De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 13 februari pagina 5

13 februari 1910 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1703 D E A M S T E R DAMMER WE E K B L AD V O O R NE D E R L A N D. KENI U ALREEDS RIAGG!'3 ERWTENSOEP? Indien niet, probeer ze dan eens, en U zult verwonderd staan over den beerlijken smaak. l Tablet a 5 et. geeft, slechts met water gekookt, 2 porties voortreffelijke erwtensoep. Verkrijgbaar bij alle kruideniers. iiimiiimimiiiimiii llllllllllllllllllllllllllllimillllllllllllltlHIIHIlllllllIll iimiHmtiiitMiMiujiii Ziet tiet er werkelijk roor onze tMmn zoo trenrijrnit? Naar aanleiding der brochure van mevrouw Belinfante?Ahn: Kinderbelangen tevens een Volksbelang". In eene zeer lezenswaardige brochure, waarin mevr. t>. Belinfante?Ahn, met den grootsten Ijver, de kinderbelangen bepleit, wordt ona een treurig tafereel opgehangen over den toestand van het tegenwoordige gchoolkiad, voorai van het kind in zijn eerste schooljaren, op de lagere school. Mevr. B. kan niet langer zwijgen, zjj wil in 't open baar zeggen, wat zy' zoo lang heeft opgekropt. Met haar hartebloed heeft zij geschreven," en proefondervindelijk, en aan de hand van allerlei autoriteiten, op opvoedkundig terrein, die zy' gedurig citeert, heeft zjj dat terrein doorzocht en van alle kanten bekeken. Nu wendt zij zich met aandrang tot ouders, onderwijzers en overheidspersoner, om te trachten in de diep treurige toestanden ver andering te brengen. Waar blijven," zoo vraagt zij, toch zoo veel mooie en frissche kinderen, mooi en frisch vóór dat zij school gingen? en voor haar verbeelding doemen gezichtjes op, die op school bleeker en blteker werden, met oogjes al doffer en doffer. Men bemerkt, dat de kleintje», dievroolijk en opgewekt de eerste keeien naar school zijn gegaan, langzamer aand veranderen. Zij zyn nog druk en beweeglijk genoeg, zij lacben nog wel en hebben pret, maar het is toch niet meer zoo als vroeger, zij worden prikkelbaar, lastig, beginnen brutaliteit in hun optreden te leggen enz." Drieërlei soort van vereehynselen merkt mevr, B. hierbij op I. ver slechting van het reeds bestaande (organische stoornissen, myopie, scoliose enz). II. vermin den ag van het wordende (achteruitgang van den betrekkelyken wasdom, soms zelfs tijde lijke stilstand) III onevenredige toeneming van ziekte, hetzij in acute ongesteldheden of in chronischen toestand van depressie en zwaste. Met uitsluiting zeker van de acute onge steldheden, die door meerdere blootstelling aan infectie ontstaan, zoekt Mevr. B. de oorzaak van deze verschijnselen hoofdzakelijk in intellectueele oververmoeienib". Zij be doelt daarbij niet lichamelijke vermoeidheid, die gezond ia en sterkt, zedelijke vermoeienis die heiligt, geestelijke vermoeienis die de ver mogens ontwikkelt", maar zij heeft op het oog de oververmoeidheid of uitputting, die zich daarin van gezonde inspanning onderscheidt, dat na de rust nog sporen der vorige ver moeidheid over zyn. Hierbij deelt Mevr. B. haar ondervindingen met haar eigen zoontje van zes jaar mee, volgens den geneesheer een prachtexemplaar van gezondheid, die in sterke mate de nadeelige gevolgen van het eerste schoolleven vertoonde, in vermindering van eetlust, moeheid en stilstand van den groei gedu rende een geheele maand. Dit kind toonde een groote opmerkzaamheid in de school, IIIIIIIIIIMlmlIIIIIMIMIII UIT DE NATUUR Spechten. Half Februari. Voor den vogelvriend is de winter al om; er begint een nieuwe periode in zijn waarnemingen, de tyd van voorbe reiding en inleiding tot het lenteleven is ver schenen. Daarin brengen vorst en sneeuw wel eens een gaping of een ver traging, maar stil ge stadig gaat het ook op zulke koude, natte of kille dagen voort; snel en heftig met oplaaiende flikkeringen die het levende bosch voor kor ten tyd in gloed zetten, breekt het nieuwe Ie ven los, als Februari zijn drie traditioneele en ver plichte zomersche dagen levert. Wie in een boomrijke buurt woont, een streek met gemengd boscb, niet al te jong naaldhout met wat beuken en eiken en berken en vooral rrrfct veel mierennesten, hoort stellig voor het eeret in deze week of heeft het misschien al in de vo; ij;e gehoord, dat luid klin kende gehinnik van de groene specht. Hoorbaar is het op een kwartier afstand in de . stille Februari-lucht; geen trillende blader massa stoort het in zijn golvingen als in den zomer; geen insecten ge zoem dempt en verzacht zijn klank als in den Illustratie uit de herfst; fel en scherp, hard en hel klatert en schatert het als bekkenslag om de ooren van den wardelaar, die, er niet op verdacht, opschrikt van dat bits snijdend, helsch harde geluid. De specht lacht, zeggen de vogelboeken, maar ik heb nog maar eens een mensch zóó hooren lacben, en dat was Possart-Mephigto in Faust; nog kan ik rillen als ik aan dat ijselijk hinnekende ha-ha-ha denk; dat was een spechtenlacb. Ge toornt even inwendig over die ruwe onderbreking van uw wandelmijmering; ge waart, geïnspireerd door het jonge groen van speenkruid en toeters, zoo verdiept in de vergelijking van deze jaarlyksche verjonging, van die herleving van het bosch met een normaal en natuurlijk menschen-gezin, vol gezond, rijk en gelukkig leven; waar ook elk jaar of om de twee jaar nieuw leven spruit uit het oude, en krachtig opgroeit tot het zelf weer jong leven wekt. maar ondervond daardoor juist den nadeeligen invloed van te groote inspanning, te grooten hersenarbeid in een tyd, wanneer deze voor het kind nog schadelijk is. Bij andere kinderen bestond de veiligheidsklep der onoplettendheid, maar deze noemt Mevr. B. onzedelijk in de hoogste mate. Zy geeft de bedenkingen eener jonge moeder weer, voor wie de opvoeding harer kinderen de hoogste roeping is, ec die zich daaiaan uit sluitend heeft gewijd, tot het tijdstip, dat de school een deel van hare taak overneemt. Zy stelt zich voor, na de schooltijden, de kinderen met de handen te laten weiken, lichaamsbeweging te laten nemen, veel van de vry'e lucht en vrij spel te doen genieten enz., maar zy komt tot de ont dekking, dat hiervoor geen tyd te vinden is, de school naemt de kinderen geheel in besla*, al hun werkkracht en belangstelling is voor de school. Dan moet ook, zoo redeneert zy', het onderwys, in de schooltijden, aan die lichamelijke eischen voldoen, en rust op de school de plicht voor de lichamelijke op voeding te waken. Veel handenarbeid, bewegirjg in de vry'e lucht en daarby verkorte leernren moeten de overlading tegen gaan, die door vele buitenlandsche autoriteiten is erkend, en waar ?an prof. Winkler zegt: het bezwaar van overlading, geconstateerd door medici, staat, ook zonder experimenteele bewijzen, voor vele huisartsen vast." Deze overlading komt, volgens mevr. B., niet alleen uit een te ve«l voort, maar ook uit de geestelijke atmosfeer (4' school, die vaak met angsten viees bezwangerd 'u, een domme angst voor berisping by de knappen; over het geheel angst voor repetities en rapporten." Het over dreven werken op de eerzucht der leerlingen moet tegengegaan worden. De school, zoo als zij nu bestaat, is niet verantwoordelijk voor het feit, dat zy' is wat zij is, omdat zy' natuurly'kerwyze ia historische lijn zoo moest worden, maar, dat zij voortgaat zoo te blijven, nu onze inzichten zich verlichten, dat noem ik hare zwakheid." Toch leven wij ia de hope, want de toewijding van een breede schaar van onderwijzenden boezemt ons eerbied in en dien onderwy'zersstand willen wy' eeren en steunen, een uitstekende onder wijzer vormt den eersten stand." Behalve van de onderwijzers zelf, hoopt mevr. B. ver betering door eene Commissie van Arbeid, die gevormd zal moe'en worden, terwijl de instelling van een ministerie of van een staatsraad voor onderwijs urgent is. Zoo lang er nog niet van hervorming op groote schaal sprake kan zijn, verdient voorloopige, partiëele hervorming van goed bekende scholen, op particulier initiitief, aanbeveling. Het ideaal van Mevr. B. is: intensief onder wy's, hard werken in korte perioden en weinig uren, gevolgd door effectieve rust, dat zoowel den geest, als de zedelijke en lichamelijke op voeding ten goede zal k omen. Zooals wij zien, komen vele van hare wenechen overeen met die der vereeniging tot Vereenvoudiging van Examens en Onderwy's, maar toch zijn wij haar dankbaar voor de warmte en toewijding, waarmede zij nogmaals de zaak van het echoo1gaande kind bepleit. Cent fois sur la métier Uit die bespiögeütg schudt de spechtenschater u wakker, en dadelijk ontwaakt de begeerte naar het weten en kennen van de positieve werkelijkheid der natuur, de geeste lijke bevrachter van ons, denkwezens, die vrij altijd en overal zijn. Wat was dat? Wie bracht het voort, wat Bonte Specht. Handleiding voor Nat. Hiit, van Heimans. beteekent dat ? Een lichte streep was het, die voorbij achoot en verdween tusschen de donkere stammen. Nu klinkt opnienw dat 'gehinnik, maar verder af en minder scherp en met meer klank. Voorzichtig loopend zonder te stap pen, zet ge zonder opzet, de voetzool zacht neer, doet hem, langzaam drukkend, schuivend zinken in de vochtige, weeke aarde, terwijl uw lichaam nog rust op den anderen voet; elk takje dat kraken kon ver mijdt ge, ge loopt met de oogea, en vindt de juiste plaats voor uw voet; ge ziet met de ooren, en speurt in de richting waar uw buit zooeven toefde en misschien nog schuilt. Of ge in de bosschen geboren en getogen waart, zoo sterk en zonder eenige vooroefening werkt de oude natmurjager bij u. Daar dicht bij den bodem tintelt even iets roods. Een vlinder? mettez votre ouvrage", hoe meer de zaak van alle kanten bekeken woidt, hoe meer kans er is op een grondige hervorming. Wat de lichamelijke opvoeding betreft, wenech ik op merkzaam te maken op een zaak, die ten nauwste samenhangt met het opnemings vermogen van den kinderlijken geest; op de voeding van het schoolgaande kind. Ik bedoel niet de kindervoeding op school, die gelukkig, hoe langer hoe meer in de be hoeften van het onbemiddelde kind voorziet, ik bedoel de voeding van het bemiddelde kind. Hierbij richt ik my tot de ouders alleen, die hierin verbetering kunnen brengen, en zoodoende de school en het onderwijs steunen. Zoo als het nu is, verkeert menig onbemid deld kind in beter conditie, gedurende de wintermaanden, dan het bemiddelde, het krygt op den daar roor aangewezen tyd een voedzaam warm maal, ter wy l het andere zich tevreden moet stellen met brood, welk en eieien, die 's winters vaak ongenietbaar zijn, fabrieksjam en vaak een lekker warm restje van den vorigen middagmaaltijd, waarvan het echter maar weinig kan krijgen, omdat het een restje is. De eigenlijke middagmaaltijd wordt tot den avond verschoven, zes uur op zy'n vroegst, dan is het kind over zy'n honger heen, omdat het, na schooltijd thuiskomend, met koekjes of vruchten wordt zoet gehouden, of het is zóó hongerig, dat het veel te veel eet en, kort daarop te bed g-bracht, allerlei benauwde droomen heeft. Oudere kinderen zuchten na 't eten vaak over hunne boeken of vallen onder 't leeren in slaap. Een Duitsche dame zeide my' eens: bei euch hungern die Kinder den ganzen Tag, bis sie abends zu Bette genen." In waarheid zijn wy' een der weinige natiën, die slechts n warmen maaltijd per dag gebruiken en waarom? omdat de zorg voor meubilair, wasch en kleeding steeds bo?en de voeding gaat, alsof niet daarvan het geluk van ons ge zin afhing. Voorondersteld dat bij eene her vorming van het onderwijs een lusttyd van half twaalf tot half drie werd ingevoerd, en daardoor alle kinderen thuis konden komen, zou het dan zóó onmogelijk zijn, moeders, twee warme maaltijden in te voeren, tusschen den middag en 's avonds om half zeven u zeven uur ? Men kon. dan het zwaartepunt voor de kinderen op den middagmaaltijd leggen, en zoowel de kleintjes als de oudere schoolkinderen zouden er mee gebaat zy'n. Dr. Cornelia de Lange zegt in haar boek O?er de Geestelijke en Lichamelijke Op 7oe. ding van het Kind" : De wij ..e waarop wij Hollanders onze maaltijden over den dag verdeelen.iseigenlyk in strijd met de eischen van het gezond verstand, en voor schoolgaande kinderen is het zeker al zeer ondoelmatig als zij hun hoofdmaaltijd niet krijge»jfóór aü>$ uur, zooals dit in de groote staden herhaaldelijk het geval is. Veel beter zou het zijn, als wij het middagmaal ook werkelijk op het midden van den dag stelden. Ik, heb deze kwestie met huismoeders dikwyis besproken, maar kreeg veelal ten antwoord, dat zulk eene regeling te veel moeite ea last met de dienstboden veroorzaakte. Als het regel werd het Go staat al onbeweeglijk achter uw beusestam en gluurt langs zijn grijze schors. Het rood is een vlekje op den kop van een groolen vogel, tusschen spreeuw en duif; die komt nu met zijn groene lyf mooi en scherp uit tegen den donkeren bodem. Het dier is heel druk en onrustig; hupt met schokjes tegen den voet van. een boomstam op. springt weer omlaag, vliegt in een kring rond in dalend rijzende vlucht. Bij het rijzen van de vluchtgoif slaan de vleugels wijd open, bij het dalen klappen ze bijna geheel dicht, zoodat het schijnt of de vogel zich telkens zelf een eindje voo,»uit gooit. Er lia;t iets komieks in de geheele speeSitenverschyning, de groote kop met het roode kapje in den nes en de korte staart zija voortdurend in trillende en wippecde be weging of ze op ijzerdraadjes zaten; het omhoogspringen, in spiralen of recht omhoog tegen den stam op, maakt ook niet den indruk van groote behendigheid; eerder heeft het iets onbeholpen», als een dans op klompen die den drager te groot zy'n. Daar schalt weer het gehinnik. Wat het dier wil met die zonderlinge be wegingen en dat geluid, kant ge we! gissen als ge voorzichtig zoover achter uw boom uitkomt, dat ge de gioote mierenhoop, midden in de lichting waar de specht rondvliegt, in het oog krijgt. Breng zoetjeeaan een tooneelkijker voor bet oo(T, als ge niet scherp ziet in de verte. Het mierennest is ingezakt door sneeuw en re>j,en, nog msar een paar voet hoog. Vlak daarbij is baweging mersbaar, daar is ten tweede specht bezig; die hakt dicht bij den grond in het nest en slingert als een merel de specie in het rond ; hamengeklonterde dennenttalden hoort ge tegen een beukenstam aarjp'oll'en. De zwoegende specht is een wijfje; het heeft een gat gedolven bij den bodem van het nest en steekt er nu den kop in ; daarbij ligt het dier geheel plat op den groud, als een y,roote groeibealgde sparrenkegel, en schuift een oogenblik bijna geheel in het mieren nest ; wat de lange draadtong daar in de duisternis doet, ia niet te zien maar wel te begry'pen. Haar maat is plotseling onbeweeg lijk blijven kleven tegen den eik aan den rand van de lichting, als verschrikt over haar plotseling verdwijnen in den grond. Maar zij blijft niet lang weg en hij smijt weer zijn gehinnik de lucht in, vliegt op haar toe. Met saamgeklapte vleugels, komt hy aanschieten of hij haar met zijn rechten spitsen dolksnavel wil doorboren. Zy duikt onder hem door en beiden snellen, schaterend van pret, in golvende vlucht rond om de stammen ; een dolle luidruchtige stoeipartij; tot ze achter elkaar voortgolvend, als met een elastiek verbonden, de beukenlaan uitvliegen; en daarbij hoort ge een ry' toonen die als lue, lae, lue klinken, veel zachter en aange namer dan het grove geschater. De groene Specht is de eenige niet, die ge in onze bosïchen en parken in Februari kunt ontmoeten; by'na even veelvuldig en even dr»k is de groote bonte specht; die is ekstermiddagmaal midden op den dag te gebruiken, dan zoude daarmee ook op de scholen gerekend kunnen worden en er voldoende tyd tusschen de schooluren gegeven kunnen worden voor het afleggen van den weg naar huis en terug en een rustigen maaltijd. Nu laten vele ouders hunne kinderen overblijven en gaan zij om kwart over acht naar school, om tegen vy'ven weer thuis te komen. Nog afgezien daarvan dat een boterham, die eenige uren in een trommeltje heeft doorgebracht, wel wat van zy'ne frischheid verliest, en een kind, dat niet veel eetlust heeft, er wel een middeltje op weet, om met een leeg trommeltje thuis te komec, zonder dat de boterham den weg naar zijne maag heeft gevonden, geloof ik, dat het slecht is als zulke jonge kinderen den geheelen dag uit moeders oogen zy'n, dat het noch voor hun lichamelijk, noch voor hun geestelijk welzyn bevorderlijk kan zy'n." Zouden wy, huisvrouwen, deze ernstige zaak niet op ons kunnen nemen, deze hervorming in huis; zonden we niet veel andere dingen hiervoor achter kunnen stellen, b.v. de zorg voor ons meubilair en kleeding? Zou het zoo'n onbereikbaar ideaal zy'n dat moeder zelf, in de ochtenduren, toezicht hield op het bereiden der spijzen? Zooals het er nu in veel opzichten uitziet, is het soms werkelyk treurig, maar dat behoeft het niet te blijven. Als allen de handen aan 't werk slaan, overheidspersonen, onderwijzers, ouders, ieder op zy'n eigen terrein en in samenwerking met de anderen, dan moet er verbetering komen. Zoo als Bruinwold Riedel zegt: de lagere school geniet de belangstelling van alle paedagogen en ook van hen, die aan de vermeerdering van het volksgeluk wenschen mee te werken, door de volksontwikkeling te bevorderen." Waar zoo van alle kanten de geesten wakker zijn geschud, zoo als in den tyd van Ulrich Hutten, ziet de toekomst er goed uit en hebben wij alle hoop, dat vele wenschen van mevrouw Belinfante in vervulling zullen gaan in afzienbaren tyd. A. v. LEEUWEN?FRANKEN. ALLEBEI. Oorspronkelijk fantastisch huwelijks-vitioen. Mevrsuw Sertha trensel Wegener Koopman. Monsieur Pierrot en Mademoiselie Colombiae zijn gepasseerden Donderdag te Parijs ingezegend in l'Eglise de l'Insonsiance op de Avenue des Polissons. De belangstel) iag enorm, tout Paris tegenwoordig; de kerk versierd met slingers van geurige roode en gele rozen, Ie Roi 3o!eil", o wonder l present; door de ge kleurde vensters zond hij bonte stralen op de schitterend-fantastisoh gekleede menigte. Een koor van allerliefste Pierettea zong onder directie van den beroemden Maestro Kigolo eene speciaal voor deze gelegenheid door hem gecompOLeerde cantate op de wosrden; iMiiiiMiiiitiMHiiuiiMiiiiiiiiilmiiiinuHiimiiimiiMMiiiiiiiiMiiMiiiiiiiiiiiiiiii Je suis gai, tu es gai, il est gai, soyons gais'', begeleid door citers en gnitaars, die bespeeld werden door een aantal pierrots, vrienden van den bruigom. Bisschop Bel-Esprit, overgekomen uit Le Monde oül'on s'amuse", zegende het jonge paar in. Een toespraak vol geest en bon mots, de vader van den bruigom mr. Farcenr, se ronlait", de moeder der bruid, madame Flaisanterie, kreeg een fou-rire. Een verheffend slotkoor Fichons Ie Camp", deed allen op staan, daarna de traditioneele embrassades en vroolyke uittocht. Buiten rechts: de marchande de sourires" met onuitputtelijke* voorraad en veel aftrek, links Fumiste Coquin met zyn bonbons de l'Eternel Bonheur, in n oogenblik uitverkocht. La n de l'histoire? De bruidstoet en bande joyeuse" naar het zuiden om morgen 6 Februari present te zy'n op het internationale congres ter voorbereiding der Carnavalsviering na MiCarême" onder pregidiUM van prins Carnaval. Adieu mes amis et au revoir a! 8 de serie feesten begint. * » * Mag ik zonder het terrein- van de kritiek te betreden, hetwelk alleen aan den muzikalen verslaggever is veroorloofd, mjjne lezeressen die de edele zangkunst alsartiste of als amateur beoefenen, wijzen op twee deeltjes nieuw-uitgekomen liederen, gecompo neerd door Bertha FrenselWegener Koopman. Ik durf dit te doen, omdat ik iets kan vertellen wat de heer Averkamp misschien nog niet weet. De al te bescheidene kunstenares zal er, hoop ik, Vlinder niet boos op aanzien,als ik ver raad wat belangstellenden in haar talent my ia vertrouwen meedeelden. Zy zong haar liederen onlangs voor den dirigent Stembach, thans in Keulen gevierd als Mengelberg bj OHS. De gereserveerde, vee leischende musicus was dermate ingenomen met de stemmingsvolle, superieure composities dat hij zich niet weerhouden kon uit te roepen: Famos! Sie haben ein schönes Talent." En wat nog heerlijker was voor de com poniste, in Maart geeft Steinbach een concert, waarop werken van Nederlandsche compo nisten zullen worden uitgevoerd. Dan komen liederen van Mevrouw Frensel Wegener Koopman vast en zeker op het programma. Dus vóór het succes in eigen land, mogen wy reeds waardeering van een Groote onder de Grooten constateeren. Hoe verstandig om te componeeren op teksten, die ook in het buitenland worden begrepen, zoodat de liederen kaas hebben op grooter debiet. Kunst kent trouwens geen grenzen. En het aandringen op Hollandschen tekst bij het componeeren door hollandsche musici is dan ook kinderachtig en kleinzielig. Alleen by volkomen vryheid kan de inspi ratie haar hoogtepunt bereiken, n'importe welk gedicht, in welke taal ook, tot de compo sitie opwekt. Vooral de Muze der muziek is internationaal. Alleen onze trots op eene talentvolle landgenoote is nationaal. Een hartelijk welkom" roepen wy haar nieuwen liederen toe. VLINDER. kleurig, maar inet veel onhelder rood onder den staart; en, als het een jong dier of een mannetje is, met een breed of smal rood kapje op. Die groote bonte specht is nog iets kleiner dan de groene; hij wordt alleen groot genoemd in vergelijking met zijn naaste ver wanten, de middelste en de kleinste specht, die ongeveer het zelfde bonte pakje dragen tii die respectievelijk zoo groot zijn als een spreeuw en ten vink. De veel grooter zwarte specht komt zoo goed als nooit in Nederland ; die moet ge in het Schwarzwald en Zwitser land zoeken. Die beide kleine bonte treft ge ook maar zelden aan, daarnaar kijken alleen ornithologen uit ; de groote bonte is bij ons de gewone, en ook deze raaakt u zijn tegenwoordigheid bekend door zijn geluid. Al een maand geleden heb ik in een groot park zijn voorjaars-lokroep gehoord tekens zijn lied uit den paartijd; het klit kt helder en hoog, bijna zoo luid als de waarschuwing»- of schribroep van de merel, die ge nu ook al overal in park en tuin kunt vernomen; ook zoo snel als het mer«lge!jak. volgen de afzonderlijke tonen bij denespecht op elkaar, maar de klank is meer welluidend; bijna als van een goede, niet hinderlijke fiets-bel. Toch is het niet dit tingelend geroep waar mee de boire specht uw aandacht trekt in net nog zoo stille bosch. Te/wijl g-i luistert naar iijne geluidjes van niee.en en kruipertjes en bij wijlea het roodborstjes lied meent te hooien of ten paar heldere tsietsie klanken van de klever hoort ge opeens hoog boven u een verbazend snel timmeren, dat spoedig overgaat in een geratel of in een nog sneller geknor, als van het wiel hij den koekverloter op de kermis. Dat is het beroemde snorren of trommelen van de specht, waarvan ieder wel eens geho ird of gelezen heeft; en dat ook zooveel mengchen inderdaad gehoord nebben, die beweeren en meenen, dat zij het nooit hebbea gehoord. Een feit ia het dat de bonte specht veel, heel veel trommelt, maar vooral in de morgenuren en in het vroege voor jaar ; wie met naar buiten gaan wacht tot Pinksteren en dan liefst na den middag het bosch. in wandelt, heeft weioig kans, al is de aangegeven tijd regel met uitzondering. Een uitzondering, ja, nog wel een hooge is het, dat ook de groene specht een deuntje snort; in bijna alle gevallen is een bonte specht (de zwarte komt by' ons zoo goed als niet voor) gesignaleerd als de xylophoonspeler. Voor zoover ik weet is de specht de eenige vogel die een deugdelijk instrument bespeelt, die dus behalve vocaal ook instrumentaal con certeert. Wel is het te verklaren, hoe juist een specht tot zoo'n kunstuiting kon komen; hij klopt immers ook voor zijn brood op een tak, als hyp door onderzoek by' auscultatie, heeft uit te maken of die tak of stam ziek dan wel gezond is; dat wil in zijn geval zeggen of er wat voor hem te eten onder zit of niet; zoo heeft hij dus, langs den natuurlijken weg van de maag, zijn oor gewend aan het luisteren naar tonen door een hol houten ding voortiiiuniimiiiMim Himiiiiimi IUIHIIIIMIIIIIIMIIIMIIIIIIIMIIIMIIIII gebracht; en de aanleg voor musicien is zoo allengs in het genus ontwikkeld. Dat de groene specht zelden of nooit en in elk geval slecht trommelt, klopt best met deze verkla ring; daar juist deze specht in hoofdzaak tot miereneter gespecialiseerd is en ook gaarne vruchten, beuknootjes en eikels eet. Toch zet ook hij, e renais de bonte en de zwarte, den appels en hazelnooten vast in een eigen ge hakt gat; evenals de bonte en zwarte spech ten, beitelt ook hij zijn eigen nest uit, en ook hij heeft het madenhakken uit tak en stam niet geheel opgegeven, zoodat het nie; zoo heel wonderlijk is, dat ook de groen* eens een enkeltn keer bij een stum perige trommelparty' is betrapt. Maar hoort ge een behoorlijken spechterrofl'el slaan, dan is het zoo goed als zeker dat ge, met kunst en beleid naderbij geslopen, een wit met zwarten vogef ontdekt; en zi t hoe hy met bliksemsnelle bekslagen tegen een hol len takstomp, dat vreemde geluid voortbrengt. Sommige spechten drijven hun mudkale liefhebberij zoo ver, dat zy er twee of meer trommelpijpen op na houden en die beurte lings bespelen; in den regel zullen die tonen een verschillende hoogte geven, dat spreekt. Met groote volharding verdedigt een ge lukkig bedtter van een besten xylophoon zijn instrument tegen begeerige soortgenooten. Wat het dier er mee wil, of bet er een wijfje mee wil verlokken als een Spaansche Don Juan met zy'n n.andoline, dan of het alleen lust in musiceeren of althans lawaairnakeu is? Wie zal het zeggen. Spechten snorien en trommelen wel in hoofdzaak in den paartijd, maar niet uitsluitend. Ook kan het een uitdaging zijn of een waarschuwing tot mededingers gericht, een soort van bezitnernings-signaal. Zoo als de vl»g van een kolonist, zegt: dit i» mijn privaat-bezit, zegt de snorrende specht eveneens: Dit is mijn territorium, zoo ver je myn muziek kunt verstaan. Blijf er buiten, of ducht mijn bek .., uit de kracht van mijn instrument kunt je die \an mijn snavelhauwen afleiden." Een paar jaar geleden, ge weet het mis schien nog, heb ik u al eens verteld, hoe wy in het vroege voorjaar in Bentheim door de nabootsing van dit gesnor een paar spechten tot vlak by' ons op den grond lokten. Als ge bonte spechten in de buurt hebt en een ver makelijk tooneeltje wilt waarnemen, bindt dan een ouden gieter aan een boom met de tuit naar boven, een meter of drie, vier hoog; roflel er van tijd tot tijd op met een lang zwiepend hengelriet, een venatertikkertje of zoo. Na tuurlijk verbergt ge u onmi Idellyk, want de kans is groot dat een bonte specht u den gieter afhandig tracht te maken, en, zoolang hij meent met een concurrent te doen te hebben, er lustig op trommelt; missckian is hij op het laatst zoo ingenomen met zijn instrument, dat hij zy'n menschenvrees overwint. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl