De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 20 februari pagina 6

20 februari 1910 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE A M STERDAM M EK WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1704 liet Stadhuis op den Dam. De gtoote- of bur^er-zial in van Caaipen's Stadhuis op den Dam. Het Stadhuis te Amsterdam. De burgerij van Amsterdam wenscht, dat haar Stadhuis, meer dan een eeuw geleden provisio neel" als koninlijk paleis ingericht, weder de bestemming, waarvoor het gebouwd werd, zal terug krijgen. Er wordt dikwijls beweerd, dat het gebouw door zijne inrichting tot paleis bedorven is. Maar eene aandachtige beschouwing doet zien, dat Ziesenis de architect, welke de verandering in 1808 tot stand bracht, met de grootste piëteit is te werk gegaan. Die zorg is begrijpelijk, want Ziesenis was architect in stads dienst en meende, dat het gebouw weer spoedig zijn oude bestem ming zou herkrijgen. Immers Koning Lodewijk had het voor nemen, een nieuw paleis in Den Haag te laten bouwen. Daarom heeft de architect zich bepaald tot het doorbreken van eenige muren, het plaatsen van houten schotten, het maken van centrale verwarming in de Bur gerzaal en op de galerijen en het aanbrengen van een trap in de bodenkamer van Burgemeesteren. In de schouwen plaatste hij de fraaie schoorsteenmantels, die af komstig waren uit het gebouw in Den Haag, waar nu de Tweede Kamer der Staten-Generaal ver gadert. Van buiten werden alleen eenige traliehekken gelijkstraats ver wijderd, het baïcon aan den Dam gemaakt, en een ingang naar de wisselbank aan de zijde van de Kalverstraat DU de toegang naar het militaire bureau aan gebracht. De eenige ingrijpende verandering was dat de secretarie, die voor bibliotheek des konings werd bestemd, in vier vertrekken moest worden verdeeld, waardoor echter aan de symmetrie van het plan geen schade gedaan werd, daar zulk een verdeeling reeds in 1655 aan de andere zijde van het gebouw was gemaakt. Voor het behoud van het monument is het gelukkig geweest, dat het in de 19e eeuw niet als stadhuis heeft behoeven te dienen. Wie wil weten, wat er van het gebouw geworden zou zijn, als het na 1808 stadhuis gebleven ware, bezichtige eens het Prinsenhof. Toen dit in 1898 als stadhuis werd betrokken, was het een fraai complex van karakte ristieke gebouwen, ten dienste der Admiraliteit gesticht. De vergaderingen van dit college werden gehouden in het hoofdgebouw, dat tegelijk met het stad huis omstreeks 1660 was opgetrokken. In de 18o eeuw waren aan dit hoofd gebouw woningen voor ambtenaren der Admiraliteit toegeroegd, welke, naar de gewoonte van dien tijd, van buiten zeer eenvoudig, doch van binnen met degelijke weelde waren ingericht. , Wat is er van dit alles echter over gebleven ? Het hoofdgebouw is, om streeks 1870, van binnen zoogenaamd verfraaid, door het aanbrengen der plompe gepleisterde plafonds in de tegenwoor dige raadzaal en burgemeesterskamer. Wat later werd de vleugel aan den O. Z. Achterburgwal gesloopt, en door het kunstloos gebouw vervangen, waar nu de afdeeliig Publieke Werken een deel harer lokalen heeft. Niet minder armzalig is de in 185(i gebouwde vleugel aan den O. Z. Voorburgwal, waar de trouwplechtigheden plaats hebben. Een jaar of -wat geleden wilde men wat beters maken, toen de uitbreiding naar de zijde der Agnietenstraat plaats vond. Maar de vermaarde architect Philips Vingboons, wiens stijl men bij dien bouw meende te volgen, zou zich in zijn graf omdraaien, als hij wist, wat er gedaan was. En wie keirt niet de schotten, de trapjes, de hokjes, die overal in het tegenwoordige stadhuis, al naar de be hoefte scheen te vorderen, werden ge maakt ! De vierschaar in het Oud Stadhuis. Niemand zal gelooven, dat de 19e eeuw voor het gewrocht van Van Campen meer eerbied zou hebben betoond. In 1850, in 1870, in 1900 zou zeker het stadhuis aan den Dam, ware dit voor den dienst noodig geacht, evenzeer mis handeld zijn, als het Prinsenhof. Maar sedert is een betere geest ont waakt. Als nu het paleis weer tot stadhuis moet worden ingericht, zal de algemeene wensch zijn, dat dit geschiede met den grootsten eerbied voor Van Campen s werk. Dat die eerbied het nalaten van iedere verandering zou vorderen, zooals sommigen meenen, kan ik niet toe geven. Maar wel mag worden geeischt, dat die veranderingen ia Van Campen's geest zullen worden gemaakt, en dat zij aan de schoonheid van zijn schep ping geen schade zullen toebrengen. IQ herinnering mag wel eens worden gebracht, dat het stadhuis niet geheel naar de inzichten van Jacob van ('ampen is uitgevoerd. De stadsregeering heeft door Daniël Stalpaert wijzigingen laten Zaidelyke schoorsteen der Mozeszaal in het oud Stadhuis. Het kleine baardje is een later toevoegsel. beantwoording de/er vraag hangt natuurlijk af, of het gebouw als huisvesting van het tegenwoordig stadsbestuur zou kunnen dienen. Gelijkstraats is beschikbaar 1500 M2., waarbij evenmin als de Vierschaar, de ruimte onder de Burgerzaal niet is gerekend, daar deze, met de voormalige gevan genissen, in galerijen, aansluitende bij de overige, zoude moeten worden veranderd. Op de eerste verdieping vindt men 1750 M2. beschikbare ruimte, ongerekend de groote zaal en de galerijen. De tusschenverdieping heeft ver trekken met een gezamenlyk oppervlak van 800 M-?de der de en vierde verdieping zouden te zamen ? 2400 M-. bruikbare ruimte kunnen opleveren. Do ge zamenlijke vertrekken, die in het Stadhuis aanwezig zijn, be slaan dus 6450 M2., een opper vlak, dat ongetwijfeld voor de nieuwe bestemming voldoende kan worden geacht. Voor het maken van vier liften, bij de trappen, is een goede gelegenheid aanwezig. De ruime kelders zouden voor het plaatsen van een centraal verwarmings toestel kunnen worden gebruikt. Natuurlijk zou men geen telefoonrekken op het gebouw moeten plaatsen, doch de draden onder gronds naar binnen dienen te brengen. Hoe de dienst in de vertrekken verdeeld zou moeten worden, hangt af van de eischen, die om be vrediging vragen. Wie bedenkt, hoe gebrekkig aan die eischen in het tegenwoordig Prinsenhof wordt voldaan, zal zeker erkennen, dat een verhuizing naar den Dam voor vele diensten een groote verbeterin g ten ge volge zou hebben. Het bezwaar is geopperd, dat het publiek, in de groote zaal en op de galerijen toegelaten, de marmerwerken van Quellinus en zijn helpers zou be schadigen. Doch dit bezwaar zou door goed toezicht kunnen worden opgeheven. Bovendien zou men in de vertrekken, die op deze galerijen uitkomen toch waar schijnlijk geen andere autoriteiten huis vesten, dan waar een meer beschaafd publiek mede in aanraking komt. Ik geloof dus, dat eene verandering van het tegenwoordig ongeschikt Paleis in een aan alle billijke eischen voldoend stadhuis zeer wel mogelijk zal zijn. Laten wij hopen, dat het waardige koninklijk verblijf, waarop de hoofdstad nu reeds meer dan een eeuw wacht, weldra zal verrijzen. Dan zal Jacob van C ampen's meesterstuk weder in de oude eere kunnen worden hersteld. A'. W. WEISSMAN. aanbrengen, die de symmetrie van den plattegrond hebben verstoord, en waar over Van Campen un facheux homme a gouverner", zoo ontbtemd was, dat hij na lt>r>4 zich niet meer met het werk heeft bemoeid. Het herstellen van die symmetrie zou de bruikbaarheid der voornaamste verdieping als stadhuis van den tegenwoordigen tijd zeer verhoogen. De voornaamste verdieping bevat de prachtige zalen, waardoor het bouwwerk beroemd is, en die men natuurlijk in haar luister moet laten. Doch in de vertrekken der overige verdiepingen vindt men de grootste soberheid gebracht. Door verbouwing ware daar zeker een geheel te verkrijgen, dat meer aan Jacob van Campen's ideaal zou beantwoorden, dan hetgeen men in de 17e eeuw heeft gemaakt. Ver geten mag niet word in, dat de meester reeds gestorven was, eer men nog aan de tweede verdieping was begonnen. Welke lokaliteiten zou men, door een verbouwing, in den geest als die boven be doeld werd, kunnen verkrijgen? Van de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl