Historisch Archief 1877-1940
;No." l TOS
DE A M S T E R D A ,M ME R .W E E K B L A D Y OOR N E D E R L A N~D»
dat dit citaat niet deugde. Het sloeg op uw
bedoeling als een vuist op een oog. Daarop
antwoordt u niet.
V hebt n beroepen op Kant'i Vorlesungen,
etc. Ik zeg: over bet geheel zijn die
Vorlecungen wonderwel in overeenstemming met
de kritische geschriften en u kunt u er voor
uw doel niet op beroepen. Daarop antwoordt
u niet.
U kebt de uitvlucht verzonnen: uwe zeker
heid (zie boven) was moreele zekerheid. Ik
heb getoond, dat deze emendatie niet opging,
1. in uw zinsverband, 2. uit den tekst van
Kant. Daarop antwoordt u niet.
En n eischt dat er niet worde afgedwaald l
En tegelijk komt u met nieuwe punten, o.a.
de postulatenkwestie aan? En eonitateert, dat
ik m\j begin terug te trekken? Neen, eer
waarde heer, die anderen op ' onheiligheden'
betrapt, dat vind ik nu onheilig !
Nog .even over dat beroepen op Paulsen l
Met de listigheid van een slang en niet
zonder de onnoozelheid van een duif, beroept
gij u of een controvers tusschen de
Kantstudenten en meent (?) dat gij aan Paulsen's
zy'de staat. Maar weet gy niet, dat het daar
om iets geheel anders gaat, dan bij u ?
Tusschen Paulsen, Vaihinger, Eeinze,
Arnoldt, etc., gaat het hierover:
1. of de overgeleverde t ekst der Vorlesun gen
betrouwbaar is,
2. of zij Kant's persoonlijke inzichten weer
geven, en zoo ja >
3. of zij in Kant's wijsheid thuubehooren.
Maar niemand denkt er aan, om te zeggen,
dat de mundus intelligibilis onvoorwaardelijke
absolute zekerheid heeft, en al uw andere
fraaiigheden meer.
M. i. behoeft de tweede vraag in de verste
verte niet bevestigend te worden beantwoord,
en hiervoor zijn gronden en citaten aan te
voeten.
Haar gij hebt aan Paulsen niets. Voor uwe
zekerheden tuit gij geen Kantkenner kunnen
aanhalen, laat staan zelf Kant's wijsheid
aanvoeren.
Bovendien staat ieder voor zijn eigen werk.
Op wien zou Panlsen zich weer moeten
bereepen voor zy'n slecht verdedigde ver
moedens?
Hoogacht er d
Uw Dw. DD.
* L. H. GRONDIJS.
'?, Wi} meenen hiermede het debat te mogen
fluiten. RKD.
Zollikofen, 29.1.'10.
Hooggeachte Redactie l
Eerst heden had ik den tijd No. 1699 van
uw Weekblad te bestudeeren en de noodige
aandacht te wijden aan het artikel van den
keer K. Muller, omtrent het praeadvies van
den heer G. T. J. de Jongh, aan het Genoot
schap tot Zedelijke Verbetering van Gevan
genen. Dit artikel, dat terecht met zooveel
waardeering spreekt over het doel van ge
nootschap en praeadviseur, getuigt van de
geestdrift en het plannenmakend vermogen
van den samensteller. Waar de besproken
onderwerpen zich ten taak stellen den ge
wezen misdadiger te ontlasten van den d ruk,
dien de wet hem oplegt, daar wil de heer
Muller hem nog helpen en steunen in den
moeilijker! strijd om het werk.
Vergun mij omtrent de wijze waarop hy
deze hulp denkt te verEchaffen, eenige korte
opmerkingeu te maken, op welke de heer
Maller wellicht zoo goed zal willen zijn te
repliceeren.
Geen werkgever zal een werkman, die in
eenig opzicht, b. r. naar lichaam, geest of
goeden naam, achterstaat bij zijn medesollici
tanten, boven dezen verkiezen. Geen toezicht,
bescherming of aanbeveling van een particu
lier, Genootschap of Staat zal een zoodanig
werkman doen verkozen woiden, al is hij ook
verkiesbaar.
De werkgever zegt, je kunt nooit weten,
want geen mensen, hoeveel micder een Staat
of Genootschap, kan voor een bepaald in
dividu ooit volkomen instaan.
Doch veronderstellen we nu eens, dat edele,
humane werkgevers, die door het streven van
een Genootschap of anderszins zijn gaan be
seffen welk een strijd een ontslagen
gevaclachte zij Ilja zoo gul-hartelijk toe, als wilde
ze daarmee toonec, hoe dankbaar zij hem
was'. En ja vond dat wel prettig; met genot
keek hij naar baar, toen zij behendig en met
surlijke bewegingen toilet ging maken en
zich opschikte om met hem mee te gaan.
Benige oogenblikken later liepen beiden in
de drukke Riejkaja, op weg naar den schouw
burg, die sinds eenige jaren reeds gevestigd
is in het voormalige Riga Orlowskiscbe
stationsgebouw.
* *
*
I'ja Leonitsch zat in zijn kleine
pijpe'laachtige kamer. Hy' scheen te peinzer. Het
voorhoofd steunde op zijn linkerhand. Vóór
hem lag een pas-geschreven briefje, dat hy
nog even doorlas. Het luidde:
Beste Nadeijda! Je zult wel kunnen be
grijpen, dat ik nog steeds onder den indruk
ben va» hetgeen er eergisterenavond tusscheu
ons is voorgevallen. Hoe ik mij er ook tegen
verzet, ik kan het niet vergeten. En daarom
is mijn besluit nu genomen. Dwinsk ver
laten. Maar je moet niet vragen hoe. Ik hoop
je in den vreemd* te kunnen vergeten, het
leven wordt me anders onhoudbaar, 't Is me
precies of het liefste wat ik bezat, gestorven
fen begraven is. Ik voel me vreeselijk alleen.
Misschien lach je er om. Misschien mis je
den noodigen ernst om mijn toestatd te be
grijpen. Doch n verzoek heb ik aan je:
Spreek noeit over mij, zooals je dat over
anderen wel deed: Die is óók op mij
verkikkerd" geweest". Want dat is niet waar.
Ik heb van je gehouden, met hart en ziel.
O, er gaat nog zoo vél in mij om, doch
ik kan het niet onder woorden brengen.
Niemand heb ik, voor wien ik mijn hart
kan uitstorten, niemand. In dezen brief doe
ik het nu, maar dat helpt mij niet; ik vind
er geen troost bij.
Nu, het ga je goed I
ILJA LEONITSCH.
Dat was dus het einde van dien schoonen
droom. En zoo plotseling was het gekomen,
eergisteravond, toem zij uit den schouwburg
kwamen, wtar zij Ignis Sanat" hadden ge
zien, het eerstelingswerkvanLeonid Andrejew,
waarin zoo zwaar gephilosopheerd wordt.
En toen zij langzaam huiswaarts keerden,
in den kouden winternacht en de maan
diamantjes op het sneeuwkleed tooverde,
gene heeft; of, zooals de heer M. aangeeft,
publiekrechtelijke werkgevers, die by de
reclasseering belang hebben, aan de roep
stem gehoor ge f en en bedoelde bemoeiing
vertrouwen. Dan zal hierdoor met het oog
op het groote aantal ongestrafte wetkloozen
een onrecht geachieden. Want deze werkgevers,
in het bijzonder ingelicht omtrent de buiten
gewone moeite, die een gewezen gevangene
heeft om aan werk te komen,! zonder be
hoorlijk te beseffen dat voor lederen
werklooze deze stry'd zeer zwaar, ja vaak bijna
hopeloos is, zullen dezen de dupe doen worden
van ds protectie, door genen als gevolg van
misdrijf en straf verkregen.
Het Australische voorbeeld heeft dit be
zwaar niet, en is dus geen goede parallel in
dit opzicht.
Hier toch stoot een toegelaten ge.trafte
geen ongestrafte naar buiten.
Er wordt zo D werkelijk een soort protectie
geschapen, wel ia waar een zeer onbelangrijke
in verhouding tot de andere vormen, die er
bestaan, maar een ernstige hervorming mag
niet op een principieele onzuiverheid
bernsten.
Bovendien leidt dit foutje de aandacht van
de hoofdoorzaken af.
Er zijn namelijk in die hoofdoorzaken van
de ellende die de auteur wil verhelpen, twee
hoofdelementen.
De ne is het nog steeds bestaande
wraakstraftysteem, over welks betrekkelijk recht
van bestaan ik niet wil oordeelen; de andere
is de voortdurend etterende wonde der maat
schappij, die haar bovenmate doet lijden: de
werkloosheid.
Het is deze bestaansvoorwaarde der
hedendaageche productiewijze" welks vloek hem,
die gezeten" heeft, treft, te zamen met
lichamelijk en geestelijk achterlijken, inva
liden, ouden en item zooveel procent der je ?
zonde werkkrachtige individuen.
De door den heer M. in zijn nobele geest
drift voorgestelde wyze van werken vermin
dert de algemeene ellende niet, ze verplaatst
haar slechts.
F. J. BUEKEBS,
,**
De schrijver of schrijfster is de tolk van
velen. Het tchjjnt velen een onrechtvaardig
heid dat een ontslagen gevangene door voor
spraak eene betrekking krijgt door een tot
nu toe eerlijke begeerd. In de beschouwing
van concrete gevallen vinden de opgesomde
bezwaren steun: het principe «ebter is van
deze fouten vrij. Daarover het volgende : Het
is niet de bedoeling van genootsc kappen voor
ontslagen gevangenen aan gewezen misdadi
gers een voorrecht boven eerlijke arbeiders te
geven, maar integendeel slechts van hen weg
te nemen de extra-moeilijkheden (gevolg van
fouten, som» in aanleg en steeds in repu
tatie) waardoor deze in den strijd om het
brood gehandicappedzyn tegenover de eerlyke
arbeiders. Stonden goed-willende ontslagen ge
vangenen gelijk in arbeidskansen met eerlijke
arbeiders, zoodat dus slechts als regel enkele
percenten van hun aantal werkeloos waren,
dan zou een systeem van plaatsing van ont
slagen gestraften geheel overbodig zijn. Maar
dat is op verre na niet het geval. Wat wij
trachten te bereiken is: meer gelijkheid van
arbeidikani vos»r ongestraften en voor ge
straften die door eerlijken arbeid voortaan
op den goeden weg willen.
In concreto zult ge dus nu en dan zien hoe
door de protectie van een genootschap een
ontslagen gevangene een betrekking afwint
van een eerlijken arbeider. Dat maakt een
pynly'ken indruk, natuurlijk. Maar ky'k
dieper in de zaak, beschouw ze uit
algemeeuer oogpunt: dan ziet ge dat die protectie
alleen ten doel heeft tegenwicht te zijn
tegen de afkeer der maatschappij die voor
den ontslagen ge ?angene de concurrentie
ongelijk maakt. En het verwondert u niet
dat in de aldus gelijk gemaakte concur
rentie het nu en dan de ontslagen gestrafte
is die wint. Tegenwoordig is voor den ge
strafte de strijd om het brood, de strijd om
eerlijkheid ongelijk veel zwaarder dan voor
anderen. Zoo kan het billijk noch nuttig zijn.
Deze ongelijkheid eenigsains te verminderen
is alles wat wij nastreven.
Overigens ben ik het met schrijver eens.
Algemeene sociale politiek moet gevoerd wor
den, zoowel in het belang van de geheele
toen waren zij zelf ook aan 't philosopheeren
geraaït, was I'ja over toekomstplannen be
gonnen en daarover, dat Nadesjda zijn vrouw
moest worden. Doch toen had zi; gezegd:
Neen, Ilja, dat gaat niet. Dat heb ik je
al meer gezegd:
Maar waarom gaat het dan niet?"
Toen brak ze uit ineen verdrietig snikken,
zooals ze dat wel meer deed.
Vertel me dan toch, waarom het niet gaal'',
drong Ija aan. En waarom huii je zoo'.'"
Ik zal het je zeggen'', begon Nadesjda,
doch ik rekeu er op, dat je als man van
eer het aan nietnand zult oververtelleij.
Want niemand, zeifj mijn eigen familie i.iet,
weet er iets van.
Er is iemand I'j*, van wien ik ziels-veel
houd, iemand die haast twee maal zoo ou l
is als ik, maar die nooit mija man zal
kunnen worden. Niet, omdat by' al getrouwd
is, maar omdat hij ongeneeselijk zwak en
ziek i', en bovendien zouden zijn ouders er
niet in toestemmen, want hij ia van heel
goede afkomst.
En nu mogen do menschen er van zeggen,
wat ze willen, maar met een ander trouw
ik niet. nooit l Wanneer je me wei eens
hebt zien huilen, was dat enkel en alleen
daarom. En dat ik tusechen-beide zoo uit
bundig vroolijk ben en zoo graag uitga, is
alleen maar om mijn verdriet voor korten
tijd te vergeten. Ja, Ilja, het spijt me voor
jou, maar ik kan er niets aan doen."
Dat was dus de oplossing van het raadsel.
Wie echter die gelukkige ongelukkige was,
kwam Ilja niet aan de weet. Twee dagen
liep hij hopeloos en moedeloos rond. Toen
schreef hij haar een laatste brie/je en verliet
in den namiddag de stad, zijn Dwinsk, waar
hij meende het niet langer te kunnen uit
houden.
Lang niet iedereen, die in Warschau woont,
kent de geschiedenis van het ontstaan dezer
echoone stad.
Een koning, zoo vertelt men, die in het
Weichselgebied met zijn gevolg op de jacht
was, verdwaalde. Tevergeefs klom hij in hooge
boomen, helaas, hij kon het overige gezel
schap nergens ontdekken. Eindelijk, tegen den
avond, werd hy' aan den oever van den Weichsel
een armoedig hutje gewaar en toen hij zich
daarheen begaf, trof hij er eene vrouw aan,
arbeidersklasse als ter bestrijding van crimi
naliteit. Echter: met verbetering van maat
schappelijke omstandigheden alleen bestrijdt
ge criminaliteit niet afdoende. Naast maat
regelen van verstandige straf blijft noodig
eene voor de orimineelen «peciaZ« zorg, omdat
zrj hebben te worstelen 1. met de moeilijk
heden van eigen aanleg, 2. met de afkeer
der maatschappij. Zonder deze speciale zorg
komen zij er niet: nu niet en nooit.
N. MULLER.
Berichten.
HERTOG DER ABRUZZEN. De uitgever Ulrico
Hoepli te Milaan zal spoedig het licht doen
zien het lang verwachte werk van den hertog
der Abruzzen over zy'n laatste wetenschap
pelijke expeditie naar het westelijk deel van
het Hima'aja-gebergte. Het boek zal talrijke
illustraties bevatten.
KONING-STADHOUDER WILLEII III. Om vroeg
in het a.s. voorjaar te verschijnen, wordt aan
gekondigd eene geïllustreerde levensbeschrij
ving onder den titel The court of H illiam III,
door E. S. Grew. De auteur heeft toegang
gehad tot de Welbeckscfee archieven, en
publiceert een aantal tot nog toe onuitgege
ven brieven, die een nieuw licht werpen op
de vriendschap tusschen Willem van Oranje
en Willem Bentinck.
*Een ichilderij van Rubent in een guirlande
van bloemen door Jan Breughel, eens
behoorende aan kardinaal Federico Borromeo
is door den directeur van de Ambrosiaansche
bibliotheek te Milaan teruggevonden in het
Prado-Mnseum te Madrid. Het was bijna
twee eeuwen veilig en wel in .Milaan ge
weest, door de agenten van kunsten en
wetenschappen" in 1796 naar Parijs ontvoerd
en vandaar, men weet niet hoe, naar Spanje
geraakt. Tot dusver was het uit de brieven
van de twee schilders bekend, en als Rubens
gecatalogiseerd, de ontdekking is dus eene
bijdrage tot het oeuvre van Breughel.
40 c»nt« p«r r*g«L
0.
r.flnflNTIL IEDER STUK W KRUIT
UfUttUiIIC
FABRIKANTEN VflLTOn ZORER AMSTERDAM
Verkrijgbaar bij:
HIRSCH & Cie., Hofl., Leidschepleïn.
ADEIAAN SCHAKEL, Hofl., Heiligenweg.
H. MEYER, Hofl., Koningsplein.
Mag. KEIZERSHOF, Nieuwendijk.
C. NIEUWENKAMP KOTTING & ZOON,
Galerij 29.
Kleeding-Mag. M. DE KONING, Batavia.
Winkel-Maatschappij, EIGEN HULP, Batavia.
Verdere adressen onzer contractanten ver
strekken gaarne
VALTON & ZONEN, A'dam.
die zoo juist van een tweeling bevallen was.
De vreugde van deu. koning was groot. Hy'
ovtrnachtte in de hut en hield later .de
kinderen ten doop. Den knaap noemde hy
Wars en het mei-je Sawa De ouders over
laadde hij met koninklijke ^aven, zoodat zij
huizen konden bon wen en groote opper
vlakten kind onder den ploeg konden brengen.
Hoe langer boe meer menschen voegden zich
van lieverlede bij hen. Zij ontgonnen land
eu dreven handel en legden zoodoende den
grondslag tot het olceïende \\'u.reau.-u
(Warbo'nau; van thaijy.
Il j ii I/:umt.~'(;h woüiuïe er r.u al meer dan
iwe-b jaar, d'-cb. het was vandaag voor't eerst
gevventt, dat hij d«-;e g' cLiedems hoorde.
Of zij op waarheid berustte of slechts een
sprookje was, wist hij n.et. Eigenlijk weet
niemand dat. Maar dat Warschau nu een
prachtige, ?cïdttertnde v,ereld.Uad was, wist
hij vel. s-chouuer dan ut. i'c-terfcburg en
Jloskau en ia elk ^evai ir.eer het cachet
dragendüvua f-eue moderne, beschaafde,
Europeeec'ne stad.
Kn toen hij nu des avonds, na afloop van
zijn wt'/kzaauihïdt'n 111 z'n eertje op de
NOAV Swiat iiej) te v;andclen, moest hij
onwiliekturia ann uiöschoone :egendüterug
denken. Ea hij dacht er over na of liet
mogelijk was, dat ook. Dwinsk, zijn vaderstad,
het ooit zoo ver zou brengen als Warechau.
Zoo van lieverlede begonnen zijne gedach
ten weer in het verleden te wroeten, gelijk
dat wel eens meer gebeurde.
Ea het kon niet uitblijven, dat ook
Nadeejdn hem voor den geest kwam en. hij
dacht er aao, hoe hij na hetgeen er tusschen
hem en haar was voorgevallen, in een dolle
bui de wijde wereld was ingegaan. Hoe hij
toen eindelijk was aangeland bij een vriend,
die in Lsdz zaken dreef. Hoe hij voor dezen
was gaan reizen en ten slotte zelf in War
schau een iiliaal had opgericht, waarvan hij,
Ilja Leonitsch, de chef was.
't Was een heerlijke avond. In het
Lazienki", dat park par excellence" ruiachten
de linden. Hier was het waarheen Ilja Leo
nitsch altijd bij voorkeur ging, als einddoel
van zijn wandelingen, lig doolde er rond
langs de stille breede paden, langs het im
posante, in oud-romeingcheri^tijl opgetrokken
open lucht-theater, waar slechts enkele malen
per jaar gespeeld wordt en nam ten slotte
op een der banken plaats.
JOHN STUART MILL. Eene belangrijke ge
beurtenis in'de Engelsche letterkundige wereld
zal zy'n de voorgenomen publicatie van de
Lettres of John Stuart Mul. Deze brieven om
vatten het tijdperk van 18iS), toen Mill begon
in ruwe trekfcen zijn Logica op papier te
brengen, tot zijn dood in .1873. Daar Mill
een groot briefschrijver was en hij brief*
wisseling hield met vele van zijn voornaamste
tijdgenoot en in Engeland en Frankrijk wordt
de uitgave met belangstelling tegemoet gezien.
iiiiMiiiiHiiiiiiiHiiiiimiiiliiMitimiiiMiliiiiiiiiiiillliiiiiiiiiiiliiiiHmiiiii
DEVENTER
Handelsmerk.
Kan er op het gebied van rijwielindustrie
nog wel iets nieuws geleverd worden?
BURGERS E. N. R. 1910
geeft U antwoord op deze vraag.
BOUWT te NUNSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau A.rti",
aldaar.
Nomaal-OnderlMiHj
van
ProfDrG.
T
\y Eenige
Fabrikanten
rW. BengerSöhnel
Stuttgat
Hoofddepöt te AMSTERDAM : Kalverstr. 16'
K. F. DEÜSCHLE-BENGER.
AUTOMOBI
NAY BELL
Hu en
C. H. TAN DEE TELDEN, Fa. d. M. BOSCH, Bofjuw.
KALYERSTR. 153, b, h Spui, iMsterdam. Tel. 2845.
Een rijwiel, dat bij het LEGER goed voldoet, moet voor
gewoon gebruik ZEKER uitstekend geschikt zijn.
De honderden FOXGERS RIJWIELEN, bij het LEGER in
gebruik, houden zich uitstekend en worden in de rapporten steeds
zeer gunstig beoordeeld.
Koopt UITSLUITEN» BOTER ONDER RIJKSCONTROLE.
De STAAT GARANDEERT U een ONVERVALSCHT product,
ISoterbaudel ZUIWLAREN", PRINSENGRACHT 313. TELEFOON 8935.
Langzaam-aan werd bet duisterder. De
schemering loste zich op in weldadige duis
ternis en de adem van den nacht kwam
traag-vertrouwelyk aaugeruischt. Gracieuse
mensch figuurtjes sloepen de lanen door,
soms, wanneer zij aaii gene zijde gingen,
mannen en vrouwen haast niet van elkaar
te onderscheiden, of wel, wanneer zij deze
zijde hielden, rakelings lang» je streken,
duidelijk waartenemen, te herkennen allicht.
Fluisterende paartjes, jonge mannen en oude
mannen, praehtvrouwen der gehalveerde
wereld, rijk uitgedost, ja, voora! die.
Ilja had onder hen wel eeas kennesjes
ontmoet, nseii-jes uit Dwinsk, uit zijn buurt
of die zrtm-'n met hem op school waren
geweest en hier nu een oogenschijnlijk
ideaalleventje leidden. Die waren dan
vrijmoediglijk naaat hem komen zitten en hadden met
hem gebabbeld over in hun priiste jeugd
gemeenzaam meegemaakte gebeurtenissen en
voorvallen.
Eu in eens besloop hem een gevoel van
verlatenheid, van eenzaamheid en voelde hij
in zijn binnenste den wen-ch geboren worden,
dat er ook nu zulk een wezentje mocht
komsn, zulk een vrouwjaeisjV, niet wie hg
ter tijdpasseering herinneringen kon opdiepen.
Achteloos naar achteren gelensd, de knieën
over elkander geslagen, zat hij te turen.
Langzaam gir;g de tijd voorbij. De maan
stond EU hoog aan den heme).
En toen ging gebeuren, wat hij nooit had
durven vermoeden en nooit in aijn leven zou
kunnen vergeten.
Daar kwam een aardig, sierlijk dametje
aangedribbeld, En reeds van uit de verte
keeK zij onafgebroken naar lija. Hare bewe
gingen waren precies die van van...
Al nader kwam zij, al nader.
Ben jij dat, Nadeejda?" vroeg hij en
sprong op van zy'ii plaats met angstig klop
pend hart.
Wie ben jij dan...? Hé, Ilja: God, hoe
kom jij hier?1'
Een lichte blos overtoog hare wangen en
haar stem beefde.
Zij wandelden samen op door de breede
lanen van het Lazienki-park". Veel, zeer
veel hadden zij elkaar te vertellen, 't Was
echter haaat uitsluitend Nadesjda, die aan
'c woord was, open en eerlijk, zonder de
minste terughouding.
Ruim een jaar na je vertrek ging de
tminiimiiiMiiiiiiiinn
zaak failliet. Wy gingen toen op een
bovenhuis wonen. Ik moest nu maar geld ver
dienen, zei vader, maar als wat kon ik gaan?
Zelf is hij, geloof ik, kellcer of zoo iets
geworden.
Onge eer 'n half jaar daarna vertrok
ook de persoon, van wien ik houd en van
wien ik je ook vertelde, uit Dwinsk. Het
heette, dat hij naar Warschau vertrokken
was». Ik besloot toen om ook daarheen te
gaan en eene betrekking te zoeken, het
liefst zoo dicht m )gelijk in zijne nabijheid.
Doch waar ik ook informeerde, hoe ik ook
mijn best deed, nergens kon ik zy'n adres
aan de weet komen. En met zoekea van
eene betrekking had ik ook al geen geluk
en toen ..., nu ja, je begrijpt wel..., ik
moest toch leven, niet waar ?"
Ilja was sprakeloos van smart. Ook al
had hij op dat moment iets kunnen zeggen,
hij zou hot niet gedaan hebben, vreezende,
haar te zullen kwetsen.
Eindelijk begon zij Ilja te vragen, hoe het
hem was gegaan. Hij trachtte het haar zoo
naauwkeurig mogelijk te vertellen.
En zich trotsch gevoelende op de positie,
die hy tegenwoordig bekleedde, rees er een
plan bij hem op. Een stout plan waa het,
een opwelling van het oogenblik en hij
bracht het met-een ten uitvoer.
Hij voelde het bonzen van zijn hart tot
zelfs in de keel....
... En in weerwil van alles, wat je mij
zoo even verteld hebt, Nadesjda, vraag ik je,
nu voor den tweeden keei: Wil je mijn
vrouw worden ?'
Zij keek hem van terzijde aan, alsof zij
aan den ernst van zijn bedoeling twijfelde.
En toen kwamen de waterlanders.
Ik heb j B al eens gezegd, dat ik het
niet kan, Ilja. We zouden nooit gelukkig
met elkaar kunnen worden. Mijn hart zou
toch aldoor aan dien ander hangen. Laat
mij zoo maar verder leven, . dat is mis
schien nog wel het beate ..."
In h«t centrum der etad teruggekomen,
scheidden zich hunne wegen. De een begaf
zich huiswaarts om een verdrietigen
slapeloozen nacht door te brengen, de andere
ging naar het Aquarium-Vaiiété", waar
het leven" eigenlijk eerst te middernacht
begint.
L