De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 6 maart pagina 5

6 maart 1910 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

1706 ' ? '"?? ?' ?'- '-: . v i ~'-i .-(. ^i .; j.; ./l /i -h .; ,'i ?. ; ' DE AMSTERDAM M. E R W E,E K B JU A D VOOR NEDERLAND. HET GEHEIM VAH EET SUCCES van M A G G l 8 AROMA Ugt in zfin voortreffelijke kwaliteit, prgswaardigheid en gemakkelgk gebruik. lltimiHIlHilllHHIlHlIIIHIinillfllttmiHIIMIHMIIHIIIIIIIIIMII Fantaiiie-mode Chantecler". De kip. itijiiiiiuiiiJiHiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiinHiiiiiiii Een wereldcorrupondmtit van meisje»-ttudenten. Opstellen uit verschillende staten over vrouwenstudie. Uitgegeven door de Vereeniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden. Bij W. L. en J. Brnase. MCMX Rotterdam. , De Leidsche vereeniging van vrouwelijke studenten heeft bjj gelegenheid van haar tweede lustrum een werkje uitgegeven, dat niet allén voor de feestvierenden zijn waarde zal hebben als blijvende herinnering aan ie dagen van vreugde, die sn«l zy'n vergaan, maar dat het recht'heeft op belangstelliag in wijder kring, van allen, die in het studeeren van meisjes iets anders willen zien dan een ntodé-gril", gedoemd, als alle bewegin gen zonder innerlyken motor, Klanglos znm Orkns hinab zn genen1'. Hier is, voor zoover mij bekend voor het eerst, een poging gewaagd, door cor respondentie met studeerende vrouwen in andere landen, (niet alleen Europeeiche; maar ook in Voor-Indië, Australiëen Amerika), «enigszins een overzicht te krijgen, van de toestand der studeerende vrouw; haar stu dentenleven, haat opleiding, haar toekomst, beneyens een korte schets van de historische ontwikkeling der vrouwenstudie tot op he den." In de laatste zestig, vyfiig, veertig, of in de allerlaatste jaren, is er een nieuwe factor in 't openbare leven gekomen, een nienwo mededingster op oeconomisch gebied; een nieuwe gezellin in 't ryk van den geest: daar zijn de verslagen nit de verschillend* landen eenstemmig over; en vooral degenen, diéhaar voorrechten eerst sedert kort hebben veroverd, die nog krachiig staan in den pa'sbegonnen strijd, geven aan 't slot van hun relaas, in een soort apotheose, een blik in de teekomst", die van louter heerlijke verwach tingen spreekt. De Grieksche verslaggeefster b.v., (en dit is juist een van de landen, waar de vrouw 't minst door studie en ont wikkeling in de gelegenheid -is geweest zich door objectief weten eenigszins voor haar vronwelyk-impulsief subjectivisme te hoeden), voelt zich aan den vooravond van da glorieuse poque" oüla femme grecque d'aniiiiiiiiiiiititiiiiiiiniiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiii UIT DE NATUUR. CCCLXVI. Merelzang in het Stadspark. Ein i Februari. Den heelen godganschelijken dag had het geregend, windloos, lauw en drenserig, tot aan de schemering toe. Tegen vu' ven brak de lucht, de wolken schoven met onver wachte snelheid over elkaar en door elkaar, als de coulissen by' changement-a-vue, en in drie minuten stond de heele westerhemel in het avondrood. Gewoon lood was het niet; ver achter die zwarte silhouetten van hooge huizen en torens moest een groote zee golven van gloeiend vloeibaar metaal; alleen de fel verlichte vermilloenroode dampen, die er uit opstegen, waren zichtbaar boven de scherpe breuklijnen van daken, gevels en spitsen; het gedempte dof bloed-rood kleursel steeg snel omhoog tot in het zenith en verfde breede bronzen randen aan de flarden van grauwe wolken. Het park lag stil en eenzaam, de paden week en nat; geen kind, geau vrouw; alleen wat boschwachtert, een agent en een brievenbesteller die den kortsten weg namen; ea op een natte bank, in elkaar gedoken, een ejofele, voor wie het geen etenstijd was en die geen kleeren te bederven had. Donker in het lichte ijle bladloos park onder de half roode, half grijzen heinelkoepel lagen, scherp geteekenti als rotseilan den, de .bosebjes aucuba's en rhododendrons, alleen aan de randen glom wat, als lichtjes; vochtige hulst flikkerde rossig op. Boven de vyvers hingen dunne witte nevels; en door al dat mooie.licht en donker schoten her en der voortdurend tingelende geluiden en donkere vogellyven over de lage boscbjes en door de boomtwygen als spoelen door kris kras gelpannen draden. Ge hoort de scherpe jonrd'hui sera egale oüpent tre supérieure & celle de l'antiqoité". In de meeste stukken echter is de toon zeer gematigd, zóó zelfs, dat de Leidsche praeses, mejuffrouw G. L. Lorentz van het weinig geestdriftige van de beweging" spreekt, zoodat meo, nauweliks de vrouwen studie een beweging zon kunnen noemen". Klachten over gebrek aan politieke belang stelling, aan esprit de corps zijn algemeen. In het verslag over Das Franenitudinm in Dentschland" heet het: dasz dasFraneustu dium soiBsagen die Frauenfrage der gebildeten Stande ist, in denen aber immer noch die jenigen Franen iür dio feinsten gelten, die am wenigsten von sich reden machen." Gevolg: onthouding van politiek on openlijk optreden. De schrijfster van Stndierende Frauen in der Schweiz" verwondert zich: Eine Erscheinung in der Psychologie der Studentinnen wird den aufmerk samen Bobachter immer wieder befremden, eine Erscheinnng, die in der Schweiz, in Deutschland nnd i ter reien ziomlich gleich stark sich zeigt: die Stndentin ist fleiszig nnd nimmt das Studium meistens ernst, aber sie iet einsam; ihr fehlt der soziale Sinn und das Solidaritatsgefühl. ber das Studium hinausgehende ynterescén für politische und soziale Fragen findet man nnr bei einer Kleinen Miaderzahl." In Les tudiantes en Finlande" geldt weer een ander motief om de lauwheid der vrou welijke studenten tegenover een aaneenslui ting te verontschuldigen: Les tudiantes n'ont jamais reen de lenrs condisciples que des naarques de bon vonloir et de déférence et nn a'mable esprit de camaraderie a tonjouis régnéentre eux, aussi bien dans Ie travail que danslesjouissances. On pent dire qu'ancnne qnestion fe ministe ne se pose réellement parmi elles." Zweden oordeelt: I am sorry to eay that the lady-stndents generally do not take a very great interest in politics, or social life. Very often this may depend npon their being very young and being obliged to pass their examination as qnickly as possible." Alleen uit Voor-Indië, het land, waar the ideal bas always been contemplation: to master one book, one period, one truth in religion," komt de klacht over het tegenover gestelde : It is with regret that we find that women areamong the most ravolutlaoary in their instincti and aims. The reading of books on the Fiench revolution e^ q. flres them with deeire for like happenings in this coun try the while they have net the intellect to imderttand the difference of circumttancei.1" Het is vooral door de vergelijking van de meeningen der -verschillende schrijfsters o vet 't zelfde punt, dat we ons eenigszins in de vreemde verhoudingon leeren indenken. Want het zakelijke der verslagen is meestal te be knopt om geheel duidelijk ons voor oogen te staan, en mér dan een met moeite ver zamelde statistiek helpen ons, ter benadering van het wezen der toestanden, een paar een voudige zinnetjes, zooals b.v. over Frankrijk: Un beau jour dn 19e siècle, les femmes ont eu la fantaitie do pénétrer dans l'enceinte de la Sorbonne et des facnltés de province. Tranqnillement, discrètement et sans tre inquiéteés, elles ont ouvert la por te, et ie sont assises ft cótédes hommes." Juist omdat hier niet behoefde getracht te worden met weinig woorden een beeld te geven van een uitgebreid en gecompliceerd terrein, zijn de eerste stukjes van den bundel, 't verslag over wat voorviel in eigen kring, voor den belangstellenden voracher toch eigenlijk 't belangwekkendst: hoe wordt b.v. door 't vertellen van 't kousen-breien der eerste c'ub-leden, opeens de vrouwelijke stu dent geteekend, zooals ze toen was: een voudig, ernstig, toegewijd, meer vrouw dan meisje, ontdaan van lieve uiterljjkheidjes, met als eenige, groote waarde haar geest en haar gemoed. Dat is nu geheel veranderd; vrouwelijke studenten worden 'steeds meer gewone meisjes," en' Kathe Schirmacher klaagt zelfs over slapheid", nu ze geen strijd meer ziet. Maar juffrouw Lorentz, uit wier voortref felijke inleiding het mij geoorloofd zij, tot slot nog een paar dingen te citeeren, acht, Fantaisie-mode Chantecler". De Kalkoen. iMiiimimiiiiiHiiiiriiiiiMiiriiMirtiliiiifiiiuiiiiiiiiiiiHiiiitiiiiiiiiiiiiiiMH dat de wilskracht en energie" tegenwoordig op minder in 't oog lopende, doch meer productieve wijze gebruikt" «allen worden ; en haar hoop in de toekomst uit zij in een wensch, die wij allen gaarne tot de onze zullen maken: En moge de toekomst aantonen, dat de ontwikkeling, de verruiming van blik, die wij aan onze studie te danken hebben, niet alleen ons zelf en ónte naaste omgeving, maar ook de gemeenschap, hetzij direct, hetzij indirect ten gjPfd»- komt."' SALOMOHB. De Divettes "van het Café-concert en der Specialiteiten-gezelschappen zijn beu van de schuit e liedjes en wars van doorluchtige kleedjj. " ? De Duitsche tooneelspeelsters vergaderen uit en voor zedelijkheid, en branden voor de Vestaalsche -maagden wierook. In ver nevelig verschiet staat Hamlet met zijne vrienden. Hy vraagt hun : ,,Wat nieuws in deze wereld ?" en op 't antwoord: Niets, Prins I dan dat de wereld braaf i£ geworden ?" fronst hij als een tooneelspeler de wenk brauwen, neemt een theatrale houding aan, en zegt: Dan is de oórdeelsdag nabij l Doch uw nieuws is niet waar." De café-concertzangeiesseuY vette Guilbert, Anna Thibault en Lanthenay vreezen dien dag niet, want zij willen braaf worden. Een Paryscb. magistraatspefsoon staat aan het hoofd van een syndicaat van caf -concöncert-artiesten. De naam van dien magistraat wijst op zijn goed hart. Bonj ean" heet deze café-concert-president. Beleven wij het nóg, dat een wethouder van Amsterdam of een der vele velsprekende leden van den Amsterdamschen Gemeenteraad met bevallig uiterlijk de belangen der con certzangeressen gaat behartigen ? Geen twij fel l Deze E ielachtbare lieden in billetikkertjes i'rjn tot alles in staat. Steeds vol verrassingen. felle hooge klanken en ziet dan nog net een zwarten vogel voortsnellen om een eindje verder neer te vallen op een lagen tak; de pootjes geknikt, kopje omlaag, de breede staart eventjes hoog opgewipt, wijd uitgepauwd, dan langzaam dichtgeklapt, neerge slagen ; kopje weer omhoog. Dat zijn allemaal merels, zwarte lijsters, die om dezen ty°d van het jaar het meest met elkaar stoeien, ra rotten, vechten; en het lieft in tweedonker als de zon pas achter de huizen zonk n de lucht begint te kleu ren in het Westen, te grauwen in het Oosten. Wie dat schei-opklinkende, fel flitsende tjinken van onze stad- en parkmerels maar eens van naby heeft gehoord, herkent het dadely'k weer; ook op een afstand als het lang niet zoo snijdend luid in de ooren dringt Zie, dat jachten, dat rusteloos najagen van elkaar; net krijgertje spelende kinderen ; en telkens bij het vluchten of verjagen gilt het, in dat sntlle tempo, onder het vliegen door, zeven achtmaal achtereen tjink-tjink-tjink. Soms bij het roesten hoort ge een ander veel doffer tjok-tjok. Blyft ge een oogenblikje staan, en ziet ge, luisterend, nauwlettend toe op de beweging van. zoo'n driftig beertje, dan bemerkt ge al gauw regel in het spel. Elk . heeft zijn eigen gebied, drie of vierboecbjea niet ver van elkaar in het grasperk gelegen, of een groepje berken, of een rij kastanjes langs het voetpad. En evenals by het stuivertjewisselen schijnen er een of meer te zy'n, die geen plaats hebben veroverd en op andermans terrein trachten te komen, om te zien of do eigenaar wel waakzaam is. Er is een paar minuten lang geen indringer in zicht gekomen; en nu zet zich de mooie man-merel op een van de hoogere takken van zy'n boom; hij keert zich naar het roode avondlicht aan den hemel en begint heel zoet en zacht te fluiten. Eerst ii het nauwe lijks hoorbaar; ge verneemt wat zwakke falsettoontj es,piepj es.kleppertjes als van een spreew, tot er een paar van die echte aandoely'k diepe en zuivere mereltonen tusschen komen; die winnen het van de klepper-en piep-klanken en een heele poos lang kunt ge u verlustigen in het lentegeflait van den zwarten lijster, dat van al:e vogelgeluiden, op dat van den wielewaal na, het meest het meaechelyk fluiten nabij komt. Houdt de zaag een vy'f minuten aan, dan sluiten de strophen aaneen en wordt het een waar gekweel. De tegen stelling tusschen het getjieng en gejakker van zooeven en dit zacht ingezette, in kracht, zuiverheid en klankrijkheid steedi klimmende altgefluit, is zoo groot, dat ge even twyfelt of het wel de zelfde vogel is, die zoet-fluitende daarboven u en de vliegend-schokkend-gil lende van zooeven. Maar midden in zy'n innig fluit lied j e houdt de vogel pardoes op en met dat zelfde snelle tjieng tjieng van zooeven, zit hy' al weer een in dringer na, tot die uit het gezicht is gevlucht. De wakkere baas is al terug op zijn tak en stemt lijn keelt j 9 weer. Opnieuw zweven de kalme Uuittonen langs u heen naar het flauwend avondlicht; het is al stiller en stiller in het park en ge gaat al iets als een stemming, iets plechtig?, mis schien wel stichtend» in het natuurtafereeltje voelen, als opeens de merel zijn oranje-bekje IIIIMIIIIIIlnlIIIIMfMIIIIMttMIIIIIItllllllllllllnlIIIIIIHIIHIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIKIIMMIIIIIIIII President Bon Jean heeft de cai -concertzangeressen aanbevolen het zingen van al te pikante vulgo dicitur?schuine en gemeene liedjes te laten en zich niet te kleeden als Eva, door wie de zonde in de wereld kwam. Bon Jeanl Ge behoeft niet al te deugdzaam te zy'n" heeft Bon Jean tot de vriendinnen der door-luchtigheid gezegd. Verontrust u niet. Er is een middenweg. Ge kent Tartufle?... Natuur lijk, m'n hartjes, ge draagt Molière in uw hart. Dan weet ge ook, zelfs met den hemel kan men hot op een aceooi dj e geoiep. Maar ge gaat met te groote doorluchtigheid in het zingen van liedjes, erger dan schuin, naar den kelder. Pas op, kindertjes, wordt niet schunnig. Madame Y vette Guilbert, de braafste van allen, bekend door haar kieschheid, niet waar 1... heeft Bon Jean wel om den hals willen vallen. Zij heeft zyn voorstel bepleit. AlleParijzenaars die nog een sikkepitje smaak hebben," heeft zy den Edelachtbaren toege voegd, zullen uw voorstel toejuichen. Wij moeten de schuine liedjes verfoeien. Het café-concert dulde niet langer pomographische liedjes. Het is meer dan tijd dat'men op middelen zint tegen deze bijzondere ziekte, die, duurt ze langer, ons zal beschouwen als paria's. Ik hoop, mijn beste mijnheer Bon j ean l dac er artiesten zullen zijn, die zich willen wij den aan het zingen van liedjes, die door den beugel kunnen. O, er zijn velen I Laten zy eene nieuwe school stichten, met een vrouw of een man aan 't hoofd 't doet er niets toe, de kunst kent geen geslachten, evenals de deugd, een engel is zoo goed man als vrouw, alleen de duivel is een man." Dit zeggende zette Yvette Gnilbert dat ijzeren gezicht van vroeger als ze zonder blikken of blozen liedjes zong, waarbij een dragonder z'n oogen dichtkneep Iaat die man of die vrouw", ging ze voort, doen als ik, die j aren van mijn leven gewijd heb om te leeren de geschiedenis van het lied. d. w. z. al het schoone, het geestige, het karakter en de poëzie van het lied in de verschillende eenwen, onbekend aan het publiek en zelfs aan de artiesten, laat die man of die vrouw onze lieve café-concertzangeresjes tot gids te zy'n in deze verborgen schatten. Zulk een Directeur, de Directeur voor een verstandelijk, amusant en artistiek café-con cert, heeft men te zoeken in en te halen uit een bibliotheek!" decreteerde Yvette Guilbert met een laatste sprankelt j e warmte ... uil een bibliotheek f Ja, dat zei ze l Dus een droge en met boekenstof bestoven biblio thecaris .... Professor voor caf -concertzangeressen, droomdanseressen, zangeressen aan de trapêze, danszangeressen in de lucht en op den vlakken grond, zangeressen, zin gende en slaande een pirouette en l'air! Welk een toekomst l Een man-vau-de-bibliotheek onder al het luchtige volkje. In de kunst zy de man gelijk aan de vrouw. O, Yvette! Aarzelt nog een der jonggezellen, in het zweet huns aanschyns en met hun ontzachwekkende boekenkennis werkende aan de Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek' on der hoogere leiding, of het waar is, wat Yvette zegt ?... Of hy werkelijk zon kunnen solliciteeren naar het professoraat in zedige liedjes voor zedige café-zangeressen als Yvette Guilbert? Gelooft hy misschien dat het scherts en geen ernst is;... we laten Yvette Guilbert zelf komen, Zy nadert, zij heeft het woord. Meesieun! Le Directeur d'uc concert intelligent, amusant et artistiqne doit venir d'une bibliothèque l De jeugdige geleerde dienaren der boeken wijsheid aan de Universiteitsbibliotheek staan bescheiden op en buigen. De Hoofdbibliothekaris, rustig burger, blijft zitten, maar knikt bevestigend als een hoorder by een dierbare preek. Moi, je sais, par Ie temps que je passéa bouquiner, a m'informer, d voyager et a recolter partout mes elements de succes, ce qu'il faut emmagasiner de livres aux mille pages pour connaitre un peu nos richesses." Mad. Thibaud is het eens met Yvette Fantaiiie-mode Chantecler". De Merel, Gnilbert. Zij geeft echter den brui aan biblio thecarissen of onderbibliothecarissen. Zg zoekt heil bg de politie en brandweer. Depe alleen kunnen de beestachtige liedjes door geweld van wapenen weren. Zjj rraagt das de censuur. Zoo kan het café-concert niet blijven, decreteert ook iq. Het is zoo'n beestenboel, dat een Hercules zon moeten opstaan om den Angiusstal te reinigen. Mad. Lanthenay wenscht met beide kun stenaressen saam te gaan. Zij vindt het «liertreurigst dat het publiek haar dwingt onbe schaamde liedjes te zingen en zich to kleeden in een kleedy die nergens begint en overal eindigt. Het anathema spreekt ze uit over de vervaardigers der schuine chansons, der chansons de la grosse obscénité," als: la cremière dessalëe, enz. Zij wil het publiek verbeteren vol komen juist, het pnbliek ia gemeen, en weer rijp maken om de mooie liedjes der achttiende eeuw te gemeten, in welke men alles vermocht te zeggen, alles liet vermoeden, zonder ooit in het platte, het gemeene, of in het grove te vervallen. Alles gaat prachtig. Drie brave artiesten willen hetzelfde. Het college is er. Tres faciunt collegiam l Maar met duivelache schaterlach komt daar Louiae Baltby binnenstniven en direct het woord nemen om te verklaren, dat het cafeconceit sans cochonneries" onmogelijk is en volkomen overeenstemt met den moreel en staat der huidige maatschappij. Ontzettend gegil en geschreeuw der overige dames en bibliothekarissen. De politie ontruimt de zaal. INTEKIM. sluit en de staart opzet of hy pas was neerge streken. Zie hem doorbuigen op de veerende pootjes, zie hem knikken, rondsprin gen, zich hoog oprichten; tjok tjok' tjok, zegt hij zachtjes, het kopje schuin naar den grond gericht. Daar huppelt, onver schillig of zij wormpjes zocht, een bruin merelwijfje rond; ze is aangelokt door het verleidelijk gefluit; maar zij doet alsof '.u heutch daar zoo heel toevallig in de buurt kwam bij het foarageeren. Nu hoort ge nog een klank, dien ge nooit voor een merelgeluid had verklaard, als ge hem niet had zien voortbrengen, 't Ia een hoog heel lang gerekt friet", zoo ongeveer als een roestige pompzwengel doet, 's zomers op het dorpspleintje, wanneer 's morgens heel vroeg de schoenenjongen uit het logement de kannen komt vullen. Even hoort ge dien kreet van verlangen, dan valt, als een steen, de merel uit den boom voor de voeten van haar, die hem naderde, betooverd door zijn lied. En straks hoort ge nog heel wat andere geluiden: diep uit den gorgel komende, en klokkende, tjokende klanken, als die twee samen stoeien gaan. Zy', altijd vluchtend maar nooit ver, en omkijkend naar hem; hij, jagend, pronkend met zijn mooien waaierstaart, dan send dol van opwinding, om haar heen. Hij zingt, fluit, piept, tjokt en rammelt, zijn heel repertorium haastig dooreen ; zij, kalmer eerst, gaat meestoeien, hollen, fladderen, en twee donkere ballen door een elastieken dra d. verbonden slingeren en duikelen door de lucht, eerst omhoog nu, dan weer dicht b den grond, op eens veel verder; uit het gezicht. Over een goede week zit zij op het nest met eieren, en hij brengt haar lekkere, vette wormen. E. HEIMANB.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl