De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 30 januari pagina 2

30 januari 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

D E A M-' STERDAMMER WEEKBLAD V O R Dl E D E R L A N D. No. 1701 Bach»nale, nagecomponeerd voor d« opera Tannimnser". Men kon daar -weer volop genist en van de weelderige kleuren die Wagner uit zijn orchest weet te tooveren en waar mede hij de dansen der Bacchanten* weet te illii-treeren. Het bes:e van den avond bood ons echter de heer Kogel met de leding van Till Eulenspiegel's lastige Streiche nach alter Schelmenweise in Rondo-form gesetzt" door Bic bard Strauss. vDtt- 28ste opus van den meester vertoont reeda geheel de ervaren hand van den grootsten inatrumentist van den tegenwoordigen tijd. Niet alleen ziju de klankeffecten en iristrument-combinatiën geheel van den hedendaagfenen Strauas, doch ook de kunat om mu'.ikaal te schilderen en te karakteriaeeren vertoont zich hier reeda geheal tot rijpheid gekomen. Zie eens dat beginmotief I Ook wanneer Wilhelm Klatte, die den eersten Leitfaden" voor den Uilenspiegel geschre ven heeft, het niet bad beweerd, zou men toch wel er nit kunnen afleiden dat Scrauss hiermede bedoeld heeft Eswareinmal..." waarmede elk sprookje begint. Maar ook alle andere motieven en dan eerst reeht de bewerkingen erran, toonen een uitgelaten heid en humor, die een kostelij ken indruk achterlaten. ?Met de directie van dit leuk-rake werk wist Kogel den juiaten toon te treffen en zich dan ook een krachtig applaus van het publiek te verwerven. Maandag 1.1. had ik weer eens het gecoegen mejuffrouw Henriette Eoll en haar zuster mevrouw Anna Ris?Roil te hooren in haar terecht tot beroemdheid gekomen ensemblespel voor twee piano's. Met de variatiën en Fuga van J. W. Kersbergen werd de avond geopend. Voor een paar jaren geleden mocht ik dit werk in deze kolommen onder de rubri k Muziekbeoordeelin^en" bespreken. Mijn gunstige meening werd nu bij de uitvoering in hooge mate versterkt. Kersbergen weet het eenvoudige thema van alle kanten te bekijken en partij te trekken van de eigenschappen die het geschikt maken om gevarieerd te worden. Eh steeds beschikt de componist over een prachtigen klaviersatz. De fuga is wel het hoogtepunt van het werk en zoo be hoort het ook; want nu werd de aandacht steeds meer en meer gespannen. L)e uitvoering was uitmuntend. Inderdaad bat samenspel der gezusters heeft een een heid bereikt, die waarlijk zeldzaam mag ge noemd worden. Eea Scherzo" voor twee piano's op. 62 van L. Adr. van Tettérode, voor de dames Eoll gecomponeerd, is mede een zeer dank baar en waardevol opus. Slee hu in het mid dengedeelte kwam mij' de vinding niet voor op gelijke hoogte te zijn van het begin. Da Valse Caprice" van Arthur de Greef, een mooi pianostuk, brillant van techniek, werd «juittereod gespeeld. Zelfs by de tempo versnellingen aan het slot liet de rhytbmiscoe eenheid niet het minste te wenschen over. Do vroeger hier reeds gespeelde Fanta sia" van Martucci en de Variatiën op een thema ran Beethoven van Saint-Saëns waren de overige voordrachten der dames Eoll, die iiiiiliiiiiiimiiiiiti IIIIIIUMIIIIIMIIIIMIMIII GEKRENKTE ZIELEN DOOR W. M, E B B I N K. Dominee Zante schoof z'n warm-bekleede armstoel bij den haai d, waaruit het vuur een vriendelijk schijnsel wierp door de vierkante ruitjes van mica in 't schemerdonker van de meu oei volle, overdadig aangekleede kamer. Toch waa 't er huiselijk wel, nu wat er stond en hing vervaagde in 't donker en de zachtroode gloed van 't haardvuur een kleine ruimte siechts belichtte, waardoor het overige van de kamer in zwarte duister scheen te liggen. Het zwaar verguld van de pendule en coupes op den schoorsteenmantel glom flauw met hier en daar een streep van schit tering door den schemer heen, terwijl het glansend koper van de kroon, die met breeduitgekrulde armen zwaar neerhing uit het duister van de kamerhoogte, nog even zicht baar was. Tegenover Zante zat z'n vrouw, de voeten rustend op een kussen, wat je kon zien bij 't Heit van het vuur, dat haar gedachtelyk "bescheen, haar rok van zij deed glimmen en fonkeling bracht in de juweeltjes van de ringen .aan de vleezige hand, die neerhing langs de stoel.. .Ze was in lichte dommeling geweest, doch klaar wakker nu, nadat ze haar man had hooren binnenkomen, die zich be haaglijk nu zette in z'n hooggerugde stoel. 't Is frischjes." Buiten?" vroeg ze naief, toen geeuwende. Maar hier is 't lekker", was z'n antwoord. Toen, na een oogenblik zwijgen vroeg hij : Fiits nog niet thuis?" Frits? Hoe kan dat nu ? Hy zou pas om een uur of zeven uit Utrecht gaan." A.ch, j a. ... Wat ik aan die j ongen gedacht heb vandaag." Ik zeker niet?' Frits was de zoon, toekomstig student in de theologie. Vandaag was-i naar Utrecht om er naar een kamer te ky'ken. Een vrind, die er woonde, had hem geschreven, dat-i wat voor hem wist in 'c zelfde huis waar hij woonde. Goed eten, nette lui. Daar was nog een kamer open en dadelijk had-i aan hem gedacht en zou 't wel leuk vinden. Met z'n hospita had-i er nog niet over gesproken. HU' was du» nog volkomen vrij, moest maar es komen kijken, Zante vond 't een tref. Die vrind was ook theoloog, kon dus nooit een slechte omgang worden voor z'n zoon, inte gendeel, zou door meerdere ervaring een steun kunnen wezen en hulp by' de studie. Bang, dat de gelegenheid zou ontsnappen, stuurden ze Frits al gauw er op af. Hij ging, gewapend met de door pa en ma duizendmaal aanbe volen voorzichtigheid benevens dringende raadgevingen. Hij moest goed opletten, min der op de inrichting der kamers, dan wel op de omgeving. Eerst diende 't hart, dan het oog bekoord te worden. Tuist", had ma gezegd, maar vraag ook naar 't eten." Wie denk je?" vroeg Zante nu, ua even stilte, dat ik zooeven ontmoette?" Wie je zooeven . . .? J i... Och, 'k zal 't je maar zeggen. Je raadt het toch niet. Hage... je weet wel, die..." enthousiast warden toegejuicht ea een groot aantal bloemstukken in ontvangst moesten nemen. Mevrouw Aal1 je Kubbenea Bars; zong in het eer'te deel.dpor mevrouw Ris begeleid, vier lie deren van Hollandache componisten. In Mei" van Kor Kailer, met een mooio pianopartij; Maanlicht, een mooi gedicht van B'iu en», door Bernard Z*eers eff-c'vol vo«r d« stem ge componeerd, een Sluimerlied, en Zwaluwen van sctirijver de'.es. [n het tweede de-1 e-n drietal l'ederen van Reger en n van Scheinpflng. Mevrour Kubbenga heeft een zeer mooi ? stem, dia gemakkelijk aanspreekt. Raar uirapraak is voortrefi -lijk en naar voordractt na'uurlijk en ongekunsteld. Dat ook n] war,n werd toagi-juic it -p've't' "an zelf Zeer bijzonder breng ik mevrouw Kubhenga dank voor de wij^e, wanrup 'ij mijae lierieren gezongen heeft. AXT. AVEEKAMP. G. H. WBUSTINK Oeertir.htel'jke. B'oemlezing u'it V<md>l. Klas*, en Leiterk. Pantheon. Zntphen. W. J. Tüierne. 3 Dl'jes ?0.90. Een keurlezing uit den gfheelen Vondel bestond noe niet. De Mee-terstukken nit Vondei's werk«n" door v. Moerkerken (1870), noch Vondei's Dicht j u wee en" door Poelhekke (1876; 2e dr. 1907) geven, wat de-.e bloemlezing bevat: een min of tneer belangrij K deel uit de grootere ged.enten en treurspelen en de voorna»mste kleinere verzen in hun geheel. En toch is zuik een verzameling onmisbaar nu de Vondelstudie zoo op den voorgrond treedt, en een beknopte, vol komen betrouwbare vol edige uitgave van den geheeleij Vondel nog ontbreekt.'t Is een moeilijke taak uit 's dichters schatten juist datgene te kieken, «at het rnee-t de belang stelling verdient, en zeker zullen er lezers zijn, die juist in deze bloemlezing missen, wat zij stellig meenden er in te zullen vinden. Zoo zoek :k, tot my'n spijt, tevergeefs enkele van Vondels Klinckerts", waarin zyn ge spierde taal en rijke beeldspraak zoo tot haar recht komen. By voorbeeld die voor De Heerlijkheid van Salomon" ne^innend: Grtiy die van peerlen, gout «n diamanten r-cnim mert", om slechts een van de vele te noemen. Maar 't is eigenlijk verkeerd, waar zooveel te waardeeren valt, in de eerste plaats op enkele ontbrekende stukken te wijzen. Uit de treurspelen zyn de meest ken schetsende deelen genomen; wel het moeiljj?ste voor den verzamelaar, die toch «en overzicht van het geheel wil geven, en van alles, samenspraken, de mooiste reien en alleenspraken, het beste wil kiezen. Bijzonder blijkt het gelukkige inzicht van den kenrlezer, b.v. by Palamedes, Gyabrecht, Peter en Pauwels en Adam in Ballingschap, de meest gelezen stukken. Doch waarom Lucifer en Josef in Dothan zoo karig bedeeld, dat ze fs de rei: Wie is het die zoo hoog gezeten", ontbreekt? Ook de groote Leerdichten zijn goed uitgetrokken en in de belangrijkste deelen weergegeven, waarvoor een nauwgezette studie van die grooteche werken voor den verzamelaar noodig was. , Toch niet die ..." Ja." Die?... Hoe kwam dat zoo?" Heel gewoon, 'k Oatmoette hem op straat, zoo ineen?(. 'k Zag 'm plotseling ?oor me." Had je 'm dan niet kunnen . .." Ontwijken ? Nee, dat ging niet meer." Jy' kijkt ook nooit es om je heen.... Wat had-i te vertellen?" Oc\ hij had haast; maar..." en alsof.i bang was voor 't geen ze zou zeegen van wat zou volgen, zweeg hij even, om dan, misnoegen leggead in z'n stem, te vervolgen: van avond sou hij even aankomen." Ze zat plotseling rechtop. Tante, in 't vuur kijkend, voelde haar verbazing, voelde de nijdige, verschrikt kijkende oogen op zich gevestigd en durfde niet opzien. Wat zeg je?" vroeg ze heftig. Komt-i hier? Hier in huis?... Maar je hebt toch zeker gezegd, dat je ... ,,'e Wist niet dadelijk wat te verzinnen en zei dat 't goed was." Wat? Dus hij kom'? Tante knikte, durfde de bevestiging niet uitspreken. Mevrouw deed haar worst ronde vingers, bewegen in zenuwachtige trom uaeling op haar knieën, tot ze plotseling, heftig weer, vroeg: Dus van avond komt-i? En hoe laat? Dat weet ik niet; dat heeft hij niet ge ;egd.' We gaan uit." Wat zeg je?" We gaan uit, zeg ik." Uit? Waarheen?' Kan me niet schelen." Dat kun je niet doen, Marie." Zoo niet. Waarom niet?'" Waarom niet? Dat zou al heel onbe leefd zijn.;' Tegenover zoo iemand behoef je geen complimenten te maken.:' Dat zeg jij." Nee, dat hoef je niet. Een verioopen advocaat." Nu ja, maar ik kan toch iemand, met wie ik zooveel jaren ges'.udeerd heb. . .. ' Dat heb je niet. Hij was in de rechten." Nu ja, we waren toch samen op een en dezelfde universiteit." Dat zegt niets. Je hebt zelf gezegd, dat je niet meer met hem wiide eorrespondeeren, sinds hij voor dat zaakje geblameerd werd. En nu spreek je zóó, omdat het door jou schuld is, dat i hier kont." Door mijn schuld?" Ja, wat andera? Je had toch wel kunnen zeggen, dat we ergens naar toe gingen van avond." Maar Anna, ik zeg je toch, dat...." Maar je moet het zelf weten. In jou huis' zoo'n, zoo'n .. . wat moeten de menschen.. .." Och kom, wie weet dat nu. Bovendien, hij kwam hier toch wel meer. En misecbieu gaat hij weer gauw heen." Ja, dat kun je begrepen. Die ben je voorloopig niat kwijt. En straks, als Frits komt. Hè, en die man is altijd zoo, zoo.... O, ik kan hem niet uitstaan." Zante zweeg, wist dat-i z'n vrouw er zachter, meegaander door stemde, omdat z'er erken ning van schuld in zou vinden, 't Bleef een oogenblik stil. Ze staarden beiden in 'c vuur van den haard, waarvan de gloed de gezichten vreemd-bleek deed kleuren, de oogen een glans van wildheid gaf. Toen in eens vroeg ze, minder heftig: ,En hoe laat zou hij komen ?" Dat heeft-i niet gezegd, 't Zal wel gewone Van Vondels verzen vindt de lezer hier dus al wat hij voor een voldoende kennis van den dichter noodig heeft. Maar waarom bevat deze overzichtelijke" bloemlezing geen enkel staaltje van Vondels heerlijk proza? Gaarne had ik daarvoor nog wel een paar brokjes poëzie en vooral de noidelooze rege'H' stippels, midden in de gedichten op bl. 73 en 123 vs-.n diel II. gemist. Telkens verval ik iu weoschen, terwijl 't rnijn doel is den iewerker te prijzen voor '.ijn kearige bloemlezing. Maar belr.rgstelling in dr, werk luidt tot nasnufielm, en Bun opraerkiag is daarom nog gesn aan merking. Z'io Areufc'i ik ook be-chou d te zien, wat ik over enkele verklaringen en noten te bar ie zal brengen. S echts eu ernstii^ grief heb ik tegen dezi ?voe.m H'.ina, wiiaroy ie heer W. in de inleiding met nadiuk verklaart dat een van zyn utolregels is: het eerste lezan van V's poëzie ... geschiede in tijdkundige vokorde"; namelijk deie, dat iie volgorde hieruit niets blijkt, wijt ny al de stukken de jaren van hun ontstaan ontbreken, toch zeker onmis bare factoren voor hen, die Vondel bestndeeren. Al laat de beknoptheid der uitgave geen uitgebreide noten en verklaringen toe, wat meer toelichting, vooral waar het personen geldt, zou deze bloemlezing nog bruikbaarder maken. Voor een lateren druk zou ik de volgende verbeteringen ea aanvullingen wel in overweging willen geven: Dl. I, 53, een verklaring, wie Katharina (Baeck) is, aan wie de Beeckzang is opge dragen, evenzoo dl. II, 5, bij de KruUberg, Magdalena Baeck. Bij dl. l, 62, behoeft deege deeglijckneid" voor beginners wel eenige toelichting, evenals rammelead gebeent" op bl. 63, lat m nder juist verklaard wordt door honger.' Dl. I, bl. 84, voor Branden" te lezen Brunten, de familie die een der glazen in de Oude Kerk geschonken heeft. De schilder Langa Pier" mag hier eer verme d worden dan de fabelachtige Digman. als ontwerper dnr ramen. Dat met Emebia, in de opdracht van Peter en Pauwela, Tesselscbade bedoeld wordt, is een veronderstelling van Thijm, doch wordt door anderen betwijfeld; een kleine aanwijzing ware dus voor aan vangers niet ongewenscht. Na er nog op gewezen te hebben, dat aan Sint Bar'>ara als attribuut de toren toekomt en niet aan 8. Pelagia, II, 29, (Zie o.a. Thijm, H. Linie 167.), breng ik ten slotte den kundigen verzamelaar hulde, dat hij Vondels spelling onaangetast heeft gelaten, wat zijn bloetnlezing, mijns erachtens, groote waarde verleent. De voorrede is eigenlijk half van Weustink, half van De Klerk. Het laatste deel, hoe oelangry'k ook als ty'dsehriftartikel, heeft voor hen, die een bloemlezing van Vondel willen bestudeereo, minder waarde, omdat zij daardoor weinig verder worden gebracht in hun kennis van den dichter in 't algemeen, wiens oordeel over, en kennis van Erasmus' werken toch wel in de laatste plaats voor hen van belang ie. De heer Weuatink ver zuimt daarbij de hoofdly'nen", waarvan hij spreekt op b). IV, ook eenigszins nader aan te duiden by de verzen. J. F. M. STBRCK. tijd zijn, denk ik en bdj, dat z'er zich al wat mee vereemgd had, vervolgde hij: maar je begrijpt, animeeren zal ik hem niet tot lang blijven, hoe ook. We praten 'c hoog uoodige, en .." Nu ja, ja kunt hem moeilijk wesja^en.. .. Enüa." Ze trok even de schouders op, vroeg toen na een oogenblik zwijgen: Wil je je port?" en stond langzaam op, deed de gordynen tos en stak het licht aan. De over gang deed beiden even de oogen toeknijpen. Zante wreef zich welbehagelijk de handen. Z'n vrouw ging naar 'c buffet, schonk port, liep to^n naar dïkeuken om voor 't eten te zorgen. Niet lang daarna zaten za aan tafel. Keu tijdlang waren ze zwijgend bezig, tot mevrouw plotseling vroeg: Hoe zag-i er uit ? ' O, heel fatsoenlijk. Heel goed geloof ik." Zei-i verder niets ?:' S"iets." Wat doet-i tegenwoordig V Dat heeft-i niet verteld. Da"- zullen we straks wel hoorec." 't Zal wel niet veel buonders wezsn" zei mevrouw. Dit denk ik ook niet. Maar misschien ook .wel. Zulke menscheii komen soins nog bater terecht dan. . . ." 't Is toch wat voor zoo'n vrouw." ,.Ja" knikte Zante. i'oen a.en ze zwijgend weer door. Een half uurtje daarna zat Zaute weer bij den haard, las de courant en was zij bezig te haken, nam nu en dan een bonbon uit een bonbounière van een iniitatie-£èvre, die voor haar stond op tafel. Haar lichaam, breed van welgedaanhsid, 't bovenlijf in zwartzijden keurs, dat ^pannend hat Hahaam, de forsche, dik-ronfie armen omsioot, nam. bijna heel da korte zijde dar vierkante tafel in. Op 't kopeien wandtoestel suisde met nu en da i een zanderig gepiep het theewater, waarvan de atoom 't behang bevochtigde, 't ' i jkrabbel van een muis, die steeds volijverig bezig waa zich ergens uitgang tu versct.alleu, klonk, hard brutaal de stilte door. Ze schenen er iviii) goweuil. Allaen mevrouw keek. even naar de plek, waar 't beestje doende w.is, maar zei niets. He* haldere licut van de krooj, waarvan, zooals altijd, de drie pitten brai d jen, deed aliaa goed uitkomen. De inoubeij, de gordijnen en alles wat daar was, deed wel aan luxe denken maar luxe zonder smaak aan overdaad, aan geld. Nu. ge'd had Xinie wel. al was 't ook door z'n vrou.v. 't. Bezit van geld was voor hem atlijd een genot en een noodzakelijkheid ge weest. Als student had-ie zalfs meermalen door 't spel hei bezit ervan trachren te vergro'jten, fotdat-i eeas esn ihnke som verloor, maar die. eyrst betaalde, tusn-i getrouwd was. Toen kon het. Er werd gebeid en beiden keken op. Zante lei bedaard de krant op z'ii knie, luisterde; z'n vrouw hield op met haken. Ze hoorde de meid, die ging r.aar de huisdeur. TOL-U klonk 't luid : Dominee thuis, meinje?"' ..Hij is 't," zei ze en ging door m «t 'i pt-uteng haakwerkje, terwijl Zante de krant weer nam. De meid kwam. zei dat meneer Have d'er was. Meneer kon binnenkomen, Vier, vijf stappen werden gehoord, toen kort, krachtig kloppen aan de reeds half geopende deur, waarna Hayd binnenkwam. Hij zag er ouder uit dan Zante, ofachaon ze van gelijken leeftijd waren. Een zwart baardje Aan den Heer Dr. L. H. Grondiji. Ik moet beginnen met uw argelooze lezers 'oor dit feit de oogen te openen, dat u tegenover mijn kort en klaar woord in No. 1698 van dit blad spreekt van kansel", aiaan op de borst", enz., terwijl u eu zelf met eea drie-artikelen bre-,den ommezwaai zand ia de ougen ebt gestrooid. La»t ieder, die uw kolommen lang geschrijf gelezen heeft, dat gessariif aog teus nalezen, en hij zai, indien hij eerlijk wU zijn, ontdekaen, dat u om de za<>,k heen hebt gedarteld, met een woorden-v;oai), die &lerolks-ri<e'.oi-ïca en anders niet kan wordnfi aangemerkt. Kerst een expectoratie over begeerte en wijsheid, dia uw legers al ongemerkt tegen mijüarbeid moest innemen, terwijl daaromtrent nog niets positiefs-we enecfoappeiijks was te berde gebracht, toen onheilige taal o f er Kant in tunica aan den bruilofis-discn, daarna een soort treurspel" of '«lysper', dat letterlijk tot niet» dienen kan dan tot het verlokken der onnadenKenden. Uit dezen nwen stort-vloed van woorden redde ik twee critigche opmerkingen en ont dekte uw lezers, dat deze beide uw onbekwaamonid tot de u opgedragen taak aan den dag brachten. Dit ga ik nu bevestigen. Allereerst onthoude u goed, dat ook nu wederom uw vele woorden uw fout, niet be dekken, dat u vroeger gezegd hebt: deze boekjes willen «cijg<eerea vervangen" en dat u ze als zoodanig hebt ge .teid tegenover boekjes, die wenschen in te leiden. ' Hieruit bleek en blijkt nóg, dat u niet voldoende kennis hadt genomen van den aroeid, dien u niet als volks-redenaar maar als wetenschappelijk man te beoordeelen hadt. Dit blijkt 004. Ik kan desnoods begrijpen, dat u op grond van mijn woorden op den omslag in den waan werd gebracht, dat ik mee weaechte in te leiden" maar waar >m repliceert u met geen enkel woord op in ij n tweede verwijsing in deze, waar ik aan bet slot van mijn uiteen zetting besliat spreek vaa een inleidend over zicht van Kant'u hoofdgedachten. Derhalve nog eens: u hadt, voor a mijn werk beoordeelde daarvan niet voldoende kennis genomen. Dat wordt in de tweede plaats openbaar, waar u polemiseerde tegen mijn beweren: de mundus mtelligibilis geeft onvoorwaar delijke, absolute zekerheid." Uit mijn geheele betoog tock blijkt, dat ik hier niet spreek van logische of wetenschappelijke maar van moteele zekerheid. Allereerst tich trad en treedt hier weder aan den da?, dat u mijn boekje niet voldoende hebt gelezen. Blad^yde op bladzijde toch kan men daar vinden, waar u hoog op gaat, dat n.l. ds mnndus intelligibilii' bij Kant aller eerst problematisch moet worden geacht. Een enkel citaat zal uw lezers overtuigen. Blad', ij de 20 van mijn werkje kan men o.a. gedrukt vinden, hoe wjj met de Dialektik", waar de ideeën (God, wereld, ziel) aan de orde komen: beginnen, wat Kant noemt, de vaart op den wijden oceaan rondom het vaste land des verstands. Wy loopen daarbij droeg i met hier en daar een grijs haar, 't gezicht wat mager, bleek een beetje, met levendige, donkere oogen in diepe kassen, hoog voorhoofd, nog hooger lijkend door 't zeer gedunde haar, dat aan de slapen sterk grijsde. Z'n zwarte gekleede jas, zichtbaar veel gedragen al. stond goed om z'n middel matige rechte gestalte. Ofschoon 'tkouiwas buiten, droeg-i geen overjas, Zante was langzaam opgestaan; mevrouw had nog even gewacht, toen bedaard 't haakwerkjs neergelegd en was toen ook gaan staan. Hays boog en de glimlach, die er lag op z'n ge/iiclit, bleef, zelfs toen-i 'c strakke gezicht zag van me TOUW, die even knikte. Vormelijk waf, zei Luj: Oag mevrouw. Ik meende 't niet te mogen nalaten u es ip te zoeken, nu 'k hier een dagje in de stad ben. Heel toevallig ontmoette ik vanmiddag uw man. Hij zal 't u wel verteld hebben. En hoe maakt, mevrouw het?" Een flauw dank u" was 't antwoord. Toen ging ZH weer zitten, begon dadelijk weer te haken. Toen gina-i naar Zante, die hem een pasje tegemoet kwam, de hand toestak. Vrijmoe diger dan tegenover mevrouw, met ietwat hartelijke intonatie, zei Hage: Dag Zinte Hoe gaat het sinds vanmiddag?' Dank je," zei tante en gaf een stoel. Hage zette zich, wreef zich welböhagelijk de handen, sloeg 't eene been over 't ander, terwijl Zante de krant opvouwde. ,,Joj)gf, 't is hier lekker.'t Is koud buiten." Vin je?" vroeg Zante. Asjeblief.... Hè, hè, 't zijn hier heele einden. Kil vertel rne nu es. Hoe gaat het je? Je ziet er geconserveerd uit, dat moet ik zeggen, perfect. En mevrouw, u bent nog steeds dezeif Ie waarempel." Mr .rouw keek. even op. Vin u 'i" Viudt n het dan niet? Wat, zeg jij Zante? Je vrouw is er niet cp veranderd. Wal?... Als je mijn vrouw daarbij vergelijkt. Lieve hemel." Mevrouw, voelende, dat ze wat moeet zeg gen, vroeg : Mag ik u een kopje thee...." Graag heel graag." ..U gebruikt, suiker en melk?" Een korreltje en een wolkje mevrouw... Waet j.j iiog 'Zante, toen we ia Utrecht waren, dat ik zoo'n geweldige theelurk was. Maagbedervend zelfs. Jij moest er niets van heb beu, v.rfg. Jij... mevrouw, uw man dronk in z'ii tijd liever bier. Jawel. Is't waar of niet ?" Ja, ik heb nooit aoo erg van thee ge houden. ' ..X'Hi, ik heb met de kou liever iets warms Wil je wel fieloovnn dn 'k moe ben. 't Zijn hior .luiks verduiveld} einden, hè? We zijn | geen jonge kerels meer Zante. Dat ging vroe ger ;indiirs. Wat ?" ..Ja .. . Ja ... Er is sinds veel veranderd, Haytr." ..Ja, :;eg dat wel;' '.'.eg dat wel... Heel veei... Och, wat zal ik je zeggen". Er lai< iets van <.>en zucht in deze woorden. Hij staar ie even, voelde ineens, dat die twee daar dacnten aan 't geen er met hom ge beurd was. Kan erfeniszaakje, waarin hij ziob, gelokt door uif.icht op een buitengewoon wins'js en meegesleept door een collega, had jreb atueard. had z'n reputatie > en deuk gegeven, die hem noodzaakte z'n rechts praktijk or aan te geven, al was 't ook be kend geworden, dat-i zich had willen teruggroot gevaar, nevelvlekken en ijsbergen voor eilanden aaa te zien ea daa>om moeten wij ons, voor we dezen tocht beginnen, goed herinneren, dat we komen op onzeker terrein (!). Hier treedt in plaats van het weten (ge bonden aan aanichou «ren -f denken) slechts benaderende (!) zekerheid". En zóó zou ik uit mijn gescnrift blad'.ijde bij bladzijde kum en citeeren (vgl. o.a. 10, 21, 25). Daarom heb ik gezegd, dat men bij mij precies hetzelfde lezen kan, wat u als ethiek op mijn boekje iabrengt. Nadrukkelijk heb ik voorts mijn overzicht aangaande Kani's metaphysica vooraf do*n gaan door de volgende opmerking (bldz. ~Ö): Een systematische baschouwing aangaande den wezenlijken samenhang der dingen heeft Kant zelf in geschrifte eigenlijk nimmer gegeven. Om zyn metaphysica te leeren kennen, moeten we dan ook vo-jral putten uit de collegedictaten zijner Vo>lesungen" en zyne aanteekenmgen bij Biumgartner's metaphysica, waaruit hij doceerde. Hier geeft hij in positieven zin, wat hij in zijn critische werken meer negatief baLandelde. Daarbij blijkt, dat Kant van de oude metaphysica zoo goed als niets heeft latan vallen. Naar zyn eigen getuigenis was zijn bedoeling met de critische methode dan ook niet om de metaphysica te vernietigen maar te begründen". De Kant-kenner Paulienschryft in zijn over bekend boek : Immanuel Kant, gein Leben und seine Lehre" (Frommanns Klaseiker der Pmlosophie,VII):?Wa8dieMetaphy8ikangeb.t, ao bezeichnet Kant als die Summe seiner Be rn iihangen : die wahre Methode der Metaphygik, ihre wissenschaftliche Begründnng zu finden (S XI). En verder : Kant der Erkenntnistheoretiker aagt: die Dinge an sich selbst sind für nnser,Erkennen ein unbestimmbares x, ein blosser Grenzbegriff" ... Kant der Metaphysiker weiss dagegen ruit dem Ding an sich ganz wohl Bescheid". En bij citeert aldaar uit Kant'»?Reflexionen" het volgende: Der mun dus intelligibilis als ein Gegenstand der Anschanung ist eine b l oase unbestimmte Idee, aber als ein Gegenstand des praktischen Verhaltnisees unserer Intelligenz zu Intelligenzen der Welt berhanpt und Gott all daa praktische Urwesen ist ein wahrer Bsgriff und bestimmte Idee: civitai Dei" (S. 2tfO). Deze citaten zyn met vele te vermeerderen. Wat de rest van mijn werkjes (door rCniet besproken) betreft, ik tart u mij n uit spraak daaruit voor te voeren, die ik niet met woorden van den schrijver zelf bevestigen zal. Met beleefde groeten, Uw. dir. Heemstede. A. H. DB HABTOG. Aan den titer dr. A. H. de ffartog. Dat u mijne kritiek niet zondt onbeant woord, laten, was te verwachten. Dat u gean betere argumenten zoudt kunnen aanvoeren dan de bovenstaande, dat was duidelijk voor ieder, die Kant zonder bijoogmerken heeft bestudeerd. Ik was alleen bevreesd, dat gij met uwe thaologen-argumenteu niet voor den dag zoudt durven komen, en heb daartoe mijn laatste antwoord iets feller dan mijn gewoonte is, uitgehaald, en niet zonder imiHiiimiiiimiitmiMiiMiMiii trekken, bang geworden voor de mogelijke gevolgen. En juist zyn gebrek aan durf, z'n weifelen, had alles doen mialoopen. Dai Zante en z'n vrouw er aan dachten, al zoulen ze er dan misschien niet over spreken, verwon derde hem niet, kon-i vooruit wel weten, al vond-i 't niet prettig, 't Had hem zelfs een tijdlang teruggehouden van z'n bezoek, tot-i dadelijk aangespoord door z'n vrouw, was gedaan. Hij had zich voorgenomen te doen of-i er onverschillig voor was, er niet meer aan dacht. Aan te komen met een zondaarsge dcht, smeekend als een bedelaar, stond hem tegen, kon-i ook niet. Dan liever opge wekt, zorgeloos doen, een masker dragen. Ietwat luchthartig dan vervolgde hij : Je hebt er natuurlijk het noodige van gehoord en gelezen, van dat ongelukkige zaakje." Zante knikte, voor zich kijkend, en z'n vrouw, geagiteerd door de afwachting wat er nu komen zou, onzeker ook welke houding ze zou aannemen, wat ze zou zeggen, als 't noodig was, tuurde inspannend op 't haakwerkje. Ja, 't wasén ongelukkig ding.. . m'n eigen schuld ... zeker. Enfin, 'k ben er voor gestraft, dat verzeker ik je.' Nog zwegen de anderen. En zooiets vergeven en vergeten ze niet licht... Enfin, je weet er alles van." Ja," zei Zante, zooiets... Maar j e bent er voor gestraft, zeg je. Je bedoelt..." O, als ik je dat alles moest vertellen." En z'n beide armen leggend op tafel, de vin gers trommelend op 't peluche-tafelkleed, keek i een oogenblik voor zich, vervolgde toen : 't Is een zure tijd geweest, dat ver zeker ik je. Maaaden lang heb 'k zonder ieta geloopeu, maaaden lang En je vrouw zie je, ju vronw, da's n: g het beroerdste van alles. Voor me zelf, ook ... ik zou van droog bjood kunnen leven als 't moest... Toen eindelijk kreeg 'k een baantje op een kassierskantoor. Dat weet je misschien... Niet? Enfin, je laat elkaar onwillekeurig los ; 't is te begrijpen. Enfin. Maar 'k ben daar nog. Veel is 't niet hoor, om den drommel niet. Je bent het anders gewend geweest, hè... Toen kwam m'u vrouw op 't idee kamers te gaan ver huren. In Utrecht Lè. . . een studentenstad, dat kon goed gaan... We deden 't. Heel gauw kwam er een. Maar die werd ziek, ging dood. Toen zaten we weer leeg. En zooiets kan niet lang duren, 't Nekt je teveel, j e be grijpt, we hadden een huis gehuurd, waar we kamers over moesten hebben. Zoo zat je voor een groote huur. M'u halve traktement gaat er an weg, waarachtig/' Hij lachte even met zenuwachtige trilling in z'n mondhoe ken. Toen werd oa'n vrouw ziek. Alsjed'er eeoinaal in zit, krijg je alles ineensl Eaofde duivel er mee speelt, daar komt er een om een kamer. Wat moest ik doen? M'n vrouw in bed en van huishouden heb ik heelemaal geen verstand." Zante gcheen 't beroerde te voelen, keek hem tin en dan aan, en gedreven door een plotseling opkomen! gevoel van medelijden vroeg-i: Wil je soms rooken?" ..Als ja vrouw, .. ," O. nee, mij hindert het niet", zei me vrousv een bonbon nemend. Dan graag ... Ja, ja, en zoo scharrel ju maar om te leven, louter oin te leven. Enfin. .. Merci. .. o lucifers heb ik.. .: Dank je, dank je." Haye rookte met welbehagen, ging achter over sitten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl