Historisch Archief 1877-1940
No. 1705
DÉAMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
CHOPIN. (Naar eene teekening van
T. Kwiatkowsky).
't! h op i n en zgn doodenmarsch.
De herdenking van Chopin's geboorte vóór
100 jaar, voert mg' terug naar de Interna
tionale muziek- en Tooneeltentoonstelling te
Weenen," in 1892.
Nederland was daar bizonder slecht ver
tegenwoordigd, eigenlek niet vertegenwoor
digd. Onvolledige samenstelling eener com
missie was er de oorzaak van.
NederlandschIndiëdaarintegen beter, zelfs goed.
Tegenover Nederland, zelfs tegenover de
goei vertegenwoordigde landen, kwam het
kleine Polen schitterend uit. Het wilde laten
zien hoe, ondanks onderdrukking, het Fpolsche
wezen blg'ft, en levend gebonden wordt door
?de kunst.
Vaderlandsliefde en ridderlijkheid;
smart over willekeur,overmach t en onderdruk
king; een vurig begeeren naar vereeniging
van alle Pooleche elementen en
wederop:richting van een groot koninkrijk; een
niet verloochenen van oude en overgeleverde
gebruiken; taal, tooneel en muziek in hooge
«er heulend, als het zekerste bolwerk voor
EU n oorspronkelijk volksbestaan te handhaven,
?den verdeelers en heerschers ten spijt,?ddt
toonden: de schilderijen, gravuren, kostbaar
heden, kleinoodiën, brieven en bescheiden,
heel oude poppemtheaters, enz., der afdeeling
Polen, eene. plaats innemende van 12
muuren grond-vlakken. Nederland had zelfs niet
?én muur, niet n grondvlak!
Behalve deze 12 muur- en grondvlakken
had Polen met veel piéteit ingericht een
?Chopin-kamer, «en der grootste bezienswaar
digheden, in welke talloozen, met eerbied
vertoefden. Die kamer bovenal sprak van de
liefde voor eigen vaderland en de smart der
verdrukking.
De indrukken van vernedering, ontvangen
in kinder- of latere jaren, big ven den Polen
bg, versterken hun drang naar en hun hoop
op verlosing, en doen hun verloren zelfstan
dig vaderland betreuren.
De Fransche ridderlijke schrijver Legouv
die Chopin in Parijs veel zag en sprak, heeft
aan het eind van zgn leven, in herinneringen
van vóór zestig jaar, een mooie trek aan het
sympathieke beeld van C hopia'toegevoegd.
Wie vertelt LegouvéChopins'avonds
vóór 12 uur hoorde spelen, erkende in, hem
natuurlijk den meester. Doch eerst,
na'middernacht,alahg,omringd van vrienden en vrien
dinnen voor het klavier zat, zag men hem
in waarheid. Dan sprak geheel zijne
sympatieke persoonlijkheid uit het ongeëvenaarde
pianospel. Hij ging er geheel in op, zóó geheel,
dat de minste kleinigheid hem hinderen kon,
b.v. een veer aan het kapsel eener dame.
In die nachtelijke uren wist Chopin niet
te eindigen. Dan gevoelde men de overeen
komst van de geheel eenige en eigene klanken,
die hij aan de piano wist te onttpoveren met
de uitdrukking zgner oogen. De ietwat zieke
lijke voornaamheid van zijn uiterlijk vond
men terng in het dichterlgk-droefgeestige
zijner nocturnes; terwijl de zorg en het aristo
cratische zijner kleedij den wereldschen
zwier van enkele gedeelten dezer werken
verklaarden.
Dan speelde hg door, tot uitputting toe.
Nu eens kleurde zijn oogen een donkere gloed;
dan flikkerden zij koortsachtig. Zijne lippen
werden bloedrood, zgne ademhaling korter
en korter. Een deel van zijn leven vloot in
zg'n kunst uit.
Er was slechts n middel om Chopin te
doen eindigen, door hem te vragen La marche
funèbre te spelen, door hem gecomponeerd
na de vernedering van zijn Vaderland.
Chopin weigerde dit nooit, steeds gaf hij
gevolg aan het verzoek. Maar, zoodra bad
hij de laatste maat niet voleindigd, of, geheel
ontdaan, stond hg op, nam zgn hoed en verliet
haastig en zwijgend het gezelschap. De
stervenssnik van en de lijkzang op zijn va
derland deden hem te zeer aan. Na het
spelen van den marsch kon hg niets meer
zeggen.
In dezen doodenmarsch droeg Chopin
rouw om het Vaderland. Want deze kun
stenaar was een groot Vaderlander. De hel
dere klanken die in zijne Mazurka'd schit
terden als klaroengeschal, zg spraken van
al wat grootsch en heldhaftigs verborgen waa
achter het bleeke gezicht, dat altijd jong en
jeugdig bleef.
Het zenuw- en het rijke gemoedsleven
hebben Chopin vroeg ten grave gesleept. Eene
pijnlijke ziekte verzwaarde zijn einde, doch
de liefde zijner zuster en van de velen, die
hem eerden, hebben dat lijden verzacht.
Opofferende liefde hield bij zijn sterfbed
de wacht en duurde voort tot voor 't graf.
Trouwe vrienden bewaarden alles wat heuge
nis aan hem had. Dat hebben zg op de
Weener Tooneel- en Muziek-tentoonstelling
in de Chopin-kamer" te aanschouwen ge
geven. Daar zag men ook Chopin op zijn
sterfbed, een schilderij van Teafil
Kwiatkowski. Bg den stervende staat Vorstin
Marceline Ozartoryska; naast een tafeltje zit
doodsbe droef d Chopin's jongste zuster, tegenover
haar graaf Albert Grzymada, en achter hen
de schilder zelf.
De Polen hadden de Chopin-kamer met
grooten eerbied ingericht, en Chopin gemaakt
tot het middenpunt hunner inzending. Velen
waren de portretten, die er van hem hiagen
of in glazen kasten lagen, de meesten door
Chopin's intiemen vriend Kwiatkowski in ver
schillende levensjaren en omstandigheden
van hem geschilderd of geteekend. Zgn por
tret, door Any Scheffer geschilderd, behoort
niet tot het minste. Het teekent een geheel
tijdperk. Verder zag men er marmeren en
bronzen bustes van Chopin, een teekening
van George Sand, hem voorstellend, zittende
voor zijnichrgftafel,?1) zgn doodsmaikw.iï*
piano en pianostoel, een prachtige porceleine
vaai, geschenk van koningin Maria Amali»,
autographieën van Chopin's composities,
brieven en handschriften van hem, o. a., een
brief aan Felix Mendelssohn Bartholdy, een
gipsafgietsel van Chopin's linkerhand, het
schrijfgereedschap, dat hg placht te gebruiken.
Vele dezer voorwerpen en documenten
zgn in het bezit van Baron Nathaniel
Rothschild en van Prins L. Czartoryski. Aan hen
behooren ook 21 brieven van Chopin aan
Albert Grzymala, de Polonaise pour Ie
Piano forte, composée et dediéc a Mr. A.
Zyronie, par son lève Frederik Chopin, &
Varsovie 23 A vrij 1821. Variationen für
Flauto", autografie tot toen onuitgegeven;
Moja pieszcotka", brouillon einer compositie,
Steh auf, steh auf, o, die Schweizer Bub",
een voor piano gezet lied, even als het vorig
handschrift, opgedragen aan Mevr. Sowinska,
geb. Schroeder.
In de Chopin-kamer klopte het hart van
Polen. Bordeaux roode draperien met breede
zilveren franje sloten de kamer af. Die kleuren
waren de Poolsche rood en wit"'.
' J. H. B.
1) Een reproductie van dit en van vele
andere portretten »an Chopin enz. zjj n thans
te zien in de winkelkast van den
muziekhandel van Alsbach en Doyer te Amsterdam.
IiM il ii Hsofista.,
Een groote roep was het Russische Trio
voorafgegaan. De verwachtingen waren dus
hoog gespannen. Hebben de drie kunstenaars,
Vera Maurin», Michaël en J osep h Press aan die
verwachtingen beantwoord? Maar laat ik eerst
mijne indrukken meedeelen over het nieuwe
werk van Paul Jüon, opus 39, een
TrioCaprice, naar Göjta Berling" van Selma
Lagerlöf.
Paul Jüon, een Russisch componist, leerling
van Tanejew, Arensky en Bargiel, heeft reeds
verscheidene kamer muziek werken uitgegeven;
ook liederen, klavierstukken, een symphonie,
een vioolconcert enz. Voor zoover mg bekend,
werd hier nog nooit iets van hem uitgevoerd.
Het schijnt dat de componist zich in 't bij
zonder tot Brahms aangetrokken gevoelt;
verschillende eigenaardigheden in den
klaviersatz van zgn Trio-Caprice doelen daarop;
ook in zgn rhythmiek vindt men trekken, welke
verwantschap aanwijzen met Brahms.
Overigens heeft Selma Lagerlöf blijkbaar
grooten indruk op Jüon gemaakt. Want een,
ongeveer in denzelfden tijd als het trio ont
staan klavierquintet is eveneens onder den
invloed van Göata Berling" gecomponeerd.
Ik wil buiten beschouwing laten of men
den inhoud van den roman hier muzikaal
weergegeven vindt. Zoo iets zal steeds af
hankelijk zgn van persoonlijke opvatting. Bater
acht ik het mijn indruk over de compositie
al a zoodanig mee te deelen en dan is het
mij een vreugde over den eersten Satz
vooral met groote sympathie te kunnen
spreken. Naast de groote, doorloopende lijn,
dien men ook bg Brahms bewondert, vindt
men hier iets in van het Slavische type dat
aan het geheel een persoonlijk cachet geeft.
Ook met het thematisch materiaal is de com
ponist bijzonder gelukkig geweest en voor
treffelijk weet hg er mede omtegaau. Bijna
voortdurend wordt de aandacht levendig ge
houden door varianten van de thema's en
bijzonder vlot en tintelend van geest, echt
als een caprice, maar toch soliede van bouw,
trekt het Allegro aan onze ooren voorbij.
Prachtig is ook het begin van het Andante;
de beide strijkinstrumenten doen, met hunne
dubbelgrepen, denken aan een vol, sonoor
strgkqnartet. De vinding van de beide andere
deelen staat m. i. niet op n lijn met die van
de eerste twee deelen. Wel echter de bewer
king. Daarom maken zg ook een goeden
indruk. Een uitnemend denkbeeld van den
componist was het om de mooie thema's uit
het eerste deel in het Finale nogmaals aan
te wenden. Daardoor wordt men gemakkelijk
heengezet over het nuanco aan belangrijk
thema-materiaal; maar vooral wordt daar
door ook de eenheid van het werk in hooge
mate bevorderd.
Het Trio werd uitstekend gespeeld. Zoo
vlot het geschreven is, zoo vlot werd het
ook gespeeld. Ik kan mg goed begrijpen
dat de Russen het met voorliefde uit
voeren; de eigenaardigheden van hun spel
dekken zich met de eigenaardigheden der
compositie.
Men moet bg' ons Russisch drietal geen
verfijnd spel verwachten; menigmaal zo a men
het meer geacheveerd wenschen. Het Trio
in Bes op 97 van Beethoven zau men veel
edeler van toon uitgevoerd willen hebben. Het
is zoo klaar en stralend licht geschreven dat
men het materieele van den viooltoon als
een stoornis ondervindt voor een absoluut
rein genot.
De pianiste Vera Maurina schijnt mij de
meest begaafde execuiante te zijn van het
Trio. Prachtig is haar toon, af haar techniek
en nobel elastisch haar rhythme. Ook Joseph
Press, de violoncellist, schgnt my wel
qualiteiten te bezitten voor een geacheveerd spel.
Minder echter de violist Michaël Press.
Hij heeft wel iets persoonlgks in zijn spel;
maar het is mg wat Russisch derb". Dit
kwam vooral uit in zijn vertolking der
Teufelstriller-sonate van Tartini. Artistiek in
hooge mate, maar wel wat bruusk in de
reproductie.
Het Russische Trio staat in muzikaal opzicht
zeer hoog. Maar de virtuose Schliff" die men
b.v. in het Boheemsche quartet zoozeer be
wondert, mist men hier toch. Het minst deed
zich dat gemis voelen in het werk van Jiion.
Daarom zal het Russisch Trio over het alge
meen meer uitblinken in compositiëu van
Slavisch raa dan in de hooge standaardwerken
van het klassieke repertoire.
AST. AVSRKAMP.
Le Barjry.
De sociétaire van het Thé&tre Frarn;ais,
monsieur La Bargy, die Vrijdag j l. te Amster
dam optrad in L'ami des femmes", naar
de teekening van A. Eouveyre.
Amsterta; LÜE Yan fijagaerflt, Knap.
Het is een iets dat treffen móet: de vele
richtingen, begeerten, die zich tegenwoordig
in de schilderkunst openbaren. Er is de
algemeene, komende Romantiek, die in Israëls, op
de baste wijze (lichtatmospheer) bestaat, en die
ik naar aanleiding van een tentoonstelling
door Goed vriend in Den Haag nader definieer.
Er zgn de pointillisten en degenen die
het aller modernste Fransche werk een
uiting vinden, waarin ook zij zich willen
openbaren. Er zgn de nakomers en uitbuiters
van het Impressionisme, die met de natura
listen en realisten in de schilderkunst het
gevoel van het levende als eersten eisch
stellen; die de tranches de via" laten gaan
boven het geharmoniseerde en het rustig
gewordene; die den zweepslag van den hartstocht
rijklijk eeren. Om hen heen, soms bg hen
staan zg dieMarisenWeiisenbrnchen Bosboom
rechtstreeks als hun meesters erkennen.
Tegenover al deze staan, wat ik noemen mocht,
de vereerders van de wetten en het weten,
en die uit denoodzakelgkheden (philosophische
en phyeitehf) in den mensch eenaantal waar
heden afleiden die in goede werken van zelve
komen, maar die te erkennen zgn door
een bereidwilligen geest. Deze zgn niet
bevreesd voor hun inspiratie, evenmin als
de stellers van andere hyphotheses het zijn
ten opzichte van hun eigen wezen. Deze
zoekers trachten de middelen" te vergrooten,
de bewustheden, en zoeken en herzoeken en
vinden, wat anderen voor hen vonden of niet
vonden. Natuurlijkervijte groepeeren zich
hierbg weer (of hoorden zich hierbij te
groepeeren) de schilders der wandschilde
ringen, de monumentalen. Het zgn deze
schilders die alleen wél mogelijk worden
(in grooten getale) in een reeds syntheses
vormenden tgd,of een die ze voelt a inkomen. Er
zyn nog andere groepen waarvan de sym
bolisten een kommerlij k leven voeren, enten
slotte de vereerders ?an, de verf de ver-lek
kerden op schilderen, die aan (lonkende
oppervlakken en aan gestoldzijn van kleuren
gaarne veel arbeid geven.
II Het lijkt me dat het antagonisme der
Amsterdamsche school en der Haagsche
school, ook in de jongste uitingen, bleef
bestaan. Ik meen met antagonisme niet een
onverkwikkelijke partijstrijd, maar een ver
schil dat zieti uitend, weerspraak wekt, bij
den een, bij den ander. Het latere en laatste
Amsterdamsche werk is t veeërlei: het is het
iel, modern, stadsgezicht, ook van Amsterdam
zelf; het is verder de figuur in een caféof op
straat, of in auctieaalen. tiet is het verbeelden
van velerlei expressies van het moderne leven
zoo acuut, zoo scherp mogelijk. Het werk
te Amsterdam is dikwijls een onmiddelgk
uitvloeisel van de nieuwste richtingen in
Frankrijk, gemengd met invloeden van de
voorafgaande Ameterdinische school (in
Monnickendam vindt ge soms AUebé's.) Het Am:
sterdamache werkt zoekt het heftige, en is prik
kelend. Het staat direct in de tegenwoordige
stroomingen van den geest. Het is in zijn jon
geren dienaar van den hartstocht. In den Haag
vindt ge drieërlei. Sommige uitingen van dit
drieerlei treft ge in Amsterdam, andere niet.
Den Haag is door den invloed dor g'ad en
der meesters meer naar het rustige geneigd.
Een groot deel der schilders ondervindt den
invloed van Maris, Weissenbruch, Gabriël
nog, en zoekt het landschap. Een ander deel
schildert figuur, maar staat onder den zelfden
invloed. Het schildert de figuur als stilleven,
en niet dramatisch als de Amsterdammers.
Daarnaast bestaan nog tweeërlei opkomende
richtingen, die perioonlijk verband met
elkaar hebben. Een die gaarne naar de Re
naissance, taar de Grieken ziet, en in deze
bovenal viadt wat zg alleen kunst noemt
en wat voortreffelijkheid van den geest is, in
Evenwicht voorgedragen; die niet ongaarne
te onderrichten wenacht, en aesthetiscfae
waarheden te formuieeren tracht. (W. van
Konijnenburg). De tweede is die van het
stilleven opnieuw, maar voorgedragen op
andere wijze: een verliefde op voldragen
diepzinnig schuieren (een Allebésch e.ement
gedeeltelijk gewijzigd) en die wel lessen aan
vaardt van de aestüetici der andere scaool.
Daarom d «alen, even als in Amsterdam,
al de romantici, die deze wijze van gevoel
precieus hopen te uiten.
III. Deze korte verklaringen moesten aan de
beschouwing dezer drie schilders voorafgaan.
De schilders zijn eigenaardig verschillend.
Luns, de meest gevatte teekenaar van de drie,
heeft hier feitelijk tweeërlei uiting: da eene, die
de Italiaanseae Renaissance etc. niet ontkent,
die pi-ychologisch tracht te aijn en verzorgd
van schildering; de andere, wat onschoon
aangestoken dour de zucht naar heD vlotte
moderne en die groote handigbeid daartoe
te gemakkelijk gebraikt. Luni werkt, en verre
het gemakkelijkst. Hij kan wat maar dit
kunnen mag niet spelenderwijze gebruikt
worden l Da vinding Igdt er onder, het per
soonlijke gaat te loor; en het werk kan leeg
worden. Luns dunkt me bovenal noodig te
hebben concentratie en niet meenen dat
een onderwerp (het is eigentlgk toch een
voorwerp) gauw uitgeput is. Zich vceltnaals
spieglen moet hg.
Van Wgngaerdt is een verwante o. a. van
Dankmeyer. Hy heeft, dezelfde ohbesuisdheid
soms van het aangedaan zgn en het dan
onmiddelgk neenetten. In het stilleven dat
hg hier laat zien is hg mg, niettegenstaande
schg'nbare Verzorgdheid, niet het gelukkigst.
In sommige zgner teekeningen en sommige
zgner even meer bedwongen schetsen bezit
hg ietwat van die rust die het kunstwerk,
volgens mg, stellig kenmerkt. Hg', Van Wgn
gaerdt, heeft een zeker kleurgevoel, som i een
niet onaangenaam-roekeloos spelen met de
verf. Het lijkt mg echter toe dat het meer
melodische Hollandsche gamma hem beter
lukt dan sommige heftiger uitingen.
Knap is me tot nu toe een vlgtig stads
gezichtenschilder, die ook plotseling, maar
niet gelukkig, uit zgn aard treedt, door prik
kelender van kleur te willen zijn. Het beste
werk toch dat hg hier heeft is het eenvou
digste No. 41, Het BaUengasthnis bg druilig
weer in den Zomer. Daarin is goeds meer
dan in de vele anderen.
Een waarheid mocht ik nog schrijven, die
ook door deze tentoonstelling weer naar voren
drong. De eisch van den kunstenaar is op
rechtheid jegens zich zelven en een volledig
laten groeien van wat ontroerde. Er is tegen
woordig te veel haast en te weinig oprecht
heid in het zichelven zoeken, 't Bemin-u-zelf
is meer dan ooit het blijkt noodig.
PLASSCHAERT.
Lonrre-faiitan,
ui.
Men moest een dag doan over n schil
derij"; ??dat is wel wat erg; maar ik ga
graag op stille morgens naar het Louvre toe,
wanneer het er niet zoo vol is, en plant mg
voor n enkel werk en leef mg erin, hoe
de schilder en met welke tint van liefde en
zelfheid hg' zgn echoonheidsdroom op het
doek neergestreeld heeft, opdat duizenden
de vrucht van al zijn toewijding met nau
welijks een oogopslag zouden voorbijgaan,
maar nee, die komen er niet op aan, zij doen
niet de kunst, maar zichzelven onrecht.
En als ik dan eindelijk doorwandel, gaat de
indruk van dit werk, in mijn voelen vast
gezet, met me mee en al wat ik daarna zie
kleurt zich eraan en wordt eraan gemeten,
en zoo doen zich goede bekenden telkens in
nieuwe lichten 'voor: David na Delacroix
voelt anders aan dan na Boncher; slechts
enkele zeer grooten, als golven aandringend
en blankvegend, willen van geen vorige
indrukken weten.
Ik geloof in zulke averechtsche vergelij
kingen; ik geloof in caviaar op chocolade;
en als ik Onder- Staats-Secretaris van Schoone
Kunsten was, zou ik den heelen boel door
mekaar hangen, den kop van den ouden
Rembrandt tusschen een chromo van Boucher
en den smoezel van Mona Lisa: en dat niet
alleen,?ik zou de rangschikking voortdurend
en stelselmatig doen veranderen, zóó dat alle
doeken eenmaal naast elkaar kwamen te
hangen. Ik ben overtuigd dat de Waardigheid
der Kunst er danig onder lijden zou, en dat
is reden te over om het te doen, want een
Onder-Staats Secretaris van Schoone Kunsten
mag zér vél, maar de kunst moest
heelemaal gén waardigheid hebben, zelfs geen
hoofdletter; en bovendien zou. het hoogst
leerrgk" en amusant zijn voor psychologische
impressie-jagers, want indrukken worden ver
sterkt door tegenstelling (als ze er niet door
ontstaan) en het is niet te ontkennen dat de
impressie veel lijdt tijdens het transport bij
voorbeeld van de Salon Carrénaar heelemaal
achterin tot bg de Hollandsche school, over
een afstand van een halve kilometer.
Ik heb vandaag met veel ootmoed heel
lang en stil op Fra Angelico's Kroning van
Maria" gestaard, tot ik mg onder dat zalige
gezelschap van serafijnen en bisschoppen had
verplaatst. De perspectivische toestanden
waren er een beetje ongemakkelijk, maar de
windlooze lucht zong er van innigheid, en o l
hoe de liefderijkheid te beschrijven die er
heerschte en de onmenschelijke teerheid van
het knielende vrouwtje, Maria, en de lijnen
van haar gewaad van de schouders neer naar
achteren,en de veelkleurige marmergesteenten
der troontreden, en toen dat reddende
tikje van heilige badandisme van dien meneer
die het noodig vond uit te leggen wat daar
gebeurde aan een anderen meneer die het
evengoed wist... Maar ik was er de gast
zonder brnilofskleed en bevond mij spoedig
weer in de buitenste duisternis.
Fra Angelico heeft de vormen en kleuren
dezer aarde alleen bekeken ten einde zich
ermee den hemel te veraanschouwelijken;
hij heeft zich van de wereld bediend om zich
een onwereld te bedroomen. Zijn werk is een
beleedlging aan het leven, wat men van
godsdienst oerhaupt kan zeggen, maar
echt gemeen wordt het, wanneer de intiemste
heimelijkheden van kleur en lijn het leven
ontfutseld worden en met zooveel vervoering
aangewend om ons ervan af te keeren, gelijk
de fluitspeler van het sprookje met muziek
de kinderen uit zonneschijn en ie groene
velden weg, in den donkeren berg lokte.
O wat een leven is dat geweest van Fra
Angelico! Welk een zondige verkwisting van
teerheid en geloof, welk een vergooiing van
liefde licht er aan deze droombeelden...
Fra Giovanni, engelachtige broeder, of nee,
Veit Pieteraen, Jan Jansen, zeg, als je eens
gén monnik was geweest, als je eens nooit
van de Maagd Maria en de Engelen gehoord
hadt, zou je niet een Petrarca der schilder
kunst hebben kunnen zijn, en al dit pathe
tische te-veel- van-liefde hebben kunnen zame
len om een vrouw, ik bedoel een levende,
echte vrouw van vleesch ... Doe ik je een
gruwelijk onrecht, zoo iets te durven ver
onderstellen ? Wel, afijn, geen kwaad be
doeld, het was maar zoo'n idee van een
XXste-eeuwer.
Zgn boomen en bergen heeft Fra AngeliT»,
gelgk uit een ander werkje blijkt, van hooren
zeggen.?? De onverschilligheid voor landschap
vindt men in die tijden en bij diegenen voor
wie het levensmysterie uitsluitend een
moraalprobleem is en niet over den mensch uitgaat,
om er de geheele natuur in te betrekken.
De boomen kunnen mij niets leeren," zie je:
Een iamplaHe Bazel,
In het Handelsblad van 21 Februari, geeft
de architect de Bazel dit ideaal"-plan in
overweging, dat wjj om de schoone oplossing,
die er voor den vorm van den Dam ia
gevonden is, overnemen.
IIIHIliHIIIIIHIIItllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIHIIHIIIIIIIIIIIHIIIIIimilt
léren. Omdat de boomen geen dominés zgn
en niet preeken althans niet in hun,
'tleven-onderdrukkende, aan-'t-leven-vg'andige
zin daarom vallen zg buiten het gebied
van belangstelling. Dit langzame proces van
terug naar de natuur" dat wel met de nieuwe
geschiedenis begint en waar wg midden-in
zgn, kan voor een ont-moralizeering worden
gehouden, maar dat is dan niet juist: 't is
veelmeer het zoeken naar een 't léven-aan
nemende moraal, 't is het zoeken naar een
rechtvaardiging van het leven; 't is niet
langer het meten van de wereld aan
hypostazen van moraalbegrippen, waarbij de wereld
een slecht figuur maakt en met den duivel
vereenzelvigd wordt, maar het aflezen uit
de natuur van wat zij onder moraal verstaat;
natural selection", dat was me een ontdek
king, dat de natuur een moraal heeft, zg' 't
wel een gansch andere dan de Christelijke.
En dit, de botsing van twee moraal-syatemen,
het eene afgaand" en uitstervend, het andere
opgaand" en nog op den zoek naar zijn
definitieve formule, is het merkwaardige
proces dat wg bijwonen en dat het scherpst
vertoond wordt in Frankrijk.
Boucher Wie toch heeft Boucher
zinnelgk genoemd? Dit zinnelijk, deze ero
tische fantasieën van zestien- en zestig-jarige
nog-niet en niet-m eer mannen; wellustig,
dat gaat nog, maar viriel-zinnelgk, deze voor
stellingen van quasi-vermythologizeerde,
verpastoralizeerde parisiennetjes, die alleen hun
schoenen en kousen, maar niet hun fransche,
steedsche snoetjes en hun rouge hebben
afgelegd. Zgn drie Gratiën vormen een wal
gelijke vleeschklomp van bloedlooze lieder
lijkheid ; zg o mstr engelen zich met de pappe
gratie van zeekwallen en zenden weeke ge
ledingen uit van halfgesmolten was...
? Boucher, Boucher is de bezoedelde
lap dien Venus na gebruik op de aarde wierp
en zei: ga aan die l'amour-k wezels daar be
neden vertellen dat je mijn minnaar geweest
bent, ga hun allerlei kakkie-leugens vertellen
over mg en andere goden, ze zullen je
gelooven en je Premier Peintre dn Roi maken,
en je zult zijn melkbloedige maltresse, die
voor een van mijn hooge-priesteressen wil
doorgaan, mogen uitechilderen en haar zelfa
leeren teekenen en ook aan P Art doen, aan
l'Art.
En wat hebben de goden gelachen.
Boucher, joli-gentil-mooi-moojige Boucher,
roze-tieten Boucher, galant-elegante Boncher,
operette-Boucher,
idyllisch-eklogiscb-arkadische Boucher wat, jij in Arkadiëge
boren? wat wou, het was achter de coulissen
van Ba-Ta-Clan, ddar heb jij je idyllen
afgekeken.
Hier hebben we dus, in hoogste erkenning,
in uiterste insolentie, die civilisatie-gratie
die niet gracieus is, gegeven als kunst; hier
hebben we ook een ideaal (en, ja, een achter
klein kind van de Rafaeleske) : faire la belle
jambe; de fatterige lichaamsbeweging en
houding als schoonheid begrepen; let wel,
Boncher geeft 't aanstellerige vóór mooi, hij
stond dus niet onverschillig (naturalisme) of
afkeurend (karikatuur) er tegenover: die
ridicule beenstrekkingen en poseeringen van
zgn herderinnetjes, de bedoeling is dat
je dat op zichzelf mooi zult vinden; niet,
zooals een modern kunstenaar een ballet
kan bezien met bovenmenschelgke blik en
uit die leelg'kheid een schoonheid van kleur
en beweging, een schoonheid van indruk
abstraheeren, een indruk die met die sprin
gende vrouwen als vrouwen niets te maken
beeft, maar gezien zooals de blozende
burgerscholier en de monocle-dandy en de
bakkebaard]es-bankier de wippende beenen
zien, zóó zag Boucher, en zóó gaf bij 't.
Dit is het ideaal dat nog rondom ons
voortleeft in allerlei variaties en zijn brand
punt heeft in al dat
casino-gekostumeerdeballetmoois, het schoonheidsplezier van onze
hopeloos-vulgaire wereld, dat plezier waar
je niet onder kunt kg ken zonder holle leugen
en de platste tragedie te vinden, zooals
achter de idyllen van Boucher c.s. de
verhongerende-boeren- op-klompen en in- lompen
werkelijkheid stak , al dat mooie moois
dat niet mooi is, al dat buitenkant moois,
al dat schatje-ga-eens-mee-moois, al dat
ramour-moois
L'amour, lamour Venus "Orania,
vergeef het hun, zij weten niet wat zg doen
Ja, mdar, zie je, de Natuur vergeeft niet:
de Resolutie was de wraak op de leugen
van Boucher en zyn wereld, en (zie Carlyle)
Shams zullen morgen evenzeer moeten barsten
als ze 't gisteren deden.
NBALE RAAFP.