De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 6 februari pagina 2

6 februari 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AM M ER W E E K B L 'A D V 13 O R NEDERLAND. No. '1702 «j «p de hoogte zijn van het onderwerp dat-besproken wordt. Tot deze laatróen behoort ook onze Koerwoudsche afgevaardigde, de heer Bolsius, die, nadat hij het vorigjaar getracht had een eind te maken aan verdere proef boringen en geologische onderzoekingen, gemeend heeft bij de laatste begrooting het beheer der Staatsmijnen eens duchtig te critiseeren. Hierby nu heeft de heer Bolsius getoond ?l bijzonder slecht ingelicht te zijn geweest door belanghebbenden of laten wij maar zeggen door tegenstanders der Staats exploitatie. t Is hier niet de plaats om in den breede vit te weiden over het vraagstuk der par ticuliere- of staatsexploitatie. Trouwens wij nebben het gemengde stelsel, en voor Lim burg is uit een practisch oogpunt te wenschen dat daarmede, voorloopig althans, wordt doorgegaan. Uit een moraliteits-oog punt zouden wij anders onmiddellijk partij liezen voor Staatsexploitatie. Wij weten ?wél dat de Staat o. i. ook niet altijd moreel heeft gehandeld, b.v. niet toen zij den bovengrond, bsnoodigd voor de Staatsmijnen onteigende, maar eene eoncessiejagerij als l hans aanschouwd wordt zouden wij dan niet zien. Beleven wij toch niet het schouwspel dat fn 'Limburg een kapitaal van ?50.000 bijeen gebracht is tot stichting eener courant, waarvan doel zal moeten zijn de verdediging ?van de belangen van eene bepaalde groep eoncessie-aanyragers. De toekomst onzer journalistiek is ge boon, indien daarvoor een pers-pen te vinden is. ? Maar jukt daarom is 't zoo jammer-als in ons parlemsnt ook al onjuiste oppositie wordt gevoerd op onjuiste gegevens. En an welk een kleinheid om bij het exploiteeren van mijnen te vallen orer de quaestie van een automobiel. Yan grooter belang was de opmerking *an den heer Bolsius over de vr\je-artsenkeuze. Jammer, dat de heer Bolsius ook hier de plank geheel missloeg. Immers waar 'hij de Staatsmijnen een verwijt *an maakte de leer der vrije artsenkeuze niet te huldigen, zijn juist de Staatsmijnen ie Benige die iederen arbeider vrije keuze van hun arts laten, terwijl alle andere fflijnen vaste fonds-artsen hebben. ? D ft onderwerp was anders wel de moeite waard om aangeroerd te worden. Al wa« de Minister niet bijster goed op e hoogte en was zijne verdediging van zijne ambtenaren dan ook slap, ne uitlating beeft meed op de toekomst gegeven. We Bedoelen die, waarbij hij uitsprak deabsohrte noodzakelijkheid van oprichting van eea gemeenschappelijk zieken-, invaliditeits?B pensioenfonds voor alle mijnen. Eerst dan toch zal 't mogelijk zijn een in alle opzichten voldoende regeling te ?nirain, waarbij uniformiteit voor allen wordt gekregen «a waardoor bij verwisseling van weekgé'er, verkregen rechten voor den werkoeaaerr feljjven bestaan. Dan zal men ook eene relatieve vrije«rrsemfceuze kunnen invoeren, daar dan ftrenge controle, hierbij een eerste eisch, uitgeoefend kan worden. Ook het vraag»liuk van de honoreering der artsen zal tot eene definitieve oplossing kunnen komen. De heer Bolsius kwam op voor betaling per verrichting en noemde den abonneBeBt-sprijs ? 5, (die de staatsmijn betaalt) beslist onvoldoende. Wat het eerste betreft zouden wy dit Kamerlid wel eens willen wijzen op de resultaten van dat betalingsstelsel bij de Bijksverzekeringsbank; daar heeft het zich «elf al vrijwel overleefd. En wat de onvol doendheid der Hollandsche betaling betreft, willen wij eens een paar Duitsche cijfers soemen. De Wurm-Knappschafts-Verein te Bardenberg betaalt de artsen per jaar per lid ? 2.16, waarvoor dezen ook gedurende de eerste 13 weken de behandeling der onge vallen-patiënten moeten doen. Hieraan zjjn verbonden 10 artsen voor 10.785 fondsleden. De Allgemeiner Knappschafts-Verein te Birhum tellende 343,325 leden, waarvoor ongeveer 303 artsen betaalt per jaar en per man ?2.40. GEKRENKTE ZIELEN DOOR W. M. E B BI N K. II. (Slot). Opgewonden, werktuigelij k nemend den weg naar 't station, liep Hage de stralen door. Een mist, dik als motregen, hing tusschen de huizen, verbleekte 't licht van de lantaarns tot nevelig schy'nsel rondom, waarin de ijzeren palen, voch tig, te glimmen stonden en haastige menschen nit den revel te voorschijn komend, een oogenblik zichtbaar waren, om dan weer verwaasd in den donker-grijzen damp op te losser. De kille mist deed huiveren en vertriestte in vochtige omhulling al wat buiten was. 't Was of 't geluid van wat zich op de straat bewoog, verdofce, of 't stiller was overal. De menachen liepen zwijgend; schouders hoog, de kragen op, in onbehaaglijk voelen van de kille damp. Maar Hage voelde't niet. Hy liep met snellen stap. 't Opwindend denken aan het pasgebeurde bracht gloeiing in z'n wangen en nu en dan werd onbewust hardop een woord van ergernis geuit. Gauw was hij aan 't station, waar reeds de trein te wachten Stond. De roezemoes, 't nerveus gedraaf van menschen, bang te laat te komen, het dreunend rollen van wagens vol pakketten, dat onder de bekapping als «en donder rommelde, 't pa» op"-geïoep van witkielen, het snijdend schel gefluit van de machines met scherp geais van wolkec-stoom-ontsnapping, de dave ring v%n aanrollende treinen, 't gaf al een helgch kabaal, maar dat hy toch niet hoorde. Hij zocht eea derde-klas coupé, waar niemand in zat nog. Hij vond er een en hoopte alleen te blijven. Maar heel gauw al verscheen eeu man, «en vrouw met kind, toen nog een maa, en weldra was er alles vol, zat Hage in een hoek gedrukt, 't Gezelschap, zwygend nog veranderde z'n denken, trok z'n aandacht, tot schel gefluit klonk, brutaal snydend de reeds gekomen stilte op 't perron, dat leeg wag nu op enkele menschen na. Toen rommelde steeds duidelijker aan het langzaam in beweging komen van de wagens, tot met een lichten schok ook 't rijtuig, waarin Hage zat, zacht rollend wegschoof van onder de bekapping. Tegenever hem had dadelijk al een werkman, Wel is waar behoeven de familieleden hiervoor niet behandeld te -worden, maar daartegenover staat dat er wel onder valt de behandeling der ongevalspatienten ge durende de eerste derden weken, wat in Holland extra betaald wordt. Vergelijken wij de Hollandsche en Duitsche cijfers met elkaar dan vreezen wij dat de heer Bolsius nog wel eens een benauwd oogenblik zal krijgen, indien hij Duitschlands voorbeeld op handelspolitiek moet volgen en toch Hollandsche salarissen nog wil verhoogen. Een ander maal geven wij eens wat bij zonderheden over de mijnindustrie. MOM u ti Een rijk programma, misschien wel wat te ryk, en een zaal tot op de laatste plaats toe gevuld ; zóó was het in het Concertgebouw op Zondag 30 Januari, toen het orchest zijn jaarlyksche uitvoering gaf ten bate van het pensioenfonds. Vooral stemt het tot vreugde, dat het publiek, door talrijke opkomst, er tos bijdroeg de opbrengst voor het goede doel, zoo groot mogelijk te doen zijn. Zóó is het goed en zóó moet het ook bljjven. Amsterdam weet wat het aan zijn Concertgebouw-orchest verschuldigd is. Tweemalen per week heeft men gelegenheid de hooge artisticiteit en toewijding te bewon deren, waarmede het orchest de belangen van de kunst d:ent. nmaal '«jaars wordt de kunst dienstbaar gemaakt aan de mate rieel e belangen van het pensioenfonds. Het is een eereplicht van het publiek alsdan zijn eympsthie te betoonen met het corps, waarop onze stad terecht trotsch is. Niet steeds heeft het publiek deze opvatting gehuldigd; moge het in de toekomst wél het gaval zijn. In de Negende symphonie van Beethoven heeft het orchest in waarheid zich zei ren overtroffen. Men wist niet wat meer te be wonderen bij den eersten Satz ; de klankschoonheid van den groep bouten blaas instrumenten, of de elasticiteit van het strijkorchest, of de söbarheid van de trompet, die anders zoo vaak met zjjn hardnekkige to nica- en dominant het publiek kan irriteeren. Er wag een rust en duidelijkheid in de voor dracht van dit wonderbare toonstnk dat zich buiten de toonaardend kl. 3 en Bes bijna niet beweegt en toch, ondanks zijn uitgebreidheid, steeds den toehoorder ademloos doet luisteren, er was een rust en duidelijkheid in de voor dracht zeg ik, die niet nalieten dit eerste gedeelte volkomen tot zijn recht te doen komen zoodat het publiek geheel onder den indruk kwam. De tweede Satz, met het bekends paukenoctaaf, genoot een echt virtuose vertolking. Ondanks de snelheid van het tempo was er nooit gejaagdheid te bespeuren en volgde het orchest willig de energische en van rhythmieche vastheid getuigende leiding van zijn dirigent. In het Adagio, het gedeelte waarin Beet hoven zyn geheele ziel heeft uitgezongen en dat alle andere Adagio's van Beethoven in diepte en edel gevoel no.» schijnt te over treffen, vierde de klankschoonheid hoogtij. Het wag subliem l De aanhef van het vierde gedeelte was een weinig haastig; dérbyihmiek had iets meer gemarkeerd kunnen zijn; doch het recitatief »an de baesen was weer prachtig, e yenzoo het Fr udtlied" door violoncellen en contrabassen gespeeld. Met het zang recitatief bereikte de heer Zalsman een uitwer king, geheel tegenovergesteld aan den inhoud der woorden. Tot nu toe hadden wij oogenblikken van ideale schoonheid do irleefd ; bij den aanhef der bas-solo werden wij echter herinnerd aan aardsche onvolkomenheden, in plaats van opgevoerd tot freudenvollere und angenehmere Töne". Doch liever daarover gezwegen en herdacht de schittestevig, breed, met forschen kop, z'n pet als zachte rustplek achter 't hoofd gelegd om te gaan slapen. Z'n oogen dicht, ecbeen 'i romme lend stooten van de trein, die monotoon lawaaiend voortschoot nu, hem niet te hinde ren, ja, was het tikketik der wielen hem wellicht meer een liedje voor de slaap. Die man scheen Hage sterk wel, rustig en gezond, een, die het leven kalm en weinig eischend doorging, met kleine zorgjes wel misschien, maar toch niet zoo afhankelijk als hij. Wat stevig ktuistenste', dat daar gevouwen la;;, wel vuil, inet nap ,8 zwart-berand, maar krachtig, groot, ge .erd, aan dikke, zware polsen. God, als die reusenvingers es tot een vuist zich balden om te slaan. Dan dacht je aan hard hout, aan ijzer ; dat zon een slaan, maar beukeu ?.ijn. Dat was een sluimerende kracht, die door dn ru?t wel sterker nog scheen uit te komen, zooalu bij 't stilstaan van een trein de ij «eren machine steeds meer eerbied wekt, dan in haar vaart. Hoe was het mogelijk, dat die man kon slapen. Hij. Hage, zou't niet kunnen. Daarvoor moest je kalm zijn en zonder zooveel zorgen, moesten geen emo ties plagec. geen opwindende gedachten hinde ren. Zoo kwam ineens weer 't denken aan 't gebeurde bij die Zt^Se. Het drukte hem en wond hem telkens op. Toch hal i wel een blij gevoel ook even, dat-i die kerel lünk de waarheid had gezegd, 't Was me een mooi bezoek geweest. Daar waren nu twee menechen, om den dood niet jong meer, beiieu wat je noemt beschaafd, ontwikkeld, als straat jongens bezig geweest. Hij moest er even om lachen. Wat kon 't hem ook eisunlijk schelen? Wat had-i eigenlijk verder met hem te maken'! Hij was vrij'. Dat Zante hem niet helpen zou, begraep-i nu wel, maar dat bracht hem niet achteruit. Hij verloor er niets door. Waarom dus je zelf beroerd maken? 't Onprettige in z'n stemming begon te verdwijnen. Toen opeens klonk boven 't wielgeraas driemaal esn gieren van de fluit. Hij keek op z'n horloge. Utrecht al. Niet lang daarna liep Hage in de straten van z'n woonplaats. Ook hier hing dikke mist, zwaar en benauwend, 't Was stil. Alleen klonk wielgeratel hier en daar van wagens, die vrachtjes hadden van 'c station. Koetsiers, gedoken in de hooge kragen van hun jas. verlangend naar hun bed, bestriemden de ver moeide, stramme paarden, wier klepperende draf op glibberige keien nog ver te hooren was. rende medewerking van het koor, dat zich bo /en allen lof van zijn taak gekweten heeft. Onberispelijk zuiver was het, zoowel in het forte, als m het pianissimo. Het moeilijk gelegen p.p. Ueber Sternen mu3S er wohnen" gelukte baitengewoon gosd. Voor de kleine tenor-solo Froh wie seine Bonnen" zou-men een vastere en machtigere stem weoschen dan waarover de heer Goldsteen kan beschikken; overigens verleende deze heer zijn m'eiewerking in het quartet, dat voorts samengesteld was uit de dames Tilia Hill en de Haan?Manifargee, op bevredigende wijze. Dat de gevaarlijke cadens aan het einde ditmaal niet geheel naar wensch slaagde, mag men niet al te zwaar opvatten. Hoe dikwijls gebaurt dat wél? Zeer zeker mag men mejuffrouw Tilia Hill dankbaar wezen voor de wijze waarop zij ingevallen is voor mevrouw Noordewier ; en mevrouw de Haan ... zy' was het sterkste en zekeiste eleoaent uit net quartet, vaat en zuiver van toon en nobel van uitdrukking, gelijk steeds. Na de uitvoering werd ds heer Wiüem Mengelberg terecht spontaan gehuldigd. Zijne leiding van Beethoven's wonderwerk heeft aan rijpheid en zelfbaheersching belangrijk gewonnen bij vroeger vergeleken. Terecht komt hem dan ook het leeuwenaandeel toe van het succes Mocht menigeen wellicht van te voren ge dacht hebben of het niet beter zou zijn geweest indien het 3e Pianoconcert van Beethoven niet op het programma ware verschenen, met het oog op den duur van het con:«rt, na de meesterlijke, wegsleepende voordracht van Raoul Pugno, heeft men zich zeker niet be klaagd; want deze Fransche pianist heeft met buitengewone delicatesse en fyngevoeligen aansla;, voorts met schitterende tech niek en verbluffend juist stijlgevoel het in de concertzaal batrekkelijk zeldzaam gespeeld c-mol concert van Beethoven vertolkt. Alleen bij den cadens, in den eersten Satz, bleef het stijlgevoel zich zelven niet gelijk. Anders niets dan lof voor een dergelijke ver tolking. Daarna kwam de Pauze, die maar niet scheea te eindigen (waarom toch niet een tien minuten recreatie, waarbij koor en orchest blijven zitten gelijk in de Matheuspassion?). En toen begon men met Diepenbrock's Te Deum", dat grandiose werk dat onlangs nog hier ia besproken. Uit denaard der zaak kon het solo quartet onmogelijk dien grootschen indruk maken van onlangs, maar het komt mij voor dat koor en orchest nog beter er in" waren. Voaral het koor hield zich ook by het slot non confundar', dat de laatste maal ietwat onzeker klonk, recht wakker. Maar ook op andere plaatsen ontwikkelde het een machtig effact, geheel gtëvenredigd aan dat van bet orchest. Ste :ds wanneer men dit heerlijke werk hoort, wordt men opnieuw getroffen door de voornaamheid van orchestklank en rijkdom van eoloriet. Zoo ook thans. Het orcheat had in den volsten zin des woords een Echoonen dag en Mengelberg was in zijn leiding van het Te Deum" even geestdriftig ala in de negende". Aaa uitvoerenden zoowel als aan toehoor ders waren zware eischen gesteld ; maar het wai een middag van zeldzaam kunstgenot! Ten slotte nog een goede tijding. Den 13en Februari koat het beroemde Russische Trio bestaande uit Vera Maurina, benevens Michael en Joseph Press een matinee geven in den Hollandschen Schouwburg. ANT. AvERKAMr. ToiieeL B u i t e n l a nd s c h e gasten. C smma Bellincioni is, na een kort gastspel ditmaal, weer van ons vertrokken. Slechts drie voorstellingen heeft zij te Amsterdam gegeven; zij heeft ons gebracht: Thaïs, Carmen en Tosca. En het was verrukkelijkl" Ry'ker nog dan verleden jaar was heur Carmen, sterker nog van leven; rijker ook door nieuwe leven-wekkende uitbeeldingsvondsten. Een Tosca als van het 2e bedrijf deze keer, had den wij ook van Bellincioni nog niet gezienHet was al laat, toen Hage thuis kwaal. Voorsichtig werd de deur geopend, zachtjes toegedaan. Toen langzaam, zonder schom melen of stooten, ofschoon bij eiken stap omhoog de traptree irriteerend kraakte, ging hy naar baven, waar-i tot z'n verwondering nog het licht zag branden op de gang. En vóór-i hoven was, stond naar beneden kijkend daar de maid. 'c Verbaasde hem noj; meer. Ze was gewoonlijk al naar bad ons dezen tijd. Ban u 'c, menear ? ' ,,Ben jij nog op '!' ..?Ia meneer. 'K Wou op u wachten, zie; u. 'K Heb mevrouw zoolang gezelschap ge houden. ..I-i m'n vrouw dan nog wakker?" ,, Klaar wakker, nie.nser." ,,l)er is toch niets?" Er lag on-ust, angst in de vraag. Z'j, b'.ij, «lat ze'n gisie tijding kon zegden, antwoor <!e met lachend kijken: l)'w is etn '.?ornmerj;a<il bij." Hij stond ? uu op de hoven.ste tree. keek verrast haar aau. ,,.!a uiene r. vanmiddag, Daar heit meneer Malles voor geborgd." ,.'t I* geloof ik eea vrind van meneer. Hij hief... ja... hoe hiet-i ook weer...." ,.Nou .ja, dat doet er niet toe." In agitatie vau blijdschap liep i haar voorbij naar de slaapkamer. ,,Nou meneer. 'K ga naar bed.'" ,, !a, welterusten." ..Welterusten meneer. Denk u om 't licht?" Maar Haac was de kamer a! in, waar-i z'n vro'iw i;og wakker vond. 't Mager, hoekig gpzicht, waarin de holten schaduw wierpen op 't ziekelijk bleek, scheen wel geel tegen 'l heider wit van de kussens, die, opgestapeld, rug en hoofd tot steun dienden. Een glans van blijdschap kwam even in den matten blik, de dunne lippen trokken tot een lichten lach, to«n za haar man v&y. Hij kuste haar, zei vriendelijk zacht: ,.dag vrouwtje", toen luider iets: wat vertelt zij me daar ?'" ,,Iieb je 'c gehoord?" vroeg ze glimlachend ,.Ja. (4od, dat ie een verrassing.'' ..Vin je 't niet aardig van Zante?' ..VanV; Ja. 't is Zante z'n jongen." Zante z'n jongen?.., En... N'ee, nou begrijp ik er heelemaal niets van." Hij ging zitten, vervolgde toen: En hij zei me... god nog toe, dat is jammer." en-gehoord. De wonderbare kunstenares was van eene hooge geetemdheid en van een opperste uitbeeldingemacht. Wij hebben elders l) bij herhaling uitvoerig over de kunst van Mw Bellincioni en de gegenoemde creaties geschreven; moeten ons daarom heden tot bet bovenstaande bepalen. * * « In de vorige week is Le Bargy van de Comédie Franchise de Olivier de Jalin in Dumas fils' Ls Demi-Monde" komen spelen. Het-geniale deelt men niet in; de verhou dingen worden dus niet uit het oog verleren, wanneer men, na de kunst van een Bellincioni te hebben genoten, zegt: Le Bargy is een tooneelspeler van den eersten rang. Wij zijn er niet zeker van, dat deze kunste naar een diep sentiment zal vermogen uit te beelden en te doen meegevoelen. Maar in zijn de Jalin-rol bleek bij van een geest te zijn, die volkomen evenwaardig is aan den geest van Dumas fils. En daarbij werd de raisonneur" van Dumas een mensch in het spel van Le Bargy. Hoe reëel deed deze kunst aan. Hoe veel kunst is er toe noodig .om deze realiteit te bereiken. Hier niet de slordigheid van spreken en gebaren als in bet gewone leven", die verbergt het gebrek aan macht over de techniek, aan vermogen ook, bij de studie van een rol op de oor spronkelijke visie door te gaan en steeds zui verder, sterker beeldende details te vinden. Daar is al dadelijk de dictie van den heer Le Birgy: hoe veortreflijk spreekt hij; zonder dat de waarde van n woord-deel verloren gaat, zouden wij haast zeggen. En hoe prachtig kwam het meer-belangrijke daar boren tot zyn recht. Er was in de rol geen slagvaardige zet die, geen geestig woord dat niet vonkelde in de creatie. En het deed alles aan als ware het op 't oogenblik zelf gevonden. De raisonneur werd een menech, zeiden we hierboven. De heer Le Bargy was niet alleen een man die het woord van den schrijver in zijn waarde bevestigde, en «r door eene uit nemende dictie, door de levende stem hooger glans aaa verleende. De dictie werd deel van een geheel: de creatie van den mensch Olirier, de Jalin. Al steunde deze creatie, in overeenstemming met het karakter van het stuk, meer op het woord dan op de plastiek. Ja, deze de Jalin was een mensch, en hy' werd ons in de creatie van Le Bargy zoo begry'pelyk, deze mensch was zoo zich zelf, zy'n handelen en spreken werd zoo bepaald door zyn aard, en hij was voortdurend zoo te goeder trouw, dat men enkele handelingen op het kantje van het onbehoorlijke, zonder al te veel kritiek-binnenin liet passeeren. En hoe natuurly'k bewoog" deze de Jalin zich op het tooneel. Daarbij: hij was ten volle een heer. Niet gelijk men zich soms voorstelt dat een heer" uiterlijk behoort te wezen: als gespalkt in een rok, b.v., en met een boord die een centimeter te hoog ly'kt. Deze de Jalin draagt de rok, het rij slechts ter kenschetsing gezegd, - met het gemak waarmede hij zich in een huisjasje beweegt. De rol die tegenover de Jalin is gesteld, de Suzanne d'Ange, werd gespeeld door Mlle Gabrielle Dorziat. Eene Parisienne van fijne lynen, met een distinctie en een inhouding in haar spel, die de waarschijnlijkheid van de rol slechts ten goede kwamen. * * -* Ook Duitsche gasten hadden wij in onze stad. Het gezelschap van het Berlijnsche Lustspielhaus" heeft hier een reeks voor stellingen gegeven. Wij hebben die van de klucht lm Klubsessel" bijgewoond. Esn vlotte voorstelling met goed ensemblespel. Onze voorloopige indruk was echter: met uitzo adering van den tooneelspeler Albert Paul (en wellicht van LUC ie Euler) geen buitengewone krachten. De heer Paul stelde een het leven en de materieele zorgen gemakkelijk, opgewekt dragende landedelman voor, een man wiens onkreukbaar heid bij het voldoen aan vele losse neigingen niet heefc geleden en ook niet ly' It wanneer het slot der vaderen als 't ware onder hem weggeveild wordt en de laatste marken uit hoeken van kasten moeten worden 1) XXe Eeuw, Mei 1908; Nieuwe Oids, Juni 1909. Z^ keek hem verwonderd aan. Wat is jammer ? ' Och, 'k heb met Zante woorden gehad, nog al erg... Gt>eie eid, dat spijt me toch . .. En war,neer ziu die jongen komen? De volgende maand zeker?'' Ze knikte, vroeg toen: Maar wat had je dan met Zin te? ' Ojh, dat is een heele geschiedenis. Laat ik je da' morgen nu . . .'' Oea nee, doe het nu maar, andera lig ik daar maar over te denken." Ia maar vrouwije. 't is al zoo iaat. 'k Zal 't je in :t kort vertellen." Toen gaf-i een kort verslag van 't voor gevallene, zich Vieer opwindend even, toen hij 't bsieedigend doan van Zante vertelde. Maar 'k za! inor^eu da i«lijk een !>rief schrij ven, lu goJKnaam. Voor j? broodje doe je vet-.;." li[ wa* opgestaau. liep nerveus h«en en v.'eer, stond dan, de handen in de zakker., te naren ii; 't lic'it van de lamp. ^8 had hera etn oogtnblik zftijiend auugekeken. Toen zei ze: ,,Ja, dat zou ik maar doen. Zoo erg is hot toch niet. Hij was voor jon toch ook niet aardig. Dat moet hij toca ook bedenken." Jawel, dat zou hij icoettn Maar lui als hij vergeten dat het allereerst." ,,0ca, misschien vergis je je wei 'e moet ook niet dadelijk zoo heftig weztn Jan. Dat is toch nooit goed, en later heb j'er spijt van." ,,.lawel, da's allemaal goed. maar.... Enlin. v;e zullen zien." Toen ging-i naar l>?d, over dacht nog CH hóe 't alles zoo gebeurd was, nf-i zalf nuït een beetje schuld .hal, of er eigenlijk vfl-KOO^ee' reden was eeweeft om zoo nijdig te worden en zoo te keer te paan, als-i gedan bad. ,S;owi toch, il;it gauw driftig worden. 'Iemand in zijn positie moest eigen lijk geen kruidjc-roer-me-siat spelen. Jeüad wel aan andere dingen te denken ais aan je etrgpvoelfitj!), ai moest je soms ook veel slikken. Z'n vrouw was er op zoo'n manier maar de duj;e van. Verdomme, ah-i dat toch vooruit geweten had. Die vervloekte drift altijd, 't Zon hem niet weer gebeuren. nooit. Ais 't. nu maar niet te laat was. Morgen vroeg zou-i schrijven, dadelijk. Hoe ou-i beginnen? Amice".... Xee, dat zouden ze misschien wat te amicaal vinden na 't geval. Beste Zante" of anders nog beter ..waarde Zante''. Dat was'c beste, ..Waarde Zante". En dan..,. Toen viel hij, onder 't verder denken over 't geend zou schrijven, in slaap. mjeengegaard. Daze creatie was voortrefltjk; de tooneelspeler voerde voor zjjn deel de klncb,t tot het blijspel op. Daar de rol de kern-rol was van het stuk, spreken onze laatste woorden niet onze vorige, over het ensemblespel, tegen. Het spel van den heer Paul was van een kwaliteit, dat men het in gedachte even plaatsen kon tegenover dat van Le Bargy; niet ter onderlinge waardebepaling, maar om iets te zien van het verschil tmschen den Franschen en den Duitschen geest. Dictie, mimiek, plastiek van den beer Paul waren volkomen beheerscht; en zij waren kostelijke middelen voor den kunstenaar om een figuur te doen ontstaan van fijn-komische werking, die aldoor echt mogelijk :en waar schijnlijk leek. Toch, natuurly'k, neigde de Duitsche creatie altijd iets mér raar het materieele als wij het zoo mogen aan duiden. Was de Franschman vervosrender, beheerscht-nerveuzer, brillanter. FRANS MIJNSSEN. Armoede, door ANNA BODMER?BAKKER. Uitgave van P. N. van Kampen & Zoon te Amsterdam. 1909, 2 dln. Het werk van mevrou v Boudier?Bakker had, voor zoover het tot mijn kennis kwam, tot nog toe tweeërlei karakter. Het waren of studies, als in dat boek Kinderen, en dan leken zs heel zuiver, bet leven juist treffend, of het waren langere verhalen, novellen hoe men ze heeten wil en dan scheen er vaak iets onwaar-gedwongens in, een gewilde drang naar het pathetisch, heel erg bedoeld en klaargemaakt sombere, alsof de klare kijk, der schrijfster op de afzonderlijke werkelijk heden niet goed te vereenigen viel met haar tamelijk pessimistische levens- en wereld beschouwing. Maar in dezen grooten familieroman schijnt nu toeh die vereeniging van nuchter waar. nemen en algemeen levensgevoelen te hebben plaats gehad en het is pleizierig dit op te merken; temeer nog waar die saamvloeiing" aan het werk enorm ten goede komt. Mevroww Boudier?Bakker behoorde nooit tot de auteurs, die hun personen sterk uiterlijk te beelden vermogen, maar zy beeldt hen vooral van binnen uit, hetgeen beteekent, dat zij hun geestespersoonlykheid opbouwt in da gesprekken en neergeschreven gedachten. Vanzelf doet zich dan de vorm op van afzon derlijke kleine tafereeltjes, dialoogjes, dan tusschen deze, dan van die personen, met een weinig beschrijvenden tekst er tusschen. En ofschoon het wel zeer de vraag i», of dit voor een roman de ideale manier van doen mag heeten, allemaal stukjes mozaïek zoo maar door elkaar, ja, terwijl het zelfs nog een open k vestie ia, of het wel tot den goeden romantoon behoort de directe rede, niet een enkelen keer, maar zoo onophoudelijk aan te wenden, als gold het een tooneelstuk, valt toch niet te ontkennen, dat deze schrijfster hiermede, onbewust of beredeneerd, haar manier geko zen heeft, den trant haar 'c meest eigen en waarin zij 't sterkst is. Want mevrouw Bou dier schrijft maar een heel gewoon proza, een proza, dat eigenlijk dien deftigen naam vaak niet verdient, zoomin als 't proza, dat monsieur Jourdain sprak, omdat het maar heel simpele ^egjes" zijn, inderdaad kaal van eenvoud vaak mat een en" en" of hij" hu" aan elkaar nauwelijks verbonden. Zy heeft ook geen opmerkelijke beeldende kracht in haar schrijven en hoewel zy gelukkig zich daartoe ook niet tracht te forceeren, blyft het toch een gemis, omdat een roman nu eenmaal een werk van proza-kunst behoort te zijnen natuurlijke gesprekken die uit hun aard niet geven kunnen. Men zou echter, en na het bovenstaande is dit nu wel duidelijk, der schry'fgter onrec at doen haar te verwijten, dat zy den vorm koos, die haar mogelyk maakte reëel te bly>en in een meer omvattend, breeder gehou den verbaal, en men zou tegelijk ondankbaar zijn, want passend of niet, ia deze gesprekvorm, zoo kortelyk en afwisselend aangewend, wel van het levendigste dat men lezen kan. Terwijl, wat niet gesprek is, bijna enkel directe gedachtenuiting bevat, niet minder hefiig levend in zijn stootenden, vormloozen gang. Toen hij opstond, was 't lal er dan ge woonlijk en was er geen tijd meer om, vóór-i naar 't burean moest, te schrijven. Ook had-i Malles willen bedanken, maar die sliep ge woonlijk nog. Dat zou-i vanmiddag dan wel doen, als-i geschreven had. t'Huis komende voor 't koffiedrinken waren er twee brieven gekomen, n voor Maltes, n voor hem. Daar heb je 't gedonder al" zei-i, de hand van Zante herkennende. Hij stond bij 't bed .van z'n vrouw, die met angst-oogen naar 'c zenuwachtig openscheuren van de enveloppe keek, toen naar't gezicht van haar man, ,iat dadelijk al bij \ lezen betrok. l/aes es voor," vroeg ze zacht. Wat staat er bovea?" Wat er boven staat ? ... Niets .,. Dan heer Hage te Utrecht ... Enfin, luister." Toen las i : Tot mijn spijt moest ik gisteravond na uw vertrek, dat ik maar niet nader zal qnabriceeren, vernemen, dat onse jongen een kamer bij u gehuurd had. Het zal u zeker met verwonderen, wanneer ik na uwe woorden, door n bij uw bezoek aan mij gebezigd wat aangaat de bij u in huis heerschende ge woonten, de verbintenis van ons kind als niet gedaan beschouw. De door u met een blijkbaar kwetsende bedoeling uitgesproken woorden hebben mij slechts leed gedap.ii. Ik vergeef ze volgaarne en kan slechts mede lijden gevoelen met den afgedwaalde, die niet wil afgaan van den gevaarlijken weg, waarop hij eens is gestruikeld." Mooi. En nu nog een post-Eïriptum ais vervolg op de preek: Ik behoef u zeker niet te zeggen, dat ik voorloopig van verdare ont moetingen verschoond wensch te blijven. Mocht de gewoonte willen, dat de verbreking van de verbintenis van ons kind ean gelde lijke vergoeding eisc'at, dan zal ik u deze toezenden." Nijdig werd de brief op tafel gesaaeten. ,,Bah, wat een kerel. Maar verwoi deren dost het me niet. 'k Ban maar blij, dat ik hem nog niet geschreven heb. Een tegenvallertje, vrouw." Hij keek naar haar, en een schrik schokte z'n lichaam. Za lag m.et gesloten oogen, stil. t Was-witte gezicht met de spitse neus, de vleeschlooze ingevallen wangen, de scherpe km op de dunne hals, deden denken aan een lijk. Zóó had-i haar nog nooit gezien en angstig vroeg-i, naar haar toegaand: Vrouwtje, wat heb je?" Langzaam gingen de oogen open. Ze keek

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl