De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 20 februari pagina 1

20 februari 1910 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

S». 1704 DE AMSTERDAMHEB , 1910 WEEKBLAD VOOE NEDERLAND Oia-cLer red.a.ctL -v-eun. Dit nummer bevat een bijvoegsel. -. . IF?L. Uitgevers: VAN HOLEEMA & W ARENDOEF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post / 1.65 Voor Indiëper jaar, by Tooruitbetaling, n B mail 10. Afinaderujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Zondag 20 Februari Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ?0.25 . 030 ,0.40 EEN POST UNIE MET DUITSCHLAND. De Amsterdammer T. 8 Juli 1906. GBBMANIA: Lieve, wat zou ik graag eens met je spelen l Hier heb ik nu een doos, daar zit een spelletje voor ons beiden in ... DE NED. MAAGD : Ik epeel niet graag met groote menechen... Veel liever Bpeel ik alleen. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Strikte neutraliteit, met afb. De Dam. Kroniek, Brieven uit het Zuiden. FEUILLETON: Jsn van de Lindegracht, door H. C. Buur man. KUNST EN LETTEREN: Electra, Bicfaard Strauss, door Ant. Averkamp. Toewijding, door Frans Holleman, beoor deeld door Frans Coenen. VROUWENRTJBRÏEK: Vakopleiding voor meisjes, door Johanna W. A. Naber. - ALLERLEI. door Interim. UIT DE NATUUR, door F. Heimans. Het oud-Stadhuis te Amster dam, met afb.. door A. W. Weiasman. Naar aanleiding van Chantecler, met afb. P. Cornelis de Moor, door W. Steenheff. -Wetenschappelijke Varia: Uitersten van photografischen beliehtingsduur, met afb., door P. van Olst. Etsen, door W. Haag, be oordeeld door Plaiscbaert. Charivari. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRO NIEK, door v. d. M. en v. d. S. Het Zaiderbad-project te Amsterdam, door prof. O. Lanz. Brieven van Oom Jodocug, LXIII. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIEX. Strikte neutraliteit. Heeft dan de heer de Koo zoo lang en met zooveel kracht gestreden voor een streng doorgevoerde neutrale houding van Nederland tegenover de drie ons omringende groote mogendheden, dat men hem na zijn dood gaat inlijven onder de voorstanders van een politiek yan avontuur? In de Temps van 5 Febr. jl. staat zijn naam vermeld onder die van hen, die cam pagnes voerden" om Nederland te over tuigen van de nécessitéde choüir" m.a. w. van de noodzakelijkheid, waarin wij zouden verkeeren, en dan verkeeren sinds lang, ons uit te s preken o f er de houding, die wij in geval van een West-Europeesch conflict denken aan te nemen: ons uit te «preken over de keuze dus, die wij nu reeds, let wel, zouden moeten doen iusschen Duitschland aan de eene zij, Engeland en Frankrijk aan de andere. Het is het oude spelletje, dat men in de buitenlandsche, en met name in de Fransche officieuse pers blijft spelen, hoezeer er geen kans in deze is op winst: geen kans, dat wij gevolg geven aan het misschien niet geheel belangloos gedaan verzoek om de weinige troeven, die wij hebben, nog bovendien open op tafel te leggen. * * * In zijn groot artikel van 10 Mei 1908, dat door de Temps destijds in zijn geheel werd vertaald en opgenomen, is de heer de Koo met geen woord afgeweken van zijn oude standpunt, dat er een was van volstrekte neutraliteit. Zoo verklaarde in een hoofdartikel Duitsche Vriendelijkheden" van 8 Juli 1906 de scherpziende journalist, dat ten onzent niemand denkt" aan een nauwere aansluiting bij Engeland en Frankrijk, en dat hij, wat hem betrof, zich zou verzetten, zooals hij zich steeds verzet heeft, tegen vriendelij kheden, die niet getuigden van gelijke neutraliteit tegen over Duitschland en andere mogend heden". Noch Duitschland voortrekken bjj Engeland en Frankrijk, zoo was steeds zijn stelling in dit Weekblad, noch om gekeerd. Voor kort ontstond de beweging, vooral in België, voor een Hollandsch-Belgisch verbond. De Koo bestreed dat nieuwe middel om ons te brengen tot meedoen" aan het groote- mogendheden-spel, en beval aan te volharden in het af wachtend isolement. Om de Temps, en hen, die haar in lichten, tot overmaat van duidelijkheid in beeld te doen zien, hoe zij geen recht hebben den naam van onzen oud-hoofd redacteur aan hun drijven te verbinden, reproduceeren wij hier een drietal platen, door hem geïnspireerd en voor zich zelf sprekend! * * Misschien, dat het voortdurend alarm maken in de Fransche pers voor een deel is te verklaren uit de hoop, om, door te prikkelen, achter een ongekende en wellicht... onvermoede waarheid te komen. Men denkt ons verbonden, op de een of andere geheimzinnige wijze, aan onzen oostelijken, en meest gevaar lijken nabuur; en ons telkens toeroepend gij moet een keuze doen" hoopt men, met vreeze, te weten te komen, óf wij soms al gekozen hebben... Onze diplomatie geeft, en dezer dagen op veelzins beklagenswaardige manier, tot dergelijke zenuwachtige verbeeldingen aanleiding. Steeds verkeerend om en bij het Hof, met zijn Duitsche relaties en onlangs nog ingestelde Duitsche titula tuur, ligt er voor die buren, die nooit iets vriendelijks van haar vernamen, alras een waas van Duitsche liefde over haar strakke diplomaten-gezicht. Onze diplo matie is een zich geheimzinnig voor doende ! Ondanks een even tactvolle als taaie campagne tot het verkrijgen van geregelder voeling tusschen Buitenland sche Zaken" en Pers is het der Nieuwe Courant niet mogen gelukken den uit het toch zoo zakelijke"Washington gekomen heer Van Swinderen tot die modernisee ring te bewegen. Als mensch niet onder de stijfste siujeuren, wil hij als diplomaat maar niet ontdooien! Of het moet zijn... om daar ineens te ontgloeien voor den Keizer! Hier en daar in de pers gelukkig! kon men tusschen de regels lezen, dit de betuiging van vereering en sym pathie" begrepen werd als een beleefdheidsp^rase voor den machtigen Vorst". Het was als schaamde zich toch ook een deel van onze politieke organen voor de waarlijk wat erg diepe buiging in de richting van waar de zon opkomt en Keizer Wilhelm zijn militaire plannen" ontwerpt. Maar een ander deel der pers was voorgegaan. Het Handelsblad heeft zijn lezers aan kniebuigingen zoetjesaan gewend, niet ter versterking van ons volkskarakter. Misschien heeft de heer FRANKRIJK IJVERENDE VOOR EEN NEDERLANDSCH-BELGISCH VERBOND. De Amsterdammer v. 19 Ang. 1906. JOHN BULL (tot Marianne): Zou jg nu niet meer kans hebben haar in te pakker, dan Oermania laatst, met dat speelgoed van de Postnnie? MARIANNE (tot de Ned. Maagd): Kijk lieve, hier heb ik nu een gpeelmakkertje voor je, een lief kameraadje, een aardig brcêrtje... DE NED. MAACD: Ik wil geen broertje... ik speel liever alleen. De Marees vairSwinderen daardoor mede de overtuiging gewonnen, dat wij in strijkages en flikflooierijen gerustheid yinden, en doet hij er te ijveriger aan mee. Dat zou dan de winst zijn van het genoemde orgaan. * * * De Temps heeft zich beklaagd over de weinige belangstelling, die Nederland aan Frankrijk toont. Natuurlijk is bedoeld: het officieele Nederland, en dan is de k)acht gegrond. Want ons volk wendt zijn sympathieën niet in de laatste plaats naar Frankrijk, waar het vrijheidszin, algemeene bescha ving en fijnen geest te waardeeren vindt, en naar Engeland, dat het om zijn cul tuur en degelijkheid hoogschat en waarin het een verwanten aard voelt, maar onze al te diplomatieke diplomatie schijnt ENGELSCHE BEMINNELIJKHEDEN VOOE NEDERLAND ... EN WAT DE MORAAL ERVAN IS. De Amsterdammer v. 17 Mrt. 1907. JOHN BULL: Zeg, kindlief, ben je nou nos; boos op me, ik heb je Prins een ridderorde gegeven, je zeelui verheerlijkt, je verre neef in Zuid-Afrika premier gemaakt. En die Duitecher daar, wat doet die voor je? nE JUFFERi LT bent wel vriendelijk, maar ik word niet graag aangehaald. slechts voor den groeienden reus en kleine-landenslokop aan de oofctergrenzen oog en oor te hebben. Haar lieve woordjes vermenigvuldigen naar mate zij meer denkt aan Polen en Sleeswijk Holstein. Zeker, wij zijn overtuigd van de be doeling ook van onze diplomatie om zich aan een strenge neutraliteit te houden, zoolang het vrede is en door de oorlogs kansen de onderlinge verhoudingen niet werden gewijzigd. Maar in dit licht be leven wij dezer dagen niettemin vreemde dingen. Met hoeveel klem de nota's van den heer van Heeckeren van Keil ook werden pp zijde geduwd door den minister van Buitenlandsche Zaken, er blijft over dat wij in 1904 of in 1905 eenig gevaar van neutraliteitsschennis moeten hebben gehad zoover men uit al het gepu bliceerde naar het schijnt mag afleiden en dat dit gevaar is afgekonkeld in kleinen kring, tusschen eenige Duitsche (moet men aannemen) en Nederlandsche diplomaten. Welke moeten wel de gevoelens zijn, die Frankrijk en Engeland bezielen, nu zij de herrie aanschouwen, welke einde lijk, en toevallig loskwam ? Is de doorloopende geheimzinnigheid van onze buitenlandsche staatkunde niet noodza kelijke aanleiding tot allerlei, ook de ongerechtyaardigste veronderstellingen ? Wreekt zich, mag men vragen, deze ge heimzinnigheid, als er eens iets van een waarheid doorbreekt, niet dadelijk dubbel aan zichzelf? Neutraliteit tegenover de drie groote mogendheden wil men. Wij hopen het, en wij f/elooven het ook. Maar dit gekonkel, zooals het nu begint openbaar te worden, in de eerste plaats, en vervolgens de vernonchaleering zonder eenige noodzaak van onze niet alleen nationale (want die is levendig) maar ook officieele vriendschap ten opzichte van den zuidelijken en van den weste lijken grooten nabuur, geeft dezen beiden gereede en te betreuren aanleiding op de neutrale gezindheid van onze leidende kringen niet te vertrouwen. Wat zegt hun het pertinente démenti van den heer van Swinderen ? Wij Hol landers hebben in deze nog wel iets van het goed geloof dat het buitenland reeds lang heeft afgeschud! De oude Keizer kon niet goed met onwaarheden over weg'', klaagt Bismarck in zijn gedenk schriften, als hij er een moest voorlezen begon hij te hakkelen en las er snel overheen." Arme Wilhelm de Groote! Maar hij las dan toch maar! En stel dat men van Swinderen gelooft, gelijk

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl