Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAN.D.
No. 1706
B«-4UMAECHAI8.
De Barbier de Séville.
Onlangs, in het Thédtre Francais, een
wezenlijk schitterende reprise van Le
Mariage de Figaro bijwonend, kreeg ik
den i a druk dat Beaumarchais' blijspel
niet alleen ia, zooals overal te lezen staat,
een datum in de geschiedenis van het
Fransch tooneel, maar een van de meest
aangrijpende dramatische werken van alle
landen en tijden. In Le Mariage vindt
men de achttiende eeuw met haar licht
zinnigheid, haar gratie, haar elegante
sensualiteit; en tevena hoort men er de
stem der Revolutie, welke die geheele
bevallige wereld tot gruizel zal slaan.
De Barbier de Séville heeft niet dat
treffende, bijv. tragisch-profetische van
Ie Mariage; het stuk is voeleen het laatste,
volmaaktste product van een sedert lang
bestaand genre.
Ondanks het Spaansch costuum en de
Spaansche namen heeft Beaumarchais
voor zijn blijspel niets aan het Spaansch
tooneel ontleend: de Barbier behoort
tot de comédie italienne, zooals zij door
de Franschen was overgenomen, gewij
zigd en vooral beschaafd. Zij die wel
eens origineele scenarii van de commedia
defarte in handen hebben gehad, weten
dat die Italiaansche stukken van het
einde der zestiende en het begin der
zeventiende eeuw veel minder geestig
waren en veel ruwer dan men zich ge
woonlijk voorstelt: Molière, Regnard, Le
Sage hebben die ruwheden er zooveel
mogelijk uitgewerkt, maar er bleef toch
wel iets hangen: in de Folies
atnoureuses, van Regnard, spuwt de heldin van
het stuk, als zij voor krankzinnige speelt,
haar voogd in het gezicht. En men denke
aan de stokslagen enz. van Molière.
iiimHlMiiiiiiMlNiuiliNlMiiillNiHiimiiitiiiNiimlliimiHiiimilliMiiiii
Henri Albers in de rol van Hamlet.
Henri Albers in de rol van Justinianus.
Hem Altors.
Men moge al van meening zijn dat eenige
beperking in het vieren van jubilea gewenscht
is, het feit dat men een Nederlandsch kun
stenaar, die in het buitenland de eer en den
goeden naam van onze kunstbeoefening hoog
houdt, gelegenheid heeft te huldigen en wel
in den persoon van Henri Albers, zal
menigeen doen heenstappen over het min
of meer luidruchtige en de be wierook in g,
waarmede deze soort van huldigingen zoo
vaak gepaard gaan en die op den onbevan
gen toeschouwer niet steeds een sympathieken
indruk maken.
Het is mij echter een groot genoegen
eenige waaideerende woorden te mogen
wyden aan den heer Albers, omdat hij een
waarachtig groot kunstenaar is, die door hard
en ernstig werken zijne talenten op schit
terende wüze heeft ontwikkeld, en in het
buitenland dan ook die waardeering mag
vinden, waarop hy inderdaad aanspraak heeft
en die zijn landgenooten met trots vervult.
Wil men iets weten omtrent den levensloop
van Albers?
Ongelukkig is het hem zeker niet gegaan in
de wereld. Hoe velen dis later tot beroemdheid
zyn gekomen, moesten aanvankelijk den tegen
stand hunner ouders overwinnen, alvorens
zij zich aan de kunst mochten wijden.
Albers kon zich dadelyk na afloop zijner
schooljaren als leerling van de Tooneelschool
laten inschreven. Mevrouw Kleine?Gartman,
diégroote kunstenares, die voor hare
leerHenri Albers in de rol van Le Chemineau.
lingen tevens een moederlijke toegenegenheid
koesterde, wist den jongen Albers, ook na
het verlaten der Tooneelechool, op velerlei
wijze met raad en daad bij te staan.
Het eerste engagement van Albers (Sep
tember 1884) was in de Variétéa" in de
Amstelstraat. Bij voorkeur wees men hem
daar rollen toe, waarin gesongen moest
worden, omdat hij een mooie zangstem had.
Het was in dat kleine theater in de
Amstelstraat dat hy ontdekt" werd en wel door
den heer J. G. de Groot, die juist in den
Park schouwburg begonnen was met de
Hollandsche opera.
Albers ging nu over tot het zangspel. Aan
vankelijk trad hy op in operettes; later ging
hij over naar de groote opera. Diegenen
onder mijne lezers die heugenis hebben van
een twintig jaar geleden, zullen zich met
genoegen herinneren de mooie stem, het
intelligente spel en het wel verzorgde uiterlijk
van den heer Albers.
Onze kunstenaar had in den eersten tijd
echter een harden strijd: zijn ontwikkeling
toch was niet geleid in muzikale richting;
hij zou immers eerst tooneelspeler worden?
Zijn huwelijk met mejuffrouw Jahn, de doch
ter van den toenmaligen directeur der
Fransche opera, was hem echter van groot
voordeel. Hij leerde veel van zyn gade en
maakte door de relatiën van zijn schoon
vader ook kennis met den beroemden
Franschen bariton Faure, wiens leerling hij
werd.
Alstoen werd de grondslag gelegd voor
zijne toekomstige carrière aan de Fransche
opera. Wy weten allen dat geen enkel
Nederlandsch operagezelschap dagen van on ge
stoorden bloei en gestadige artistieke ont
wikkeling gekend heeft. Albers wist dit zeer
verstandig wél te voorzien. Vandaar dat hy
in den vreemde een werkkring zocht.
Achtereenvolgens kwam hij te Antwerpen,
Bordeaux en Londen en eindelyk bij den
impressario Grau in Amerika. In New-York
stelde zy'n groote intelligentie en gemakke
lijke beheersching van vieemde talen hem
in staat in n week de hoofdrollen van II
Trovatore" in het Italiaansch, van Fauet'
in het Fransch en van den Wolfram" uit
Tannhauser" in het Duitse a te zingen.
Toen nu Albers, ik meen in 1902, een
engagement aan de Monnaie" te Brussel
ontving, kon hij de laatste hand leggen aan
zijn ontwikkeling, door de bestudeering der
groote baritonpartyen uit de latere werken
van Wagner. Dat was voor hem een ge
zegende tijd van rustig werken en groot
succes bij een publiek dat hem op de han
den droeg.
En thans wordt hy wederom op de handen
gedragen door het publiek dat te Parijs de
Opéra Comique" bezoekt, alwaar Alben",
na een paar jaren reizens, thans geëngageerd
is. Meermalen heeft Albers hier nog gastrollen
vervuld. Bij de Nederlandsche opera en by'
de Operaveieeniging. Ook heeft hy eens met
groot succes hier een liederenavond gegeven,
waar hij verschillende fransche liederen van
destijds nog onbekende componisten heeft
geïntroduceerd.
Dinsdag 8 Maart treedt onze jubilaris hier
op in den Stadsschouwburg, büde Fransche
opera, in Ie Chemineau" van Xaver Leroux,
een wei k dat hij te Parijs tot groot succes
heeft helpen brengen.
Ongetwijfeld zullen dan talryke oude her
inneringen by den sympathieken kunstenaar
opwellen. Ik ben er zeker van dat hy dan
den afstand zal meten van zijn kunnen voor
vijf en twintig jaar en thans. Maar even
zeker kan hij er van zijn dat zijne talryke
vrienden hier vol bewondering tot hem zul
len opzien om hetgeen hy in die kwart
eeuw bereikt heeft.
Er is hier geen plaats, waar zijn talent
zich waardig kan ontplooien. Laten wij hem
dus toewenschen, dat hy nog lang in het
volle bezit van zijne krachten, in den vreemde
den naam en den roem onzer Nederlandsche
kunstenaars mo^e hoog honden!
AKT. AVERKAMI'.
In het stuk van Beaumarchais zijn die
grofheden niet meer te vinden, hoewel
het geheel er niet minder levendig om
is. Het onderwerp is dat van tallooze
«tukken van de comédie italienne, dat van
de zoo even genoemde Folies amoureuses:
een jaloersche grijsaard, een jong meisje
dat zich aan zijn tirannie wil onttrekken,
de minnaar van het meisje, de knecht
die het paartje met raad en daad bij
staat, maar alles is bij Beaumarchais
waarschijnlijker geworden, geestiger,
bevalliger. Gaheel zijn eigendom is de
figuur van Basile, die juist daardoor van
de karikatuur der Italiaansche comédie
verschilt, dat het groteske binnen zekere
perken bleef.
De groote verdienste van het stuk van
Beaumarchais, naast den meesterlijken
stijl, is het schilderachtige, het pittoreske.
Hierdoor vooral onderscheidt Beaumar
chais zich van het klassieke Fransche
tooneel, waar het pittoreske zoo geheel
ontbreekt: hij is de voorganger, niet
alleen van Scribe en Sardou door den
kunstigen opzet van Ie Mariage, van
Dumas nis door zijn schitterenden stijl;
maar ook, door zijn voorliefde voor het
schilderachtige en concrete, van het
romantisch tooneel, het drama van Victor
Hugo zoowel als de
sentimenteel-romaneske comédie van Alfred de Musset. 1)
De Barbier gaat in deze richting niet
zoo ver als de Mariage, maar het schil
derachtige van dat stuk is er toch reeds
in kiem aanwezig. Reeds het feit, dat de
auteur het costuum van de optredende
personen met de grootste aorg beschrijft,
is iets geheel nieuws. En hoeveel too
neelen zijn er niet, die als gevonden zijn
met het oog op de illustratoren der toe
komst: dat waar Rosina met Bartholo
HiiniiiniiiHimiMiiiMimiMiiuii
Henri Albers als Scarpia in Tosca.
Herman Hsjjermans t.
De Oudste van de Nederlandsche jour
nalisten, die langen tijd een der markantste
figuren onder hen is geweest, is op den
l Ten Februari in Rotterdam overleden.
Herman Heijermans heeft den prachtigen
leeftijd van vijf en tachtig jaren bereikt;
prachtig, omdat zijn geestkracht tot het
laatste toe onverzwakt is gebleven. En
zooal a zijn oudste zoon, Herman Jr., met mooie
fierheid zei: Vader is dapper gestorven;
als een man is hij den dood ingegaan."
Zoo zie ik zijn leven nu afgerond, als
?en massief stuk werk; als een solide, hecht
en stevig blok, dat een hoeksteen vormt in
het gebouw van onze Nederlandsche jour
nalistiek. Zijn arbeid, van onderop begon
nen, in een tijd toen de dagelijksche bezig
heid voor een dagblad nog tot een beroep
moest worden gemaakt, is het begin geweest;
Heijermans heeft voor een belangrijk
deel meegewrocht aan den onderbouw,
waar de moderne rotatie-persen van thans
stevig op staan in ons land.
Nu alweer bijna dertien jaren geleden,
bij zijn gouden feest in dienst van de
Nieuwe Rptterdarmche Courant, waar hij
van jongeling af zijn arbeidzame leven aan
heeft gewijd, met een onvermoeiden ijver,
die ver boven mijn lof is verheven, toen
heeft de oude, maar nog altijd frisch werk
zame journalist zij jongeren kameraad
Johan de Meester verteld uit dien tijd
van een halve eeuw geleden.
Over den stand en het aanzien der jour
nalisten vooral. Hoe de hoofdredacteur,
Mr. Tels, de eerste van de N. R. C., zich
nooit op het redactiebureau vertoonde en
volstond met thuis nu en dan een artikel
te schrijven. Hoe de redacteuren door het
bestuur van het nog pas vierjarige blad
niet meer dan als klerken werden be
schouwd, nagereden en bedild door... de
commissarissen! Een dezer heeren zond
iederen morgen een bediende naar het
krautekantoor" met het presentieboek. Wie
er om vyf minuten over achten niet had
geteekend, kreeg4 boete. En op iedere fout,
op iedere vergissing van een redactielid
was geldstraf geteld. Dat ging nog pro
gressief! En een van de commissarissen had
dit stelsel zoo uitgevonden.
Hiernaar kunt ge wel afmeten hoeveel
de journalisten in die eerste helft van de
vorige eeuw im tel waren buit*n het ge
bouw van de krant. Bij het publiek, dat
naar de oude heer zei nog meer gering
schatting voor hen had dan uit boetestelsel
en presentieboek op het bureau zelf mocht
blijken.
Maar nu is het juist de onvergankelijke
verdienste van Heijermans geweest, dat hij
de positie van den journalist, n aan de
couranten als onderneming, n op het ge
bied van zijn arbeid in de maatschappij,
zoo aanmerkelijk veel meer waardigheid
heeft verleend. Door het hooge gehalte van
zijn werk allereerst, en ook door zijn recht
matig zelfbewust optreden.
Den bediende van den commissaris joeg
hij voor goed van het bureau, met het
presentieboek onder zijn arm, doordat hij
vierkant de kabinetskwestie stelde.
De journalistiek hoort immers ook tot de
vrije vakken! Zij stelt eisenen, zóó zwaar soms,
dat de journalist, met opoffering van zich
zelf en met een overgave, die misschien in
geen enkel gebonden" vak ooit zelfs mo
gelijk wordt, dan immers alle maxima van
met redelijkheid
tewrdermarbeidspraestaties vrijwillig overschrijdt. En daar staat hij
altijd voor klaar, wanneer de onbereken
bare levensgebeurlijkheden hem oproepen.
Welnu, bij de vervulling van een taak, die
aankomt op een dergelijke yocatie, op een
onbegrensde, vurige toewijding uit roepiig
alleen, op een zenuwspanning tot het uiterste
soms, een moeizaam indringen van het in
tellect, op de volle maat van talenten, van
vernuft, en van lichaamskracht bij wijlen,
daar past geen gemaszregel b\j, geen boete,
en geen presentieboek!
Heijermans heeft het zestig jaren ge
leden den heeren wel spoedisr aan 't ver
stand gebracht. Weg met uw enge kan
toorbegrippen, of ^k ga heen !' En zij kozen
natuurlijk het eerste, omdat hij zich door
de deugdelijkheid van zün arbeid en door
zijn onvermoeibaren ijver onmisbaar had
gemaakt.
Zijn werk, dat zooveel bijgedragen heeft
tot het aanzien der courant, die hij dier de,
was immers grootendeels ontstaan uit eigen
op het balcon verschijnt, terwijl Graaf
Alma vi va en Figaro zich schuil houden;
dat van de muziekles; dat waar Rosine
schijnbaar flauw valt en Bartholo haar
de pols voelt en tevens zich van het
briefje meester maakt, men zou zeggen
een schilderij van Fragonard, den tijdge
noot van Beaumarchais. 2) Niet onmo
gelijk was het de opéra comique, vrijer
in haar bewegingen dan de klassieke
comédie, die den schrijver in deze rich
ting heeft aangemoedigd: men weet dat
de Barbier werd geconcipieerd als een
komische opera, met muziek van
Beaumerchais zelf. Gelukkig liet de auteur
dat denkbeeld varen en schreef het blij
spel dat thans, in de vertaling van Dr.
Marie Loke, in Nederland opgang maakt.
P a r ij s. G. BUSKEN HUET.
1) De tooneelen met Chérubin in Le Mariage
zyn geheel Musset (Cbérnbin is ook reed?
de Don Juan der eerste zangers van Byron's
gedicht. Opmerking van Macauly). In zijn
grooten monoloog spreekt Figaro als een
volkstribuun der Revolutie, maar ook als Buy Bias
die aan de» ministers tan den Koning van
Spar j e harde waarheden zegt. Ik voeg ei bij
dat Victor Hugo levenslang een bijna fanatisch
bewonderaar was van Beau marchai», het
bewijs van Alfred de Masset's sympathie zou
gemakkelijk zijn te leveren.
2) Beaumarchais apprecieerde kunstwerken
en wist er party van te trekken: voor het
tooneel, waar Chérnbin zün romance zingt,
Ter wijst hy zelf naar een prent van Vanloo,
La Conversation etpagnole.
initiatief en door eigen inzicht, eigen supe
rieure kwaliteiten. Van wie hem dd&rin
gretig de teugels vierden, verlangde hij dan
ook die eerbiediging zijner persoonlijkheid,
die blijkt uit het vrij laten van beweging,
waar het aankomt op détails van den
dienst. En dat hij er in geslaagd is, die waar
deering deelachtig te worden al heeft hij er
in dien eersten diluvialen tijd van de
vaderlandsche journalistiek ook wel eens om
moeten vechten daar heeft hij vooral ook
bij zijn jubilea de oprechtste bewijzen van
ondervonden. De directie, hoofdredactie en
collega's van de N. R. Ct,
zyaarnbtbenooten van iedere richting en autoriteiten uit
stad en land hebben hem bij zijn gouden
feest, en bij zijn afscheid nu twee en half
jaar geleden, gerechte eer uit erkentelijk
heid bewezen.
Maar van nog mér waarde voor het jour
nalistenkorps is misschien het optreden van
Heijermans naar buiten, als verslaggever,
geweest.
Van de zijde van het publiek vertelde
de oude heer aan De Meester, die het uit
eigen vroegere ervaring trouwens ook wel
wist heb ik het dikwijls moeilijk gehad.
Maar ik heb me nooit laten vernederen,
en de courant, die ik vertegenwoordigde,
heeft mij hierby altijd trouw gesteund.
Dan haalde hij nog eens even dat geval
bij het feest voor de onthulling van
Hogendorp's standbeeld in Rotterdam op: Het
terrein was afgezet. Heijermans, die er als
verslaggever kwam, koos er zich een plaats,
waar hij goei kon zien en hooren. 't Spreekt
voor ons nu wel van zelf, dat dit zijn recht
was. De reporters zijn bij dergelijke ge
legenheden immers meestal de eeniüe
menschen, die er niet komen uit ijdelheid of
om een prelje, maar voor hun ernstige,
moeizame werk. Zij komen om ruchtbaar
heid te geven in het land aan wat meneer
X en meneer Y gelieven te spreken. En
dat doen deze feestredenaars immers op
dat zooveel mogelijk menschen hun wel
sprekendheid, hun geleerdheid, gevoelig
heid enzoovoort zullen bewonderen, en zul
len vernemen, dat zij als woordvoerders zijn
uitverkoren en toegejuicht. De verslag
gevers komen gewillig daarheen n de
oogmerken in het gevlij van comitéleden,
sprekers, commissarissen van orde, autori
teiten, die opgemerkt wenschen te worden,
en weet ik al wie meer en zij zien en
luisteren ingespannen toe voor elkeen, die
er niet bij geweest is, maar 't toch allemaal
graag nauwkeurig wil lezen.
De journalist staat daar in den regel
warempel niet voor zijn pleizier of uit
nieuwsgierigheid bij zijn vingers blauw te
schrijven. Want 't is veelal lastig werk,
gejaagd, een corvée; hij heeft dit allemaal
net zoo of daaromtrent al uit den treure
moeten aanzien, hooren en noteeren, dat
't verlokkende er heusch vaak lang af is.
En wanneer hu toch vooraan wenscht te
komen, is dit, in tegendeel van onbeschei
den zelfverheffing, de eenige conditie om
behoorlijk zijn werk te kunnen verrichten.
Maar met dit al werd Herman Heijermans,
toen het standbeeld van Van Hogendorp zou
worden onthuld in Rotterdam op het plein,
daar van het gereserveerde terrein verwij
derd, omdat hij bijvoorbeeld niet was een
schutterofficier met een pluim op den hoed,
maar verslaggever van de Nieuwe Rotter
dammer.
En 't is wel kenmerkend voor de positie
van den journalist, óók zelfs in lateren tijd,
dat een superieur man als de Prins der
Verslaggevers" toch buiten iederen twijfel
was, een man, die om zijn intellect en zijn
algemeene kennis naar mij dunkt onder al
die feestelingen rondom het beeld nogal
een bij «onder goed figuur zou hebben ge
maakt, het zooveel jaar later de moeite
waard vond in het interview bij zijn gouden
feest te gewagen van den moed om toen
gezegd te hebben: welnu, als ge m« geen
goede plaats geeft, dan zwijgt de Rotter
dammer heel uw plechtigheid dood, wat
de krant dan ook gedaan heeft.
Dat klinkt misschien vreemd. En toch
zijn de overwegingen, waardoor wij dien
ophef nu wel een beetje zonderling vinden,
pas heel langzaam aan wat verder doorge
drongen onder het publiek. De overtuiging
namelijk, dat de verslaggevers, door het
verleenen van publiciteit de direct belang
hebbenden daardoor aan zich verplichten;
de menschen, die er niet bij zy n, vertegen
woordigen, om hen getrouw en snel in te
lichten; aan de daad bekendheid verleenen