruilend,
verlangt naar steun. Als ge een helderen
kijk hebt, zal het u niet ontgaan hoe
eerst na zijn vertrek, en met name nu
gij gekozen zij t, in een deel der pers de
waarheid gezegd wordt" aan uwen voor
ganger. Wij hangen aan het Gezag",
zoolang wij houvast hebben aan zijn
slippen. Men zal met u, als Burgemeester,
medegaan. Men zal u prijzen, meer dan
past. Me» zal niet altij d «eggen wat men
meent
Wij zijn Hollanders. Uw geslacht is van
te lang reeds in ons midden om ons karakter
en onze hebbelijkheden niet te kennen.
Gij weet in 't algemeen wel, dat wij
neiging hebben tot benepen opvattingen,
tot het verzorgen van de kleine winsten
en het vergeten van de groote toekomst.
Wat er dezer dagen in Amsterdam
gebeurt, is leerrijk in dit opzicht, en wij
vragen u er op te letten. Wij vragen u,
als gij den dank wilt verdienen van de
latere Amsterdammers en van de helder
ziende van nu, die neiging in ons van
op 't kleine ons blind te staren, van
dubbeltjes-jacht en goedkoope
heelaieesterij met alle kracht te keeren. Wees in
dat opzicht meer Engelsch" dan Am
sterdamsen. Wees breed!
Er staat op 't oogenblik iets te be
slissen, dat het hart zelf van uw nieuwe
stad raakt: de bebouwing van den Dam.
Mannen, die niets roemrijker achten dan
het maken van goede affaires" voor de
stad hunner inwoning, en die zich met
de getallen van groote koopsommen het
best meenen gelauwerd, hebben door hun
toevallige positie op het beangstigende
Traagstuk van de dam-bebouwing den
grootsten invloed. Een paar slimme heeren
zullen wroeten om hun zin te gaan door
drijven, een zin" zonder kunstzin,
zonder zin voor verleden of voor de toe
komst, een zin van rooilijnen en contante
betaling.
Indien ge helpen kunt om dit te keeren,
spoed u naar hier.
Al * ge gevoel hebt voor wat schoon
is en voor de waardigheid van een stad
met een verleden als de onze, maak dan
direct van uw hoage waardigheid den
inzet zorg dat zonder u aan Amster
dam niet geraakt wordt! Wij zullen die
heeren van Publieke Werken en den
kleinen wethouder, die zich waagt aan
den grooten Dam, van ganscher harte
bestrijden. Wij zullen geknutsel met
onbegrepen ontwerpen zoo goed als wij
kunnen op de kaak stellen; maar de
mas?a is volgzaam voor wat het gezag
ondernam. Zorg, dat men later zegt: hij
heeft meegeteld bij het vaststellen van
het uitmuntende Damplan!
Wij zijn zoo dikwijls in het kleine
slim! Wij zijn zoo gaarne wat prof.
Hector Treub heeft genoemd penny
wise pound foolish", zeg: krenterig".
Lees professors artikel, dat kookt van
een gerechte verontwaardiging. Lees hoe
nergens in 't .buitenland van afgestu
deerden, jdoctoren en artsen, voor het
uit zuivere belangstelling volgen van een
college, geld of lastige formaliteit wordt
geëischr, weet dat onze beste geleerden,
dat een Pel, een Treub, zich hebben
verzet tegen het ongastvrije en
dubbeltjes-begeerige uitvindsel, en dat toch
van die bijna-niets-opbrengende
kruieniers-gedachte niet wordt afgezien! Lees
het merkwaardige artikel l),Burgemeester,
en gij kent een paar kwade, te veel
zichtbare kanten van ons Amsterdamsche
bestuur.
* *
*
Wij zullen, Burgemeester, van u geen
kwaad spreken als ge ooit geen Burge
meester meer zijt. Misschien, ach, wie
weet! da^; wij u wel eens onze meening
zeggen zonder doekjes erom... vóór gij
vertrekt... nimmer keeren wij ons
tegen een pessoon als persoon.
Gij zijt ons genoemd als gematigd
liberaal". Hoe weinig aanmoedigend het
klinkt, waart gij niet gematigd",
Amsterdam viel u niet toe! Gij kunt
niet anders zijn (in algemeenen zin en
maatschappelijk gesproken) dan de Regee
ring is. Wy hopen echter, wetend dat
gij gematigd" zijt, dat gij het op gema
tigde wijze zult wezen. En eigenlijk komt
niet in de eerste plaats de vraag: in welke
mate gij gematigd zijt.
Voor een leider van een Amsterdamsch
bestuur, die meer eerzucht heeft, dan
om de uitvoerder te heeten der ver
langens van een kortzichtig heden, en
die leider wezen wil in den grooteren
zin, komt het er op aan, uit heldere
oogen kijkend, inzicht te hebben, niet
alleen in wat is, maar in wat wordt.
Tat gij die gave moogt blijken te be
zitten wenscben wij u toe.
Breedheid op alle gebied en in
iederen zin.
1) Telegraaf Avondbl 25 Jan.
Behandeling van immigranten
in Brazilië.
Opvallend is de tegenstrijdigheid in de
berichten die ontvangen worden van
landgenooten, meestal werklieden met hunne
gezinnen, die, door misère met de werk
zaamheden hier gedrongen en door schoone
schilderingen over gindschen op goed te
betalen werkkrachten wachtende velden en
bosschen daartoe verlokt, den moeilijken
tocht aanvaard hebben. Het is natuurlijk
mogelijk, dat in het reusachtige Brazilië,
met zijn over een groot gedeelte van het
territorium verspreid liggende kolonisaties,
de eene groep immigranten beter terecht
komt dan de andere, waaruit dan die tegen
strijdigheid te verklaren zou kunnen zijn.
Maar te ontkennen is het niet, dat de be
richten en mededeelingen in brieven over
bittere teleurstellingen, over sterfgevallen
van kinderen en volwassenen, over veel
ondervonden nameloos leed in dat verre,
vreemde, ? onmetelijke, onontgonnen en op
vele plekken zoo ongezonde land, verre de
gunstige berichten overstemmen.
Zóó kwam hier enkele weken geleden
een brief van een Rotterdamschen haven
arbeider, een nog jong en krachtig huis
vader, die, door den nood genoopt, met zijn
gezin naar Braziliëwas getrokken, wiens
eene kind daar al spoedig als een gevolg
van ontbering en uitputting was gestorven,
die zijn kameraden verzocht, te willen
trachten een sommatje geld bijeen te bren
gen, opdat hu weer zou kunnen terugkeeren,
maar, die spoedig nadat hij dit verzoek
deed, waaraan inmiddels reeds gevolg was
gegeven, blijkens een toen ontvangen bericht
ook zelf bezweken was.
In verband hiermee meen ik goed te doen
de aandacht te vestigen op het volgende.
In Juli 1908 werd door het
CintraalBureau voor inlichtingen aan landverhuizers
te Berlijn (een instelling van algemeen nut,
waarvan de oprichting ook hier te lande,
te vestigen te Amsterdam of te Rotterdam,
wel eens overwogen mocht worden!), een
waarschuwing gepubliceerd aan de arbei
ders, om zich niet te laten aanwerven tot
arbeidskrachten voor den bouw van den
Madeira?Mamoré-Spoorweg in het Ama
zonengebied, in Centraal Brazilië, die tot
explotatie en verzending van de ryke
caoutchouc- voor raden langs den bovenloop van
de Rio Madeira moet dienen. In de bedoelde
waarschuwing werd er op gewezen, dat aan
rte bovenloopen van alle nevenstroomen
der Amazone de malaria sterk verbreid is,
en speciaal aan de Rio Madeira in zeer
acuten vorm optreedt en snel tot den dood
voert. Het verblijf in de streken waar de
genoemde spoorweg moeet worden aange
legd, was, zoo werd medegedeeld is
een gevaar voor gezondheid en leven van
alle Europeesche arbeiders. Terwijl er boven
dien aan werd toegevoegd, dat de 15 mark
dagloon die in het vooruitzicht werd ge
steld, bij de daar heerschende schaarschte
aan levensmiddelen, voor Europeanen alles
behalve hoog genoemd mocht worden.
Zooals het gewoonlijk gaat, vervoegden
zich al spoedig op de bureau's van eenige
bladen die deze waarschuwing hadden
opgenomen, de werf agenten, die, optredende
voor de Braziliaansche Regeering, maar in
de werkelijkheid als de vertegenwoordigers
van de belangen der ondernemingen die
werkkrachten noodig hebben, met den eisch,
dat deze waarschuwingen zouden worden
gedementeerd. Dit geschiedde echter niet,
en thans bevat de Hamburger Echo" eenige
waarlijk aangrijpende verhalen van personen
die teruggekeerd zijn, en... slechts den
droeven dood van het grootste aantal hunner
kameraden, die me' hen daarheen getrokken
waren, konden melden. Deze mededeelingen
zijn van genoeg beteekenis, om enkele
fragmenten er uit ook onder de aandacht
te brengen van onze Nederlandsche autori
teiten, en van het publiek, respectievelijk
onder de aandacht van vereenigingen, wier
werkzaamheid wellicht ook tot dit toch
werkelijk ernstige algemeene belang uitge
strekt zou kunnen worden.
In Augustus en September aldus ver
haalden de teruggekeerden werden wij
per s.s. Rugia" ingescheept, nadat we
geneeskundig onderzocht" waren. Dat ge
neeskundig onderzoek bepaalde zich hiertoe,
dat een dokter de rijen door ging en vroeg:
Alles gezond?" Waarop een algemeen:
Ja!" volgde. Daarmee was het afgeloopen.
Nog vóór de boot vertrok, werd door den
inspecteur van een landverhuizersbureau
tot ons de waarschuwing gericht, dat het
klimaat van centraal Braziliëzeer gevaar
lijk was. Doch onmiddelijk daarop werd
ons door een ingenieur, die met de agenten
der werving in betrekking stond, een tele
gram voorgelezen van den consul in Manaos,
luidende: Klimaat voor Duitsche arbeiders
wel te verdragen; hospitaal en dokters
aanwezig." Dat was, meenden we, een
betrouwbaar dementi van de waarschuwing
der inspecteurs en dus vertrokken we. Het
was helaas voor velen onzer kameraden
een laatst afscheid!
Op 5 October bereikten we de monding
van de Madeira-rivier, waar we op twee
rivierstoombooten werden overgescheept.
De Duitsche consul van Manaos was aan
wezig, maar ... niet om ons te waarschuwen!
De reis naar boven" duurde, door de
ondiepte der rivier op vele plaatsen, zeer
lang: 12 dagen hadden we er voor noodig.
De twee booten waren volgepropt: terwijl
er voor 100 plaats was, moesten 200 er
zich behelpen. Op de vraag bij de afvaart:
of er een dokter aan boord was, werd ge
antwoord : daarvoor heeft de kapitein examen
afgelegd Er bleek echter van de bekwaam
heid des kapiteins op dat gebied niet veel!
Bij aankomst weder een geneeskundig onder
zoek, dat binnen een half uur afgeloopen
was.
Het begon den volgenden dag al dadelijk
met de mededeeling dat de contracten, in
Hamburg geteekend, ongeldig waren: die
agent was zijne bevoegdheden te buiten
gegaan. Het loon zou 10, geen 15 mark
per dag zijn; de werktijd niet 8 maar 10
uur. Daarover ontstond conflict. De direc
teur gaf ons van 's morgens 8 tot 10 uur
bedenktijd. Te 10 uur gingen de lorries
naar het 7e kamp; wie mee wilde, kon er
op klauteren orn ginds aan den arbeid te
worden gesteld.
De achterblijvenden werden dien dag niet
meer aan den arbeid gesteld. Wij bezochten
het hospitaal, en vonden daar een 40 a 50
Europeeiche arbeiders op de legersteden
uitgestrekt. Het wag een droeve aanblik.
Uitgemagerd tot skeletten, holoogig, velen
hunner zelfs de spraak niet meer machtig,
lagen zij daar neer. Allen klaagden ook
over de geringe zorg die aan hen besteed
werd. Ze leden nog minder aan koorts, dan
aan de dysenterie, een gevolg van slecht
drinkwater en slechte voeding. De sterfte
onder hen was zeer groot. In den loop der
laatste 4 weken waren reeds meer dan 100
gestorven! Met tranen in de oogen namen
we afscheid van hen, van wie er slechts
weinigen meer het hospitaal hebben verlaten.
Aan de baan, die bij gedeelten van 30 a 40
kilometer wordt gebouwd, zijn op afstanden
van 8 a 10 kilometer kampen gevestigd,
maar de verst verwijderde kampen worden
het slechts van voeding enz. voorzien. Ge
volg: talrijke zieken, die door opzichters,
meest Noord-Amerikanen, zeer hard behan
deld worden. Op kamp 18 werd in 14
dagen tijds de helft van de werklieden ziek.
De werklieden die geweigerd hadden,
onder andere voorwaarden te werken dan
waarvoor zij aangenomen waren, werden
dag en nacht door gewapende lieden, meest
Noord-Amerikanen, bewaakt, en een de»l
er van, 70 a 80 man. werd door een troep
gewapenden zelfs met geweld het oerwoud
ingedrongen, waar een ellendige dood velen
wachtte. Eenige groepen bouwden zich
sloepen, om stroomafwaarts te komen, en
aan eenige dezer sloepen gelukte dit ook.
Doch een sloep met 8 man kreeg een ongeluk,
begaf zich aan wal, en de inzittenden werden
door de inboorlingen vermojrd. Zij die
verder stroomafwaarts voeren, werden door
de meer zeewaarts wonende farmers
gantvrij ontvangen en verzorgd, en zij konden
zich later op het s.s. Independencia" in
schepen naar Manaos.
Aan boord waren ongeveer 100 Duitschers
en Hollanders, en 50 tot 60 Portugeezen
en Spanjaarden. Gedurende de reis werd
nog de helft van de passagiers ziek, terwijl
4 hunner stierven. In Manaos kwamen wij
opnieuw in de troostelooze omgeving *an
half- en heel-zieken, en slechts na heftige
pogingen, lang wachten, veel lijlen en veel
ontberen gelukte het ons, met behulp van
den Duitsehen consul, weder een reisbiljet
van de onderneming, die ons zoo schandelijk
in zulk een doodaanbrengende omgeving
gelokt had, machtig te worden, waardoor
wij naar Hamburg konden terugkeeren.
Van de 600 man die vol moed en vertrouwen
van hier vertrokken, zijn er ongeveer 350
man door den dood weggenomen!"
* *
*
Tot zoover het verhaal.
De gebeurtenissen zijn van jongen datum
en waarschijnlijk is het, dat ook een aantal
Nederlandsche arbeiders onder deze toe
standen lijden.
Is de Regeering met deze feiten hfkend?
En tweedens: zou voor de stichting van
een betrouwbaar Bureau voor Inlichtingen
aan landverhuizers, hetzij vanwege de
Regeering, hetzij uit particulieren kring,
in den tegenwoordigen tijd van nieuwen
trek naar Zuid-Amerika en Australiëniet
alle reden bestaan?
=«===== H S'
Een woord aan Radboud en zjjn
Friezen.
Aller geweldigste. Koning !
In het nummer van Zondag 16 Januari
1.1. van dit weekblad slaaktet gij een ver
zuchting over het te veel en te weinig
water, waardoor uw dierbaar .Friesland
reeds zoo lang groote schade lijdt, eindigend
met de woorden: Geen wonder dus dat
Gedeputeerde Staten aan wie de zorg voor
het waterpeil is opgedragen, regelmatig
worden uitgefoeterd, dan door deschippers
en dan door de boeren Die heeren zullen
dus wel in de allereerste plaats het oogen
blik zegenen, waarop het een of ander genie,
of de een of andere macht om door te zetten,
den Friezen het middel aan de hand doet
om op gezette tijden het water naar believen
af- of naar behoefte toe te voeren. Voor
dat middel zou men in Friesland wel eenige
millioenen over hebben!"
Maar dat middel is er, o Vorst! Hebt
gij er nooit van gehoord ? 't Is toch al zoo
dikwijls aangeprezen! 't Is waar, in uw tijd
wist men daar nog zooniet van, maar tegen
woordig zijn wij niet alleen de baas in den
strijd withir thene salte se and withir thet
wilde hef," maar we kunnen gedeelten van de
zee afsluiten, droogleggen, al naar ge maar
wilt. Hebt ge nooit gehoord van de afsluiting
en drooglegging der Zuiderzee ?
We maken een afsluitdijk over Wieringen
naar Piaam, leggen daarbinnen een opper
vlakte van ruim 11 Haarlemmermeren uit
stekende kleigronden droog, zoodat er land
genoeg komt voor uwe honderden boeren
zoons, die nu andere beroepen moeten
kiezen of schreeuwend hooge pachten moeten
betalen om aan een eigen stee te komen
en houden nog een plas over, acht maal
zoo groot als het Haarlemmermeer.
Die groote plas, waarin voortdurend al
het water van den IJsel, Vecht, enz. en
van do omliggende gewesten geloosd wordt
en die zijn overtolligen inhoud door sluizen
op "Wieringen kan laten atioopen, wordt
natuurlijk weldra een zoetwatermeer. Hierop
valt vast te rekenen : immers terwijl het
peil op ongeveer 40 cM. beneden A.P. wordt
gehouden en 's zomers een 20 cM. hooger,
staat het water buiten tegen den afsluit
dijk gemiddeld weinig hooger, bij elke ge
wone eb zelfs lager, alleen bij hooge vloeden,
dus korten tijd, tot 2 a 3 M. hooger, zoodat
de geringe overdruk van buiten naar binnen
geen noemenswaardige hoeveelheid zeewa
ter onder den dijk doar naar binnen zal
doen kwellen.
Een voorraad van millioenen kubieke
nieters zoet_ water dus, waaruit men 's zomers
altijd kan inlaten op Frieslands boezem en
deze aanvullen zooveel men wil!
Die kan en die moet er dus komen!
Dan zal men in het voorjaar niet meer
te weinig water door de sluizen laten
wegloopen, uit vrees dat in de daarna te ver
wachten droge tijden n de veeboeren n
de scheepvaart gebrek aan water zullen
hebben; men kan dan flink diep laten
afstroomen, zoodat de bouwhoek geen water
te veel heeft. Want uit den grooten plas
kan men altijd aanvullen zooveel men wil.
D «n geen klachten meer van de schip
pers, die het dighte net der Friesche water
wegen zoo druk bevaren; dan geen toe
standen meer in den greidhoek die bijna
tot wanhoop brengen, als 't vee bijna niets
meer vindt in de dorre, roodgeschroeide
weiden en in de droge verzilte slooten, zoodat
men het voedsel en water moet brengen
op het land of het binnenhalen in den stal.
Dan geen brak water meer in den boe
zem, dat in droge tijden, dus bij lage stan
den, nog sterker verzout door de dan be
trekkelijk groote hoeveelheden zee water die
de schuttingen te de Lemmer, Staveren en
Harlingen er op brengen. En als het vee
dan alleen volkomen zoet water drinkt, stijgt
de waarde van de zuivel. En als de stoom
ketels alleen met zoet water gevuld worden,
dan behoeven de ketels niet 6 keer par jaar
meer dan elders gewaaschen te worden, wat
alleen voor Friesland 83.000 gulden's jaars
kost (Nieuwibl. v. Friesland, 1 Okt. 1905).
Dan alleen ook zal een verbetering van
den waterafvoer naar het Noordoosten, al
of niet gepaard met indijking der
Lauwerszee, afdoend helpen.
Radboud, ouwe heer! wat denkt ge van
dit alles? Reken eens uit hoeveel de meer
waarde van een rund zal badragen of hoe
veel de pachtwaarde per pounsmiette"
stijgen .zal en sla dat eens om over twee
maal honderdduizend runderen, alleen in
Friesland, of over de duizenden pondematen
hier en aan de overzij in uw oude
Westfriesland en de andere landen aan de Zuider
zee, die nu 's zomers geen droppel
zoetwatervoorraad hebben!
Uwe visschers? Laat ze dan gaan viischen
op dat groote zoetwatermeer van 145,000
II A, grooter dan alle wateren bij elkaar
in Nederland waarop nu zoetwatervisscherij
gedreven wordt (134.000 HA.) en dat met
een bijna onuitputtelijken voorraad visch
kan be»olkt worden.
Radboud, grijze Vorst, wat denkt ge ervan ?
Gij hebt voor u zei ven den Hemel hier
namaals niet gewild, sticht dan ten
minste voor uwe Friezen een hemel op aarde!
Dat kunt gij doen, Groote Koning! Roep
de nazaten uwer oude onderdanen op ten
strijde. Roep ze op... i-a De Amsterdammer
Weekb'ad voor Nederland, of waar ook,
voor het welzijn van hun Vaderland. Ze
lieten tot nu veel te weinig van zich hoorep,
zaten mistroostig neer met de handen in
de zakken bij te veel water en bij te weinig
water, die hen beide verdierven. Wijs hun
het middel: de afsluiting en ge
deeltelijke drooglegging
derZuid e r z e e. Ze hebben er immers wel eenige
millioenen voor over, zegt hij.
's-Gravenhage. A. A BEEKMAB.
P.S. De tegenwoordige Friezen,
Kennemers, Hollanders, enz. zijn heel voor
zichtige, langzame menschen. Ze willen nu
beginnen met een klein stukje van de
Zuiderzee, de Wieringermeer, droog te
maken, by wijze van proef, zeggen ze, al
hebben ze alle werk dat daarbij voorkomt
al meer gemaakt. Maar dan moet ge zeker
nog 25 jaar wachten op uw afsluitdijk
en dat werk brengt op zichzelf geen enkel
van de groote voordeelen die ons geheele
land ten goede zouden komen, door de afslui
ting. En als de Wieringermeer droog is,
zullen velen, vooral vele groot-grondbezit
ters, alsof 't alleen om aanwinst van grond
te doen is, roepen dat 't nu voorloopig
genoeg is. En wie weet tot hoelang het
groote werk dan wordt uitgesteld.
Laten daarom uwe Friezen zich tot de
Regeering wenden met het verzoek om in
eens het groote plan aan te vatten. En om
te bewijzen dat 't hun ernst is, zeggen zij
daarbij eenige millioenen toe als bijdrage
in de kosten. Beveel ze, o Radboud, zich
allen op te maken voor de toekomst van
hun Ijeaf heitelan".
Mnzleïii ie
Het mag in zekeran zin van den heer
Gastav Kogel een waagstuk genoemd worden,
de derde symphenie van Brahms op het
programma van het abonnementsconcert van
het Concertgebouw gebracht te hebben, een
week of zes nadat de heer Mengelberg haar
met zoo schitterenden uitslag had gedirigeerd.
Onwillekeurig toch wordt het publiek tot
vergelijkingen genoopt.
Hoe dit ook zjj eenigszins mat wag de
uitvoering wel. Men luisterde beha?elijk en
met welgevallen, maar werd niet meegesleept.
En toch zy'n er zooveel momenten in het
werk, waarby men geestdriftig zou kunnen
gestemd worden, indien er maar een hand
ware geweest, die het orchest had
medegevoerd tot die uitingen van gloed en kracht, die
nooit hunne uitwerking op het publiek migsen.
Meer warmte vond ik in de uitvoei ing van
een hier nog onbekende ouverture van Dvorak,
genaamd Husitsba", naar den opstand der
HuBsiten. Dvorak begint zeer stemmingsvol
met de bewerking van een paar Boheemsche
melodieën; in het midden gaat die stemming
wel wat te loor, maar aan het slot wordt
de compositie weer effect vol, hoewel eenigszins
lawaaierig.
Zeer goed slaagde de Venusberg"- muziek,