Historisch Archief 1877-1940
DE
AM M ER W E E K B L 'A D V 13 O R NEDERLAND.
No. '1702
«j «p de hoogte zijn van het onderwerp
dat-besproken wordt.
Tot deze laatróen behoort ook onze
Koerwoudsche afgevaardigde, de heer Bolsius,
die, nadat hij het vorigjaar getracht had een
eind te maken aan verdere proef boringen
en geologische onderzoekingen, gemeend
heeft bij de laatste begrooting het beheer
der Staatsmijnen eens duchtig te critiseeren.
Hierby nu heeft de heer Bolsius getoond
?l bijzonder slecht ingelicht te zijn geweest
door belanghebbenden of laten wij maar
zeggen door tegenstanders der Staats
exploitatie.
t Is hier niet de plaats om in den breede
vit te weiden over het vraagstuk der par
ticuliere- of staatsexploitatie. Trouwens wij
nebben het gemengde stelsel, en voor Lim
burg is uit een practisch oogpunt te
wenschen dat daarmede, voorloopig althans,
wordt doorgegaan. Uit een moraliteits-oog
punt zouden wij anders onmiddellijk partij
liezen voor Staatsexploitatie. Wij weten
?wél dat de Staat o. i. ook niet altijd moreel
heeft gehandeld, b.v. niet toen zij den
bovengrond, bsnoodigd voor de Staatsmijnen
onteigende, maar eene eoncessiejagerij als
l hans aanschouwd wordt zouden wij dan
niet zien.
Beleven wij toch niet het schouwspel dat
fn 'Limburg een kapitaal van ?50.000 bijeen
gebracht is tot stichting eener courant,
waarvan doel zal moeten zijn de verdediging
?van de belangen van eene bepaalde groep
eoncessie-aanyragers. De toekomst onzer
journalistiek is ge boon, indien daarvoor een
pers-pen te vinden is.
? Maar jukt daarom is 't zoo jammer-als
in ons parlemsnt ook al onjuiste oppositie
wordt gevoerd op onjuiste gegevens. En
an welk een kleinheid om bij het
exploiteeren van mijnen te vallen orer de
quaestie van een automobiel.
Yan grooter belang was de opmerking
*an den heer Bolsius over de
vr\je-artsenkeuze. Jammer, dat de heer Bolsius ook
hier de plank geheel missloeg. Immers
waar 'hij de Staatsmijnen een verwijt
*an maakte de leer der vrije artsenkeuze
niet te huldigen, zijn juist de Staatsmijnen
ie Benige die iederen arbeider vrije keuze
van hun arts laten, terwijl alle andere
fflijnen vaste fonds-artsen hebben.
? D ft onderwerp was anders wel de moeite
waard om aangeroerd te worden.
Al wa« de Minister niet bijster goed op
e hoogte en was zijne verdediging van zijne
ambtenaren dan ook slap, ne uitlating
beeft meed op de toekomst gegeven. We
Bedoelen die, waarbij hij uitsprak
deabsohrte noodzakelijkheid van oprichting van
eea gemeenschappelijk zieken-,
invaliditeits?B pensioenfonds voor alle mijnen.
Eerst dan toch zal 't mogelijk zijn een
in alle opzichten voldoende regeling te
?nirain, waarbij uniformiteit voor allen wordt
gekregen «a waardoor bij verwisseling van
weekgé'er, verkregen rechten voor den
werkoeaaerr feljjven bestaan.
Dan zal men ook eene relatieve
vrije«rrsemfceuze kunnen invoeren, daar dan
ftrenge controle, hierbij een eerste eisch,
uitgeoefend kan worden. Ook het
vraag»liuk van de honoreering der artsen zal
tot eene definitieve oplossing kunnen komen.
De heer Bolsius kwam op voor betaling
per verrichting en noemde den
abonneBeBt-sprijs ? 5, (die de staatsmijn betaalt)
beslist onvoldoende.
Wat het eerste betreft zouden wy dit
Kamerlid wel eens willen wijzen op de
resultaten van dat betalingsstelsel bij de
Bijksverzekeringsbank; daar heeft het zich
«elf al vrijwel overleefd. En wat de onvol
doendheid der Hollandsche betaling betreft,
willen wij eens een paar Duitsche cijfers
soemen.
De Wurm-Knappschafts-Verein te
Bardenberg betaalt de artsen per jaar per lid
? 2.16, waarvoor dezen ook gedurende de
eerste 13 weken de behandeling der onge
vallen-patiënten moeten doen. Hieraan zjjn
verbonden 10 artsen voor 10.785 fondsleden.
De Allgemeiner Knappschafts-Verein te
Birhum tellende 343,325 leden, waarvoor
ongeveer 303 artsen betaalt per jaar en
per man ?2.40.
GEKRENKTE ZIELEN
DOOR
W. M. E B BI N K.
II. (Slot).
Opgewonden, werktuigelij k nemend den weg
naar 't station, liep Hage de stralen door. Een
mist, dik als motregen, hing tusschen de huizen,
verbleekte 't licht van de lantaarns tot nevelig
schy'nsel rondom, waarin de ijzeren palen, voch
tig, te glimmen stonden en haastige menschen
nit den revel te voorschijn komend, een
oogenblik zichtbaar waren, om dan weer verwaasd
in den donker-grijzen damp op te losser.
De kille mist deed huiveren en vertriestte
in vochtige omhulling al wat buiten was.
't Was of 't geluid van wat zich op de straat
bewoog, verdofce, of 't stiller was overal.
De menachen liepen zwijgend; schouders
hoog, de kragen op, in onbehaaglijk voelen
van de kille damp. Maar Hage voelde't niet.
Hy liep met snellen stap. 't Opwindend denken
aan het pasgebeurde bracht gloeiing in z'n
wangen en nu en dan werd onbewust hardop
een woord van ergernis geuit. Gauw was hij
aan 't station, waar reeds de trein te wachten
Stond. De roezemoes, 't nerveus gedraaf van
menschen, bang te laat te komen, het dreunend
rollen van wagens vol pakketten, dat onder
de bekapping als «en donder rommelde, 't
pa» op"-geïoep van witkielen, het snijdend
schel gefluit van de machines met scherp
geais van wolkec-stoom-ontsnapping, de dave
ring v%n aanrollende treinen, 't gaf al een
helgch kabaal, maar dat hy toch niet hoorde.
Hij zocht eea derde-klas coupé, waar niemand
in zat nog. Hij vond er een en hoopte alleen
te blijven. Maar heel gauw al verscheen eeu
man, «en vrouw met kind, toen nog een maa,
en weldra was er alles vol, zat Hage in een
hoek gedrukt, 't Gezelschap, zwygend nog
veranderde z'n denken, trok z'n aandacht, tot
schel gefluit klonk, brutaal snydend de reeds
gekomen stilte op 't perron, dat leeg wag nu
op enkele menschen na. Toen rommelde steeds
duidelijker aan het langzaam in beweging
komen van de wagens, tot met een lichten schok
ook 't rijtuig, waarin Hage zat, zacht rollend
wegschoof van onder de bekapping.
Tegenever hem had dadelijk al een werkman,
Wel is waar behoeven de familieleden
hiervoor niet behandeld te -worden, maar
daartegenover staat dat er wel onder valt
de behandeling der ongevalspatienten ge
durende de eerste derden weken, wat in
Holland extra betaald wordt. Vergelijken
wij de Hollandsche en Duitsche cijfers met
elkaar dan vreezen wij dat de heer Bolsius
nog wel eens een benauwd oogenblik zal
krijgen, indien hij Duitschlands voorbeeld
op handelspolitiek moet volgen en toch
Hollandsche salarissen nog wil verhoogen.
Een ander maal geven wij eens wat bij
zonderheden over de mijnindustrie.
MOM u ti
Een rijk programma, misschien wel wat te
ryk, en een zaal tot op de laatste plaats toe
gevuld ; zóó was het in het Concertgebouw op
Zondag 30 Januari, toen het orchest zijn
jaarlyksche uitvoering gaf ten bate van het
pensioenfonds.
Vooral stemt het tot vreugde, dat het
publiek, door talrijke opkomst, er tos bijdroeg
de opbrengst voor het goede doel, zoo groot
mogelijk te doen zijn.
Zóó is het goed en zóó moet het ook
bljjven. Amsterdam weet wat het aan zijn
Concertgebouw-orchest verschuldigd is.
Tweemalen per week heeft men gelegenheid de
hooge artisticiteit en toewijding te bewon
deren, waarmede het orchest de belangen
van de kunst d:ent. nmaal '«jaars wordt
de kunst dienstbaar gemaakt aan de mate
rieel e belangen van het pensioenfonds. Het
is een eereplicht van het publiek alsdan zijn
eympsthie te betoonen met het corps, waarop
onze stad terecht trotsch is. Niet steeds heeft
het publiek deze opvatting gehuldigd; moge
het in de toekomst wél het gaval zijn.
In de Negende symphonie van Beethoven
heeft het orchest in waarheid zich zei ren
overtroffen. Men wist niet wat meer te be
wonderen bij den eersten Satz ; de
klankschoonheid van den groep bouten blaas
instrumenten, of de elasticiteit van het
strijkorchest, of de söbarheid van de trompet,
die anders zoo vaak met zjjn hardnekkige to
nica- en dominant het publiek kan irriteeren.
Er wag een rust en duidelijkheid in de voor
dracht van dit wonderbare toonstnk dat zich
buiten de toonaardend kl. 3 en Bes bijna niet
beweegt en toch, ondanks zijn uitgebreidheid,
steeds den toehoorder ademloos doet luisteren,
er was een rust en duidelijkheid in de voor
dracht zeg ik, die niet nalieten dit eerste
gedeelte volkomen tot zijn recht te doen komen
zoodat het publiek geheel onder den indruk
kwam.
De tweede Satz, met het bekends
paukenoctaaf, genoot een echt virtuose vertolking.
Ondanks de snelheid van het tempo was er
nooit gejaagdheid te bespeuren en volgde
het orchest willig de energische en van
rhythmieche vastheid getuigende leiding van zijn
dirigent.
In het Adagio, het gedeelte waarin Beet
hoven zyn geheele ziel heeft uitgezongen
en dat alle andere Adagio's van Beethoven
in diepte en edel gevoel no.» schijnt te over
treffen, vierde de klankschoonheid hoogtij.
Het wag subliem l
De aanhef van het vierde gedeelte was
een weinig haastig; dérbyihmiek had iets
meer gemarkeerd kunnen zijn; doch het
recitatief »an de baesen was weer prachtig,
e yenzoo het Fr udtlied" door violoncellen
en contrabassen gespeeld. Met het zang
recitatief bereikte de heer Zalsman een uitwer
king, geheel tegenovergesteld aan den inhoud
der woorden. Tot nu toe hadden wij
oogenblikken van ideale schoonheid do irleefd ; bij
den aanhef der bas-solo werden wij echter
herinnerd aan aardsche onvolkomenheden,
in plaats van opgevoerd tot
freudenvollere und angenehmere Töne". Doch liever
daarover gezwegen en herdacht de
schittestevig, breed, met forschen kop, z'n pet als
zachte rustplek achter 't hoofd gelegd om te
gaan slapen. Z'n oogen dicht, ecbeen 'i romme
lend stooten van de trein, die monotoon
lawaaiend voortschoot nu, hem niet te hinde
ren, ja, was het tikketik der wielen hem
wellicht meer een liedje voor de slaap. Die
man scheen Hage sterk wel, rustig en gezond,
een, die het leven kalm en weinig eischend
doorging, met kleine zorgjes wel misschien,
maar toch niet zoo afhankelijk als hij. Wat
stevig ktuistenste', dat daar gevouwen la;;,
wel vuil, inet nap ,8 zwart-berand, maar
krachtig, groot, ge .erd, aan dikke, zware
polsen. God, als die reusenvingers es tot een
vuist zich balden om te slaan. Dan dacht je
aan hard hout, aan ijzer ; dat zon een slaan,
maar beukeu ?.ijn. Dat was een sluimerende
kracht, die door dn ru?t wel sterker nog
scheen uit te komen, zooalu bij 't stilstaan
van een trein de ij «eren machine steeds meer
eerbied wekt, dan in haar vaart. Hoe was het
mogelijk, dat die man kon slapen. Hij. Hage,
zou't niet kunnen. Daarvoor moest je kalm zijn
en zonder zooveel zorgen, moesten geen emo
ties plagec. geen opwindende gedachten hinde
ren. Zoo kwam ineens weer 't denken aan 't
gebeurde bij die Zt^Se. Het drukte hem
en wond hem telkens op. Toch hal i wel
een blij gevoel ook even, dat-i die kerel lünk
de waarheid had gezegd, 't Was me een mooi
bezoek geweest. Daar waren nu twee
menechen, om den dood niet jong meer, beiieu
wat je noemt beschaafd, ontwikkeld, als straat
jongens bezig geweest. Hij moest er even
om lachen. Wat kon 't hem ook eisunlijk
schelen? Wat had-i eigenlijk verder met
hem te maken'! Hij was vrij'. Dat Zante
hem niet helpen zou, begraep-i nu wel, maar
dat bracht hem niet achteruit. Hij verloor
er niets door. Waarom dus je zelf beroerd
maken? 't Onprettige in z'n stemming
begon te verdwijnen. Toen opeens klonk
boven 't wielgeraas driemaal esn gieren
van de fluit. Hij keek op z'n horloge.
Utrecht al.
Niet lang daarna liep Hage in de straten
van z'n woonplaats. Ook hier hing dikke
mist, zwaar en benauwend, 't Was stil. Alleen
klonk wielgeratel hier en daar van wagens,
die vrachtjes hadden van 'c station. Koetsiers,
gedoken in de hooge kragen van hun jas.
verlangend naar hun bed, bestriemden de ver
moeide, stramme paarden, wier klepperende
draf op glibberige keien nog ver te hooren was.
rende medewerking van het koor, dat zich
bo /en allen lof van zijn taak gekweten heeft.
Onberispelijk zuiver was het, zoowel in het
forte, als m het pianissimo. Het moeilijk
gelegen p.p. Ueber Sternen mu3S er wohnen"
gelukte baitengewoon gosd.
Voor de kleine tenor-solo Froh wie seine
Bonnen" zou-men een vastere en machtigere
stem weoschen dan waarover de heer Goldsteen
kan beschikken; overigens verleende deze
heer zijn m'eiewerking in het quartet, dat
voorts samengesteld was uit de dames Tilia
Hill en de Haan?Manifargee, op bevredigende
wijze. Dat de gevaarlijke cadens aan het einde
ditmaal niet geheel naar wensch slaagde, mag
men niet al te zwaar opvatten. Hoe dikwijls
gebaurt dat wél?
Zeer zeker mag men mejuffrouw Tilia
Hill dankbaar wezen voor de wijze waarop
zij ingevallen is voor mevrouw Noordewier ;
en mevrouw de Haan ... zy' was het sterkste
en zekeiste eleoaent uit net quartet, vaat en
zuiver van toon en nobel van uitdrukking,
gelijk steeds.
Na de uitvoering werd ds heer Wiüem
Mengelberg terecht spontaan gehuldigd. Zijne
leiding van Beethoven's wonderwerk heeft
aan rijpheid en zelfbaheersching belangrijk
gewonnen bij vroeger vergeleken. Terecht
komt hem dan ook het leeuwenaandeel toe
van het succes
Mocht menigeen wellicht van te voren ge
dacht hebben of het niet beter zou zijn geweest
indien het 3e Pianoconcert van Beethoven
niet op het programma ware verschenen, met
het oog op den duur van het con:«rt, na
de meesterlijke, wegsleepende voordracht van
Raoul Pugno, heeft men zich zeker niet be
klaagd; want deze Fransche pianist heeft
met buitengewone delicatesse en
fyngevoeligen aansla;, voorts met schitterende tech
niek en verbluffend juist stijlgevoel het in
de concertzaal batrekkelijk zeldzaam gespeeld
c-mol concert van Beethoven vertolkt.
Alleen bij den cadens, in den eersten Satz,
bleef het stijlgevoel zich zelven niet gelijk.
Anders niets dan lof voor een dergelijke ver
tolking.
Daarna kwam de Pauze, die maar niet
scheea te eindigen (waarom toch niet een
tien minuten recreatie, waarbij koor en
orchest blijven zitten gelijk in de
Matheuspassion?). En toen begon men met
Diepenbrock's Te Deum", dat grandiose werk dat
onlangs nog hier ia besproken. Uit denaard
der zaak kon het solo quartet onmogelijk
dien grootschen indruk maken van onlangs,
maar het komt mij voor dat koor en orchest
nog beter er in" waren. Voaral het koor
hield zich ook by het slot non confundar',
dat de laatste maal ietwat onzeker klonk,
recht wakker. Maar ook op andere plaatsen
ontwikkelde het een machtig effact, geheel
gtëvenredigd aan dat van bet orchest.
Ste :ds wanneer men dit heerlijke werk
hoort, wordt men opnieuw getroffen door de
voornaamheid van orchestklank en rijkdom
van eoloriet. Zoo ook thans. Het orcheat had
in den volsten zin des woords een Echoonen
dag en Mengelberg was in zijn leiding van
het Te Deum" even geestdriftig ala in de
negende".
Aaa uitvoerenden zoowel als aan toehoor
ders waren zware eischen gesteld ; maar het
wai een middag van zeldzaam kunstgenot!
Ten slotte nog een goede tijding. Den
13en Februari koat het beroemde Russische
Trio bestaande uit Vera Maurina, benevens
Michael en Joseph Press een matinee geven
in den Hollandschen Schouwburg.
ANT. AvERKAMr.
ToiieeL
B u i t e n l a nd s c h e gasten.
C smma Bellincioni is, na een kort gastspel
ditmaal, weer van ons vertrokken. Slechts
drie voorstellingen heeft zij te Amsterdam
gegeven; zij heeft ons gebracht: Thaïs, Carmen
en Tosca. En het was verrukkelijkl"
Ry'ker nog dan verleden jaar was heur Carmen,
sterker nog van leven; rijker ook door nieuwe
leven-wekkende uitbeeldingsvondsten. Een
Tosca als van het 2e bedrijf deze keer, had
den wij ook van Bellincioni nog niet
gezienHet was al laat, toen Hage thuis kwaal.
Voorsichtig werd de deur geopend, zachtjes
toegedaan. Toen langzaam, zonder schom
melen of stooten, ofschoon bij eiken stap
omhoog de traptree irriteerend kraakte, ging
hy naar baven, waar-i tot z'n verwondering
nog het licht zag branden op de gang. En
vóór-i hoven was, stond naar beneden kijkend
daar de maid. 'c Verbaasde hem noj; meer.
Ze was gewoonlijk al naar bad ons dezen tijd.
Ban u 'c, menear ? '
,,Ben jij nog op '!'
..?Ia meneer. 'K Wou op u wachten, zie;
u. 'K Heb mevrouw zoolang gezelschap ge
houden.
..I-i m'n vrouw dan nog wakker?"
,, Klaar wakker, nie.nser."
,,l)er is toch niets?" Er lag on-ust, angst
in de vraag.
Z'j, b'.ij, «lat ze'n gisie tijding kon zegden,
antwoor <!e met lachend kijken: l)'w is
etn '.?ornmerj;a<il bij."
Hij stond ? uu op de hoven.ste tree. keek
verrast haar aau.
,,.!a uiene r. vanmiddag, Daar heit meneer
Malles voor geborgd."
,.'t I* geloof ik eea vrind van meneer.
Hij hief... ja... hoe hiet-i ook weer...."
,.Nou .ja, dat doet er niet toe." In agitatie
vau blijdschap liep i haar voorbij naar de
slaapkamer.
,,Nou meneer. 'K ga naar bed.'"
,, !a, welterusten."
..Welterusten meneer. Denk u om 't licht?"
Maar Haac was de kamer a! in, waar-i z'n
vro'iw i;og wakker vond. 't Mager, hoekig
gpzicht, waarin de holten schaduw wierpen
op 't ziekelijk bleek, scheen wel geel tegen
'l heider wit van de kussens, die, opgestapeld,
rug en hoofd tot steun dienden. Een glans
van blijdschap kwam even in den matten
blik, de dunne lippen trokken tot een lichten
lach, to«n za haar man v&y.
Hij kuste haar, zei vriendelijk zacht: ,.dag
vrouwtje", toen luider iets: wat vertelt zij
me daar ?'"
,,Iieb je 'c gehoord?" vroeg ze glimlachend
,.Ja. (4od, dat ie een verrassing.''
..Vin je 't niet aardig van Zante?'
..VanV;
Ja. 't is Zante z'n jongen."
Zante z'n jongen?.., En... N'ee, nou
begrijp ik er heelemaal niets van." Hij ging
zitten, vervolgde toen: En hij zei me...
god nog toe, dat is jammer."
en-gehoord. De wonderbare kunstenares was
van eene hooge geetemdheid en van een
opperste uitbeeldingemacht.
Wij hebben elders l) bij herhaling uitvoerig
over de kunst van Mw Bellincioni en de
gegenoemde creaties geschreven; moeten ons
daarom heden tot bet bovenstaande bepalen.
* *
«
In de vorige week is Le Bargy van de
Comédie Franchise de Olivier de Jalin in
Dumas fils' Ls Demi-Monde" komen spelen.
Het-geniale deelt men niet in; de verhou
dingen worden dus niet uit het oog verleren,
wanneer men, na de kunst van een Bellincioni
te hebben genoten, zegt: Le Bargy is een
tooneelspeler van den eersten rang.
Wij zijn er niet zeker van, dat deze kunste
naar een diep sentiment zal vermogen uit
te beelden en te doen meegevoelen. Maar
in zijn de Jalin-rol bleek bij van een geest
te zijn, die volkomen evenwaardig is aan den
geest van Dumas fils. En daarbij werd de
raisonneur" van Dumas een mensch in het
spel van Le Bargy. Hoe reëel deed deze
kunst aan. Hoe veel kunst is er toe noodig
.om deze realiteit te bereiken. Hier niet de
slordigheid van spreken en gebaren als in
bet gewone leven", die verbergt het gebrek
aan macht over de techniek, aan vermogen
ook, bij de studie van een rol op de oor
spronkelijke visie door te gaan en steeds zui
verder, sterker beeldende details te vinden.
Daar is al dadelijk de dictie van den heer Le
Birgy: hoe veortreflijk spreekt hij; zonder dat
de waarde van n woord-deel verloren gaat,
zouden wij haast zeggen. En hoe prachtig
kwam het meer-belangrijke daar boren tot
zyn recht. Er was in de rol geen slagvaardige
zet die, geen geestig woord dat niet vonkelde
in de creatie. En het deed alles aan als ware
het op 't oogenblik zelf gevonden.
De raisonneur werd een menech, zeiden we
hierboven. De heer Le Bargy was niet alleen
een man die het woord van den schrijver in
zijn waarde bevestigde, en «r door eene uit
nemende dictie, door de levende stem hooger
glans aaa verleende. De dictie werd deel
van een geheel: de creatie van den mensch
Olirier, de Jalin. Al steunde deze creatie, in
overeenstemming met het karakter van het
stuk, meer op het woord dan op de plastiek.
Ja, deze de Jalin was een mensch, en hy'
werd ons in de creatie van Le Bargy zoo
begry'pelyk, deze mensch was zoo zich zelf,
zy'n handelen en spreken werd zoo bepaald
door zyn aard, en hij was voortdurend zoo
te goeder trouw, dat men enkele handelingen
op het kantje van het onbehoorlijke, zonder
al te veel kritiek-binnenin liet passeeren.
En hoe natuurly'k bewoog" deze de Jalin
zich op het tooneel. Daarbij: hij was ten
volle een heer. Niet gelijk men zich soms
voorstelt dat een heer" uiterlijk behoort
te wezen: als gespalkt in een rok, b.v., en
met een boord die een centimeter te hoog
ly'kt. Deze de Jalin draagt de rok, het rij
slechts ter kenschetsing gezegd, - met het
gemak waarmede hij zich in een huisjasje
beweegt.
De rol die tegenover de Jalin is gesteld, de
Suzanne d'Ange, werd gespeeld door Mlle
Gabrielle Dorziat. Eene Parisienne van fijne
lynen, met een distinctie en een inhouding in
haar spel, die de waarschijnlijkheid van de
rol slechts ten goede kwamen.
* *
-*
Ook Duitsche gasten hadden wij in onze
stad. Het gezelschap van het Berlijnsche
Lustspielhaus" heeft hier een reeks voor
stellingen gegeven. Wij hebben die van de
klucht lm Klubsessel" bijgewoond.
Esn vlotte voorstelling met goed
ensemblespel. Onze voorloopige indruk was echter:
met uitzo adering van den tooneelspeler
Albert Paul (en wellicht van LUC ie Euler)
geen buitengewone krachten. De heer
Paul stelde een het leven en de materieele
zorgen gemakkelijk, opgewekt dragende
landedelman voor, een man wiens onkreukbaar
heid bij het voldoen aan vele losse neigingen
niet heefc geleden en ook niet ly' It wanneer
het slot der vaderen als 't ware onder hem
weggeveild wordt en de laatste marken
uit hoeken van kasten moeten worden
1) XXe Eeuw, Mei 1908; Nieuwe Oids,
Juni 1909.
Z^ keek hem verwonderd aan.
Wat is jammer ? '
Och, 'k heb met Zante woorden gehad,
nog al erg... Gt>eie eid, dat spijt me toch . ..
En war,neer ziu die jongen komen? De
volgende maand zeker?''
Ze knikte, vroeg toen: Maar wat had je
dan met Zin te? '
Ojh, dat is een heele geschiedenis. Laat
ik je da' morgen nu . . .''
Oea nee, doe het nu maar, andera lig ik
daar maar over te denken."
Ia maar vrouwije. 't is al zoo iaat. 'k Zal
't je in :t kort vertellen."
Toen gaf-i een kort verslag van 't voor
gevallene, zich Vieer opwindend even, toen
hij 't bsieedigend doan van Zante vertelde.
Maar 'k za! inor^eu da i«lijk een !>rief schrij
ven, lu goJKnaam. Voor j? broodje doe je
vet-.;." li[ wa* opgestaau. liep nerveus h«en
en v.'eer, stond dan, de handen in de zakker.,
te naren ii; 't lic'it van de lamp. ^8 had
hera etn oogtnblik zftijiend auugekeken.
Toen zei ze: ,,Ja, dat zou ik maar doen. Zoo
erg is hot toch niet. Hij was voor jon toch ook
niet aardig. Dat moet hij toca ook bedenken."
Jawel, dat zou hij icoettn Maar lui als
hij vergeten dat het allereerst."
,,0ca, misschien vergis je je wei 'e moet
ook niet dadelijk zoo heftig weztn Jan. Dat is
toch nooit goed, en later heb j'er spijt van."
,,.lawel, da's allemaal goed. maar.... Enlin.
v;e zullen zien." Toen ging-i naar l>?d, over
dacht nog CH hóe 't alles zoo gebeurd was,
nf-i zalf nuït een beetje schuld .hal, of er
eigenlijk vfl-KOO^ee' reden was eeweeft om
zoo nijdig te worden en zoo te keer te paan,
als-i gedan bad. ,S;owi toch, il;it gauw driftig
worden. 'Iemand in zijn positie moest eigen
lijk geen kruidjc-roer-me-siat spelen. Jeüad
wel aan andere dingen te denken ais aan je
etrgpvoelfitj!), ai moest je soms ook veel
slikken. Z'n vrouw was er op zoo'n manier
maar de duj;e van. Verdomme, ah-i dat
toch vooruit geweten had. Die vervloekte
drift altijd, 't Zon hem niet weer gebeuren.
nooit. Ais 't. nu maar niet te laat was.
Morgen vroeg zou-i schrijven, dadelijk. Hoe
ou-i beginnen?
Amice".... Xee, dat zouden ze misschien
wat te amicaal vinden na 't geval. Beste
Zante" of anders nog beter ..waarde Zante''.
Dat was'c beste, ..Waarde Zante". En dan..,.
Toen viel hij, onder 't verder denken over
't geend zou schrijven, in slaap.
mjeengegaard. Daze creatie was voortrefltjk;
de tooneelspeler voerde voor zjjn deel de
klncb,t tot het blijspel op. Daar de rol de
kern-rol was van het stuk, spreken onze laatste
woorden niet onze vorige, over het
ensemblespel, tegen. Het spel van den heer Paul was
van een kwaliteit, dat men het in gedachte
even plaatsen kon tegenover dat van Le
Bargy; niet ter onderlinge waardebepaling,
maar om iets te zien van het verschil tmschen
den Franschen en den Duitschen geest.
Dictie, mimiek, plastiek van den beer Paul
waren volkomen beheerscht; en zij waren
kostelijke middelen voor den kunstenaar om
een figuur te doen ontstaan van fijn-komische
werking, die aldoor echt mogelijk :en waar
schijnlijk leek. Toch, natuurly'k, neigde de
Duitsche creatie altijd iets mér raar het
materieele als wij het zoo mogen aan
duiden. Was de Franschman vervosrender,
beheerscht-nerveuzer, brillanter.
FRANS MIJNSSEN.
Armoede, door ANNA BODMER?BAKKER.
Uitgave van P. N. van Kampen & Zoon
te Amsterdam. 1909, 2 dln.
Het werk van mevrou v Boudier?Bakker
had, voor zoover het tot mijn kennis kwam,
tot nog toe tweeërlei karakter. Het waren of
studies, als in dat boek Kinderen, en dan
leken zs heel zuiver, bet leven juist treffend,
of het waren langere verhalen, novellen
hoe men ze heeten wil en dan scheen er
vaak iets onwaar-gedwongens in, een gewilde
drang naar het pathetisch, heel erg bedoeld
en klaargemaakt sombere, alsof de klare kijk,
der schrijfster op de afzonderlijke werkelijk
heden niet goed te vereenigen viel met haar
tamelijk pessimistische levens- en wereld
beschouwing.
Maar in dezen grooten familieroman schijnt
nu toeh die vereeniging van nuchter waar.
nemen en algemeen levensgevoelen te hebben
plaats gehad en het is pleizierig dit op te
merken; temeer nog waar die saamvloeiing"
aan het werk enorm ten goede komt.
Mevroww Boudier?Bakker behoorde nooit
tot de auteurs, die hun personen sterk uiterlijk
te beelden vermogen, maar zy beeldt hen
vooral van binnen uit, hetgeen beteekent, dat
zij hun geestespersoonlykheid opbouwt in
da gesprekken en neergeschreven gedachten.
Vanzelf doet zich dan de vorm op van afzon
derlijke kleine tafereeltjes, dialoogjes, dan
tusschen deze, dan van die personen, met een
weinig beschrijvenden tekst er tusschen. En
ofschoon het wel zeer de vraag i», of dit voor
een roman de ideale manier van doen mag
heeten, allemaal stukjes mozaïek zoo maar
door elkaar, ja, terwijl het zelfs nog een open
k vestie ia, of het wel tot den goeden
romantoon behoort de directe rede, niet een enkelen
keer, maar zoo onophoudelijk aan te wenden,
als gold het een tooneelstuk, valt toch niet
te ontkennen, dat deze schrijfster hiermede,
onbewust of beredeneerd, haar manier geko
zen heeft, den trant haar 'c meest eigen en
waarin zij 't sterkst is. Want mevrouw Bou
dier schrijft maar een heel gewoon proza,
een proza, dat eigenlijk dien deftigen naam
vaak niet verdient, zoomin als 't proza, dat
monsieur Jourdain sprak, omdat het maar
heel simpele ^egjes" zijn, inderdaad kaal
van eenvoud vaak mat een en" en" of hij"
hu" aan elkaar nauwelijks verbonden. Zy
heeft ook geen opmerkelijke beeldende kracht
in haar schrijven en hoewel zy gelukkig zich
daartoe ook niet tracht te forceeren, blyft het
toch een gemis, omdat een roman nu eenmaal
een werk van proza-kunst behoort te zijnen
natuurlijke gesprekken die uit hun aard niet
geven kunnen.
Men zou echter, en na het bovenstaande
is dit nu wel duidelijk, der schry'fgter onrec at
doen haar te verwijten, dat zy den vorm koos,
die haar mogelyk maakte reëel te bly>en
in een meer omvattend, breeder gehou
den verbaal, en men zou tegelijk ondankbaar
zijn, want passend of niet, ia deze
gesprekvorm, zoo kortelyk en afwisselend aangewend,
wel van het levendigste dat men lezen kan.
Terwijl, wat niet gesprek is, bijna enkel
directe gedachtenuiting bevat, niet minder
hefiig levend in zijn stootenden, vormloozen
gang.
Toen hij opstond, was 't lal er dan ge
woonlijk en was er geen tijd meer om, vóór-i
naar 't burean moest, te schrijven. Ook had-i
Malles willen bedanken, maar die sliep ge
woonlijk nog. Dat zou-i vanmiddag dan wel
doen, als-i geschreven had. t'Huis komende
voor 't koffiedrinken waren er twee brieven
gekomen, n voor Maltes, n voor hem.
Daar heb je 't gedonder al" zei-i, de
hand van Zante herkennende. Hij stond bij
't bed .van z'n vrouw, die met angst-oogen
naar 'c zenuwachtig openscheuren van de
enveloppe keek, toen naar't gezicht van haar
man, ,iat dadelijk al bij \ lezen betrok.
l/aes es voor," vroeg ze zacht. Wat staat
er bovea?"
Wat er boven staat ? ... Niets .,. Dan
heer Hage te Utrecht ... Enfin, luister." Toen
las i : Tot mijn spijt moest ik gisteravond
na uw vertrek, dat ik maar niet nader zal
qnabriceeren, vernemen, dat onse jongen een
kamer bij u gehuurd had. Het zal u zeker
met verwonderen, wanneer ik na uwe woorden,
door n bij uw bezoek aan mij gebezigd wat
aangaat de bij u in huis heerschende ge
woonten, de verbintenis van ons kind als
niet gedaan beschouw. De door u met een
blijkbaar kwetsende bedoeling uitgesproken
woorden hebben mij slechts leed gedap.ii. Ik
vergeef ze volgaarne en kan slechts mede
lijden gevoelen met den afgedwaalde, die niet
wil afgaan van den gevaarlijken weg, waarop
hij eens is gestruikeld."
Mooi. En nu nog een post-Eïriptum ais
vervolg op de preek: Ik behoef u zeker niet
te zeggen, dat ik voorloopig van verdare ont
moetingen verschoond wensch te blijven.
Mocht de gewoonte willen, dat de verbreking
van de verbintenis van ons kind ean gelde
lijke vergoeding eisc'at, dan zal ik u deze
toezenden."
Nijdig werd de brief op tafel gesaaeten.
,,Bah, wat een kerel. Maar verwoi deren
dost het me niet. 'k Ban maar blij, dat ik
hem nog niet geschreven heb. Een
tegenvallertje, vrouw."
Hij keek naar haar, en een schrik schokte
z'n lichaam. Za lag m.et gesloten oogen, stil.
t Was-witte gezicht met de spitse neus, de
vleeschlooze ingevallen wangen, de scherpe
km op de dunne hals, deden denken aan een
lijk. Zóó had-i haar nog nooit gezien en angstig
vroeg-i, naar haar toegaand:
Vrouwtje, wat heb je?"
Langzaam gingen de oogen open. Ze keek