De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 20 februari pagina 3

20 februari 1910 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ko. 1704 DE AM STE.RD AMM E R WEEKBLAD VOOR NEDERLAN-D. die pp. Vazuir-accoorder, wees ik reeds. Een As dur melodie, op het moment als Electra kaar broeder herkent, dreigt een oogenblik in het barale te vervallen. Niet geheel bevredigd teeft re ij Strauss aan het slot brj den dans van Electr». Ik had mij daar een weelderigere apotheose gedacht. De geneele orcheBtbehandeling echter brengt den toehoorder in voortdurende verbazing-. De Tirtuceiteit waarmede Straues het orcbest behandelt en men mocht door 's compo nisten vroegere werken op heel iets bijzonders voorbereid zijn heeft my in hooge mate verbluft. Niet minder echter de superieure vertolking door het Keeidentie-orchest Het klonk aües zoo lenig en soepel en fijn en doorzichtig. Echter glanzend en majestueus ook, waiineer het pas had. Men kon het den diiigeerenden componist aanzien, hoe weinig moeite bij had, zijn wil aan het orcheet te BUgfiereeren. Het is rnij een raadsel hoe toch die klachten over het verdrukken der zangstemmen door het orchest zijn ontstaan ! Het moet dan wel aan de ongeoefende orchesten gelegen hebben. Hier ten minste was slechts «en enkele maal het orchest zóó machtig, dat de zangereseen moeite hadden zich verstaanbaar te maken. Maar in welke moderne dramatische werken komt zulks niet wel eens voor? De Electra-opvoering was voer het Resi dentie-orchest en zijn eminenten dirigent Vio'ta een reusachtig succes. Zeer ken ik mij verklaren dat Stranss Viotta liet deel nemen aan de enthousiaste huldiging van h«t publiek. Hij gaf daarbij een echoon en tactvol bewijs van collegialiteit tfgerover den man die het oichest 200 uitstekend heeft voorbereid. Die orct«etvertolking alleen reeds drukte het stee pel van hooge artisticiteit op de geheele uitvoering. Doch bovendien waren de hoofdfiguren allen voortreffelijk. Over Thiia-Piaichinger schreef ik reeds hierboven. Het was saij bijzonder sympathiek in deze vonrstame iuntteaaree, dat zij het realisme minder op den voorgrond liet komen dan het kcaink1£ke en troteehe van haar diepe verontwaardiging. Haar item is robe! en --tgroot. Dat zij aan hetjslot eenige sporen van ?vermoeidheid toonde, wie kan er zich over verwonderen in aanmerking nemende de buitengewone pbyeieke en p*ychiecheinfpanDing die baar rol vordert ? Op n lijn act Thila P'aichisger mag men de Klytemnestra stellen van J3ttilie Metzger. Ook laar uitbeelding was superieur in alle opzichten. Haar groot orgaan en duidelijke dictie Heten'geen wcord verloren gaan van haar wel niet grcotfi rcaar toch belangrijke part^. Wél zeer mooi, maar toch een nuance minder vond ik'de vertolking-*iÉf'Lonise Petzel's Chiyisothemis. Scbcone ocgrablikken had züechter genoeg in deze w-elllclt sym pathiekste 10! van .het werk. Carl Perron was een waardige Orestes, die .zeer schoon uitbeeldde den overgang van het weifelende in zijn bonding, tegen over de hem aanraak e) k otbekende El» ctia, tot het krachtdadige ra de herkenning. Jos Tijesen had als Aigisthos geen groote partij te ven uilen, waarvan hij zich echter m«t veel talent en routine kweet Het ensemble der Magde" was bevredi gend en een enkele maal kon men be speuren dat aan. h«t kleine koor achter de scberncen, door Spoel's vocaal-ensemble, een beschaafde vertolking ten deele viel. Het publiek dat de Echouwburgzaal van het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen tot op de laatste plaats vulde (een mooie ?voldoening voor den ondernemingsgeest van den heer de Haar, aan wiens initiatief wij deze uitvoering te danken hadden) was buitenge woon enthousiast jegens componist en ver tolkers. Of nu bij eventueel volgende op voeringen dit enthousiasme zich zal hand haven? Zeker heeft de tegenwoordigheid «n leiding van den componist voor een groot deel tot het eueces bijgedragen. Ik geloof echter dat e«n publiek, hetwelk ontvankelijk is vcor de tiagiek der klassieke figuien uit het oude Hellas en dat in staat is zich over te geren aan de stemming die van dit groote kunstwerk ontegenzeggelijk uitgaat, steeds een enormen indiuk van Electra zal meenemen. Zal ik mij nu nog wagen aan bespiegelin gen over de toekomst der dramatische mu ziek in verband met dit jongste der drama tische werken van onzen grootsten componist? Ik geloof, lezer, het best te doen die toekomst aan zich zelve over te laten. Prophetiën falen zoo licht! A KT. AvEBKASIP. Totwijding, door FBANS HULLEMAN. Am sterdam, Scheltens & Gillay (1909). Dit is een monografie, een enkel-karakterbetchrijvir.g, gelijk Ida Wetterman van Gerard van Bekeren en Een Moeder van mevr. Van Gogh-Kaulbach monografieën zijn. Eu, alle drie zijn ze ook van de naturalistische soort: de schrijver gaat er schuil achter zijn eigenHMIUlHIMIlmmlIllllllllMIIIIUIIIIHIIIIIIIIIIIIHlIllllllllM l Illl 1111III l M 111 op een avond kom ik over het Leidscheplein en daar staan kerels met rozen. Ik vond ze zóó allemachtig mooi en toen ik d'r dicht bij kwam, roken ze zóó fijn, dat ik dacht ik koop er een paar. Nog geen eens gedachte op Mien. Ik koop er vijf. En ik kom thuis, daar ziat Mien de rozen, daar vliegt ze op me af, neemt ze, zoent ze, gooit d'r hoofd op m'n schouder en begint te snikken: O Jan, Jan ... Jan ... daar heb ik op gewacht," zegt ze. En 's nachts zette ze ze op de beddeplank. Raar dier. Wel honderdmaal het ie d'r an geroken voor ze in slaap viel en iedere keer zoende ze me weer. We hadden zoo langzaam an ook een centje overgelegd en ik zou het es op een morgen meenemen om d'r twee muntjes van tiea voor te zien t« krijgen. Dat was die dag, die ik niet zal vergeten. Die dag dien ik m'n mes wel in zijn hart wou ronddraaien. Ik kreeg van m'n baas een hoop quitanties en die moest ik innen. Ik had den heelen dag gesjouwd en 's avonds kwam ik pp het kanteor met het geld. Mijneigen muntjes had ik op m'n borst in een zakkie. We reke nen af en ik kom, of de duvel d'r achter zat, geld te kort. Kom Jan", zegt de baa?, dat zal je ergens te veel hebben gegeven, denk eens na en ga er naar toe. Het angstzweet brak me uit en ik kreeg het benauwd. Ik zeg: Ik heb twee muntjes op m'n borst, maat die benne van m'n eigen. Die benne van Mien en mijn. Zoo", zegt de baas, met zóó'n paar oogen, ben jij zoo geschapen werkelijkheid, die wij zonder tusechenpersoon schijnen waar te nemer, alsof het de heusche, nl. onze eigen, was. In zoover, in de manier van doen, komen dns deze genoemde heeren en dame precies overeen. Maar hoezeer verschillen zjj in opvatting, in hun kijk op het leven, wat blijken hun geesten, binnen dat toch beperkte kader van het naturalisme, uiterst verschillend, als wij hun verbeeldingen vergelijken. Mevr. Van Gogb-Kaulbach betoont zich de minst objectieve. Zij geeft zich het minst van de drie aan de werkelijkheid, die zij zïchijes een bepaalde richting uitdringt, namelijk de richting, die rij meent dat het leven vanzelf gaat. Wij echter alles is in deze dingen ilrikt persoonlijk... als toegangskaarten wy gelooven maar zoo grif niet dien vanzelfechen gang en denken, dat de schrijfster de wereld wel een weinig te benauwd maakt in haar boek. Een kkin weinig maar en haars ondanks, want mevrouw Van Gogh is sedert lang den staat te bover, waarin zij voor het opstellen van een verhaal met haar hart alleen te rade rade ging en zoogenaamde dames romans" schreef. En zoo wij haar de minst objectieve noemen, is het geeosEins omdat zij niet objectief zcu zijn, maar enkel wijl... de anderen het mier zij r. De heer Gerard van Eek eren is het vol maakt, BOU men zegger, in zijn verhsal van het zedig en zachtzinnig burgermeisje, dat echter zulk een sterken geloefsdrang in zich omdraagt en op den duur den tcch zeer geliefden als het aan haar ziel vijandige voelt, wijl bij een gcdloochenaar is geworden. Daar is niets in dit verbaal dan dat jonge meisje en baar omgeving, of het moest «enige geringe overdrijving zijn, hier tn daar, van den geestesfeer, waarin dat meitje ademt. En daarin blijkt misschien toch wel een aafje subjectivisme, alsof deze geest niet los van dien deB.sehrijveïs staat, maar ten deele ook zijn eigene ie. Tenzij men liever mocht willen aannemen maar dit lijkt toch onwaarschijnlijker dat de kunstenaar zich xoo verdiepte in zijn onderwerp, dat bij er geheel in vervloeide en inniger vroom werd en meer fauatisch dan zijn heldin zelve. Wil men aan deze gewaagde stelling liever .niet, dan blijft enkel o f er een, schoon zwakken, persoonlijken voorkeur te constateert n in het boek, dien men bij Hulleman geheel mist. Ook is Van Eekerens gegeven meer bij zonder, meer uitzonderingsgeval dan het volkomen vlakke realiteite-gebeuren in Hullemans werk. Hier niets ongewoons of schokkends hoe genaamd, het allermeest banale geval: een simpel onderwijsmeuje, zooals er in Holland ?op alle wegenfons tegemoet locpsn... een ferm meisje, met b'ossige wangen, sterke blauwe oogen en pittig neusje." Denk daarbij gladweggestreken korenblonde haren, van achteren afgeknot,"natunrlijk een matelotje", tog n gladgrijs manteltje en men kent het peisoonlje, alsof men zelf haar alle dagen op weg naar school tegenkwam. Maar haar innerlijk kent men eerst goed door Hullemans boekje, waar een episode van baar leven verteld staat, niet om dat gebeuren zelf, doch wijl het meisje zich hierin helderder openbaart dan in het ge wone leven. Er is nl. sprake van zekeren postcommies, die tegenover het eenvoudige kind een weinig de rol van een superieur beschaafd mensch komt spelen en haar het hofmaken, eensdeels wijl hij inferieurbeEcbaafde begeerten heeft, die hij zijn passie" roemt en tweedens ijdel genoeg ia te gelooven, dat hu zich tegenover zoo'n gansje, als onweei8taanbaar man, heel wat kan veroorloven, ook al omdat hij immers de vrouw" kent. Zoo overstelpt en begoochelt deze moderne mensen" het goede kind met zijn artistieke gevoeligheden en uitheemsche ontwikkeling, niet zoozeer echter of zij herneemt zich onmiddelijk en weet precies wat zij aan hem heeft, als hij, doodsbenauwd voor een eindelijk engagement, op zijn kamer misbruik vanhaar vertrouwen maakt en tracht de steikte met geweld te nemen. Dat gelukt natuurlijk niet. Zoo'n Hollandsch meisje is geen Italiaansche of Fransche en de postcommies toch ook eigenlijk maar een namaak Don Juan. Zij Iaat den held sma delijk staan en gaat rustig huistoe. Rustig? Toch niet zoo erg. Haar hoofd is vol dofpijnende verwarring en weggeknepen traner. Op 't moment begrijpt zij de wereld niet en zich zelf niet. Wel voelt zij zich een koele natuur, maar iets antwoordde toch wel op zijn hartstcchtbegeerte, die zij nu als gemeen en laag weet en zoo haar in zich zelve beleedigend. En zijn hoogere beschaving doorziet zij nu als hum bug, maar 't doet haar geenszins plezier dat te weten. Ze had 't veel liever anders gehad. Nu moet ze voortaan ook weer alles missen, wat haar tot een zoete gewoonte en omgang werd, een gelukkige af wisseling, ook een zachtzoet zich onderschikken aan een hoogere natuur. Was dit liefde? Voor haar persoonlijkheid misschien wel, voor baar noordelijk'k uisch, bijna tempeiamentleos wezen, waarin reeds het rnoederinstinkt sterk rijk T' Toen ging ie an het vragen en ik werd hoe langer hoe benauwder. Ik kon die muntjes niet verantwoorden en ik praatte hoe langer hoe raarder. Wat mot-je dan met dat geld op je borst doen?" zei m'n baas en toen zei ik, wat waar was: dat Mien al in de zesde maand was en dat 't voor de bevalling was. Toen ging ie andringen en zei: zeg het maar eerlijk, je hebt het geld genomen voor de bevalling, Zeg het nou maar en dan zullen we alles biauw-blauw laten:'. Ik kon 't niet zeggen, want 't was niet zoo en ik kon ook niet kwaad wordeo. Het zweet brak me meer en meer uit en ik voelde dat het m'n ongeluksdag was. Nou," zei de baas, dus je bekent niet?'1 Ik k»n niet," zei ik. Goed," zei de baas, dan zullen we eventjes om politie telefoneeren ..." en 's avonds zat ik al op het bureau in 't cachot. Ik boor nog de grendel voor de deur schuiven en allejesus I... dien nacht sliep ik op da houten brits, alleen, zonder Mien. Ik droomde dat ze in m'n armen lag en toen ik 's mor gens wakker werd en 't nog schemerde in de cel van dat rare licht, nét een facie van e«n dooie k«el toen begon ik te huilen met m'n gezicht tegen den gewitten muur. Want toen kwam me ineens die mor gen voor den geest, die morgen nji den dag waarop ik Mien voor 't eerst had gezien. Toen had ik ook van Mien gedroomd en toen was ze er 's morgens ook niet... Toen was alles ook zoo beroerd en leeg. Laat me in Godsnaam niet meer over dien tijd beginnen l Wel twintig keer moest ik zich roert, dat lüdraam is en zich gaarne overgevend. Zoo dit geen liefde was,schiJLt het tocti minstens een begin daarvan. Zulk een gevoel, uit zoo verfchillendedeeltn saamgesteld, pigerlijk noch spontaan, noch gaaf, kaa echter zeer sterk en standvastig worden en de meeste en de beste, Hollandeche vrou wen, meen ik, gevoelen mooit anders, al kennen zij ook zichzelven niet. Daarnaast staat dan de Holiandecfce man met veel meer dierlijke neigingen, die bij vaak, even als de poëtcommies, zijn passie" blifft te noemen en met zeer weinig, in elk geval niet de vrruw toegewende, geestelijkheid. Is bet te verwonderen bij znlk een verschil van gevoelssfter, dat de meeste huwelijken niet geinkkig zijn ? Het is een doorgaand misverstand. De msn licht zich tot 't hem uiterlijk bekorende, bevallige, de vrouw tot het innerlijk mannelijk sterkere, karaktervolle, dat zij vermoedt. Maar het temperament dat bij misschien had kunntn wekken, indien zij zich niet door hem bedrogen had bevonden, sluit zich al dadelijk voor zijn brutaal nietbegrijpen. En dan verveelt zij^hem op den duur en dan krijgt zij een weerzin van hem, en dan gaan zij in het beste geval hun verder leven naast elkaar als twee vreemde, maar zeer ongeachte en zeer onverschillige, werelden. Daarom, omdat hier dit alles zoo zuiver en kalm aan een levend beeldje wordt be toogd, vind ik deze Toewijding eigenlijk een voortreffelijk boekje. Het is naturalisme- en zelfs naar het uiterlijk klein naturalisme. Er gebeurt ons hier niets meer, dan dat wij een heel gewoon Hollandech meisje ontmoeten en haar, zoo volkomen als dat reëel nooit mogelijk ip, leeren kernen. Maar is dat eigenIjjk niet reeds veel en een groote verrijking van ons begrip ? Vqoral nu het blijkt, dat onder dit simpele gevalleije een geheele menigte van Hollandsche vrouwen zich open baart en hier een type geschapen is, in wier onbeduidend liefdeshistorietje met een banalen man echter schier de gansche verhouding der geslachten in Holland voelbaar en dui delijk wordt. Dat is -dan toch eigenlijk niet het objec tieve alleen, maar dit met het suVjectieve vereenigd tot hooger bestf. Of is het enkel de lezer, die bekoord door de eenvoudige zuiverheid van het beeld, het andere er by fantaseert ? Zelfs indien dit, ten deele, zoo ware, heeft toch de schiijver groote ver dienste, die het leven zoo spontaan en alge heel weergaf, dat men er aan ^emcnsteeren kan als aan de werkeiijkfcei 1 zelve. FKANS COENKN. 46 c a c t* p «r AifiLteB.'KOOPMAHS&BRlIlNIER.AlBStBmiB. BOUWT te NUNSPEET. ' Inlichtingen brj het bouwbureau Arti". i J ^ .-LZjen aldaar. O WORDUBUHHMH FABRIKANTEN VALTOn ZOflEft ftMSTEHDflM Verkrijgbaar bij: KIRSCH & Cie., Hcfl., Leidscheplein. ADRIAAN SCHAKEL, Hofl., Heiligenweg. II. MEYER, Hofl., Koningsplein. Mag. KEIZERSHOF, Nieuwendijk. C. NIETJWENKAMP KOTTIXG & ZOON, Galerij 29. Kleeding-Mag. M. DE KONING, Batavia. Winkel-Maatschappij, EIGEN HULP, Batavia. Verdere adressen onzer contractanten ver strekken gaarne VALTON & ZONEN, A'dam. voor Meneertje komen en iedere keer zei die: Beken nou maar, je Trouw is hier geweest en die weet ook geen uitweg. Als jebekent, krijgje een niet zoo'n awaien straf." Dan heb ik staan praten en smeeken tot m'n keel droog was en ze me weer naar het cachot brachten. Eindelijk op een morger, beeldvroeg, moest ik opstaan en kwam ik bij den brigadier. Die zei: Hou je handen maar es op je rug onder je jas". Pas had ik 't ge iaan of... Hang, dan zaten de boeien er om. Tusechen twee stillen werd ik weggebracht naar het Huis van Bewaring op de Weteringschans en daar werd ik ingeschreven en gemeten en in een cel gestopt. Een steenen cel met een raam met ijzeren stellen en matglas aan den buitenkant, D'r stond een bed in en een tafel en een stoel en nog een paar dingen meer. Ik kreeg er een baal krullen en toen kon ik vuurmakers draaien. 's Morgens moest ik m'n tinnen beker op het luikje in de deur zetten als ze n'et openmaakten en dan kreeg ik water en melk en roggebrood, 's Middags kreeg ik schraal eten en 's avonds kcffie met roggebrood. Laat ik niet over dien tijd praten, 't Was of ik een wild dier was dat ze opgesloten hadder. Een enkele keer kwam d'r een cathechisatie-meester en ook wel m'n advo caat. Maar ik hoorde nooit niks van Mien. Ook bij de rechtszitting niet. Want ik stond terecht. ledere keer as ik me wou verdedigen en over de bevalling van Mien begon, dan zei de rechter dat dat d'r niks mee te maken C. H. TAN DER TELDEN, Fa. (!. I. B»SCII, KALYERSTE. 153, b/h Spui, iMtterdan. Tel 2045. Piano-, Orgel- en Muziebhandel Meyrnos <S? Halslioven, ARNHEM, KONINGSPLEIN. VLEUGELS en PIANO'S in Zoop en in Huur. REPAREEBKN 8TEMMEN KUILEN. Hofleverancier. DEVENTER Handehmerk. Weet ge wel, waarover wijlen Brommeyer nooit gebromd heeft ? Over het BURGERS E. N. R. rijwiel. E at geeft altijd reden tot tevredenheid. De FOXGERS RIJWIELEN munten uit door hun lichten gang, soliditeit, betrouwbaarheid, duurzaamheid eu fraaien vorm en afwerking. Daarbij is de prijs van een FOXGERS RIJWIEL niet hooger dan die van de meest gangbare Engelsche rijwielen in Engeland en belangrijk lager dan de prijs, waarvoor deze rijwie len hier te lande worden verkocht. 4 l nilllllll IHIMIIIIHÜMIIIIIIIJ IMIIIlmillllMIIHI M 1111II111111111 M H 111 M 11II M 1111II111II [ 11111111II11111 M l M II Wiesbaden. - HOTEL NASSAU. Ie Bang. Prospectussen franco door de Directie. Dit blad ligt in bovengenoemd Hotel ter lezing. '';r*sr--r**.": -Koopt UITSLUITEN» BOTER ONDER RIJKSCONTROLE. De STAAT GARANDEERT U een ONVERVALSCHT product, Boterhandel K UI D L A REN", PRINSENGRACHT 3J3. TELEFOON 8935. had. Toen zeien ze, dat ik een gevaarlijke kerel waa en dat ik eenhalf jaar gevangenis straf zou krijgen. M'n advocaat praatte een heelen tijd, maar ze brachten me weer naar m'n cel. En veertien dagen later most ik weer voorkomen en teen zeien ze dat ik drie maanden had en ze brachten me weer naar m'n cel. Den volgenden dag ging ik met de dievenwagen naar het station en vandaar naar Haarlem. Daar ging ik in de gevange nis, in net zoo'n celletje als m'n vorig. De uren zijn daar niet voorbijgegaan. Ze zijn in me gegaan als messen, uur na uur. Kn als ze me 's morgens er lieten luchten, lieten ze me in een leeuwenkooi waar ik de lucht kon zien en bloemen die in den tuin groeiden. Dat was nog beroerder voor me. Ze hadlen me beter die drie maanden in m'n celletje kunnen laten. Ik werd hoe langer hoe beroerder en bleeker. Dat ik bleeker werd zag ik in den achterkant van mijn waschblik. Eens op een nacht droomde ik van Mien. Ik had nog niks van er gehoord. Ik droomde dat ze in m'n armen lag, tegen me an, net als vroeger. Zoo bleef ze den heelen nacht bij me en toen ik 's morgens wakker werd, was het als of ik haar in een hoek van mijn cel weg zag gaan, met d'r witte nacht pon an. Ik was er den heelen ochtend naar van, maar later op den dag begreep ik dat het de zon geweest was, waar net een wolk voorkwam en die nou nog net eren door m'n venstertje had geschenen. Toen ik voelde dat ik weer gedroomd had en dat ik alleenig was ik most nog een maand zitten begon ik tegen wil en dank te snikken en werd draaierig. Ik ben in een hoek van de cel teajen den muur gaan s'aan en heb er gehuild als een kind. Ik ben ook die laatste maand doorgekomen, al weet ik niet hoe. Ik wil d'r niet over spreken. Maar ik werd zóó mager en zóó bleek dat de dokter most kommen, nog op 't laatst. Die zei dat 't zwakte was. Allejesus ik zwak ... die vroeger als ijzer was! Ik kwam uit de bajes, 't Was een betrok ken dag. Zoo stond ik op m'n beenen te beven voor den koepel te Haarlem en ik keek uit naar Mien, Maar Mien was d'r niet en ik ben naar Amsterdam gegaan, naar de Lin iengracht en daar zelen ze dat Mien weg was gegaan toen ze in negende maand was. Ze had alles in de steek gelaten. Dat loeder, dat ze is op d'r facie had geslagen, zei dat ze der met een at deren kerel van door wa?. Maar dat is niet zoo. Ik geloof dat ik op dien morgen toen ik die zonnestraal in mijn cel zag, Mien heb gezien, die naar de eeuwig heid gin?. Want ze is in het water gespron gen met ons kind. Dat geloofde ik en dat voelde ik. Toen ik dat voelde ben ik an de scharrel geraakt en heb cht ge stolen en nog es en nog es... Drie jaar gezeten. Voor wie zou ik werken? En ik mos toch vreten? Alleboaeur dan! Mien is naar de eeuwigheid met ons kind.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl