Historisch Archief 1877-1940
No. 1703
D E A M S T E R DAMMER WE E K B L AD V O O R NE D E R L A N D.
KENI U
ALREEDS
RIAGG!'3 ERWTENSOEP?
Indien niet, probeer
ze dan eens, en U zult
verwonderd staan over
den beerlijken smaak.
l Tablet a 5 et. geeft, slechts met water gekookt, 2 porties voortreffelijke erwtensoep. Verkrijgbaar bij alle kruideniers.
iiimiiimimiiiimiii
llllllllllllllllllllllllllllimillllllllllllltlHIIHIlllllllIll
iimiHmtiiitMiMiujiii
Ziet tiet er werkelijk roor onze tMmn zoo
trenrijrnit?
Naar aanleiding der brochure van mevrouw
Belinfante?Ahn: Kinderbelangen tevens
een Volksbelang".
In eene zeer lezenswaardige brochure,
waarin mevr. t>. Belinfante?Ahn, met den
grootsten Ijver, de kinderbelangen bepleit,
wordt ona een treurig tafereel opgehangen
over den toestand van het tegenwoordige
gchoolkiad, voorai van het kind in zijn eerste
schooljaren, op de lagere school. Mevr. B.
kan niet langer zwijgen, zjj wil in 't open
baar zeggen, wat zy' zoo lang heeft opgekropt.
Met haar hartebloed heeft zij geschreven,"
en proefondervindelijk, en aan de hand van
allerlei autoriteiten, op opvoedkundig terrein,
die zy' gedurig citeert, heeft zjj dat terrein
doorzocht en van alle kanten bekeken. Nu
wendt zij zich met aandrang tot ouders,
onderwijzers en overheidspersoner, om te
trachten in de diep treurige toestanden ver
andering te brengen. Waar blijven," zoo
vraagt zij, toch zoo veel mooie en frissche
kinderen, mooi en frisch vóór dat zij school
gingen? en voor haar verbeelding doemen
gezichtjes op, die op school bleeker en
blteker werden, met oogjes al doffer en doffer.
Men bemerkt, dat de kleintje», dievroolijk
en opgewekt de eerste keeien naar school
zijn gegaan, langzamer aand veranderen. Zij
zyn nog druk en beweeglijk genoeg, zij lacben
nog wel en hebben pret, maar het is toch
niet meer zoo als vroeger, zij worden
prikkelbaar, lastig, beginnen brutaliteit in hun
optreden te leggen enz." Drieërlei soort van
vereehynselen merkt mevr, B. hierbij op I. ver
slechting van het reeds bestaande (organische
stoornissen, myopie, scoliose enz). II. vermin
den ag van het wordende (achteruitgang van
den betrekkelyken wasdom, soms zelfs tijde
lijke stilstand) III onevenredige toeneming van
ziekte, hetzij in acute ongesteldheden of in
chronischen toestand van depressie en zwaste.
Met uitsluiting zeker van de acute onge
steldheden, die door meerdere blootstelling
aan infectie ontstaan, zoekt Mevr. B. de
oorzaak van deze verschijnselen hoofdzakelijk
in intellectueele oververmoeienib". Zij be
doelt daarbij niet lichamelijke vermoeidheid,
die gezond ia en sterkt, zedelijke vermoeienis
die heiligt, geestelijke vermoeienis die de ver
mogens ontwikkelt", maar zij heeft op het oog
de oververmoeidheid of uitputting, die zich
daarin van gezonde inspanning onderscheidt,
dat na de rust nog sporen der vorige ver
moeidheid over zyn.
Hierbij deelt Mevr. B. haar ondervindingen
met haar eigen zoontje van zes jaar mee,
volgens den geneesheer een prachtexemplaar
van gezondheid, die in sterke mate de
nadeelige gevolgen van het eerste schoolleven
vertoonde, in vermindering van eetlust,
moeheid en stilstand van den groei gedu
rende een geheele maand. Dit kind toonde
een groote opmerkzaamheid in de school,
IIIIIIIIIIMlmlIIIIIMIMIII
UIT DE NATUUR
Spechten.
Half Februari. Voor den vogelvriend is de
winter al om; er begint een nieuwe periode
in zijn waarnemingen, de tyd van voorbe
reiding en inleiding tot
het lenteleven is ver
schenen. Daarin brengen
vorst en sneeuw wel eens
een gaping of een ver
traging, maar stil ge
stadig gaat het ook op
zulke koude, natte of
kille dagen voort; snel
en heftig met oplaaiende
flikkeringen die het
levende bosch voor kor
ten tyd in gloed zetten,
breekt het nieuwe Ie ven
los, als Februari zijn drie
traditioneele en ver
plichte zomersche dagen
levert.
Wie in een boomrijke
buurt woont, een streek
met gemengd boscb, niet
al te jong naaldhout met
wat beuken en eiken en
berken en vooral rrrfct
veel mierennesten, hoort
stellig voor het eeret in
deze week of heeft het
misschien al in de vo; ij;e
gehoord, dat luid klin
kende gehinnik van de
groene specht.
Hoorbaar is het op een
kwartier afstand in de
. stille Februari-lucht;
geen trillende blader
massa stoort het in zijn
golvingen als in den
zomer; geen insecten ge
zoem dempt en verzacht
zijn klank als in den Illustratie uit de
herfst; fel en scherp, hard
en hel klatert en schatert
het als bekkenslag om de ooren van den
wardelaar, die, er niet op verdacht, opschrikt
van dat bits snijdend, helsch harde geluid.
De specht lacht, zeggen de vogelboeken,
maar ik heb nog maar eens een mensch zóó
hooren lacben, en dat was Possart-Mephigto
in Faust; nog kan ik rillen als ik aan dat
ijselijk hinnekende ha-ha-ha denk; dat was
een spechtenlacb.
Ge toornt even inwendig over die ruwe
onderbreking van uw wandelmijmering; ge
waart, geïnspireerd door het jonge groen van
speenkruid en toeters, zoo verdiept in de
vergelijking van deze jaarlyksche verjonging,
van die herleving van het bosch met een
normaal en natuurlijk menschen-gezin, vol
gezond, rijk en gelukkig leven; waar ook elk
jaar of om de twee jaar nieuw leven spruit
uit het oude, en krachtig opgroeit tot het
zelf weer jong leven wekt.
maar ondervond daardoor juist den
nadeeligen invloed van te groote inspanning, te
grooten hersenarbeid in een tyd, wanneer
deze voor het kind nog schadelijk is. Bij
andere kinderen bestond de veiligheidsklep
der onoplettendheid, maar deze noemt Mevr.
B. onzedelijk in de hoogste mate. Zy geeft
de bedenkingen eener jonge moeder weer,
voor wie de opvoeding harer kinderen de
hoogste roeping is, ec die zich daaiaan uit
sluitend heeft gewijd, tot het tijdstip, dat de
school een deel van hare taak overneemt.
Zy stelt zich voor, na de schooltijden,
de kinderen met de handen te laten
weiken, lichaamsbeweging te laten nemen,
veel van de vry'e lucht en vrij spel te doen
genieten enz., maar zy komt tot de ont
dekking, dat hiervoor geen tyd te vinden
is, de school naemt de kinderen geheel in
besla*, al hun werkkracht en belangstelling
is voor de school. Dan moet ook, zoo redeneert
zy', het onderwys, in de schooltijden, aan die
lichamelijke eischen voldoen, en rust op de
school de plicht voor de lichamelijke op
voeding te waken. Veel handenarbeid,
bewegirjg in de vry'e lucht en daarby verkorte
leernren moeten de overlading tegen gaan,
die door vele buitenlandsche autoriteiten is
erkend, en waar ?an prof. Winkler zegt: het
bezwaar van overlading, geconstateerd door
medici, staat, ook zonder experimenteele
bewijzen, voor vele huisartsen vast." Deze
overlading komt, volgens mevr. B., niet alleen
uit een te ve«l voort, maar ook uit de geestelijke
atmosfeer (4' school, die vaak met angsten
viees bezwangerd 'u, een domme angst voor
berisping by de knappen; over het geheel
angst voor repetities en rapporten." Het over
dreven werken op de eerzucht der leerlingen
moet tegengegaan worden. De school, zoo
als zij nu bestaat, is niet verantwoordelijk
voor het feit, dat zy' is wat zij is, omdat zy'
natuurly'kerwyze ia historische lijn zoo moest
worden, maar, dat zij voortgaat zoo te blijven,
nu onze inzichten zich verlichten, dat noem
ik hare zwakheid." Toch leven wij ia de
hope, want de toewijding van een breede
schaar van onderwijzenden boezemt ons
eerbied in en dien onderwy'zersstand willen wy'
eeren en steunen, een uitstekende onder wijzer
vormt den eersten stand." Behalve van de
onderwijzers zelf, hoopt mevr. B. ver
betering door eene Commissie van Arbeid,
die gevormd zal moe'en worden, terwijl
de instelling van een ministerie of van een
staatsraad voor onderwijs urgent is. Zoo lang
er nog niet van hervorming op groote schaal
sprake kan zijn, verdient voorloopige, partiëele
hervorming van goed bekende scholen, op
particulier initiitief, aanbeveling. Het ideaal
van Mevr. B. is: intensief onder wy's, hard
werken in korte perioden en weinig uren,
gevolgd door effectieve rust, dat zoowel den
geest, als de zedelijke en lichamelijke op
voeding ten goede zal k omen. Zooals wij zien,
komen vele van hare wenechen overeen met
die der vereeniging tot Vereenvoudiging van
Examens en Onderwy's, maar toch zijn wij
haar dankbaar voor de warmte en toewijding,
waarmede zij nogmaals de zaak van het
echoo1gaande kind bepleit. Cent fois sur la métier
Uit die bespiögeütg schudt de
spechtenschater u wakker, en dadelijk ontwaakt de
begeerte naar het weten en kennen van de
positieve werkelijkheid der natuur, de geeste
lijke bevrachter van ons, denkwezens, die vrij
altijd en overal zijn.
Wat was dat? Wie bracht het voort, wat
Bonte Specht.
Handleiding voor Nat. Hiit, van Heimans.
beteekent dat ? Een lichte streep was het,
die voorbij achoot en verdween tusschen de
donkere stammen.
Nu klinkt opnienw dat 'gehinnik, maar
verder af en minder scherp en met meer
klank. Voorzichtig loopend zonder te stap
pen, zet ge zonder opzet, de voetzool
zacht neer, doet hem, langzaam drukkend,
schuivend zinken in de vochtige, weeke
aarde, terwijl uw lichaam nog rust op den
anderen voet; elk takje dat kraken kon ver
mijdt ge, ge loopt met de oogea, en vindt de
juiste plaats voor uw voet; ge ziet met de
ooren, en speurt in de richting waar uw buit
zooeven toefde en misschien nog schuilt. Of
ge in de bosschen geboren en getogen waart,
zoo sterk en zonder eenige vooroefening
werkt de oude natmurjager bij u.
Daar dicht bij den bodem tintelt even iets
roods. Een vlinder?
mettez votre ouvrage", hoe meer de zaak van
alle kanten bekeken woidt, hoe meer kans
er is op een grondige hervorming. Wat de
lichamelijke opvoeding betreft, wenech ik op
merkzaam te maken op een zaak, die ten
nauwste samenhangt met het opnemings
vermogen van den kinderlijken geest; op
de voeding van het schoolgaande kind.
Ik bedoel niet de kindervoeding op school,
die gelukkig, hoe langer hoe meer in de be
hoeften van het onbemiddelde kind voorziet,
ik bedoel de voeding van het bemiddelde
kind. Hierbij richt ik my tot de ouders alleen,
die hierin verbetering kunnen brengen, en
zoodoende de school en het onderwijs steunen.
Zoo als het nu is, verkeert menig onbemid
deld kind in beter conditie, gedurende de
wintermaanden, dan het bemiddelde, het
krygt op den daar roor aangewezen tyd een
voedzaam warm maal, ter wy l het andere zich
tevreden moet stellen met brood, welk en
eieien, die 's winters vaak ongenietbaar zijn,
fabrieksjam en vaak een lekker warm restje
van den vorigen middagmaaltijd, waarvan
het echter maar weinig kan krijgen, omdat
het een restje is. De eigenlijke middagmaaltijd
wordt tot den avond verschoven, zes uur op
zy'n vroegst, dan is het kind over zy'n honger
heen, omdat het, na schooltijd thuiskomend,
met koekjes of vruchten wordt zoet gehouden,
of het is zóó hongerig, dat het veel te veel
eet en, kort daarop te bed g-bracht, allerlei
benauwde droomen heeft. Oudere kinderen
zuchten na 't eten vaak over hunne boeken
of vallen onder 't leeren in slaap. Een
Duitsche dame zeide my' eens: bei euch
hungern die Kinder den ganzen Tag, bis sie
abends zu Bette genen." In waarheid zijn
wy' een der weinige natiën, die slechts n
warmen maaltijd per dag gebruiken en waarom?
omdat de zorg voor meubilair, wasch en
kleeding steeds bo?en de voeding gaat,
alsof niet daarvan het geluk van ons ge
zin afhing. Voorondersteld dat bij eene her
vorming van het onderwijs een lusttyd van
half twaalf tot half drie werd ingevoerd,
en daardoor alle kinderen thuis konden komen,
zou het dan zóó onmogelijk zijn, moeders,
twee warme maaltijden in te voeren, tusschen
den middag en 's avonds om half zeven u
zeven uur ? Men kon. dan het zwaartepunt
voor de kinderen op den middagmaaltijd
leggen, en zoowel de kleintjes als de oudere
schoolkinderen zouden er mee gebaat zy'n.
Dr. Cornelia de Lange zegt in haar boek
O?er de Geestelijke en Lichamelijke Op 7oe.
ding van het Kind" :
De wij ..e waarop wij Hollanders onze
maaltijden over den dag verdeelen.iseigenlyk
in strijd met de eischen van het gezond
verstand, en voor schoolgaande kinderen is het
zeker al zeer ondoelmatig als zij hun
hoofdmaaltijd niet krijge»jfóór aü>$ uur,
zooals dit in de groote staden herhaaldelijk
het geval is. Veel beter zou het zijn, als wij
het middagmaal ook werkelijk op het midden
van den dag stelden. Ik, heb deze kwestie
met huismoeders dikwyis besproken, maar
kreeg veelal ten antwoord, dat zulk eene
regeling te veel moeite ea last met de
dienstboden veroorzaakte. Als het regel werd het
Go staat al onbeweeglijk achter uw
beusestam en gluurt langs zijn grijze schors.
Het rood is een vlekje op den kop van
een groolen vogel, tusschen spreeuw en duif;
die komt nu met zijn groene lyf mooi en scherp
uit tegen den donkeren bodem. Het dier
is heel druk en onrustig; hupt met schokjes
tegen den voet van. een boomstam op.
springt weer omlaag, vliegt in een kring
rond in dalend rijzende vlucht. Bij het
rijzen van de vluchtgoif slaan de vleugels
wijd open, bij het dalen klappen ze bijna
geheel dicht, zoodat het schijnt of de vogel
zich telkens zelf een eindje voo,»uit gooit.
Er lia;t iets komieks in de geheele
speeSitenverschyning, de groote kop met het roode
kapje in den nes en de korte staart zija
voortdurend in trillende en wippecde be
weging of ze op ijzerdraadjes zaten; het
omhoogspringen, in spiralen of recht omhoog
tegen den stam op, maakt ook niet den indruk
van groote behendigheid; eerder heeft het
iets onbeholpen», als een dans op klompen
die den drager te groot zy'n. Daar schalt weer
het gehinnik.
Wat het dier wil met die zonderlinge be
wegingen en dat geluid, kant ge we! gissen
als ge voorzichtig zoover achter uw boom
uitkomt, dat ge de gioote mierenhoop, midden
in de lichting waar de specht rondvliegt, in
het oog krijgt. Breng zoetjeeaan een
tooneelkijker voor bet oo(T, als ge niet scherp ziet
in de verte. Het mierennest is ingezakt door
sneeuw en re>j,en, nog msar een paar voet
hoog. Vlak daarbij is baweging mersbaar,
daar is ten tweede specht bezig; die hakt
dicht bij den grond in het nest en slingert als
een merel de specie in het rond ;
hamengeklonterde dennenttalden hoort ge tegen een
beukenstam aarjp'oll'en.
De zwoegende specht is een wijfje; het
heeft een gat gedolven bij den bodem van
het nest en steekt er nu den kop in ; daarbij
ligt het dier geheel plat op den groud, als een
y,roote groeibealgde sparrenkegel, en schuift
een oogenblik bijna geheel in het mieren
nest ; wat de lange draadtong daar in de
duisternis doet, ia niet te zien maar wel te
begry'pen. Haar maat is plotseling onbeweeg
lijk blijven kleven tegen den eik aan den
rand van de lichting, als verschrikt over
haar plotseling verdwijnen in den grond.
Maar zij blijft niet lang weg en hij smijt
weer zijn gehinnik de lucht in, vliegt op haar
toe. Met saamgeklapte vleugels, komt hy
aanschieten of hij haar met zijn rechten
spitsen dolksnavel wil doorboren. Zy duikt
onder hem door en beiden snellen, schaterend
van pret, in golvende vlucht rond om de
stammen ; een dolle luidruchtige stoeipartij;
tot ze achter elkaar voortgolvend, als met een
elastiek verbonden, de beukenlaan uitvliegen;
en daarbij hoort ge een ry' toonen die als
lue, lae, lue klinken, veel zachter en aange
namer dan het grove geschater.
De groene Specht is de eenige niet, die ge
in onze bosïchen en parken in Februari kunt
ontmoeten; by'na even veelvuldig en even
dr»k is de groote bonte specht; die is
ekstermiddagmaal midden op den dag te gebruiken,
dan zoude daarmee ook op de scholen
gerekend kunnen worden en er voldoende tyd
tusschen de schooluren gegeven kunnen
worden voor het afleggen van den weg naar
huis en terug en een rustigen maaltijd. Nu
laten vele ouders hunne kinderen overblijven
en gaan zij om kwart over acht naar school,
om tegen vy'ven weer thuis te komen. Nog
afgezien daarvan dat een boterham, die eenige
uren in een trommeltje heeft doorgebracht,
wel wat van zy'ne frischheid verliest, en een
kind, dat niet veel eetlust heeft, er wel een
middeltje op weet, om met een leeg
trommeltje thuis te komec, zonder dat de
boterham den weg naar zijne maag heeft
gevonden, geloof ik, dat het slecht is als
zulke jonge kinderen den geheelen dag uit
moeders oogen zy'n, dat het noch voor hun
lichamelijk, noch voor hun geestelijk
welzyn bevorderlijk kan zy'n."
Zouden wy, huisvrouwen, deze ernstige zaak
niet op ons kunnen nemen, deze hervorming
in huis; zonden we niet veel andere dingen
hiervoor achter kunnen stellen, b.v. de zorg
voor ons meubilair en kleeding? Zou het
zoo'n onbereikbaar ideaal zy'n dat moeder
zelf, in de ochtenduren, toezicht hield op
het bereiden der spijzen? Zooals het er nu
in veel opzichten uitziet, is het soms werkelyk
treurig, maar dat behoeft het niet te blijven.
Als allen de handen aan 't werk slaan,
overheidspersonen, onderwijzers, ouders, ieder
op zy'n eigen terrein en in samenwerking
met de anderen, dan moet er verbetering
komen.
Zoo als Bruinwold Riedel zegt: de lagere
school geniet de belangstelling van alle
paedagogen en ook van hen, die aan de
vermeerdering van het volksgeluk wenschen
mee te werken, door de volksontwikkeling
te bevorderen."
Waar zoo van alle kanten de geesten
wakker zijn geschud, zoo als in den tyd van
Ulrich Hutten, ziet de toekomst er goed uit
en hebben wij alle hoop, dat vele wenschen
van mevrouw Belinfante in vervulling zullen
gaan in afzienbaren tyd.
A. v. LEEUWEN?FRANKEN.
ALLEBEI.
Oorspronkelijk fantastisch
huwelijks-vitioen. Mevrsuw Sertha trensel
Wegener Koopman.
Monsieur Pierrot en Mademoiselie
Colombiae zijn gepasseerden Donderdag te Parijs
ingezegend in l'Eglise de l'Insonsiance op de
Avenue des Polissons. De belangstel) iag enorm,
tout Paris tegenwoordig; de kerk versierd met
slingers van geurige roode en gele rozen, Ie
Roi 3o!eil", o wonder l present; door de ge
kleurde vensters zond hij bonte stralen op de
schitterend-fantastisoh gekleede menigte. Een
koor van allerliefste Pierettea zong onder
directie van den beroemden Maestro Kigolo
eene speciaal voor deze gelegenheid door
hem gecompOLeerde cantate op de wosrden;
iMiiiiMiiiitiMHiiuiiMiiiiiiiiilmiiiinuHiimiiimiiMMiiiiiiiiMiiMiiiiiiiiiiiiiiii
Je suis gai, tu es gai, il est gai, soyons
gais'', begeleid door citers en gnitaars, die
bespeeld werden door een aantal pierrots,
vrienden van den bruigom.
Bisschop Bel-Esprit, overgekomen uit Le
Monde oül'on s'amuse", zegende het jonge
paar in. Een toespraak vol geest en bon mots,
de vader van den bruigom mr. Farcenr, se
ronlait", de moeder der bruid, madame
Flaisanterie, kreeg een fou-rire. Een verheffend
slotkoor Fichons Ie Camp", deed allen op
staan, daarna de traditioneele embrassades
en vroolyke uittocht. Buiten rechts: de
marchande de sourires" met onuitputtelijke*
voorraad en veel aftrek, links Fumiste Coquin
met zyn bonbons de l'Eternel Bonheur, in n
oogenblik uitverkocht.
La n de l'histoire?
De bruidstoet en bande joyeuse" naar
het zuiden om morgen 6 Februari present
te zy'n op het internationale congres ter
voorbereiding der Carnavalsviering na
MiCarême" onder pregidiUM van prins Carnaval.
Adieu mes amis et au revoir a! 8 de serie
feesten begint.
* »
*
Mag ik zonder het terrein- van de kritiek
te betreden, hetwelk alleen aan den
muzikalen verslaggever is veroorloofd, mjjne
lezeressen die de edele zangkunst alsartiste
of als amateur beoefenen, wijzen op twee
deeltjes nieuw-uitgekomen liederen, gecompo
neerd door Bertha FrenselWegener Koopman.
Ik durf dit te doen, omdat ik iets kan vertellen
wat de heer Averkamp misschien nog niet weet.
De al te bescheidene kunstenares zal er, hoop
ik, Vlinder niet boos op aanzien,als ik ver
raad wat belangstellenden in haar talent my
ia vertrouwen meedeelden. Zy zong haar
liederen onlangs voor den dirigent Stembach,
thans in Keulen gevierd als Mengelberg bj
OHS. De gereserveerde, vee leischende musicus
was dermate ingenomen met de
stemmingsvolle, superieure composities dat hij zich niet
weerhouden kon uit te roepen: Famos! Sie
haben ein schönes Talent."
En wat nog heerlijker was voor de com
poniste, in Maart geeft Steinbach een concert,
waarop werken van Nederlandsche compo
nisten zullen worden uitgevoerd. Dan komen
liederen van Mevrouw Frensel Wegener
Koopman vast en zeker op het programma.
Dus vóór het succes in eigen land, mogen
wy reeds waardeering van een Groote onder
de Grooten constateeren.
Hoe verstandig om te componeeren op
teksten, die ook in het buitenland worden
begrepen, zoodat de liederen kaas hebben op
grooter debiet. Kunst kent trouwens geen
grenzen. En het aandringen op Hollandschen
tekst bij het componeeren door hollandsche
musici is dan ook kinderachtig en kleinzielig.
Alleen by volkomen vryheid kan de inspi
ratie haar hoogtepunt bereiken, n'importe
welk gedicht, in welke taal ook, tot de compo
sitie opwekt. Vooral de Muze der muziek is
internationaal. Alleen onze trots op eene
talentvolle landgenoote is nationaal. Een
hartelijk welkom" roepen wy haar nieuwen
liederen toe.
VLINDER.
kleurig, maar inet veel onhelder rood onder
den staart; en, als het een jong dier of een
mannetje is, met een breed of smal rood
kapje op. Die groote bonte specht is nog iets
kleiner dan de groene; hij wordt alleen groot
genoemd in vergelijking met zijn naaste ver
wanten, de middelste en de kleinste specht,
die ongeveer het zelfde bonte pakje dragen
tii die respectievelijk zoo groot zijn als een
spreeuw en ten vink. De veel grooter zwarte
specht komt zoo goed als nooit in Nederland ;
die moet ge in het Schwarzwald en Zwitser
land zoeken.
Die beide kleine bonte treft ge ook maar
zelden aan, daarnaar kijken alleen ornithologen
uit ; de groote bonte is bij ons de gewone, en
ook deze raaakt u zijn tegenwoordigheid
bekend door zijn geluid. Al een maand geleden
heb ik in een groot park zijn voorjaars-lokroep
gehoord tekens zijn lied uit den paartijd; het
klit kt helder en hoog, bijna zoo luid als de
waarschuwing»- of schribroep van de merel,
die ge nu ook al overal in park en tuin kunt
vernomen; ook zoo snel als het mer«lge!jak.
volgen de afzonderlijke tonen bij denespecht
op elkaar, maar de klank is meer welluidend;
bijna als van een goede, niet hinderlijke
fiets-bel.
Toch is het niet dit tingelend geroep waar
mee de boire specht uw aandacht trekt in
net nog zoo stille bosch. Te/wijl g-i luistert
naar iijne geluidjes van niee.en en
kruipertjes en bij wijlea het roodborstjes lied
meent te hooien of ten paar heldere
tsietsie klanken van de klever hoort ge
opeens hoog boven u een verbazend snel
timmeren, dat spoedig overgaat in een geratel
of in een nog sneller geknor, als van het wiel
hij den koekverloter op de kermis.
Dat is het beroemde snorren of trommelen
van de specht, waarvan ieder wel eens
geho ird of gelezen heeft; en dat ook zooveel
mengchen inderdaad gehoord nebben, die
beweeren en meenen, dat zij het nooit
hebbea gehoord. Een feit ia het dat de bonte
specht veel, heel veel trommelt, maar vooral
in de morgenuren en in het vroege voor
jaar ; wie met naar buiten gaan wacht tot
Pinksteren en dan liefst na den middag het
bosch. in wandelt, heeft weioig kans, al is de
aangegeven tijd regel met uitzondering. Een
uitzondering, ja, nog wel een hooge is het,
dat ook de groene specht een deuntje snort;
in bijna alle gevallen is een bonte specht (de
zwarte komt by' ons zoo goed als niet voor)
gesignaleerd als de xylophoonspeler.
Voor zoover ik weet is de specht de eenige
vogel die een deugdelijk instrument bespeelt,
die dus behalve vocaal ook instrumentaal con
certeert. Wel is het te verklaren, hoe juist
een specht tot zoo'n kunstuiting kon komen;
hij klopt immers ook voor zijn brood op een
tak, als hyp door onderzoek by' auscultatie,
heeft uit te maken of die tak of stam ziek
dan wel gezond is; dat wil in zijn geval zeggen of
er wat voor hem te eten onder zit of niet;
zoo heeft hij dus, langs den natuurlijken weg
van de maag, zijn oor gewend aan het luisteren
naar tonen door een hol houten ding
voortiiiuniimiiiMim Himiiiiimi IUIHIIIIMIIIIIIMIIIMIIIIIIIMIIIMIIIII
gebracht; en de aanleg voor musicien is zoo
allengs in het genus ontwikkeld. Dat de
groene specht zelden of nooit en in elk geval
slecht trommelt, klopt best met deze verkla
ring; daar juist deze specht in hoofdzaak tot
miereneter gespecialiseerd is en ook gaarne
vruchten, beuknootjes en eikels eet. Toch zet
ook hij, e renais de bonte en de zwarte, den
appels en hazelnooten vast in een eigen ge
hakt gat; evenals de bonte en zwarte spech
ten, beitelt ook hij zijn eigen nest uit, en
ook hij heeft het madenhakken uit tak en
stam niet geheel opgegeven, zoodat het
nie; zoo heel wonderlijk is, dat ook de
groen* eens een enkeltn keer bij een stum
perige trommelparty' is betrapt.
Maar hoort ge een behoorlijken
spechterrofl'el slaan, dan is het zoo goed als zeker
dat ge, met kunst en beleid naderbij geslopen,
een wit met zwarten vogef ontdekt; en zi t hoe
hy met bliksemsnelle bekslagen tegen een hol
len takstomp, dat vreemde geluid voortbrengt.
Sommige spechten drijven hun mudkale
liefhebberij zoo ver, dat zy er twee of meer
trommelpijpen op na houden en die beurte
lings bespelen; in den regel zullen die tonen
een verschillende hoogte geven, dat spreekt.
Met groote volharding verdedigt een ge
lukkig bedtter van een besten xylophoon
zijn instrument tegen begeerige soortgenooten.
Wat het dier er mee wil, of bet er een wijfje
mee wil verlokken als een Spaansche Don
Juan met zy'n n.andoline, dan of het alleen
lust in musiceeren of althans
lawaairnakeu is? Wie zal het zeggen. Spechten
snorien en trommelen wel in hoofdzaak in
den paartijd, maar niet uitsluitend. Ook kan
het een uitdaging zijn of een waarschuwing
tot mededingers gericht, een soort van
bezitnernings-signaal. Zoo als de vl»g van een
kolonist, zegt: dit i» mijn privaat-bezit,
zegt de snorrende specht eveneens: Dit is
mijn territorium, zoo ver je myn muziek
kunt verstaan. Blijf er buiten, of ducht mijn
bek .., uit de kracht van mijn instrument
kunt je die \an mijn snavelhauwen afleiden."
Een paar jaar geleden, ge weet het mis
schien nog, heb ik u al eens verteld, hoe wy
in het vroege voorjaar in Bentheim door de
nabootsing van dit gesnor een paar spechten
tot vlak by' ons op den grond lokten. Als ge
bonte spechten in de buurt hebt en een ver
makelijk tooneeltje wilt waarnemen, bindt dan
een ouden gieter aan een boom met de tuit
naar boven, een meter of drie, vier hoog; roflel
er van tijd tot tijd op met een lang zwiepend
hengelriet, een venatertikkertje of zoo. Na
tuurlijk verbergt ge u onmi Idellyk, want de
kans is groot dat een bonte specht u den
gieter afhandig tracht te maken, en, zoolang
hij meent met een concurrent te doen te
hebben, er lustig op trommelt; missckian
is hij op het laatst zoo ingenomen met zijn
instrument, dat hij zy'n menschenvrees
overwint.
E. HEIMANS.