Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1701
Jhr. Mr. Dr. A. Koëll.
Och, verlangt van mij geen
prcSramma van ambtelijke voornemens en
bedoelingen: laat mij mogen volstaan
met de oprechte belofte, dat ik alles
zal doen, wat in mijn vermogen is, om
een goed en rechtvaardig Burgemeester
te zijn; onpartijdig leider Uwer ver
gaderingen met een open oog en vooral
een warm hart voor de belangen van
stad en ingezetenen, aanzienlijken en
geringen, wiens ijverig streven het zijn
zal, het (jezag hoog te houden en zijn
plicht te doen, welicillend maar nauw
gezet, zonder aanzien des petsoom en
zonder zich te bekommeren over, of te
haken naar een populariteit, die met een
ernstige plichtsopvatting" in botsing zou
kunnen komen."
Aldus Jhr. Mr. Dr. A. Koëll in de
zitting van 3 September 1904 van den
Raad der Gemeente Arnhem, bij de aan
vaarding van het ambt van Burgemeester;
indien ik zoo kort mogelijk zou willen
samenvatten mijn oordeel over dien
Burgemeester, dan zouden deze woorden,
bedoeld voor de toekomst, met de cur
siveering kunnen gelden als een oordeel,
dat steunt op hetgeen hij voor Arnhem
geweest is.
De oprechte belofte het ft hij in alle
opzichten vervuld.
Dit vooropstellende, zal men het kunnen
begrijpen, dat men te Arnhem het ver
trek van dezen Burgemeester met oprecht
leedwezen tegemoet ziet, niet alleen in
enkele kringen, maar wanneer men een
oogenblik den partijbril wil afzetten, in
alle kringen.
Deze uitspraak is geen ijdele woorden
praal, want hoewel de naam Roëll uwe
lezers den indruk geeft van oud-liberale
gevoelens, meen ik toch, dat men dezen
naamdrager onrecht zou doen, wanneer
men hem voorstelde als tegenstander
van modern gemeentebeheer.
Mr. Rüll is niet wat men noemt een
politiek man, doet niet aan politiek, heeft
er zelfs een hartgrondigen afkeer van
en is toch een man van hoogstaand
karakter. Dit wil al weer niet zeggen,
dat men in politieken zin niet weet,
wat men aan hem heeft, integendeel,
hij voldoet volkomen aan den eisch van
een goed Burgemeester: hij staat boven
de partijen.
Vóór alles is in hem te prijzen zijn
strikte eerlijkheid; spreekt men met hem
over een vraagstuk, hij zal geen ont
wijkend antwoord geven, hrj gaat op de
zaak in, belooft niets, wat hij niet kan
vervullen en wat hij belooft, volbrengt hij.
Deze eerlijkheid sluit als vanzelf in
zich volstrekte onpartydi</heid, die vooral
uitkomt bij de voortreffelijke leiding
der raadsvergaderingen. De hoffelijkheid,
waarmede hij den sprekers tegemoet
treedt, voorkomt onaangename incidenten,
die ik mij niet herinner, dat in het bijna
zesjarige bestuurstijdperk zijn voorge
komen.
Vlot en correct spreker zoekt hij niet
naar mooie oratorische zinwendingen,
maar beperkt zich en gebruikt niet meer
woorden dan noodig zijn om op duidelijke
wijze zijn standpunt uiteen te zetten. Bij
speciale zaken, behoorende tot het gebied
van den wethouder, laat hij dezen de
verdediging voeren.
IJveri? werker, bereidt hij meermalen
persoonlijk menig onderwerp voor, waar
van de stukken, die vooraf gewisseld
worden, het kenmerk dragen; bij de
behandeling blijkt dan groote wetskennis
en vooral ook een bewonderenswaardig
geheugen.
Indien ik aldus den Burgemeester
geteekend heb, die zonder aanzien des
persoons er niet voor schroomt particuliere
vriendschap ten offer te brengen, wanneer
het belang der gemeenschap dit eischt,
dan zou men allicht de conclusie kunnen
trekken, dat de heer Roëll is een zeer
populaire Burgemeester.
Dit nu, in den zin, die men er ge
woonlijk aan hecht, is Burgemeester Roëll
niet, en gelukkig voor hem, hij doet er
ook geen moeite voor. Wanneer men hem
dan ook zoo gewoonweg naar zijn bureau
Mevrouw Simone (Lebargy) als Fazaatenhen in Chantecler.
De heer Rostand wenscht dat alles in goede
verhouding zal zijn tot de vogels op het tooneel."
De Dagbladen.
Edmond Rostand.
Wordt Chantecler
Mevrouw Simone (Lebargy), aan wie de
rol van de fazantenhen is toebedeeld in
Rostand'g Chantecler, is door een valluik
gevallen, zonder dat zij de tegenwoordig
heid van geest had van hare vltugeltjes
gebruik te maken, hetgeen haar aanvalhge
en doorvallige persoon eenige kwetsuren
gekost heeft.
En de eerste opvoering van het vogel
drama, waarop wij (ook gij, lezer?) sedert
zes of zeven jaren hebben gewacht", is
wederom drie dagen uitgesteld!
Het wordt langzamerhand een zourige
mallotigheid, deze met hoogachting behan
delde naar ons toehiukende voorstelling.
Tegen zooveel onweerstaanbare reclame
kunnen slechts de Amerikaansche millio
nairs-zielen (deze verbinding par maniere de
dire) bestand blijken, die sedert weken de
hotels der place Vendóme bevolken,
beuppertennen wil ik wel zeggen, als dat
misschien eerbiediger klinkt. Maar een ge
wone menschenziel moet wee worden van
den roem op stelten, die thans reeds, voor
dat er iets gebeurd is, en sinds lange jaren,
den Maitre omstuwt.
Een vriendelijke hand reikte mij daar
even een boekje toe, door den goeden
Rictus van de Butte Montmartre,
dendiepgevoeligen, den (fepsi-gevoeligen chanson
nier, indertijd geschreven, toen Edmond
Rostand onder een uitgebreide snobistische
agitatie in den kring der Académie
Francaise werd opgenomen. Een aardig boekje,
dat mij tot nu ontgaan was. Een geestig
aangedikt protest van overbruisende vijan
digheid tegen den neurasthénique préféré"
van een niet beminde, afstervende
Fransche aristocratie. Vergun mij uit dat
scherpe boekje te vertellen, nu Rostand
nieuwe lauweren wachten. Jehan Rictus is
n 1. spelbreker geweest in de gloneusedagen,
dat de groote Edmond" een der Veertig
werd, waarvan de meesten later blijken
niet zoo erg onsterflijk te zijn. Laat mij
die niet onvrien lelijk bedoelde rol thans, en
voor het bescheiden deel van dit weekblad,
spelen. Wat geeft ons, Hollanders, trouwens
meer voldoening
dan een klein
beetje spelbreken?
Rictus ziet Ros
tand op deze
wijze: hij ziet
in hem de onge
paste" herleving
van Victor Hugo.
In het den nadruk
leggen op het
ongepaste" van
't geval, met tot
slot het conse
quente verzoek
den romantieken
opruier voor den
rechter te bren
gen, ligt de beko
ring van dezen ironisch
en toch ernstig bedoel
den uitval. Rictus hét'c
een beetje gelijk. Hij be
toogt: het heeft ons nu
zooveel moeite gekost
den bazar romantique"
tot den bodem toe neer
te halen, het is ondanks
de verhelderende wer
ken der naturalistische
schrijvers, nog maar
luttele jaren geleden,
dat men zonder levens
gevaar geen kwaad kon
spreken van den
rhetorischen Kolossus, die
drie generatiën heeft
beheerscht, dat het een
voudig staatsgevaarlijk
is eon wederopleving
van de Fraseolos<ie toe
te staan! En 't is de
grappige waarheid! Wie
in Frankrijk heeft ver
keerd weet van de
idolatrie hugonienne".
Wie Rostand leest, voelt
de wederopleving van
wat er in drie eeuwen
aan romantiek geweest
is; mits wij verstaan:
de zwakke en eenzame
Mevrouw EJmond Rostand.
Wat doe jij daar? Kachelpijpen geel verven?'1
Ik maak 't stroo voor de kippen van Chantecler
...To zoudt eaiis zien of de zon nog opkwam
als ik nie' kraaide!'
(Trekening run Roubille, verschenen
Eire van IM April 189,8.)
de
opleving. Rostand
heeft gén leer
lingen en, zooals
Rictus treffend
zegt, hij is
fatigué"... Mair dan
toch een w
derople ving: Rosianl
een onverwachte
loot" aan den
reeds gekapten en
dorrenden stam
Hugo. /jker!
En zie het nu
maatschappelijk.
])e romantiek, dat
is het koning
schap, dat is het
keizerrijk. Hugo's
trrootsche pruilen tegen
Napoleon 111, op Jersey,
ontneemt aan dit feit
zijn beteekenis niet. liet
r aturalisme, de liefde
voor waarheid en wer
kelijkheid, dat is in
de lijn van het streven
naar de democratie.Wat
kon door den vriend van
Steinlen, door den
diepgevoeligen
argot-dichter van bet l'ariische
ar moed-volk j e, door Ric
tus, dan wel voor hate
lijker worden gehouden
dan het met verskunst
aanwakkeran van
retrograde en Napoleonti
sche i'iealen? Hij be
wijst (gesteund door
Emile Magne en
Lemaitre) Rostand's ge
brek aan eerbied voor
de historische waarheid
en voor de taalvormen :
niet ongewoon bij de
Romantiek ! 11 ij herin
nert er aardig aau, hoe
de sierlijke dichter met
de grootste zorgvuldig
heid vermijdt in zijn
drama's ook maar iets
hoegenaamd toe te laten, dat den kleinsten
bibelot beschadigen kon in de grande
cristallerie des Idees." Hij legt de hand op zijn
pathos. Wordt zachtjes aan dol als hij denkt,
hoe in VAiglon, zoo direct als 't maar
eenigszins ging, de Napoleontische gedachte in
aureolen gehuld werd ... en zegt op een toon
of hij 't, niet alleen half maar ookheelemaal,
meent: we hebben wetten tegen de ver
spreiding van anarchistische geschriften,
d.w.z. van geschriften bedoeld als middelen
ter omverwerping van de bestaande orde van
zaken, de beruchte lois scélérates",
waarom worden ze niet toegepast op dezen
opwindenden dichter? Indien het werk van
Rostand de zoete hoop en de ijdela ver
wachtingen vleit van een kaste, aan welke
de Republiek goedhartig haar overdaad,
haar auto's en haar demi-monde gelaten
heeft, zonder dat gezegde kaste haar den
minsten dank ervoor kwijt, indien, zeg ik,
dat werk een elegant gepeupel in verruk
king brengt, zoo is het toch even zeker,
dat het verbittering wekt bij een belangrijk
deel van de Massa, die men niet tarten
moet: ik wil zeggen van het indrukwekkend
leger der Arbeidzamen en der l itgebuiten!"
En ik denk, dat 's avonds, nadat hij dit
geschreven had, de fijne volkspoëet achter
een café-taf'eltje vandaan, met tevredenheid
de menschen op den boulevard bekeek,
zonder kwaad te zijn op zijn slechten
medepoBet Edmondus Magnue.
Een klein vogeltje. Een gouden hart.
Met zong een paar scherpe noten tegen een
opgezette mechaniek, die de heele atmosfeer
met zijn vlerken vertroebelde, /oo dacht
hij tenminste, en toen zong hij verder voor
zichzelf', en voor ons.
Ja, waarlijk, het is jammer dat gij hem
nimmer hier in Holland <jrlinoril hebt:
.lehan Rictus!
* *
*
Laat ons zeggen, dat de grootheid
benijders heeft, t n benijders zijn vooral
scherp, die eer moet men ons merschen
geven, wanneer de roem niet heelemaal
is... verdiend. Wij zijn weinig te spreken
over zondagskinderen!
Hn, ach, vooral niet, als zij een borst
opzetten gelijk l'enfant chéri Rostand.
ziet wandelen, dan zijn er velen, die niet
weten, dat het de Burgemeester is.
Zij echter, die eens of meermalen met
hem in aanraking kwamen, zullen het
er over eens zrjn, dat wanneer Burge
meester Roëll een reeks vanjaren werk
zaam ware geweest te Arnhem, hrj met
groote zekerheid zou zijn geworden een
populair Burgemeester in den goeden
zin van het woord.
Misschien is het gewaagd eene verge
lijking te maken met den onlangs over
leden Burgemeester Vening Meinesz en
toch ... wanneer men diens uiterlijke
hoedanigheden, zijn régent-zijn, kon
wegdenken en daarvoor in de plaats
stellen een man met hoffelijk welwil
lende manieren, dan geloof ik dat er
innerlijke hoedanigheden aanwezig zijn,
die veel aan Vening Meinesz doen denken.
Zal Amsterdam nu een even goed
Burgemeester hebben aan Mr. Roëll als
Arnhem ? Het antwoord is moeilijk te
geven.
Indien goede wil, bekwaamheid en
werkkracht hiervoor voldoende zijn, dan
zeker! Maar Amsterdam is Arnhem niet.
Toch heb ik er goeden moed op, en
wensch Amsterdam geluk met zijn
Burgemeester, terwijl ik hem met leed
wezen van hier zie vertrekken.
Arnhem, Januari 1910.
H. GOEIIHART JR.
Nu wil men den armen man den vader
titel ten opzichte van zijn eigen stuk ook
reeds betwisten. Het is bekend, dat de ge
dachte, waarop het vogeldrama berust, deze
is: De haan, steeds bij zijn kraaien het
eerste gloren van den dageraad ontwarend,
meent dat hij door zijn gekraai de dageraad
doet aanbreken, de zon aan den hemel
roept. Welnu, de uitmuntende caricaturist
Roubille heeft twaalf jaar terug, toen hij,
wil ik gelooven, zijn teekenpen nog niet
zoo vaardig hanteerde, maar dat doet
er niet toe, Rostand's beeld zelf gevonden..
en het, als 't van een beeld gezegd kan
worden, in beeld gebracht. De Eire wijst
er, bij de prent, die ook wij hierbij
reproduceeren, met trots-en-ironie den gevierden
dichter op! Zij vraagt voor Roubille be
scheidener kan men niet wezen alleen...
een loge bij de eerste voorstelling.
Het blijkt hieruit meteen, dat er tenminste
iemand is, die aan een eindelijke opvoering
gelooft!
Zoo spreken dan de benijders.
Zoo spreken Rictus en wij.
En och, het is zeer waar, dat Rostand
niet iets nieiurs brengt, en slechts wat zoete
geuren uit een vergaan verleden
Echter het is ook begrijpelijk, dat
bij de decadentie van de Fransche letter
kunde van dit oogenblik, en b\j haar geringe
macht de groote schare te bevredigen, een
kleurrijke woordentoovenaar, en een die
de attitude heeft van de oud-Fransche,
de cht-Fransche bevallige zwier, zoo'n
geestdrift vindt.
VA\ DE.N EE< KHOIT.
De msnsclien die men gedurende een minuut
oftwee senaat M,
*
In den restauratie- wagen. Den kellner die,
na met een onverschillig gebaar een
kippevleugel op het bord van uw buurman gelegd
te hebben, met veel reitoon het karkas op
uw eigen bord schuift.
*
Den geestigen man, die een vrouw, welke
men liefheeft, lachen doet.
*
De juffrouw in de vestiaire, die met hard
nekkigheid alle anderen eerder helpt dan u.
*
Den gemoedelijken ouden heer, die in 't
bijzijn van een dame, voor welke gy uw
leeftijd een beetje verbergt, oude herinne
ringen ophaalt van dertig, veertig jaar terug,
en net doet of hij u aldoor tot getuige neemt.
*
Den gevoeligen vriend, die altyd op tijd
is, en by wien men te laat aankomt.
*
De menschen, die op 't achterbalcon van
een reeds volle tram kalm toezien hoe ge
holt met de gedachte nog een plaatsje te
krijgen.
Den vriend van vroeger, die maar niet
kan besluiten heen te gaan, op een oogenblik
dat gij verwacht, dat XM zal aanbellen.
#
Den man achter 't loket, die onverschillig
het luikje toeklapt, juist als ge nog hadt
gemeend den trein te halen.
*
Op bezoek: den kleinen jongen, wiens
moeder u aangenaam bekoort, en die u zon
der ophouden vraagt met hem te spelen.
*
Den buurman in den schouwburg, wiens
arm gedurig over uw leuning heenkomt.
(NaarEmile Birr).