De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 13 februari pagina 3

13 februari 1910 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

;No." l TOS DE A M S T E R D A ,M ME R .W E E K B L A D Y OOR N E D E R L A N~D» dat dit citaat niet deugde. Het sloeg op uw bedoeling als een vuist op een oog. Daarop antwoordt u niet. V hebt n beroepen op Kant'i Vorlesungen, etc. Ik zeg: over bet geheel zijn die Vorlecungen wonderwel in overeenstemming met de kritische geschriften en u kunt u er voor uw doel niet op beroepen. Daarop antwoordt u niet. U kebt de uitvlucht verzonnen: uwe zeker heid (zie boven) was moreele zekerheid. Ik heb getoond, dat deze emendatie niet opging, 1. in uw zinsverband, 2. uit den tekst van Kant. Daarop antwoordt u niet. En n eischt dat er niet worde afgedwaald l En tegelijk komt u met nieuwe punten, o.a. de postulatenkwestie aan? En eonitateert, dat ik m\j begin terug te trekken? Neen, eer waarde heer, die anderen op ' onheiligheden' betrapt, dat vind ik nu onheilig ! Nog .even over dat beroepen op Paulsen l Met de listigheid van een slang en niet zonder de onnoozelheid van een duif, beroept gij u of een controvers tusschen de Kantstudenten en meent (?) dat gij aan Paulsen's zy'de staat. Maar weet gy niet, dat het daar om iets geheel anders gaat, dan bij u ? Tusschen Paulsen, Vaihinger, Eeinze, Arnoldt, etc., gaat het hierover: 1. of de overgeleverde t ekst der Vorlesun gen betrouwbaar is, 2. of zij Kant's persoonlijke inzichten weer geven, en zoo ja > 3. of zij in Kant's wijsheid thuubehooren. Maar niemand denkt er aan, om te zeggen, dat de mundus intelligibilis onvoorwaardelijke absolute zekerheid heeft, en al uw andere fraaiigheden meer. M. i. behoeft de tweede vraag in de verste verte niet bevestigend te worden beantwoord, en hiervoor zijn gronden en citaten aan te voeten. Haar gij hebt aan Paulsen niets. Voor uwe zekerheden tuit gij geen Kantkenner kunnen aanhalen, laat staan zelf Kant's wijsheid aanvoeren. Bovendien staat ieder voor zijn eigen werk. Op wien zou Panlsen zich weer moeten bereepen voor zy'n slecht verdedigde ver moedens? Hoogacht er d Uw Dw. DD. * L. H. GRONDIJS. '?, Wi} meenen hiermede het debat te mogen fluiten. RKD. Zollikofen, 29.1.'10. Hooggeachte Redactie l Eerst heden had ik den tijd No. 1699 van uw Weekblad te bestudeeren en de noodige aandacht te wijden aan het artikel van den keer K. Muller, omtrent het praeadvies van den heer G. T. J. de Jongh, aan het Genoot schap tot Zedelijke Verbetering van Gevan genen. Dit artikel, dat terecht met zooveel waardeering spreekt over het doel van ge nootschap en praeadviseur, getuigt van de geestdrift en het plannenmakend vermogen van den samensteller. Waar de besproken onderwerpen zich ten taak stellen den ge wezen misdadiger te ontlasten van den d ruk, dien de wet hem oplegt, daar wil de heer Muller hem nog helpen en steunen in den moeilijker! strijd om het werk. Vergun mij omtrent de wijze waarop hy deze hulp denkt te verEchaffen, eenige korte opmerkingeu te maken, op welke de heer Maller wellicht zoo goed zal willen zijn te repliceeren. Geen werkgever zal een werkman, die in eenig opzicht, b. r. naar lichaam, geest of goeden naam, achterstaat bij zijn medesollici tanten, boven dezen verkiezen. Geen toezicht, bescherming of aanbeveling van een particu lier, Genootschap of Staat zal een zoodanig werkman doen verkozen woiden, al is hij ook verkiesbaar. De werkgever zegt, je kunt nooit weten, want geen mensen, hoeveel micder een Staat of Genootschap, kan voor een bepaald in dividu ooit volkomen instaan. Doch veronderstellen we nu eens, dat edele, humane werkgevers, die door het streven van een Genootschap of anderszins zijn gaan be seffen welk een strijd een ontslagen gevaclachte zij Ilja zoo gul-hartelijk toe, als wilde ze daarmee toonec, hoe dankbaar zij hem was'. En ja vond dat wel prettig; met genot keek hij naar baar, toen zij behendig en met surlijke bewegingen toilet ging maken en zich opschikte om met hem mee te gaan. Benige oogenblikken later liepen beiden in de drukke Riejkaja, op weg naar den schouw burg, die sinds eenige jaren reeds gevestigd is in het voormalige Riga Orlowskiscbe stationsgebouw. * * * I'ja Leonitsch zat in zijn kleine pijpe'laachtige kamer. Hy' scheen te peinzer. Het voorhoofd steunde op zijn linkerhand. Vóór hem lag een pas-geschreven briefje, dat hy nog even doorlas. Het luidde: Beste Nadeijda! Je zult wel kunnen be grijpen, dat ik nog steeds onder den indruk ben va» hetgeen er eergisterenavond tusscheu ons is voorgevallen. Hoe ik mij er ook tegen verzet, ik kan het niet vergeten. En daarom is mijn besluit nu genomen. Dwinsk ver laten. Maar je moet niet vragen hoe. Ik hoop je in den vreemd* te kunnen vergeten, het leven wordt me anders onhoudbaar, 't Is me precies of het liefste wat ik bezat, gestorven fen begraven is. Ik voel me vreeselijk alleen. Misschien lach je er om. Misschien mis je den noodigen ernst om mijn toestatd te be grijpen. Doch n verzoek heb ik aan je: Spreek noeit over mij, zooals je dat over anderen wel deed: Die is óók op mij verkikkerd" geweest". Want dat is niet waar. Ik heb van je gehouden, met hart en ziel. O, er gaat nog zoo vél in mij om, doch ik kan het niet onder woorden brengen. Niemand heb ik, voor wien ik mijn hart kan uitstorten, niemand. In dezen brief doe ik het nu, maar dat helpt mij niet; ik vind er geen troost bij. Nu, het ga je goed I ILJA LEONITSCH. Dat was dus het einde van dien schoonen droom. En zoo plotseling was het gekomen, eergisteravond, toem zij uit den schouwburg kwamen, wtar zij Ignis Sanat" hadden ge zien, het eerstelingswerkvanLeonid Andrejew, waarin zoo zwaar gephilosopheerd wordt. En toen zij langzaam huiswaarts keerden, in den kouden winternacht en de maan diamantjes op het sneeuwkleed tooverde, gene heeft; of, zooals de heer M. aangeeft, publiekrechtelijke werkgevers, die by de reclasseering belang hebben, aan de roep stem gehoor ge f en en bedoelde bemoeiing vertrouwen. Dan zal hierdoor met het oog op het groote aantal ongestrafte wetkloozen een onrecht geachieden. Want deze werkgevers, in het bijzonder ingelicht omtrent de buiten gewone moeite, die een gewezen gevangene heeft om aan werk te komen,! zonder be hoorlijk te beseffen dat voor lederen werklooze deze stry'd zeer zwaar, ja vaak bijna hopeloos is, zullen dezen de dupe doen worden van ds protectie, door genen als gevolg van misdrijf en straf verkregen. Het Australische voorbeeld heeft dit be zwaar niet, en is dus geen goede parallel in dit opzicht. Hier toch stoot een toegelaten ge.trafte geen ongestrafte naar buiten. Er wordt zo D werkelijk een soort protectie geschapen, wel ia waar een zeer onbelangrijke in verhouding tot de andere vormen, die er bestaan, maar een ernstige hervorming mag niet op een principieele onzuiverheid bernsten. Bovendien leidt dit foutje de aandacht van de hoofdoorzaken af. Er zijn namelijk in die hoofdoorzaken van de ellende die de auteur wil verhelpen, twee hoofdelementen. De ne is het nog steeds bestaande wraakstraftysteem, over welks betrekkelijk recht van bestaan ik niet wil oordeelen; de andere is de voortdurend etterende wonde der maat schappij, die haar bovenmate doet lijden: de werkloosheid. Het is deze bestaansvoorwaarde der hedendaageche productiewijze" welks vloek hem, die gezeten" heeft, treft, te zamen met lichamelijk en geestelijk achterlijken, inva liden, ouden en item zooveel procent der je ? zonde werkkrachtige individuen. De door den heer M. in zijn nobele geest drift voorgestelde wyze van werken vermin dert de algemeene ellende niet, ze verplaatst haar slechts. F. J. BUEKEBS, ,** De schrijver of schrijfster is de tolk van velen. Het tchjjnt velen een onrechtvaardig heid dat een ontslagen gevangene door voor spraak eene betrekking krijgt door een tot nu toe eerlijke begeerd. In de beschouwing van concrete gevallen vinden de opgesomde bezwaren steun: het principe «ebter is van deze fouten vrij. Daarover het volgende : Het is niet de bedoeling van genootsc kappen voor ontslagen gevangenen aan gewezen misdadi gers een voorrecht boven eerlijke arbeiders te geven, maar integendeel slechts van hen weg te nemen de extra-moeilijkheden (gevolg van fouten, som» in aanleg en steeds in repu tatie) waardoor deze in den strijd om het brood gehandicappedzyn tegenover de eerlyke arbeiders. Stonden goed-willende ontslagen ge vangenen gelijk in arbeidskansen met eerlijke arbeiders, zoodat dus slechts als regel enkele percenten van hun aantal werkeloos waren, dan zou een systeem van plaatsing van ont slagen gestraften geheel overbodig zijn. Maar dat is op verre na niet het geval. Wat wij trachten te bereiken is: meer gelijkheid van arbeidikani vos»r ongestraften en voor ge straften die door eerlijken arbeid voortaan op den goeden weg willen. In concreto zult ge dus nu en dan zien hoe door de protectie van een genootschap een ontslagen gevangene een betrekking afwint van een eerlijken arbeider. Dat maakt een pynly'ken indruk, natuurlijk. Maar ky'k dieper in de zaak, beschouw ze uit algemeeuer oogpunt: dan ziet ge dat die protectie alleen ten doel heeft tegenwicht te zijn tegen de afkeer der maatschappij die voor den ontslagen ge ?angene de concurrentie ongelijk maakt. En het verwondert u niet dat in de aldus gelijk gemaakte concur rentie het nu en dan de ontslagen gestrafte is die wint. Tegenwoordig is voor den ge strafte de strijd om het brood, de strijd om eerlijkheid ongelijk veel zwaarder dan voor anderen. Zoo kan het billijk noch nuttig zijn. Deze ongelijkheid eenigsains te verminderen is alles wat wij nastreven. Overigens ben ik het met schrijver eens. Algemeene sociale politiek moet gevoerd wor den, zoowel in het belang van de geheele toen waren zij zelf ook aan 't philosopheeren geraaït, was I'ja over toekomstplannen be gonnen en daarover, dat Nadesjda zijn vrouw moest worden. Doch toen had zi; gezegd: Neen, Ilja, dat gaat niet. Dat heb ik je al meer gezegd: Maar waarom gaat het dan niet?" Toen brak ze uit ineen verdrietig snikken, zooals ze dat wel meer deed. Vertel me dan toch, waarom het niet gaal'', drong Ija aan. En waarom huii je zoo'.'" Ik zal het je zeggen'', begon Nadesjda, doch ik rekeu er op, dat je als man van eer het aan nietnand zult oververtelleij. Want niemand, zeifj mijn eigen familie i.iet, weet er iets van. Er is iemand I'j*, van wien ik ziels-veel houd, iemand die haast twee maal zoo ou l is als ik, maar die nooit mija man zal kunnen worden. Niet, omdat by' al getrouwd is, maar omdat hij ongeneeselijk zwak en ziek i', en bovendien zouden zijn ouders er niet in toestemmen, want hij ia van heel goede afkomst. En nu mogen do menschen er van zeggen, wat ze willen, maar met een ander trouw ik niet. nooit l Wanneer je me wei eens hebt zien huilen, was dat enkel en alleen daarom. En dat ik tusechen-beide zoo uit bundig vroolijk ben en zoo graag uitga, is alleen maar om mijn verdriet voor korten tijd te vergeten. Ja, Ilja, het spijt me voor jou, maar ik kan er niets aan doen." Dat was dus de oplossing van het raadsel. Wie echter die gelukkige ongelukkige was, kwam Ilja niet aan de weet. Twee dagen liep hij hopeloos en moedeloos rond. Toen schreef hij haar een laatste brie/je en verliet in den namiddag de stad, zijn Dwinsk, waar hij meende het niet langer te kunnen uit houden. Lang niet iedereen, die in Warschau woont, kent de geschiedenis van het ontstaan dezer echoone stad. Een koning, zoo vertelt men, die in het Weichselgebied met zijn gevolg op de jacht was, verdwaalde. Tevergeefs klom hij in hooge boomen, helaas, hij kon het overige gezel schap nergens ontdekken. Eindelijk, tegen den avond, werd hy' aan den oever van den Weichsel een armoedig hutje gewaar en toen hij zich daarheen begaf, trof hij er eene vrouw aan, arbeidersklasse als ter bestrijding van crimi naliteit. Echter: met verbetering van maat schappelijke omstandigheden alleen bestrijdt ge criminaliteit niet afdoende. Naast maat regelen van verstandige straf blijft noodig eene voor de orimineelen «peciaZ« zorg, omdat zrj hebben te worstelen 1. met de moeilijk heden van eigen aanleg, 2. met de afkeer der maatschappij. Zonder deze speciale zorg komen zij er niet: nu niet en nooit. N. MULLER. Berichten. HERTOG DER ABRUZZEN. De uitgever Ulrico Hoepli te Milaan zal spoedig het licht doen zien het lang verwachte werk van den hertog der Abruzzen over zy'n laatste wetenschap pelijke expeditie naar het westelijk deel van het Hima'aja-gebergte. Het boek zal talrijke illustraties bevatten. KONING-STADHOUDER WILLEII III. Om vroeg in het a.s. voorjaar te verschijnen, wordt aan gekondigd eene geïllustreerde levensbeschrij ving onder den titel The court of H illiam III, door E. S. Grew. De auteur heeft toegang gehad tot de Welbeckscfee archieven, en publiceert een aantal tot nog toe onuitgege ven brieven, die een nieuw licht werpen op de vriendschap tusschen Willem van Oranje en Willem Bentinck. *Een ichilderij van Rubent in een guirlande van bloemen door Jan Breughel, eens behoorende aan kardinaal Federico Borromeo is door den directeur van de Ambrosiaansche bibliotheek te Milaan teruggevonden in het Prado-Mnseum te Madrid. Het was bijna twee eeuwen veilig en wel in .Milaan ge weest, door de agenten van kunsten en wetenschappen" in 1796 naar Parijs ontvoerd en vandaar, men weet niet hoe, naar Spanje geraakt. Tot dusver was het uit de brieven van de twee schilders bekend, en als Rubens gecatalogiseerd, de ontdekking is dus eene bijdrage tot het oeuvre van Breughel. 40 c»nt« p«r r*g«L 0. r.flnflNTIL IEDER STUK W KRUIT UfUttUiIIC FABRIKANTEN VflLTOn ZORER AMSTERDAM Verkrijgbaar bij: HIRSCH & Cie., Hofl., Leidschepleïn. ADEIAAN SCHAKEL, Hofl., Heiligenweg. H. MEYER, Hofl., Koningsplein. Mag. KEIZERSHOF, Nieuwendijk. C. NIEUWENKAMP KOTTING & ZOON, Galerij 29. Kleeding-Mag. M. DE KONING, Batavia. Winkel-Maatschappij, EIGEN HULP, Batavia. Verdere adressen onzer contractanten ver strekken gaarne VALTON & ZONEN, A'dam. die zoo juist van een tweeling bevallen was. De vreugde van deu. koning was groot. Hy' ovtrnachtte in de hut en hield later .de kinderen ten doop. Den knaap noemde hy Wars en het mei-je Sawa De ouders over laadde hij met koninklijke ^aven, zoodat zij huizen konden bon wen en groote opper vlakten kind onder den ploeg konden brengen. Hoe langer boe meer menschen voegden zich van lieverlede bij hen. Zij ontgonnen land eu dreven handel en legden zoodoende den grondslag tot het olceïende \\'u.reau.-u (Warbo'nau; van thaijy. Il j ii I/:umt.~'(;h woüiuïe er r.u al meer dan iwe-b jaar, d'-cb. het was vandaag voor't eerst gevventt, dat hij d«-;e g' cLiedems hoorde. Of zij op waarheid berustte of slechts een sprookje was, wist hij n.et. Eigenlijk weet niemand dat. Maar dat Warschau nu een prachtige, ?cïdttertnde v,ereld.Uad was, wist hij vel. s-chouuer dan ut. i'c-terfcburg en Jloskau en ia elk ^evai ir.eer het cachet dragendüvua f-eue moderne, beschaafde, Europeeec'ne stad. Kn toen hij nu des avonds, na afloop van zijn wt'/kzaauihïdt'n 111 z'n eertje op de NOAV Swiat iiej) te v;andclen, moest hij onwiliekturia ann uiöschoone :egendüterug denken. Ea hij dacht er over na of liet mogelijk was, dat ook. Dwinsk, zijn vaderstad, het ooit zoo ver zou brengen als Warechau. Zoo van lieverlede begonnen zijne gedach ten weer in het verleden te wroeten, gelijk dat wel eens meer gebeurde. Ea het kon niet uitblijven, dat ook Nadeejdn hem voor den geest kwam en. hij dacht er aao, hoe hij na hetgeen er tusschen hem en haar was voorgevallen, in een dolle bui de wijde wereld was ingegaan. Hoe hij toen eindelijk was aangeland bij een vriend, die in Lsdz zaken dreef. Hoe hij voor dezen was gaan reizen en ten slotte zelf in War schau een iiliaal had opgericht, waarvan hij, Ilja Leonitsch, de chef was. 't Was een heerlijke avond. In het Lazienki", dat park par excellence" ruiachten de linden. Hier was het waarheen Ilja Leo nitsch altijd bij voorkeur ging, als einddoel van zijn wandelingen, lig doolde er rond langs de stille breede paden, langs het im posante, in oud-romeingcheri^tijl opgetrokken open lucht-theater, waar slechts enkele malen per jaar gespeeld wordt en nam ten slotte op een der banken plaats. JOHN STUART MILL. Eene belangrijke ge beurtenis in'de Engelsche letterkundige wereld zal zy'n de voorgenomen publicatie van de Lettres of John Stuart Mul. Deze brieven om vatten het tijdperk van 18iS), toen Mill begon in ruwe trekfcen zijn Logica op papier te brengen, tot zijn dood in .1873. Daar Mill een groot briefschrijver was en hij brief* wisseling hield met vele van zijn voornaamste tijdgenoot en in Engeland en Frankrijk wordt de uitgave met belangstelling tegemoet gezien. iiiiMiiiiHiiiiiiiHiiiiimiiiliiMitimiiiMiliiiiiiiiiiillliiiiiiiiiiiliiiiHmiiiii DEVENTER Handelsmerk. Kan er op het gebied van rijwielindustrie nog wel iets nieuws geleverd worden? BURGERS E. N. R. 1910 geeft U antwoord op deze vraag. BOUWT te NUNSPEET. Inlichtingen bij het bouwbureau A.rti", aldaar. Nomaal-OnderlMiHj van ProfDrG. T \y Eenige Fabrikanten rW. BengerSöhnel Stuttgat Hoofddepöt te AMSTERDAM : Kalverstr. 16' K. F. DEÜSCHLE-BENGER. AUTOMOBI NAY BELL Hu en C. H. TAN DEE TELDEN, Fa. d. M. BOSCH, Bofjuw. KALYERSTR. 153, b, h Spui, iMsterdam. Tel. 2845. Een rijwiel, dat bij het LEGER goed voldoet, moet voor gewoon gebruik ZEKER uitstekend geschikt zijn. De honderden FOXGERS RIJWIELEN, bij het LEGER in gebruik, houden zich uitstekend en worden in de rapporten steeds zeer gunstig beoordeeld. Koopt UITSLUITEN» BOTER ONDER RIJKSCONTROLE. De STAAT GARANDEERT U een ONVERVALSCHT product, ISoterbaudel ZUIWLAREN", PRINSENGRACHT 313. TELEFOON 8935. Langzaam-aan werd bet duisterder. De schemering loste zich op in weldadige duis ternis en de adem van den nacht kwam traag-vertrouwelyk aaugeruischt. Gracieuse mensch figuurtjes sloepen de lanen door, soms, wanneer zij aaii gene zijde gingen, mannen en vrouwen haast niet van elkaar te onderscheiden, of wel, wanneer zij deze zijde hielden, rakelings lang» je streken, duidelijk waartenemen, te herkennen allicht. Fluisterende paartjes, jonge mannen en oude mannen, praehtvrouwen der gehalveerde wereld, rijk uitgedost, ja, voora! die. Ilja had onder hen wel eeas kennesjes ontmoet, nseii-jes uit Dwinsk, uit zijn buurt of die zrtm-'n met hem op school waren geweest en hier nu een oogenschijnlijk ideaalleventje leidden. Die waren dan vrijmoediglijk naaat hem komen zitten en hadden met hem gebabbeld over in hun priiste jeugd gemeenzaam meegemaakte gebeurtenissen en voorvallen. Eu in eens besloop hem een gevoel van verlatenheid, van eenzaamheid en voelde hij in zijn binnenste den wen-ch geboren worden, dat er ook nu zulk een wezentje mocht komsn, zulk een vrouwjaeisjV, niet wie hg ter tijdpasseering herinneringen kon opdiepen. Achteloos naar achteren gelensd, de knieën over elkander geslagen, zat hij te turen. Langzaam gir;g de tijd voorbij. De maan stond EU hoog aan den heme). En toen ging gebeuren, wat hij nooit had durven vermoeden en nooit in aijn leven zou kunnen vergeten. Daar kwam een aardig, sierlijk dametje aangedribbeld, En reeds van uit de verte keeK zij onafgebroken naar lija. Hare bewe gingen waren precies die van van... Al nader kwam zij, al nader. Ben jij dat, Nadeejda?" vroeg hij en sprong op van zy'ii plaats met angstig klop pend hart. Wie ben jij dan...? Hé, Ilja: God, hoe kom jij hier?1' Een lichte blos overtoog hare wangen en haar stem beefde. Zij wandelden samen op door de breede lanen van het Lazienki-park". Veel, zeer veel hadden zij elkaar te vertellen, 't Was echter haaat uitsluitend Nadesjda, die aan 'c woord was, open en eerlijk, zonder de minste terughouding. Ruim een jaar na je vertrek ging de tminiimiiiMiiiiiiiinn zaak failliet. Wy gingen toen op een bovenhuis wonen. Ik moest nu maar geld ver dienen, zei vader, maar als wat kon ik gaan? Zelf is hij, geloof ik, kellcer of zoo iets geworden. Onge eer 'n half jaar daarna vertrok ook de persoon, van wien ik houd en van wien ik je ook vertelde, uit Dwinsk. Het heette, dat hij naar Warschau vertrokken was». Ik besloot toen om ook daarheen te gaan en eene betrekking te zoeken, het liefst zoo dicht m )gelijk in zijne nabijheid. Doch waar ik ook informeerde, hoe ik ook mijn best deed, nergens kon ik zy'n adres aan de weet komen. En met zoekea van eene betrekking had ik ook al geen geluk en toen ..., nu ja, je begrijpt wel..., ik moest toch leven, niet waar ?" Ilja was sprakeloos van smart. Ook al had hij op dat moment iets kunnen zeggen, hij zou hot niet gedaan hebben, vreezende, haar te zullen kwetsen. Eindelijk begon zij Ilja te vragen, hoe het hem was gegaan. Hij trachtte het haar zoo naauwkeurig mogelijk te vertellen. En zich trotsch gevoelende op de positie, die hy tegenwoordig bekleedde, rees er een plan bij hem op. Een stout plan waa het, een opwelling van het oogenblik en hij bracht het met-een ten uitvoer. Hij voelde het bonzen van zijn hart tot zelfs in de keel.... ... En in weerwil van alles, wat je mij zoo even verteld hebt, Nadesjda, vraag ik je, nu voor den tweeden keei: Wil je mijn vrouw worden ?' Zij keek hem van terzijde aan, alsof zij aan den ernst van zijn bedoeling twijfelde. En toen kwamen de waterlanders. Ik heb j B al eens gezegd, dat ik het niet kan, Ilja. We zouden nooit gelukkig met elkaar kunnen worden. Mijn hart zou toch aldoor aan dien ander hangen. Laat mij zoo maar verder leven, . dat is mis schien nog wel het beate ..." In h«t centrum der etad teruggekomen, scheidden zich hunne wegen. De een begaf zich huiswaarts om een verdrietigen slapeloozen nacht door te brengen, de andere ging naar het Aquarium-Vaiiété", waar het leven" eigenlijk eerst te middernacht begint. L

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl