Historisch Archief 1877-1940
DE A M STERDAM M EK WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1704
liet Stadhuis op den Dam.
De gtoote- of bur^er-zial in van Caaipen's Stadhuis op den Dam.
Het Stadhuis te Amsterdam.
De burgerij van Amsterdam
wenscht, dat haar Stadhuis, meer
dan een eeuw geleden provisio
neel" als koninlijk paleis ingericht,
weder de bestemming, waarvoor
het gebouwd werd, zal terug
krijgen.
Er wordt dikwijls beweerd, dat
het gebouw door zijne inrichting
tot paleis bedorven is. Maar eene
aandachtige beschouwing doet
zien, dat Ziesenis de architect,
welke de verandering in 1808 tot
stand bracht, met de grootste piëteit
is te werk gegaan.
Die zorg is begrijpelijk, want
Ziesenis was architect in stads
dienst en meende, dat het gebouw
weer spoedig zijn oude bestem
ming zou herkrijgen. Immers
Koning Lodewijk had het voor
nemen, een nieuw paleis in Den
Haag te laten bouwen.
Daarom heeft de architect zich
bepaald tot het doorbreken van
eenige muren, het plaatsen van
houten schotten, het maken van
centrale verwarming in de Bur
gerzaal en op de galerijen en het
aanbrengen van een trap in de
bodenkamer van Burgemeesteren.
In de schouwen plaatste hij de
fraaie schoorsteenmantels, die af
komstig waren uit het gebouw
in Den Haag, waar nu de Tweede
Kamer der Staten-Generaal ver
gadert.
Van buiten werden alleen eenige
traliehekken gelijkstraats ver
wijderd, het baïcon aan den Dam
gemaakt, en een ingang naar de
wisselbank aan de zijde van de
Kalverstraat DU de toegang
naar het militaire bureau aan
gebracht. De eenige ingrijpende
verandering was dat de secretarie,
die voor bibliotheek des konings
werd bestemd, in vier vertrekken moest
worden verdeeld, waardoor echter aan
de symmetrie van het plan geen schade
gedaan werd, daar zulk een verdeeling
reeds in 1655 aan de andere zijde van
het gebouw was gemaakt.
Voor het behoud van het monument
is het gelukkig geweest, dat het in de
19e eeuw niet als stadhuis heeft behoeven
te dienen. Wie wil weten, wat er van
het gebouw geworden zou zijn, als het
na 1808 stadhuis gebleven ware,
bezichtige eens het Prinsenhof. Toen dit
in 1898 als stadhuis werd betrokken,
was het een fraai complex van karakte
ristieke gebouwen, ten dienste der
Admiraliteit gesticht. De vergaderingen
van dit college werden gehouden in het
hoofdgebouw, dat tegelijk met het stad
huis omstreeks 1660 was opgetrokken.
In de 18o eeuw waren aan dit hoofd
gebouw woningen voor ambtenaren der
Admiraliteit toegeroegd, welke, naar de
gewoonte van dien tijd, van buiten zeer
eenvoudig, doch van binnen met degelijke
weelde waren ingericht. ,
Wat is er van dit alles echter over
gebleven ? Het hoofdgebouw is, om
streeks 1870, van binnen zoogenaamd
verfraaid, door het aanbrengen der plompe
gepleisterde plafonds in de tegenwoor
dige raadzaal en burgemeesterskamer.
Wat later werd de vleugel aan den
O. Z. Achterburgwal gesloopt, en door
het kunstloos gebouw vervangen, waar
nu de afdeeliig Publieke Werken een
deel harer lokalen heeft. Niet minder
armzalig is de in 185(i gebouwde vleugel
aan den O. Z. Voorburgwal, waar de
trouwplechtigheden plaats hebben. Een
jaar of -wat geleden wilde men wat beters
maken, toen de uitbreiding naar de zijde
der Agnietenstraat plaats vond. Maar
de vermaarde architect Philips Vingboons,
wiens stijl men bij dien bouw meende
te volgen, zou zich in zijn graf omdraaien,
als hij wist, wat er gedaan was.
En wie keirt niet de schotten, de
trapjes, de hokjes, die overal in het
tegenwoordige stadhuis, al naar de be
hoefte scheen te vorderen, werden ge
maakt !
De vierschaar in het Oud Stadhuis.
Niemand zal gelooven, dat de 19e
eeuw voor het gewrocht van Van Campen
meer eerbied zou hebben betoond. In
1850, in 1870, in 1900 zou zeker het
stadhuis aan den Dam, ware dit voor
den dienst noodig geacht, evenzeer mis
handeld zijn, als het Prinsenhof.
Maar sedert is een betere geest ont
waakt. Als nu het paleis weer tot
stadhuis moet worden ingericht, zal de
algemeene wensch zijn, dat dit geschiede
met den grootsten eerbied voor Van
Campen s werk.
Dat die eerbied het nalaten van iedere
verandering zou vorderen, zooals
sommigen meenen, kan ik niet toe
geven. Maar wel mag worden geeischt,
dat die veranderingen ia Van Campen's
geest zullen worden gemaakt, en dat
zij aan de schoonheid van zijn schep
ping geen schade zullen toebrengen.
IQ herinnering mag wel eens worden
gebracht, dat het stadhuis niet geheel
naar de inzichten van Jacob van ('ampen
is uitgevoerd. De stadsregeering heeft
door Daniël Stalpaert wijzigingen laten
Zaidelyke schoorsteen der Mozeszaal in het oud Stadhuis. Het kleine baardje is
een later toevoegsel.
beantwoording de/er vraag hangt
natuurlijk af, of het gebouw als
huisvesting van het tegenwoordig
stadsbestuur zou kunnen dienen.
Gelijkstraats is beschikbaar 1500
M2., waarbij evenmin als de
Vierschaar, de ruimte onder de
Burgerzaal niet is gerekend, daar
deze, met de voormalige gevan
genissen, in galerijen, aansluitende
bij de overige, zoude moeten
worden veranderd. Op de eerste
verdieping vindt men 1750 M2.
beschikbare ruimte, ongerekend
de groote zaal en de galerijen.
De tusschenverdieping heeft ver
trekken met een gezamenlyk
oppervlak van 800 M-?de der
de en vierde verdieping zouden
te zamen ? 2400 M-. bruikbare
ruimte kunnen opleveren. Do ge
zamenlijke vertrekken, die in
het Stadhuis aanwezig zijn, be
slaan dus 6450 M2., een opper
vlak, dat ongetwijfeld voor de
nieuwe bestemming voldoende kan
worden geacht.
Voor het maken van vier liften,
bij de trappen, is een goede
gelegenheid aanwezig. De ruime
kelders zouden voor het plaatsen
van een centraal verwarmings
toestel kunnen worden gebruikt.
Natuurlijk zou men geen
telefoonrekken op het gebouw moeten
plaatsen, doch de draden onder
gronds naar binnen dienen te
brengen.
Hoe de dienst in de vertrekken
verdeeld zou moeten worden, hangt
af van de eischen, die om be
vrediging vragen. Wie bedenkt,
hoe gebrekkig aan die eischen
in het tegenwoordig Prinsenhof
wordt voldaan, zal zeker erkennen,
dat een verhuizing naar den Dam
voor vele diensten een groote
verbeterin g ten ge volge zou hebben.
Het bezwaar is geopperd, dat het
publiek, in de groote zaal en op de
galerijen toegelaten, de marmerwerken
van Quellinus en zijn helpers zou be
schadigen. Doch dit bezwaar zou door
goed toezicht kunnen worden opgeheven.
Bovendien zou men in de vertrekken,
die op deze galerijen uitkomen toch waar
schijnlijk geen andere autoriteiten huis
vesten, dan waar een meer beschaafd
publiek mede in aanraking komt.
Ik geloof dus, dat eene verandering
van het tegenwoordig ongeschikt Paleis
in een aan alle billijke eischen voldoend
stadhuis zeer wel mogelijk zal zijn.
Laten wij hopen, dat het waardige
koninklijk verblijf, waarop de hoofdstad
nu reeds meer dan een eeuw wacht,
weldra zal verrijzen. Dan zal Jacob
van C ampen's meesterstuk weder in de
oude eere kunnen worden hersteld.
A'. W. WEISSMAN.
aanbrengen, die de symmetrie van den
plattegrond hebben verstoord, en waar
over Van Campen un facheux homme
a gouverner", zoo ontbtemd was, dat hij
na lt>r>4 zich niet meer met het werk
heeft bemoeid. Het herstellen van die
symmetrie zou de bruikbaarheid der
voornaamste verdieping als stadhuis van
den tegenwoordigen tijd zeer verhoogen.
De voornaamste verdieping bevat de
prachtige zalen, waardoor het bouwwerk
beroemd is, en die men natuurlijk in
haar luister moet laten.
Doch in de vertrekken der overige
verdiepingen vindt men de grootste
soberheid gebracht. Door verbouwing
ware daar zeker een geheel te verkrijgen,
dat meer aan Jacob van Campen's ideaal
zou beantwoorden, dan hetgeen men
in de 17e eeuw heeft gemaakt. Ver
geten mag niet word in, dat de meester
reeds gestorven was, eer men nog aan
de tweede verdieping was begonnen.
Welke lokaliteiten zou men, door een
verbouwing, in den geest als die boven be
doeld werd, kunnen verkrijgen? Van de