De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 30 januari pagina 1

30 januari 1910 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

S*. 1701 BE A18TERDAlilIE A°. 1910. WEEKBLAD VOOK NEDEBLAND redactie -van. Dit nummer bevat een bijvoegsel. ZEI. :E>. L. ^ATiiEssinsra-. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, (r. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar, brj vooruitbetaling e mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . ' . ,' 0.121/» Zondag 30 Januari Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer. Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel '. . f 0.25 . 0.30 0.40 INHOUD: . VAN VEERE EN VAN NABIJ: Aan den uien ven Burgemeester. Behandeling van immigranten in Brazilië, door H. 8, Een woord aan Badbond en zijn Friezen, door A. A. Beekman. FEUILLETON: Gekrenkte nelen, door W H. Ebbink. KUNST ES LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Overzichtelijke bloemleting uit Voodel, door G. H. Weustink, beo3rd. door J. F. M. Sterck. INGEZON DEN. - Berichten. VROUWENRUBRIEK: Moodzakelyke pensioenregeling, door dr. G. W. Brninama. ALLERLEI, door VlinderUIT DE NATUUR, door E. Heimans. Bg het portret van jhr. mr. dr. A. Roëll, door B. Goedhart Jr Wordt Chantecler opgevoerd? met af b., door van den Eeckhout. Tooneel, door Frans Münssen. Schen kingen aan Musea,, door Plaaschaert. Amsterdam. Werken van Kever by Van Del dan, door Plasschaert. Schoolversjeg. Afbeeldingen uit den Engelschen verkiezings?tryd. - Afbeelling van een overstrooming v*n de Seine in 1850. FINANCIEELE ES OECONOMI30HE KROXIEK, door v. d. M. en v. d. S. Brieven van Oom Jodocns, IjXII. Feiten en Fantasieën : Real-Paedagog ek gevraagd, door Veit en Van Tast. DAMRÜBRIEK. - SCHAAKSPEL. AD VERTENTIËN. iMiiiittMiiiiiimiiiiiiimiiiimii Aan onzen nieuwen. Burgemeester. BURGEMEESTER, Gjj gaat in de oogen van ons, Amster dammers, en naar de meening van vele duizenden buiten onze stad, de schoonste «jerepost bezetten, die in Nederland wordt gevonden. Het hart klopt bij de gedachte, hoe het stralen moet in den geest van hem, die de oude groote traditie der roem ruchte Burgervaderen mag voortzetten zij het ook, dat veel van hun macht en grootheid door de tijden heeft ingeboet. Wig verstaan het verschil. Wij vragen niet gouden eeuwtje" te spelen. "Wij villen op den ouden, klassieken grond geen oud, maar een nieuw leven groeien zien, sterk naar de mate van het thans bereikbare, schoon naar den eisch van 't geen geweest is. Wij willen een eer biedwaardige verbinding van een levend heden met het rijke verleden. En een Burgemeester willen wij, die het deco rum van het vroegere indachtig, met zijn geest in het heden is, en blik heeft op de toekomst. Wij zijn geen Friezen. De keerzijde Tan hun krachtige qualiteiten, die u indertijd een koele ontvangst bereidde in Frieslands hoofdstad, missen wij. Gij zult met warmte wordsn verwelkomd. Wij bruisen spoedig over van gevoel en ook wel van wat beter mag hèeten gevoelig heid. Daar is op te letten. Ook zijn wij als een moeders-kindje dat, spoedig pruilend, verlangt naar steun. Als ge een helderen kijk hebt, zal het u niet ontgaan hoe eerst na zijn vertrek, en met name nu gij gekozen zij t, in een deel der pers de waarheid gezegd wordt" aan uwen voor ganger. Wij hangen aan het Gezag", zoolang wij houvast hebben aan zijn slippen. Men zal met u, als Burgemeester, medegaan. Men zal u prijzen, meer dan past. Me» zal niet altij d «eggen wat men meent Wij zijn Hollanders. Uw geslacht is van te lang reeds in ons midden om ons karakter en onze hebbelijkheden niet te kennen. Gij weet in 't algemeen wel, dat wij neiging hebben tot benepen opvattingen, tot het verzorgen van de kleine winsten en het vergeten van de groote toekomst. Wat er dezer dagen in Amsterdam gebeurt, is leerrijk in dit opzicht, en wij vragen u er op te letten. Wij vragen u, als gij den dank wilt verdienen van de latere Amsterdammers en van de helder ziende van nu, die neiging in ons van op 't kleine ons blind te staren, van dubbeltjes-jacht en goedkoope heelaieesterij met alle kracht te keeren. Wees in dat opzicht meer Engelsch" dan Am sterdamsen. Wees breed! Er staat op 't oogenblik iets te be slissen, dat het hart zelf van uw nieuwe stad raakt: de bebouwing van den Dam. Mannen, die niets roemrijker achten dan het maken van goede affaires" voor de stad hunner inwoning, en die zich met de getallen van groote koopsommen het best meenen gelauwerd, hebben door hun toevallige positie op het beangstigende Traagstuk van de dam-bebouwing den grootsten invloed. Een paar slimme heeren zullen wroeten om hun zin te gaan door drijven, een zin" zonder kunstzin, zonder zin voor verleden of voor de toe komst, een zin van rooilijnen en contante betaling. Indien ge helpen kunt om dit te keeren, spoed u naar hier. Al * ge gevoel hebt voor wat schoon is en voor de waardigheid van een stad met een verleden als de onze, maak dan direct van uw hoage waardigheid den inzet zorg dat zonder u aan Amster dam niet geraakt wordt! Wij zullen die heeren van Publieke Werken en den kleinen wethouder, die zich waagt aan den grooten Dam, van ganscher harte bestrijden. Wij zullen geknutsel met onbegrepen ontwerpen zoo goed als wij kunnen op de kaak stellen; maar de mas?a is volgzaam voor wat het gezag ondernam. Zorg, dat men later zegt: hij heeft meegeteld bij het vaststellen van het uitmuntende Damplan! Wij zijn zoo dikwijls in het kleine slim! Wij zijn zoo gaarne wat prof. Hector Treub heeft genoemd penny wise pound foolish", zeg: krenterig". Lees professors artikel, dat kookt van een gerechte verontwaardiging. Lees hoe nergens in 't .buitenland van afgestu deerden, jdoctoren en artsen, voor het uit zuivere belangstelling volgen van een college, geld of lastige formaliteit wordt geëischr, weet dat onze beste geleerden, dat een Pel, een Treub, zich hebben verzet tegen het ongastvrije en dubbeltjes-begeerige uitvindsel, en dat toch van die bijna-niets-opbrengende kruieniers-gedachte niet wordt afgezien! Lees het merkwaardige artikel l),Burgemeester, en gij kent een paar kwade, te veel zichtbare kanten van ons Amsterdamsche bestuur. * * * Wij zullen, Burgemeester, van u geen kwaad spreken als ge ooit geen Burge meester meer zijt. Misschien, ach, wie weet! da^; wij u wel eens onze meening zeggen zonder doekjes erom... vóór gij vertrekt... nimmer keeren wij ons tegen een pessoon als persoon. Gij zijt ons genoemd als gematigd liberaal". Hoe weinig aanmoedigend het klinkt, waart gij niet gematigd", Amsterdam viel u niet toe! Gij kunt niet anders zijn (in algemeenen zin en maatschappelijk gesproken) dan de Regee ring is. Wy hopen echter, wetend dat gij gematigd" zijt, dat gij het op gema tigde wijze zult wezen. En eigenlijk komt niet in de eerste plaats de vraag: in welke mate gij gematigd zijt. Voor een leider van een Amsterdamsch bestuur, die meer eerzucht heeft, dan om de uitvoerder te heeten der ver langens van een kortzichtig heden, en die leider wezen wil in den grooteren zin, komt het er op aan, uit heldere oogen kijkend, inzicht te hebben, niet alleen in wat is, maar in wat wordt. Tat gij die gave moogt blijken te be zitten wenscben wij u toe. Breedheid op alle gebied en in iederen zin. 1) Telegraaf Avondbl 25 Jan. Behandeling van immigranten in Brazilië. Opvallend is de tegenstrijdigheid in de berichten die ontvangen worden van landgenooten, meestal werklieden met hunne gezinnen, die, door misère met de werk zaamheden hier gedrongen en door schoone schilderingen over gindschen op goed te betalen werkkrachten wachtende velden en bosschen daartoe verlokt, den moeilijken tocht aanvaard hebben. Het is natuurlijk mogelijk, dat in het reusachtige Brazilië, met zijn over een groot gedeelte van het territorium verspreid liggende kolonisaties, de eene groep immigranten beter terecht komt dan de andere, waaruit dan die tegen strijdigheid te verklaren zou kunnen zijn. Maar te ontkennen is het niet, dat de be richten en mededeelingen in brieven over bittere teleurstellingen, over sterfgevallen van kinderen en volwassenen, over veel ondervonden nameloos leed in dat verre, vreemde, ? onmetelijke, onontgonnen en op vele plekken zoo ongezonde land, verre de gunstige berichten overstemmen. Zóó kwam hier enkele weken geleden een brief van een Rotterdamschen haven arbeider, een nog jong en krachtig huis vader, die, door den nood genoopt, met zijn gezin naar Braziliëwas getrokken, wiens eene kind daar al spoedig als een gevolg van ontbering en uitputting was gestorven, die zijn kameraden verzocht, te willen trachten een sommatje geld bijeen te bren gen, opdat hu weer zou kunnen terugkeeren, maar, die spoedig nadat hij dit verzoek deed, waaraan inmiddels reeds gevolg was gegeven, blijkens een toen ontvangen bericht ook zelf bezweken was. In verband hiermee meen ik goed te doen de aandacht te vestigen op het volgende. In Juli 1908 werd door het CintraalBureau voor inlichtingen aan landverhuizers te Berlijn (een instelling van algemeen nut, waarvan de oprichting ook hier te lande, te vestigen te Amsterdam of te Rotterdam, wel eens overwogen mocht worden!), een waarschuwing gepubliceerd aan de arbei ders, om zich niet te laten aanwerven tot arbeidskrachten voor den bouw van den Madeira?Mamoré-Spoorweg in het Ama zonengebied, in Centraal Brazilië, die tot explotatie en verzending van de ryke caoutchouc- voor raden langs den bovenloop van de Rio Madeira moet dienen. In de bedoelde waarschuwing werd er op gewezen, dat aan rte bovenloopen van alle nevenstroomen der Amazone de malaria sterk verbreid is, en speciaal aan de Rio Madeira in zeer acuten vorm optreedt en snel tot den dood voert. Het verblijf in de streken waar de genoemde spoorweg moeet worden aange legd, was, zoo werd medegedeeld is een gevaar voor gezondheid en leven van alle Europeesche arbeiders. Terwijl er boven dien aan werd toegevoegd, dat de 15 mark dagloon die in het vooruitzicht werd ge steld, bij de daar heerschende schaarschte aan levensmiddelen, voor Europeanen alles behalve hoog genoemd mocht worden. Zooals het gewoonlijk gaat, vervoegden zich al spoedig op de bureau's van eenige bladen die deze waarschuwing hadden opgenomen, de werf agenten, die, optredende voor de Braziliaansche Regeering, maar in de werkelijkheid als de vertegenwoordigers van de belangen der ondernemingen die werkkrachten noodig hebben, met den eisch, dat deze waarschuwingen zouden worden gedementeerd. Dit geschiedde echter niet, en thans bevat de Hamburger Echo" eenige waarlijk aangrijpende verhalen van personen die teruggekeerd zijn, en... slechts den droeven dood van het grootste aantal hunner kameraden, die me' hen daarheen getrokken waren, konden melden. Deze mededeelingen zijn van genoeg beteekenis, om enkele fragmenten er uit ook onder de aandacht te brengen van onze Nederlandsche autori teiten, en van het publiek, respectievelijk onder de aandacht van vereenigingen, wier werkzaamheid wellicht ook tot dit toch werkelijk ernstige algemeene belang uitge strekt zou kunnen worden. In Augustus en September aldus ver haalden de teruggekeerden werden wij per s.s. Rugia" ingescheept, nadat we geneeskundig onderzocht" waren. Dat ge neeskundig onderzoek bepaalde zich hiertoe, dat een dokter de rijen door ging en vroeg: Alles gezond?" Waarop een algemeen: Ja!" volgde. Daarmee was het afgeloopen. Nog vóór de boot vertrok, werd door den inspecteur van een landverhuizersbureau tot ons de waarschuwing gericht, dat het klimaat van centraal Braziliëzeer gevaar lijk was. Doch onmiddelijk daarop werd ons door een ingenieur, die met de agenten der werving in betrekking stond, een tele gram voorgelezen van den consul in Manaos, luidende: Klimaat voor Duitsche arbeiders wel te verdragen; hospitaal en dokters aanwezig." Dat was, meenden we, een betrouwbaar dementi van de waarschuwing der inspecteurs en dus vertrokken we. Het was helaas voor velen onzer kameraden een laatst afscheid! Op 5 October bereikten we de monding van de Madeira-rivier, waar we op twee rivierstoombooten werden overgescheept. De Duitsche consul van Manaos was aan wezig, maar ... niet om ons te waarschuwen! De reis naar boven" duurde, door de ondiepte der rivier op vele plaatsen, zeer lang: 12 dagen hadden we er voor noodig. De twee booten waren volgepropt: terwijl er voor 100 plaats was, moesten 200 er zich behelpen. Op de vraag bij de afvaart: of er een dokter aan boord was, werd ge antwoord : daarvoor heeft de kapitein examen afgelegd Er bleek echter van de bekwaam heid des kapiteins op dat gebied niet veel! Bij aankomst weder een geneeskundig onder zoek, dat binnen een half uur afgeloopen was. Het begon den volgenden dag al dadelijk met de mededeeling dat de contracten, in Hamburg geteekend, ongeldig waren: die agent was zijne bevoegdheden te buiten gegaan. Het loon zou 10, geen 15 mark per dag zijn; de werktijd niet 8 maar 10 uur. Daarover ontstond conflict. De direc teur gaf ons van 's morgens 8 tot 10 uur bedenktijd. Te 10 uur gingen de lorries naar het 7e kamp; wie mee wilde, kon er op klauteren orn ginds aan den arbeid te worden gesteld. De achterblijvenden werden dien dag niet meer aan den arbeid gesteld. Wij bezochten het hospitaal, en vonden daar een 40 a 50 Europeeiche arbeiders op de legersteden uitgestrekt. Het wag een droeve aanblik. Uitgemagerd tot skeletten, holoogig, velen hunner zelfs de spraak niet meer machtig, lagen zij daar neer. Allen klaagden ook over de geringe zorg die aan hen besteed werd. Ze leden nog minder aan koorts, dan aan de dysenterie, een gevolg van slecht drinkwater en slechte voeding. De sterfte onder hen was zeer groot. In den loop der laatste 4 weken waren reeds meer dan 100 gestorven! Met tranen in de oogen namen we afscheid van hen, van wie er slechts weinigen meer het hospitaal hebben verlaten. Aan de baan, die bij gedeelten van 30 a 40 kilometer wordt gebouwd, zijn op afstanden van 8 a 10 kilometer kampen gevestigd, maar de verst verwijderde kampen worden het slechts van voeding enz. voorzien. Ge volg: talrijke zieken, die door opzichters, meest Noord-Amerikanen, zeer hard behan deld worden. Op kamp 18 werd in 14 dagen tijds de helft van de werklieden ziek. De werklieden die geweigerd hadden, onder andere voorwaarden te werken dan waarvoor zij aangenomen waren, werden dag en nacht door gewapende lieden, meest Noord-Amerikanen, bewaakt, en een de»l er van, 70 a 80 man. werd door een troep gewapenden zelfs met geweld het oerwoud ingedrongen, waar een ellendige dood velen wachtte. Eenige groepen bouwden zich sloepen, om stroomafwaarts te komen, en aan eenige dezer sloepen gelukte dit ook. Doch een sloep met 8 man kreeg een ongeluk, begaf zich aan wal, en de inzittenden werden door de inboorlingen vermojrd. Zij die verder stroomafwaarts voeren, werden door de meer zeewaarts wonende farmers gantvrij ontvangen en verzorgd, en zij konden zich later op het s.s. Independencia" in schepen naar Manaos. Aan boord waren ongeveer 100 Duitschers en Hollanders, en 50 tot 60 Portugeezen en Spanjaarden. Gedurende de reis werd nog de helft van de passagiers ziek, terwijl 4 hunner stierven. In Manaos kwamen wij opnieuw in de troostelooze omgeving *an half- en heel-zieken, en slechts na heftige pogingen, lang wachten, veel lijlen en veel ontberen gelukte het ons, met behulp van den Duitsehen consul, weder een reisbiljet van de onderneming, die ons zoo schandelijk in zulk een doodaanbrengende omgeving gelokt had, machtig te worden, waardoor wij naar Hamburg konden terugkeeren. Van de 600 man die vol moed en vertrouwen van hier vertrokken, zijn er ongeveer 350 man door den dood weggenomen!" * * * Tot zoover het verhaal. De gebeurtenissen zijn van jongen datum en waarschijnlijk is het, dat ook een aantal Nederlandsche arbeiders onder deze toe standen lijden. Is de Regeering met deze feiten hfkend? En tweedens: zou voor de stichting van een betrouwbaar Bureau voor Inlichtingen aan landverhuizers, hetzij vanwege de Regeering, hetzij uit particulieren kring, in den tegenwoordigen tijd van nieuwen trek naar Zuid-Amerika en Australiëniet alle reden bestaan? =«===== H S' Een woord aan Radboud en zjjn Friezen. Aller geweldigste. Koning ! In het nummer van Zondag 16 Januari 1.1. van dit weekblad slaaktet gij een ver zuchting over het te veel en te weinig water, waardoor uw dierbaar .Friesland reeds zoo lang groote schade lijdt, eindigend met de woorden: Geen wonder dus dat Gedeputeerde Staten aan wie de zorg voor het waterpeil is opgedragen, regelmatig worden uitgefoeterd, dan door deschippers en dan door de boeren Die heeren zullen dus wel in de allereerste plaats het oogen blik zegenen, waarop het een of ander genie, of de een of andere macht om door te zetten, den Friezen het middel aan de hand doet om op gezette tijden het water naar believen af- of naar behoefte toe te voeren. Voor dat middel zou men in Friesland wel eenige millioenen over hebben!" Maar dat middel is er, o Vorst! Hebt gij er nooit van gehoord ? 't Is toch al zoo dikwijls aangeprezen! 't Is waar, in uw tijd wist men daar nog zooniet van, maar tegen woordig zijn wij niet alleen de baas in den strijd withir thene salte se and withir thet wilde hef," maar we kunnen gedeelten van de zee afsluiten, droogleggen, al naar ge maar wilt. Hebt ge nooit gehoord van de afsluiting en drooglegging der Zuiderzee ? We maken een afsluitdijk over Wieringen naar Piaam, leggen daarbinnen een opper vlakte van ruim 11 Haarlemmermeren uit stekende kleigronden droog, zoodat er land genoeg komt voor uwe honderden boeren zoons, die nu andere beroepen moeten kiezen of schreeuwend hooge pachten moeten betalen om aan een eigen stee te komen en houden nog een plas over, acht maal zoo groot als het Haarlemmermeer. Die groote plas, waarin voortdurend al het water van den IJsel, Vecht, enz. en van do omliggende gewesten geloosd wordt en die zijn overtolligen inhoud door sluizen op "Wieringen kan laten atioopen, wordt natuurlijk weldra een zoetwatermeer. Hierop valt vast te rekenen : immers terwijl het peil op ongeveer 40 cM. beneden A.P. wordt gehouden en 's zomers een 20 cM. hooger, staat het water buiten tegen den afsluit dijk gemiddeld weinig hooger, bij elke ge wone eb zelfs lager, alleen bij hooge vloeden, dus korten tijd, tot 2 a 3 M. hooger, zoodat de geringe overdruk van buiten naar binnen geen noemenswaardige hoeveelheid zeewa ter onder den dijk doar naar binnen zal doen kwellen. Een voorraad van millioenen kubieke nieters zoet_ water dus, waaruit men 's zomers altijd kan inlaten op Frieslands boezem en deze aanvullen zooveel men wil! Die kan en die moet er dus komen! Dan zal men in het voorjaar niet meer te weinig water door de sluizen laten wegloopen, uit vrees dat in de daarna te ver wachten droge tijden n de veeboeren n de scheepvaart gebrek aan water zullen hebben; men kan dan flink diep laten afstroomen, zoodat de bouwhoek geen water te veel heeft. Want uit den grooten plas kan men altijd aanvullen zooveel men wil. D «n geen klachten meer van de schip pers, die het dighte net der Friesche water wegen zoo druk bevaren; dan geen toe standen meer in den greidhoek die bijna tot wanhoop brengen, als 't vee bijna niets meer vindt in de dorre, roodgeschroeide weiden en in de droge verzilte slooten, zoodat men het voedsel en water moet brengen op het land of het binnenhalen in den stal. Dan geen brak water meer in den boe zem, dat in droge tijden, dus bij lage stan den, nog sterker verzout door de dan be trekkelijk groote hoeveelheden zee water die de schuttingen te de Lemmer, Staveren en Harlingen er op brengen. En als het vee dan alleen volkomen zoet water drinkt, stijgt de waarde van de zuivel. En als de stoom ketels alleen met zoet water gevuld worden, dan behoeven de ketels niet 6 keer par jaar meer dan elders gewaaschen te worden, wat alleen voor Friesland 83.000 gulden's jaars kost (Nieuwibl. v. Friesland, 1 Okt. 1905). Dan alleen ook zal een verbetering van den waterafvoer naar het Noordoosten, al of niet gepaard met indijking der Lauwerszee, afdoend helpen. Radboud, ouwe heer! wat denkt ge van dit alles? Reken eens uit hoeveel de meer waarde van een rund zal badragen of hoe veel de pachtwaarde per pounsmiette" stijgen .zal en sla dat eens om over twee maal honderdduizend runderen, alleen in Friesland, of over de duizenden pondematen hier en aan de overzij in uw oude Westfriesland en de andere landen aan de Zuider zee, die nu 's zomers geen droppel zoetwatervoorraad hebben! Uwe visschers? Laat ze dan gaan viischen op dat groote zoetwatermeer van 145,000 II A, grooter dan alle wateren bij elkaar in Nederland waarop nu zoetwatervisscherij gedreven wordt (134.000 HA.) en dat met een bijna onuitputtelijken voorraad visch kan be»olkt worden. Radboud, grijze Vorst, wat denkt ge ervan ? Gij hebt voor u zei ven den Hemel hier namaals niet gewild, sticht dan ten minste voor uwe Friezen een hemel op aarde! Dat kunt gij doen, Groote Koning! Roep de nazaten uwer oude onderdanen op ten strijde. Roep ze op... i-a De Amsterdammer Weekb'ad voor Nederland, of waar ook, voor het welzijn van hun Vaderland. Ze lieten tot nu veel te weinig van zich hoorep, zaten mistroostig neer met de handen in de zakken bij te veel water en bij te weinig water, die hen beide verdierven. Wijs hun het middel: de afsluiting en ge deeltelijke drooglegging derZuid e r z e e. Ze hebben er immers wel eenige millioenen voor over, zegt hij. 's-Gravenhage. A. A BEEKMAB. P.S. De tegenwoordige Friezen, Kennemers, Hollanders, enz. zijn heel voor zichtige, langzame menschen. Ze willen nu beginnen met een klein stukje van de Zuiderzee, de Wieringermeer, droog te maken, by wijze van proef, zeggen ze, al hebben ze alle werk dat daarbij voorkomt al meer gemaakt. Maar dan moet ge zeker nog 25 jaar wachten op uw afsluitdijk en dat werk brengt op zichzelf geen enkel van de groote voordeelen die ons geheele land ten goede zouden komen, door de afslui ting. En als de Wieringermeer droog is, zullen velen, vooral vele groot-grondbezit ters, alsof 't alleen om aanwinst van grond te doen is, roepen dat 't nu voorloopig genoeg is. En wie weet tot hoelang het groote werk dan wordt uitgesteld. Laten daarom uwe Friezen zich tot de Regeering wenden met het verzoek om in eens het groote plan aan te vatten. En om te bewijzen dat 't hun ernst is, zeggen zij daarbij eenige millioenen toe als bijdrage in de kosten. Beveel ze, o Radboud, zich allen op te maken voor de toekomst van hun Ijeaf heitelan". Mnzleïii ie Het mag in zekeran zin van den heer Gastav Kogel een waagstuk genoemd worden, de derde symphenie van Brahms op het programma van het abonnementsconcert van het Concertgebouw gebracht te hebben, een week of zes nadat de heer Mengelberg haar met zoo schitterenden uitslag had gedirigeerd. Onwillekeurig toch wordt het publiek tot vergelijkingen genoopt. Hoe dit ook zjj eenigszins mat wag de uitvoering wel. Men luisterde beha?elijk en met welgevallen, maar werd niet meegesleept. En toch zy'n er zooveel momenten in het werk, waarby men geestdriftig zou kunnen gestemd worden, indien er maar een hand ware geweest, die het orchest had medegevoerd tot die uitingen van gloed en kracht, die nooit hunne uitwerking op het publiek migsen. Meer warmte vond ik in de uitvoei ing van een hier nog onbekende ouverture van Dvorak, genaamd Husitsba", naar den opstand der HuBsiten. Dvorak begint zeer stemmingsvol met de bewerking van een paar Boheemsche melodieën; in het midden gaat die stemming wel wat te loor, maar aan het slot wordt de compositie weer effect vol, hoewel eenigszins lawaaierig. Zeer goed slaagde de Venusberg"- muziek,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl