De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 6 februari pagina 7

6 februari 1910 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1702 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. EeiBezoeUanMelcliiorLeÉtBr. Ik wil niet spreken van de persoon van dien Meester. Het werk ii meer dan de kunstenaar, en daaraan kan ieder wien de omstandigheden gunstig zijn, in de stad Mun ster een bezoek brengen. Mnnster-in-Westfalen, hetzelfde waar in 1648 de overeenkomst gesloten werd die, zooals Saint-Yves d'Alveydre zegt, den ge; wapenden vrede tot de wet van Europa maakte. l Dankbaar behoeven wij, die onder dien vrede zuchten, de zaal in het fraaie raadhuis dus . aiet aan te zien. Een katholieke stad die op menig punt door haar schoone gothische kerken en torens beheerscht wordt. Daar is de vernieuwde Lam: berti-toren die zoo edel verbonden is met het gebouw waar hq uit opgroeit. Ginder de Dom, , die zy'n breede en hoogere ligging heeft vóór . de zeer groote ruimte die door verrukkel kbescheiden fijne renaissance-gevels is inge?loten en waarop zich hooge oude linden krommen. Er zij a ook tal van zestiende? eeuwsche huizen, gewelven-galerijen op dikke lag* pijlers, en, op een hoek, een naar binnen , gebogen vorstenwoning met een hek van ge smeed ijzer rondom het voorplein. De Aa trekt haar smalle, soms als met zeegeluid dreunende kronkeling door de diepe wallen heen en buigt zich in halve ronding om een : even begroeid als bebouwd stadsdeel. Een van die steden waar, middenin de nieuwere , wereld van verkeer en nijverheid, een oude (, van burgerschap en handwerk een deel van haar schoonheid gelaten heeft. * *' * Als men de hal inkomt van het eerst sints - kort voltooide Landesmuseum, ziet men daar tegen den achterwand een wonderschoon beeldhomwwerk opgesteld. Het is een ry van kleine beelden in zittende houding: in het midden Jezus, ter weerszijden Maria en Johannes, apostelen en heiligen. Over die gestalten prieelt en koepelt zich het fijne tak werk: een filigraan van steen. Dit is de oorspronke lijke arbeid van den zestiende-eeuwgchen kunstenaar Johano Beldensnyder en die als afscheiding tusschen koor en ruim in de dom kerk diende. Bij nauwlettend toezien begrijpt men dat die bouw hier maar gedeeltelijk aanwezig is, dat men inderdaad alleen een vernuftige schikking van sommige partyen vóór zich heeft. Veertig jaar geleden ontstond er onder de geloovige inwoners van Munster twist over de rechtmatigheid van zulk een afscheiding. Ging het wel aan vroegen sommigen in het Godshuis zelf de priester schap nog eens af te zonderen van de vereerenden? En het was in den Kerstnacht van 1870 dat de bisschop van Munster besloot het getwist te doen eindigen. Den volgenden morgen lag het beeldhouwwerk omgeworpen en de struikelende werklieden hadden de brokken hier en daar tot gruis getrapt. Dit was ook een mnnstergche vrede, even afdoend als de vorige. De Kerk heeft den vrede-7orst di« de ver woesting aanrichtte, niet, als vroegere beeldf tormers, in den ban gedaan. Ook de regeeting had wel wat treffely'kers te doen in het oor logsjaar. Er was anders aanleiding geweest hem gelijk te stellen met Jan van Leiden, Knipperdolling en Krechting, die ongelukkige wederdoopers die vanwege hun ketterij en andere zonden waaronder het verwoesten van kerkelijke kunst niet de geringste was terechtgesteld en daarna in kooien aan den Alberti-toren gehangen werden. De langwer pige g'zeren kooien hangen er nog, of weer, boven het uurwerk, en ik heb mij het ge noegen gegund te meenen dat ik in een van hen den bisschop zag. De overblijfselen niet die van den bisschop, maar van het beelhouwwerk, werden, gelukkig, op zolder opgeborgen, en Dr. Wenke, die een betrek king bekleedt aan het Museum, heeft met genegen zorg de brokstukken weer aan elkaar gepast.*) * Deze reddingsdaad, en de bouw van het Landesmuteum zelf al, bewijzen dat het gevoel voor de oude schoonheid in Manster weer *} Bizonderheden betreffende het kunstwerk en de opstelling in het Museum vindt men, van de band van Dr. Brüning, in Westfalen, Mitteilungen des Vereins für Geschichte und Altertnmskunde Westfalens und des Land esmuseums der Provinz Westfalen", 1. Jahrgang: Heft 4. Hierin tevens afbeeldingen. iONSCHAPPEUJKE De grenzen m den ultra-microscoop. Eenige jaren geleden hebben Zsigmondy en Siedentopf de wereld een dienst bewezen door het construeeren van den ultra-micros coop, die zooals velen geloofden, het gebied dat tot nu toe alleen microscopisch te onder zoeken was, ad libitum zou vergrooten, zoodat de grenzen van ons waarnemingsver mogen in deze richting geweldig verruimd zouden worden. Deze verwachtingen, dadelijk reeds tegengesproken, zy'n toch bly'ven be staan, maar uit het volgende zal blijken, hoe de grens van het gebied reeds bereikt is, hoewel nataurly'k het nieuw-verworven deel nog lang niet doorzocht is, en de mogelykheid van een nieuwe verruiming nooit uitge sloten is. Het ia volstrekt onmozelijk de vergrooting van een microscoop steeds te vermeerderen, in de hoop steeds meer en meer te kunnen onderscheiden. Uit den bou v van de lenzen, de eigenschappen van het licht, en allea wat by den microscoop in aanmerking komt, heefc men berekend wat de grenzen van het zoo genaamde: oplossend vermogen" van een microscoop zy'n. Met de beste lenzenstelsels die men maken kan (en ook gemaakt heeft) kan men twee lijntjes nog van elkaar onder scheiden, wanneer z'j niet dichter by' elkaar liggen dan een afstand van 0.25 p. Dat wil zepgen op een afstand van M van l/1000 m.M., want deze laatste maat (1/1000 m.M.) wordt kortweg aangeduid met den naam micron en voorgesteld door de grieksche let ter p. Liggen twee lijntjes of punten dichter bij elkaar dan 0.25 //, dan kunnen wij met den besten wil van de wereld geen microscoop maken, die hen van elkaar kan onderschei den ; zij worden dan steeds gezien als n Hjn of n punt. Dit wil zeggen dat wij, by' wakker werd. Maar meer nog blijkt het uit de opdracht die de Provinziallandtag van Westfalen aan Melchior Lechter deed: dat hy een glasraam zou schilderen om in het trappen huis, van het Museum te worden aangebracht. Tegenover de loochening en ontheiliging van de kunst, die veertig jaar geleden door een bisschop van Munster begaan werd, en die we in de hal van het Museum gedenken, zien we, de trap opgestegen, in het driedeelige venster van den Mnnsterschen schilder Melchior Lechter, de verkondiging en ver heerlijking van de kunst. De knust zoo schijnt het ons daar toe te klinken is niet een ijdel spel van menschenhand, uit willekeur ontstaan om naar willekeur te worden verbrijzeld. Zy is tegelijk een bron uit de diepte en een licht uit de hoogte, de eenheid van aard en hemel. Een langwerpig raam met twee middenbalken en vier dwarslatten, geflankeerd door, in denzelfden wand, twee kleinere nmaal doorkruiste ramen, die maar weinig onder de bovenlijn en veel boven de benedenly'a van het hoofdvenster bly'ven: dit i? de triptiek waarin Lechter zy'n droom kreeg nittespreken. Hij heeft de drie ramen zóóïeer tot n gemaakt dat men zich verwondert te hooren of te bemerken dat zij door vry breede wandvlakken gescheiden zyn. Lttmen de lumine leest men in het gouden licht dat naar links en rechts e» naar beneden z^'n stralen schiet. Z/umen de lumine, het licht uit bet licht: dat is de kunst, een afglans van het eeuwige. Maar vóór de kathedraal wier top verdwijnt in de morgen wolken waar dat gulden licht uit neerschy'nt, staat de fontein waaruit het water naar boven stjjgt. In fonte tacro. Het innerlijk gezicht, de innerlijke vlam, 4e innerlijke kracht, dat zy'n de drie gaven, die, blijkens drie inschriften, van het water uit die bron verwacht worden. Die heilige bron is de bloemgetooide afgrond van de schoonheid, waarin serafijnen zich spiegelen, zij is het kostbare vat waarin begin en eind een werden, zij is de Aeoolsharp van het oneindige, waarin de adem van het heelal zy'n onophoudelijke zuchten zingt. Oorsprong van alle beelden leest men achter de Fontein boven een kleinen ingang. Maar op de lijn die langs de onderste balk van de zij vensters en boven dat poortje ge trokken wordt, stijgen de negen kaarsen van toenemende en dan weer dalende lengte. De middelste van deze staat in ae lijn met het opschietende water. Vuur en water zy'n in haar vlam saamgevloeid. Onzichtbaar, maar als een onverbrekelijk bindmiddel, loopt de driehoek die de kaarsen in zich sluit, over het heele drieraam. De bouwmeester, die in de benedenste vakken van het middenvenster zich op den grond Eeerstrekt alsof hy' de genade wil vangen in zy'n open palmen, heeft vóór zich den driehoek en den cirkel, en het plan van de kathedraal. Door verschillende gestalten wordt in scha len de drank opgevangen. Art Coekttina, hemelsche kunst, staat onder aan 't linksche zyraam, waar drie gestalten, het hemelsche getal wierook zwaaien, Ars humana, menschelyke kunst, op het rechtsche, waar er vier het aardsche ge tal rozen strooien. Standen, daden en uitdrukking van deze figuren geven niet minder dan die getallen de tegenstelling aan die door hen bedoeld wordt. Evenzeer hun kleuren. Ja, alle kleuren. Maar erenmin als het mogelijk is de getals betrekkingen die in het werk zijn volgehou den, te verstaan nit een indruk, evenmin zal men van de kleur allereerst den zin verstaan. Allereerst spreekt de kleur voor zich-.elf. Het blauw van den hemel, waardoor de gou den stralen schieten, verbindt de drie glazen. De zwarte met gouden bloemen begroeide heuvel volgt de onzichtbare driehoeksly'nen, die langs de vlammen van de kaarsen gaan, in golvende beweging tot aan de kathedraal van we er s sy'den. De boomen bloeien, de rozen gloren, kathedraal en fontein glanzen en stralen, en haren en gewaden van alle ge daanten pronken en fonkelen. Allereerst orchestratie van kleuren. Een ritme, zoo vol, zoo krachtig, zoo smeltend, zoo weergalmend, zoo blijvend in zyn diepen tooa en zijn honderd schakeeringen, dat het alleen reeds de verkondiging en de verheer lijking is waarvan ik gesproken heb. Zulke het microscopisch onderzoek van planten- of dieren-weefsels, of van anorganische stoffen geen structuur meer kunnen zien bij deelen die kleiner zy'n dan 0.25 \j.. Toch kan men met een microscoop wel meer zien; wanneer men onder de lens een preparaat heeft met zeer fijne vryliggende deeltjes, kleine bakteriën, of iets dergelijks, dan kan men deze deeltjes nog best zien al zy'n zy' veel kleiner dan 0:25 ^. Masr dit zegt weinig, want het zal geheel ocmogelyk zijn deze fijne deeltjes van elkaar te onderschei den wanneer zij tegen elkaar aan liggen, ter wijl ook niet behoeft geprobeerd te worden iets te zien over den bouw van deze deeltjes. Men kan dit verschil van ondericheidba.arhf,id en van gewone zichtbaarheid het beste in'.ien door als vergelyksmateriaal den ster re hemel er by' te halen. De sterren zijn zichtbaar als lichtpunten, maar met onze sterkste kijkers kunnen wij er nooit iets anders dan licht punten van maken; ze zijn zichtbaar, zonder dat hun bouw te onderscheiden is. Daaren tegen zy'n de planeten voor het bloote oog alleen lichtpunten, terwijl zy' in onze kijkers talrijke bijzonderheden laten onderscheiden op hun schijf. De kleine deebjss onder den microscoop kleuren vindt en vergt alleen een gemoed dat in de diepten van zy'n tydelyk «n eeuwig wezen overweldigend bewogen werd. Een smartelijke heerlijkheid, waarboven de hemelsche kunst uit jubelt, die de aardsche tot weemoed stemt, maar die in vaste vroom heid door diepten en hoogten klinkt. Wie de eenheid van dit ge voel in het werk beleefd heeft, zal het ook in gelaatstrekken en houdingen terugvinden. Hy zal verlangend zijn een leven te naderen dat nit en in de smartelijke verrukking van leed en vreugde de gekleurdheid van al het aardsche het klare licht van den hemel zocht. Voor hem die in de kanst het leven ziet, geeft de tentoonstelling van Lechters werken, die, tegelijk met de voltooiing van het ven ster, in de zalen en kabinetten van het museum werd ingericht, een kostbaar over zicht. Deze kunstenaar, die in znlken zwaren en omvangrijken arbeid zy'n wezen uitspreekt, is dezelfde die nacht en dag over zyn teeken bord gebogen, zóó tal van boeken met prenten en letters versierd heeft, dezelfde die voor iederen kleinsten arbeid, als hij ertoe ge roepen werd en hem zyn taak achtte, zy'n talent beschikbaar had. Niemand denke ge ring over de kracht die, fijn en frisch blijvend, met een ornamentiek die overal groei en nergens nabootsing of opzet is, honderden en duizenden bladen vult. Maar deze kunstenaar die als glasschilder iedere voorstelling alleen als figuur beschouwt: een gekleurd tapijt, maar een tapijt van licht, het geheel van de drie ramen, hy heeft dat niet gedaan zonder vooraf en herhaaldelijk zich te oefenen aan de wereld van de werkelijkheid. Da'&r zy'n de oud-daitsche voorstellingen zooals het kind ze teekende, Sieffned» Tod, daa> zyn de plotselinge grepen in de buurten van zyn inwoning dfór zyn de veel latere pastellen naar de natuur, de penteekeningen uitdenzelfdeu tijd,waar weinigstrependeplans, vele de voorwerpen op dan voorgrond kennen doen; maar tocb, deze bemoeiing met de werkelijkheid is een andere dan die aan onze nederlandeche schilders doorgaans eigen is. Deze man zou ik zeggen heeft geen behoefte aan de werkelijkheid als zoodanig hy ontleent slechts de motieven aan baar tot het uitspreken van zyn idee. Die idee is ook een werkelijkheid, maar een andere. We verstaan dit zonder te spelen met woorden. Evengoed als wy' de werkelijkheid om haar zelve kunnen liefhebben, kunnen wy haar beminnen om iets dat in ons is. Wat in dezen schilder was, zocht als uiting een lichttapijt, met motieven, ontleend aan de werkelijkheid. Een glasraam maken is de bedoeling waarmee hy geboren is. De wereld van drie afmetingen kan hem daartoe niet dienen, niet onmiddelyk. Hy heeft een vlakke ruimte n de kleur n de lijn n het dóór-sehy'nend zon licht. Zijn bemoeiing met werkelijke voor werpen is bezield, eerst door dien drang, dan door die wetenschap. Hij vereenvoudigt de vormen; zyn teekeningen zijn kleurschakeeringen; hy zoekt kleuren die de lichtopslorpende kracht verdubbeld bezitten, die zelf al licht uitstralen. Kunstenaar, E iet van de werkelyke wereld, maar van licht en kleur die hun kracht toonen in bouwkunstige binding, moet hy wel verwant aan de muziek zijn. De orkestratie van zijn kleuren is onmiddelyk overeenkomstig met een muziek die de diepste klankwerking bindt aan het strengste motievenspe). Tot beschouwingen als deze geeft de ten toonstelling die de inzichtige bestuurder van het Museum, Dr. Adolf Brüning, in de goedverlichte en oordeelkundig behangen ver trekken opstelde, gereede aanleiding. Een zeldzaam fijn en innig werk is het voor borduursel bedoel e Panis Angelorum, dat in een klein vertrek van wit en goud blijvend is inge ra*. Daar hangen ook de kopieën naar oude meesters van Florence en Siena, waaraan men Lechters voorkeur kennen kan. Een afzonderlijk opstel zou noodig zy'n om de kartons voor zy'n vroegere glasramen te vergelijken met de studies die hier zy'n tentoongesteld. Het leven en het leed waaruit ze geworden zijn, kan men in menigen por tret-kop meeleven. Allen doordringen den beschouwer van het gevoel dat alleen uit het leven het leven geboren wordt, en dat iiiiiiiimn miiiiMMiiiiiimiMMHniiiinmiiiiiiimMiiiiimimilmiiii zyn steeds zichtbaar hoe klein zij ook mogen zy'n, wanneer het Jenzensteltel zuiver if, het netvlies goed gevoelig en bet contrast tus schen belicht voorwerp en achtergrond groot genoeg. Dit laatste vooral heeft de ontdek terg van den ultra microscoop tot hun vinding gebracht. Wanneer een zonnestraal wordt binnengelaten in een kamer, die overigens donker is, ziet men in de zonnestraal, talrijke fijne deeltjes zweven, die alleen zichtbaar zijn doordat Bij hel verlicht afsteken tegen den donkeren kamer-achtergrond; zelfs in een gewone woonkamer is dit verschijnsel ge makkelijk waar te nemen. De deeltjes die buiten de lichtstraal gaan, worden dadelijk onzichtbaar. BU den ultra microscoop is deze mcthoJe toegepast (fle. 1). Een zeer heldere lichtbuodel laat men, loodrecht op de optische as van den microscoop invallen in een of andere oplossing die onderzocht moet worden. Da eventu- ?eele zeer kleine deeltjes, die in deze oplossing zweven, worden zoodoend? helder ^ zichtbaar te^en een donke- ? ren achtergrond, zonder dat echter hun fijnere bouw het leven, een pijn en een heerlijkheid, zy'n zaligheid heeft in zyn eeuwigheid. * * * Het gemot dat de kunst geeft stemt dank baar, en hoezeer een kortstondige beschou wing niet de kennis schaft die noodig is om anderen tot een levenswerk inteleiden, meende ik voldoende verstaan te hebben om hen, wien Lechters werk ree na d is, te bewegen, dat zy, even over onze grenzen, naar de stad Manster gaan, en de tentoon stelling die daar tot den 28jten Maart ge houden wordt, bezichtigen. Alleen misschien in een katholiek midden kon deze kunst hoewel zy tot geen kerk behoort zoo rijp en rijk worden als zy' hier geworden is. Nergens beter dan daar misschien kon een krachtige natuur van dezen aanleg geboren worden en zich ont wikkelen. Zeker beter dan ten onzent ver mocht een kunstenaar ah Lechter, hoewel door ambtelijke en gezags-grootheid door gaans weerstaan en niet zelden tegengewerkt, de opdrachten te vinden waarin zyn talent zich waar maakte. Toch komt het my voor dat het tijdperk waarin de kunst van glasbranden opnieuw beoefend wordt by ons het eerst en het meest door Antoon Derkindereu ook voor Nederland nog niet behoeft te iyn afgesloten. Tot de ontwikkeling van die kunst zal het zyn nut hebben, wanneer zij die in haar belang stellen, het werk van den Duitschen meester zien. ALBERT VERWBY. Noordwyk aan Zee, 27 Januari '10. Olto Jnlins Mom t Bierbaum is dood l Op den avond van l Februari is hij te Dresden aan een hartoverlamming overleden. Nog voor eenige dagen kwam er een groot werk van hem nit, een bundel verhalen: Yankee-Doodle Fahrt", en nog voor eenige weken hebben we ons ver diept in Der Roman der XII" en gegist en geraden, welk van die twaalf hoofdstukken toch wel van Bierbaum zijn kon. En nu is hy' dood! Het is zoo jammer, dat het nu al uit moet zijn met de werkzaamheid van Bierbaum, die juist de laatste jaren zooveel grooter werd. Bierbaum begon veel en krachtig werk te prodnceeren. Ik herinner me nog zoo goed, hoe ik met hem zat te spreken, voor eenige j iren; hoe levenslustig hij steeds was. En toch: soms kwam in dat lachende gezicht even een niet te onderdrukken trekje van weemoed; een trekje, dat ik kende uit zy'n Irrgarten der Liebe", waarin ook, tusschen al die gedichten en versjes van levenslust en levens noed, zoo nu en dan zoo'n eenvoudig, maar echt weemoedig liedje stond. Ik vroeg Bierbaum naar zy'n plannen, en hy keek me aan met die oogen vol scheppersgeluk van een kunstenaar, die in de volle kracht van zyn werkzaamheid is, <m ant woordde: O, ik begin pas. Prinz Kuckuck" is maar een begin geweest; ik ga meer van die romans schrijven. Ik heb zooveel onder werpen in mijn hoofd, en ik werk zoo ge makkelijk." Nu is Bierbaum dood, en al die plannen gaan met hem mee het graf in. Bierbaum is voor de Duitsche letterkunde een man van beteekenis geweest. In 1865 geboren te Grünberg in Silezië, behoorde hy in 1890 tot dat groepje jonge kunstenaars in Muachen, die daar deden, wat onze Nieuwe Gidsers voor ons hebben gedaan : zij schiepen een nieuwe richting in de kunst. En met een succes, dat niet het minst te danken was aan den ijver van Otto Julius Bierbaum. Zyn werken zy'n talryk. De Irrgarten der Liebe" is bekend genoeg, en ook zyn andere dichtwerken, Manltrommel und Flöte1', en Nemt, Frouwe, disen Kranz" worden veel gelezen. Ik ben er zeker van, dat het Duitsche volk over een honderd jaar liedjes zal zingen, die het aan het hart gegroeid zyn als die van Goethe en Heine, en als er dan iemand komt, en zegt: Dat is van Otto Jnlius Bierbaum", dan zal men antwoorden : Hè, dat dacht ik niet; het lijkt zoo iets imMMinmiMiimiiMiiiimmiiiiiHHMiiiiiiMiitliiiimiiiiiiiMiiniiifiiMili waargenomen kan worden, evenals men in de kamer de stofdeeltjes duidelyk ziet in een zonnestraal. Op deze wyze zy'n deeltjes zichtbaar geworden, die met een gewoon microscoop niet meer zichtbaar zy'n. In het eerst meende men dat het met deze methode mogelyk was zelfs de moleculen te zien, de kleinste deeltjes waaruit een stof kan bestaan. Maar nu is langzamerhand gebleken dat deze toch nog buiten de zichtbaarheidsgrens liggen. Theoretisch is er bij den ultra-mi croscoop geen grens aan de zichtbaarheid wanneer maur de gebruikte lichtstraal sterk genoeg is. Dit laatste is echter praktisch begrensd; wanneer men werstmet electrisch booglieht dan is deze lichtsterkte voldoende om goud deeltjes met een minimum middellijn van 15 jj. u zichtbaar te maken (j. w. z. 15/1000 Fig. 2. AFMKTINI; VAN VERSCHILLENDE DEELTJES. VERGROOTINC. 10.000 X- a. Menschelijk blop.dlichnampje. (7.5 /u.) b. Cocci. (2?0.5 «) c. Gouddleetjei (0.2?0.075^) A.'Gouddeeltjes in colloïdale goudojilosiiny (0015?0.006 ij. ) Fig 1. SCHEMA VAN KEN ULTRA-MICROSCOOP. Dt. lichtttralen worden door den zpiegel <S' opgevangen, en teruggekaatst naar de leni L, die h n concerilrxrt, zoodat een heldere lichtbundel in de vloeistof b valt, loodrecht op df optische as van d'.n microscoop. Fig. 3. AFMETINI. VAN GOUÜDEKLTJES EN MOLECULEN. VER(;ROOTI\O l 000.000 X- e, f, en g. Gouddeeltjes (dezelfde als in fij. 2 d) 15, 10 en, 6 ^. p. De laatsten (t) zijn nog net zichtbaar in den ultra-microscoop, h, Chloroform-molecule(0.8p.p.} i. alcohol-molecule (0.5 /*./*.) j. wateriiof-mokcule (0.1 ^ fj..) Otto Julius Bierbaum t echt ouds, dat uit het volk zelf is voortge komen." Bierbaum heeft den waren volksgeest ge troffen, en nu reeds zyn liedjes als zijn Ringel, ringel, Rosenkranz" populair. En wat aangaat zy'n romans: ik kan me voorstellen, dat men later eens zy'n Prinz Kuckuck; Leben, Taten, Meinungen und Höllenfahrt eines Wollüstlings" zal citeeren als een k uit uur beeld van het einde der negen tiende eeuw. Uit de werken van Bierbaum een greep doende, kan ik nog noemen zgn romans en novellen: Sonderbare Geschichten", Kaktus", Oas schone Maichen von Pao", Pancratius Graunzer", die Schlangendame"; zyn auto-bio^raphische roman Stilpe", en zy'n Eiapfindsame Reise im Automobil"; van zyn dramatische werken : Die vernarrte Prinzess", Stellannd Antonie", en Lobetanz". Voorts schreef Bierbaum monografieën over Böcklin, Stuck, Thoma en Uhde. Ook als journalist is Bierbaum werkzaam geweest: als hoofdredacteur van Die Freie Tribune" en van de tijdschriften Pan" en Die Insel". CHR. VAN BALEN Ju. Alti, Ma, Middelburg, I. De politieke prent heeft, meer dan andere ooit, het gevaar dat zy' een succes krijgt dat buiten het domein der kunst ligt. Van haar wordt het minste geëischt. Zy' is voor de menigte. Van haar wordt gevergd dat z\j der massa klaar is, door die massa bovenal. Van haar wordt verwacht dat zij bespottelijk maakt van haar wordt rechtvaardigheiden grooten mengchenzin niet gevorderd. De politieke prent is, in het algemeen in Holland, van weinig waarde als teekening. Ze wordt ge noten des Zaterdageavonds in het uur der ontspanning en ze wordt dan willig ge erd zoodra ze der drastische geaardheid van ons volk tegemoet komt door een voorstelling die niet boven het komische gaat van lagen aard. Ze ontvangt pry's wanneer ze smaadt of scheidt zooals te veel gescholden wordt en gesmaad buiten het geestelijke om; ze ontvangt lof wanneer ze tegen lichamelijke gebreken te keer gaat, zooals voorbijgangers dat op straat zich durven permitteeren, of wanneer ze deze lichamelijke gebreken, op botte wijze nabootsend, overdrijft. Ze is, in Holland, gaarne te platweg karikatuur. II. En, te platweg, mag ze nooit karikatuur zy'n. Ze mag die eigenaardige vervorming van trekken of van lichaamsbouw alleen gebrui ken op een wijze die haren geest laat zien. Ze moet de karikatuur hanteeren liefst als een fijne, geestige Pierrot, niet zonder melan cholie. ... Het is eigenaardig hoe veel droefgeestigs in velerlei, dat schoons genoemd wordt, te vinden is... Ze moet de karikatuur ten tweede gebruiken als of ze de voorgeetel den de hooge school laat rijden; de zweep die bijna niet vertoond wordt maar aanwezig is, geeft in de kunst een nobeler werking dan van l/1000 mM., want het teeken ,uuia ge bruikt voor I/1ÓOO fj.). Bij het gebruik van de eenige lichtbron die sterker i', n.l. van de zon kan men gouddeeltjes zien, die onge veer 6 p p groot zyn. Sterker lichtbronnen kent men niet; resultaat: deeltjes die kleiner zyn dan 6 fj. fj, zijn voorloopig voor ons on zichtbaar, uier komt nog bij dat gouddeeltjes door hun terugkaatsend vermogen het gegchikste onderwerp zijn daar met uitzondering van enkele andere stoffen de meeste deeltjes kleiner licht-terugkaatsend vermogen hebbea en dus groot er moeten zijn dan & u ij. om gezien te worden. Vergelijkt men nu hiermede de vermoedelijke grootte der moleculen dan blijkt dadelijk dat zij buiten de zichtbaarheidsgrens liggen. E -n chloroform molecule heeft b.v. een middellijn van O.S,«.,«. (dus minstens echt maal te klein om zichtbaar t e zij n), een alcohol-molecule 0.5 p. /j,., en een wateretofmolecuIeO.l p f/.. In de figuren 2 en Sigde grootte-verhouding weergegeven van eenige objecten, die hier besproken zijn, waaruit dadelyk het groote verschil te zien is tus-:ch«n de nu zichtbaar gemaakte kleinste gouddeeitjes en de moleculen. Maar al is het dus voor loopig onmogelijk de moleculen zichtbaar te maken, toch heeft de ultra-microscoop reeds in zijn £ort beataan veel diensten bewezen by de bistudeering van de colloïde oplos singen, d w.?, oplossingen van niet- kristalliseerbare stoffen zooals lym, gomsoorten, eiwitten, gelatine en andere amorphe stoffen uit planten- en dierenryk. In al deze colloïde oplossingen is de aanwezigheid van ultramicroscopische deeltjes aangetoond, in grootte wisselend tusschen 80 u. /j., en de geringe afmetingen der deeltjes in oplossingen van kristalliseerbare stoffen. Bovendien blijkt dat deze deeltjes steeds in regelmatige beweging zyn, die wel te onderscheiden is van de onregelmatige, zoogenaamde Brownsche be weging van deeltjes on Ier microscoop. Ook op ander geb ed zy'n reeds merkwaardige waarnemingen met den ultra-microscoop ge daan, zoodat, al is de grens der zichtbaarheid niet verdwenen, het onderzoekgebied toch aterk is uitgebreid. P. VAN OLST.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl