De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 13 maart pagina 2

13 maart 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1707 suffiaante liberale" dagbladen te zeggen: wie pp de scholen der Orerheid niet wil aanprijzen wat de Heeren wijzen, moet maar van school af". Nietwaar, de aarde ia groot en er zijn betrekkingen, ook buiten het onderwijs, in overvloed. Hoewel niet geheel met deze beschouwing meegaande, en zelfs het opleidings- en bevorderingsstelsel" wrakende en het beurzenstelsel" een fuik noemende, waar men bijna nooit meer uit kan", speelt de voorzich tige heer Feberwee in de kaart dergenen, die om zich schaamte te besparen de fictie volhouden, dat men zonder moeite, uit het onderwijs komend, elders een passenden werkkring vinden kan. Wat hebben wij er aan, dat de heer Feberwee, de middelen aangeeft waarmede verandering had kunnen en zou kunnen worden aangebracht - daar de onderwijzers van thans, de duizenden, immers verkeeren onder de bestaande omstandigheden? Zy kunnen niet vooruit en niet achter uit! Zij hebben nooit anders kunnen wórden zelfs dan ze zijn. Zoons uit gezinnen van den kleinen stand, in zich voelend de zucht naar ontwikkeling, kon den zij met geen mogelijkheid een ande ren weg op dan dien van het onder wij s. Hun was dat dat onderwijs, toen ze twaalf, dertien jaar oud waren, de poort van het intellect. Daar waren de kansen van brood, samen met ontwikkeling! Andere nergens. Eanraaal onderwijzer geworden, staat nauwelijks n nieuwe weg voor den gemiddeld begaafde meer open.... Ea als aan dezen, aan dit, zooals wij het noemden, meest intellectueele deel van het slechtst gesalarieerde vaderland1', een maulkorbgesetsz" boven het hoofd hangt... dan zal de vrijzinnige heer Feberwee en zullen zijn geestverwanten zich spoeden het onrecht te keeren ? Neen, dan gaan zij philosofeeren over al wat wenschelijk" zou zijn en over de tactiek van een Bond, die hun niet bevalt; spelen zij een Overheid en een Clericalisme in de kaart, die door voogdij te oefenen over den staatsburger buiten school, van menigeen een huichelaar maken móet. Zeker, een huichelaar of huichelende, waar waarheid mi als re^el mogelijk is, waarheid met zijn keerzijde, natuurlijk. Want, terwijl nu de republikeinsche onderwijzer in huichelarij" (!) niet verder gaat dan dat hij Oranje-feestjes inet de kinderen meeviert kinderen van (>?1<> jaar, waarmede dus ieder verstandig menech alle feestjes wil vieren, die een deugdzame verbeelding zich voor den geest kan tooveren, is het gevolg van een circulaire als de Rotterdamsche, dat menig onderwijzer-huisvader zich wachten gaat voor de uitingen, die hij als staatsburger meende grondwettelijk vrij te mogen doen, en dat er, als helaas te dikwijls in clericale streken, onmannelijke oogendienst door zwakke broeders volgt... en frischheid plaats maakt voor onderdanig" gevoel. Hebben zij, die, als onze inzender, aar zelden met klem en vóór alles tegen de verloochening van het overschietend liberalisme te protesteeren, niet mede hiervan de ernstige verantwoordelijkheid? KRONIEK. OsGRONmVETTlGE PRIVILEGIES. Heeft men de namen gelezen van wie voor Burgemeester van Arnhem in aan merking komen ? Voor de plaats van Jhr. Koell was ge vraagd een baron van Heemstra (substituutofficier van Justitie); en, bij diens weige ring, wordt thans genoemd een Jhr. Hooft Graifland (arrond.-gchoolopziener ) "Weldra lezen wij, telkens als er Burge meesters-vacatures zijn voor vriendelijk gelegen gemeenten, berichten als deze: Daar Jhr. A. te P. de benoeming tot Burgemeester van (,>. geweigerd heeft te aanvaarden, heeft de Regeering zich gewend tot graaf B. te IL, en na diens weigering tot Baron C. te S. Nu ook deze helaas niet te be wegen was tot het opolf'eren van zijnadjunctcommiegschap, is men thans in onderhan deling getreden met Ridder v. D. tot K., lllnlMIMIIIMIIIIIIIMIMIMlm miMIIMII BE BLATMDE STOEL, Eene kinderherinnering, naar het Duitsch van A. S En hier werden iederen Zaterdagavond misdadigers uit de gevangenis te Tunis opge hangen", legde de gid?, die naij in het lustelot Bardo van den Bey roadvoerde, mij uit. In den vloer was een groote steenen plaat op welker midden galgenpalen aangebracht waren. Daar ik nog aooit ondör een galg gestaan had, maakte ik van deze gunstige en onge vaarlijke gelegenheid gebruik, em, indien ik soms eenmaal eens werkelijk daaitoe ver oordeeld werd, te kunnen aanvoeren, dat ik het genoegen en de eer al eens vroeger had gesmaakt. Toen ik na zoo onder de galg stond, schoot my eensklaps iets te binnen en wel de oude voorspelling van een myner vroegere leer aren, die nu, na verloop van meer dan der tig jaren, nog bewaarheid werd. Ja, wel is het ziclbedroerend, dat mijn eerste uitvinding en bovendien nog wel een op muzikaal gebied een zóó tragiiche profetie ten gevolge had. Van jonga af aan dweepte ik met de kunst en wel met die, waarvan de heilige Cecilia de schutspatrones is, en zoodoende reeds kwam ik, als kleine jongei, op het onzalige idee, aan de moeielijke en vervelende rekenleasen bij mijnheer Bauer een muzikaal tintje te geven. Ik dacht eens goei na, (helaas, om als ook deze onverhoopt mccht weigeren, aan de voeten van den Troon de bede neder te leggen de Regeering te machtigen tot het nog eens met zorg bladeren in het adresboek van den Nederlaudschen adel." Och, zal iemand zeggen, zijn dan de voor het Burgemeesterschap van Arnhem ge noemden ongeschikt ? Wüweten het niet. Misschien uitermate geschikt. Maar bij benoemingen, dat wilden we maar zeggen, motregent het weer adelijke praedicaten tegenwoordig. Het is een benau wende lente atmosfeer van titulatuur. Adalbert van Hoorne. Naar het Handschrif i van w\jlen zy'n vriend P. E. Aufetoc, schrijver van Ananda", door J. B. MEERKERK. By' W. L. en J. Brugse, Rotterdam. Eet is wel waarlijk te betreuren, dat de heer Meerkerk goed gevonden heeft aan de ingang van zijn weelderig bekoold «n beboond moestuintje waaraan we met reden z'n vet-edel wart gekken mogen den plompen, lompen, mallen vogel verschrik ker te plaatsen, die het eerste hoofdstuk is. Ei, ei, ik zie 't gebeuren: daar zullen veel fraai-geveerde, coquet-gesnebde, hippelende vogeltjes hun liedje van snoepige waardeering elders om fluiten gaan en het veld vry laten aan de brutale musjohen,die, god nog duivel vreezend, den wild-gebarenden malloot aan den ingang zullen puken in z'n dronken toet, de kool en da buoiieu zullen bedanaen, de opgewroete zaadjas zullen sply'ten, ja pour comble de l'üorreur aan gastvrije takjea hier eu daar da vinnige suavels zullen wetten en... maar lait nu hun verdere eureldaden maar liefst verzwijgen, ik voeg er eerlijk aan toe: uit eigenbelang! Want, beste lezer, indien ik u nog even in herinnering breng, dat die godvergeten nrisjchen óók nog de onzalige gewoonte hebben, de onaan genaamste dingen, die ze omtrent een ander aan de weet komen, van de daken te schreeuwen" habt ge dan niet onmiddellijk in hen de critici herkend?. . . O, o, dat earste hoofdstuk l liet spijt mg werkelijk en innig voor den aateur, dat hij 't geschreven heeft en, al zeg ik 't zelf: dit is zeer altruïstisch vau my, want daar zjnder had ik niet zoo gauw gewtten wat ik aan'01 had. Het spyt mij voor den au'.eur, dat hij, die ahrmnsch klaarblijke'ijk zojyeel goede en mooie dingen in zich heef', zóó geweldig, bij da earste kennismaking, afjtoot. Ka aaa de andere kant duet 't me toch weer genoegen, dat, nu al dat leeiijke er is het oak maar dalelgk blijkt, waut wat sou mija nog altijd niet genoagziam gairolutioneerde geest b;lly'kar achten dan dat boontje om syn loontje komt l Ja zeker, ik zou \ jammer gevonden hebban, als al die opgeblazenheid, al die kleine hoogmoed en zelfgenoegzaamheid zich niet zelf badden gestraft door zicb ten toon te stellen; indien da schrijver ons niet dadelijk, bij het allereerst verzoek, den adeibriaf van z|jn kunstenaarsschap te toonen, had meegedeeld door de conceptie en uitvoering zelf van dat eerate hoofdstuk, veel, vél duidelijker dan indien hij 't met zooveel woorden had gezegd: neen, een kunstenaar ben ik maar heel zelden, bijna nooit, ik mis de koele objectiviteit om dat te zjjn, ik drink mij te vaak dronken aan myn eigen woorden; god-in-den-hemel, heb je dan ook ooit meer zoo'n geestige kerel oatmoet, als jij 'd zoo gevat was, zou jij dan je ty'd verknoeien met, zooals ze dat noemen, de menschen en de dingen liefde rol te beluisteren en te be zien! Dan praat je liever en laat je figuren praten over maatschappij-inrichting, ptulosophie, het wereldraadsel; dut geeft gelegen heid voor gevatte uitvallen, voor hoog-koele, onverstoorbaar-wijiead-remmiteiten, en most je nou ereia tusichen door en achter om die lichtende personages, die de hoofdrollen «pelen ah, begryp goed: de ne hoofdrol: die van je eigen gevatheid, wijsgeerigheid en noblesse ook nog wat gewoon volk heb ben, nou daa kom je er itnrnar* van zelf toe, dat met n streek, liefst vati een bezem, ts Echilderen, want natuurlyk, hé, voor meer heb je geen tijd en geen lust... met de uitbeelding van zulke lui is geen eer te behalen... f preken niet gerat... philo sopheeren niet... zijn niet geestig ... nee . .. .?Kijk, als de-schiijver on» dit zóó hadle geiegd, hit ware e«n beweiing geweest om trent zijn persoon, die vre h&ddsn kunnen aannemen of verwerpsn, nu echter zijn inaei1lykheid, onafhankelijk van, j a tegen zij n wil om waarom, kon ik ouder de lesuren zooveel denkij ?er niet aan den dag leggen) en het duurde niet lang, of iz hal iets bedacht. Van mijn zuinig opgespaarde zakgeld, dat voor louter in mijn fantasie b?staande nood zakelijke schoüi'jehoefteu, als pennen, grif fels, potlooden, viakelasüek enz. hfee'ie te dienen en dat na weken tot een kapitaal van vijftig centen was aangegroeid, kocht ik voor iets meer dan de helft oen allerliefst sneeuwwit schaapje van papiar mac'aé, dat hard en duidelijk Boa" riep, als m=u op het onderstel drukte. Met buitengewone hand gheid, wist ik dit onderstel, zonder het scbaapje te beschadigen, er af te nemen. Ik maakte met hetscLaapje het dochtertje van den portier, destijds mijn eerste liefds, gelukkig en legde het bóii"gedeelte zorgvuldig in een hoekje van mijn kastje. Twee dagen later kou ik «oijn plau ten uitvoer brengen. Van de acht Kommen, dia ons Viijdagiiniddags werden opgegeven, had ik er geen n goed en dus werd mij aan gezegd, dat ik ze dea volgenden dag, een Ziterdag dus, alle acht na twaalven moest blijden oTerm&ken. Zaterdag! Als een bliksemstraal echoot het mij door het hoofd, dat menser Bauer den laatsten Zaterdag ia de maand even vóór twaalven reeds zyu klasse mocht laten aüoopen, om nog intijds den trein te kunnen halen, die hem, ik weet niet meer naar welke piaat?, maar in ieder geval naar een andere stad bracht, waar hij een namiddag aan een inrichting voor hooger onderwijs les geven moest. Op die Zater dagen was het natuurlijk een zeldzaamheid dat er vemand nableef, maar als dit eens gebeurde, (meneer Bauer zorgde natuurlijk, dat de belhamels zoo'n dag nooit schoolblyfaldus verschijnt in zijn werk, is het de waar heid, en wel eene, die, hoe sterk een itjjging ook na het eerste hoofdstuk moge waar te nemen zy'n, ons met beslistheid mag doen zeggen: dit ig het, door den «uteur ten deele niet aldus gewilde, boek van de blague en de phrase, geschreven door een sterk voor liefde ontvankeleu, naar het goede strevenden, zich voor anderen graag ofierenden phrageur, maar niettemin en met dat al: door een phraseur. Da titel resda treft om meer dan n reden. Indien, 't geen ik vermoed, dat van dien meneer lufetos, schrijver van Ananda," een litterair mystificitie'tjaiB, dan ia 't heel aardig gevon den, werkelijk heel aardig: als Hildebrand daar in zy'n ty'd, by' het schryven van Dl Familie Kegge, aan had gedacht, niemand zoa hem met zooveel redan hebben kunnen verw ij t en, dat hy zich zelf Ie beau löe had toe bedeeld, gelijk wij 't met niet veel geringer recht onzen auteur zouden kunnen doen, in dien hy on» niet, by het eerste iroord, door het Anfetos-achterdeurtje ontglippen zou. Ik zei: om meer dan een reden, de andere is gewich tiger : Aufetos wordt ook de schrijver van Ananda" genoemd.Welnu, mag ik mjjn lezers even in herinnering brengen dat een Ananda de lievelingidiscipel van den Boeddha was en dit feit eens gekend en u boek gelezen, valt de gelijkluidendheid van den titel van dat gefingeerde of, om 'c even. werkelyk bestaande boek, en den hutorischen naam als een meer dan toevallige op, en beginnen we de fan tastische ideeëc-aasoeiatie te bemerken, die den heer Aufatos-Meerkerk zicb. iel f ongeveer een Ananda, zyn innig geliefde en afgodischvereerda van Hoorne een benadering van den Boeddha of Caristus deed droomen l .Zeer zeker, dit was de bedoeling van den gchrQver met de figuur vau Van Hoorne: het scheppen van een moderne benadering der Jezua of Buidha-figuur, minus weliswaar de glorie «n woaderkracht van den Bodhisattwa of die van den Z;>on-van GD! want hoe inderdaad zou hij ons nuchter ges'acht het geringste geloof daaraan hebben kunnen ge ven? maar toch wel mat wat goudmiat van mystiek, wat raadselachtigheid.. . Den tijd van zy'n sterven, schoon ham nietg ernstigs scheelt, schijnt van Hoorne vrij nauw keurig te weten. Z'jn vriend Aufetos hem '«morgens willende wekken, vindt hem dood. Da verstyfda hand hoult een brief omklemd, aan Aufatos gericht, waarin o.a. staat: Baste vriend, - een sterk voorgevoel ze^t m«, dat wij samen dazen toiht (<«n reirje naar B um m?n v. C.) nog zuilen volbrengen, maar'c zal voor niij de laatslöz-yo; mijn le^en gaat vaa beatain verwisselen en ik voel dat het daar voor rijp ii. Mjn taak zal door anderen word n overgenomen ea wit mijn geest in de ou&terfdly'kheid van a'.le leven wazen zal ea te doen hebben weet ik tiev." De schryver heeft ook klaarblijkelijk ije/noyd van liojrne met die Cnri-itm-wijsheid te bedselen, welke zwy'gt zoo 't eigsn verdediging geldt, maar ich'wüfcrlichteui en verblindend in een kort Hitsen uit, ZJQ 'i er om gaat anderen van dwaling te «enezen. Liter, Hoorne herden kend, zegt hy van hem: ... edeler en wy'zer man heb ik nooit gekeni; hen te hebben gekend en liefgehad isdazoatste herinnering die teerspijs biedt voor alle volgend leveu. En men leert sr door verstaan, hoadearme lobber», in het moeilijke leven, wier ziel nooit zulke warmte vond, den zoeten Jezus lief hebban en verheerlijken en zich geenGad als vader denken kunnan zonder dien zoon, zonder een heiligen Geast." De liefde van den schrijver voor deze figuur vermoeden wij ala menschely'k gevoal echiiterend-mooi van kracht te zijn, haar omzetting in een artis tieke waarde is echter voor hat grootste deel mislukt. Want daar wy den van Hoorne, dien de gchry'ver héft uitgebeeld, kannen alg iemand zér minderwaardig aan eene per soonlijkheid, wie zu'.k een liefde zou kunnen gelden zonder een gekkemansliefda te wordan genoemd, d.i. als zér minderwaardig aaa dan van Hoorne dien de schrijver heeft willen uitbeelden, komen we er nooit toa zoo van de echtheid dier liefde te worden overtuigd, dat wy daardoor tot eenig artistiek ganot zouden kunnen geraken, en allicht schrikken we zelf i terug en zezgen: hé, ook hier pose?! Bn zoo het ons mag gebeuren wél in die echtheid te gelooven, wijl wügemoedelijk in ons-zelf zeggen: ja hoe ongelooflijk ook, de sckry'ver is nou eenmaal zoo'n nar, dan nog hebban wij gean artistiek genot van de weer gave; want bedoeld was de liefde van een hoogstaand mensc'a voor een nog veel hooger staand te geven en dat ig mislukt en in stede er van hebben we de liefde van een nar voor een vrijwel middelmatig mensen gtkregen! Want van Hoorne is sterk bela?t met hat poseur- en pbraseurachti^e van den schrijver. Ja, hij doet goede dader, maar Je auteur heeft OIH de gelegenheid, waarbij hy'zo doet, niet waar, want niet waarschijnlijk gumaikt; zoo blyven het allemaal g)8ie-da.den-uit-'nboek vour ons. Ea zeker, hij epieïkt wy'se straf haddet), d<in mo?st de boosdoener allén in aet lokaal achter ilij ven e;i wachten tot een der andere onderwijzer,-! om haifi'én het in dien tiuschentijd p.l');.-maakte v;erk | kwaw nazien. En op zulk ee.i Z-itsrdag nu, zou ik aUran, een haif uut ongestoord in on/.s klasse xiju! Het geluk diende nrj en mijn voornemen ten volle, en ik had moeite mijn gezicht in 9en boatvaardige plooi te trekken. Mat mijn muzikaal ondersta! in dea zak ging ik dieu Zaterdagochtend, verrukt, mijn p'an ten uitvoer te kuunen brengen, opge wekter dan ooit naar g'jhoo'. ik zorgde, eeu van de oei sten binnen te zijn, om onopge merkt liet instrument in mijn lessenaar weg te ploppen, daar ik het in mija aak roiet veilig acktte. Tien minuten v.>.'>r twaalven vorüet mijn brave, meester ai^ner ijn twintig eorlinijen het schoaliokaal ; de eeu- ea twintigste, dat was ik, bleef treurig? op do voorste bank achter. Nauwelijks was de schooldeur dichtge'alleu, of ik haastte mij. gewapend met mijn tob,1 blater, naar den grooten Ie c! ren stoel, voor de klasse, haalde een express«iijk \oor net doel meegebracht tangetje uit den zak, trok daarmee behendig eeu paar grootgekopte spijkers uit hei leer, waarmee de stoel was btkleed. schoof vervolgens het muziekinstrument tusnchen het paardehiar naar het midden en wist met den achter kant van de tang, voorzichtig de Bpijkers er weer in te slaau. J k stuad verbaasd over de handigheid, waarmee ik mijn kunststnk had verricht. Er was niets van te zien. k probeerde.,., heel zacht natuurlijk He; ging! Voorzichtig zette ik nu den s:oel naaat woorden, maar tevens is hy hanig-gevat en hoogmoedig-neuswy'g als 'n jong itudentje, die voor het eerst 'ns z'n weetje uit zal stallen. Om een en ander aan te tconen, moet ik ook wel eventjes iets van de geschiedenis vertellen. Van Hoorne is een rijk geworden indieschm»n, die, met'n inlandsehe vrouw getrouwd, repatriëert, dan met Aufetos bevriend raakt, die van nu af z'n factotum, z'n klit, z'n schaduw is. Z'n eene dochter is getrouwd met mr. Willem de Maare type van den po etphraseur, die een vermaard Hollandech dich ter wordt genoemd. Zoodra men weet, dat hij ook een hervormer is, een oerstaat" heeft gesticht, waarvan heel Nederland spreekt, z'n geld daarmee heeft opgemaakt, in Ame. rik» lezingen heeft gehouden, etc. etc., dan kan een vernuftiger mensch dan ik wellicht ontdekken, wie den schrij ver tot model heefc gediend. Intusschen, het is zóó bescheiden gedaan dat ik met m'n boerenkop het te vergeefs heb geprobeerd. By tbe way hoe komt een mensch toch aan die gekke gedach ten verbindingen l weet de heer Meerkerk wel, dat als dr. Borgerhoff, ( ype van dan \osbol-phraseur) al kirrend tot Tme tweede dochter van v. Hoorne zegt: Welnu dan: liefde is begeerte naar een kind van een uitverkoren moeder", dat hij d»n die diep zinnige gedachte waarschijnlijk zoo'n beetje gegapt heeft uit, ten minste erop gekomen is door Van Eeden's Lioba? Daar staat het zao ongeveer, maar omgekeerd. Niet? Luister maar. Daar zegt de varliefde L-oba tot Tancolf, dus de vrouw tot den man: (Ik cur siveer). Ik heb mijn liefde nu gezien. Wat schat Koa ik begeeren, dien zg niet omvat Ik wil mijn kind van /]." Dia Tine, dat is me ook 'n ongelukkig meisgie: ze coqaetteert zoo'n beetje meteen geboren teringlijder, d.e toch niet troujven mag, wil dr. Hage ('ype van den politieken en wijsgeerigen phraseur, die met de beste bedoelingen bezield, njoit weet wat-ie eigen lijk wil: dominee an, dominee af, kamerlid an, kamerlid af), arme jongen, door haar vader opgevoed, niet hebben, wordt verliefd op dr. Bargerhoff. hoort van Hage dat Borgerhiff een van de vuilste meifjesverleiders is en ??wordt kraukzinr ig ... O, o. dat wrasks faitenmateriaal, die ont stentenis der waarschijnlijkheid in dit boekl Als ik aaa die Kirel Zyr^e, die teringlijder denk! Zjoa van 'n klein b/artje, die hem laat studeeren omdat al j mg z'n lichaamsa vakte blijkt, (!n de werkelijkheid zou ieder dok ter i»eiegd hebban: dit is 't slechtste wat ja dosn kunt, m'n goeie man, ja moet 'm juist op het land laten werken, zoo'n afstam meling van teringlijder?) wordt 'm van a'n jeugd sf ingeprent, dat-ie alle stxueele om gang mijden moet, niet trouwen mag etc. Klaarblijkelijk zonder directe noodzaak (want da jongen blijfc maar door stuleeren, loopt gymnasium en universiteit af) en meer als voorzorg, wee; u, a'.a ereis de ziekte accuut wordt, 't gaen ongetwijfeld de baste manier is, om 'r acuat te doen worden en den lijder gau v ad patres te helpen... . De heer Meerkerk moge 't zich voor gesegd houlen: een goade solide feiten-basis voor een roaian te bouwen, dat vereischt studie want nauwkeurige wetenschap, miatmendie, dan komt, iaën mag van nature zo D 9en handig phraaeerende poseur zy'n als maar kan, al heel gauw de aap uit de mouw. Mdar indien de tuberculose s'en mêle, dan wordt 't eerst recht heksenwerk, de fiiesses der behandeling kennen weinig leeken, en in de gecompliceerde peyjhische toestand van den patiënt dringt bijna niemand door. Er zy'n drie middelen voor een auteur om zich op de hoogte te sïellen. Ten eerste: het zelf te kry'gen! Dat zou ii den heer Meerkerk be slist nooit aingeraden hebban, de kool van z'n vlot, fl.nk maar toch niet meer dan jour nalistiek schrijftalent is deze sop niet waard. Ten tweade: medicui te worden, maar da litteratuur ala de medische wetenschap vereischen zóó :eer den heelen mensch, dat nie mand baide kan beoefenen zonder de kan? te beloopen, al mag hem de eene gunstige uitzondering in ons land hoop op het tsgendael geven, niet meer dan da baste dokter ondar de litteratoren, de beste litterator onder de doktoren te wordan. Ten derde: het desbetreflenda werk van dan heer van Hulzen te lezea. Dun ben je inéas op da hoogte. Deze beer heeft namelijk in novellevorm eenige zuer prijzenswaardige verhandelingen over tuberculose geschreven. En mag dit derde middel mijns erachtens nou niet bepaald het meest amusante van de drie genoemd worden, 't is ontegenzeggelijk het minst gevaarlijke en -?'n enorm voordeel! kost bijna geen geld! Dus een vjlgend kear... Maar ook in de dalen van Van Hoorna is da waarschijnlijkheid op stap. Men oordeele: Toen v. iloorna nog jong ambtenaar in ludi het taftvije, dat tegen den muur stond en gin»; daarna met een doodonschuWig gezicht ijverig aan hot wark. Toen de onderwijzer i:it ..!e zesde klasse de sommen kwam naden, waren ze a;le goed en kreeg ik zelfs een prij;je, voor da netheid waarmee ik ze gesuhraven had. Dat de eenige. voor mijn doel geschikte stoel toevallig juist die van meneer Bauer moesi: zijn, ja, dat was zijn s:huld niat. Ik zou zèif ook wel altijd op een zachten stoel uebböii willen zitten iu plaats van op zoo'n harde bank gedurende de lesuren, die ik alleen minder naar vond om de vrije kwar tiertjes, waarin we ons op de speelplaats zoo heerlijk in het vechten konden oefenen. Ki- biebf mij du, geen keuze over, ik rcóset den stool van cnzan onderwijzer wel nemen l Toon meneer IJiiuer Maandagsmorgens hot gebruikelijke gebed had iv.tgiicproküii, welks bindo, i K "(Hen ocUtend uit nie-u «gierigheid over de dingen, die komen souden, nauwelijks kon afwachten, ging hij ala naar gewoonte op zijn stoei zittau, om de verzuimen op te halen. IV i!" Verschrikt sprong hij op. ,.t:>; j!" Het instrument had namelijk een dubbelen, kleinen blaasbalg. In het eerste oozenblik was meneer Bauer sprakeloos naasi de tafel blijven staan, doch 't duurde niet lang, of hij vroeg, wie de brutaliteit had gehad, y.óó iets te durven doen. Toen niemand antwoordde, herbaalde Viij xija Traag met verheffing van stem en eindelijk eischte bij, Jat wij den schuldige bekend zouden maken, indien iemand onzer wist, wis de dader van het misdrijf was. was, schreef een zijner collega's, jhr. Specht van Vosbam een spotdicht op 'n superieur en zou daarom den dienst hebben moeten verlaten, indien v. Hoorne zich nié*, om hem te redden, voor den gchrywer uitgegeven had. Van Hoorne treedt dan uit gouvernementsdienst, vraagt 'n ty'dje later gronden in erf pacht en wie moet daarover by de regeering rapporteeren ? Of de duivel d'r mee speelt: die Specht! En dat monster van ondankbaarheid g»at me nou waarachies afwijzend adviseeren op grond van Van Hoorne's nog onlangs geble ken tekort aan respect jegens z'n superieuren, n.b. het gedicht wat hy, Specht, geschreven heeft! I Later, heel veel jaren later, van Hoorne is rijk geworden, Specht doodarm, vraagt de laatste den eerste honderdduizend gulden te leen l Van Hoorne geeft ze 'm. Nog later, by de catastrophe, als van Hoorne zelf den bolem van z'n geldkist komt te zien, gaat Auphetos, buiten weten van v. Hoorne, naar Specht, met de bedoeling hem eens te polsen of ie dat tonnetje niet zou kunnen teruggeven. Maar voor hy dit laatste doen kan en nauwelijks heeft hij hem het ongeluk van v. Hoorne meegedeeld, of Specht zegt, dat 't hem zoo benauwt, v. Hoorne niet te kunnen helpen, maar zulke menschen zijn nn eenmaal niet te helpen em. enz. En als Auphetos hem hierop schuchter vertelt, dat v. Hoorne eens 'n vroegere kennis met 'n ton uit de brand heeft geholpen hij noemt hem jaar en datum, zoodat Specht niet in de minste twijfel kan verkeeren wie die ken nis is l en dat nu de kassier Gravegtein, die dat geld indertyd heeft uitbetaald, ge weldig ongerust i» met 't oog op 't geschokte crediet van v. Hoorne, dan zegt Specht zon der blikken of blozen: Ik kan 't me leven dig voorstellen" en beduidt tevens Auphetos beleefdelijk, dat als hij hem niets anders te zeggen heefc, hy nou wel kan vertrekken, want hij, Specht, moet naar 'n groot zendingsfeest, enz. enz. Ik moet bekennen : ik heb zelden een dwa zer geschiedenis gelezen. Men veroorlove mij de volgende vragen : 1. Is het waarschijnlijk, dat iemand met't karakter van Specht 'n spotdicht op 'n sup rieur maikt in stede van 'm te flikflooien? 2. Ia het waarschijnlijk dat zoo iemand het zonder eenige noodzaak riskeert, zulk een rap port samen te stellen, terwijl hij moat weten dat, indien daar maar ook iets van uitlekt en de gedupeerde onthult de ware toedracht, hij niet alleen uit den dienst zal worden weg gejaagd, maar ook voor altijd onteerd is? 3. Ma? men aannemen, dat zulk een per sonage dan den gedupeerde juist, mirnichts, dir nichts, een ton te leen zal vragen ? -i. Is 't te gelooven, dat wanneer de in tiem? rri'.nd fan den gedupeerde diens treurige toestand komt vertellen, het monster, dat indertijd het geld van zijn grootmoedig slachtoüer te leen gekregen heaft, dien vriend esn beatja in 't ootja gaat nemen, ja op geringschattende wijze over zijn weldoer.er gaat spreken op gevaar af van z'n eigen schuldbekentenis benevens 'n flinke opduwel onder z'n neus te kry'gen? En dat alles al weer zonder noodzaak, want wie belet hem den medelijdende, dankbare, maar onmachtige te spelen? En indien nu, 't gaan ik vast geloof, alle deze vragen ont kennend beantwoord moeten warden, is 't dan niat te begrijpen dat ik er, nieuwsgierig maar beleefd, een vijfde aan waag toe te voe gen, en wel deze: voor welk krankzinnigen gesticht eigenlijk, dacht de heer M. een diver tissement te schrijven, toen hy deze nonsens bij elkaar geharkt heeft? Maar genoeg hiervan. Ik noemde dit werk ook het boak van da pose en phrase. Van Hoorne is poseur. Hy poseert, als hg' met z'n vriend A. de binnen plaats van het krankzinnigengesticht inloopt, aandachtig n*ar alle kanten (kijkend) alsof hy' iemand zoekt," en als hij A. genoegzaam bang heeft gemaakt door z'n vreemde manier van doan, hoogwijs en kalm zegt: dat als je de vrees wilt overwinnen je 't gevaar onder de oogen moet zien. Zijn vader, grootvader en oudere broer zijn namelijk allen krank zinnig gestorven. Hij phraseert als hij later tot den teringlijder 'n hoop wijze raadgevingen om niet te trouwen richt, met franjs van allernobelgte en allerwijageerigste overwe gingen versierd, terwijl hy' zelf, zoo hereditair belast, wel getrouwd i», en zélf later moet erkennen, dat hij zich alleen uit egoisme desty'di gewonnen heefc gegeven, toen de doktoren het hen veroorloofden. Maar hij '[K:3:'frt en phraneirt beide, als hij met z'n aan stellerige, quasi-gevatte, studentikose adremmiteiten da eerste vergadering van een Band ter volksveredeling'' in de war stuurt eu abrupt en ostensief midden in het lacliseren vaneen brutaliteitje, met ?.'n hondjesachti g-n al oopend Auphetos-ge vol pj e, ..groetend naar alle zijden" de vergadering verlaat'. Maar hij pvteert, wreed en bar hee'emaal niet Boadha- of /ezus-achtig l als hij Vragend, verwonderd, zagen mijn medeeeholieren afwisselend nu eens den meester i-n dan weder elkander aan, doch niemand sprak. Buiten zich zelf over zulk een verstoktheid, zonk de brave man in zijn atoel terug. BÓI :" Als door een weap gestoken spiong Lij weer overeind. B 00 O hP l'iotseling scheen hij lont te reiken, want hij keerde zich om en drukte zachtjes met de hand de stoal zitting omlaag. Beul" ,Bèh!" Een luid gelach was hiervan het ge volg. Mei oogem, fonkelend van toor.'. monsterde meneer Bituer nu die opgewonden beiide, Ik aat met het onschuldigste gezici_y van de wereld op mijn bank; ja, ik zal i:,bepaald eren onuoozel hebbeu uitgezien als het Hchaapje, dat ik aan L'.e*je van den portier Begeren en waarvoor ze mij zoo vriendelijk bedankt had. lis ik nu nist binnen drie tellen weet, wio deze grenzenlooze brutaliteit en onbehehaamdueid heeft uitgehaald, zal ik Jeu directeur verzoeken, hier te komen T' klonk het dondorend over de klasse heen. .Nogmaals een diep stilzwijgen on weder een elkander-én-meneer-vragend-aanzieu. De drie tellen waren verstreken.... Meneer Bauer hield woord; hij verliet het lokaal, om na eenige minuten terug te keeren, op den voet gevolgd door den directeur, den man die n als paedagoog n als leeraar zoo hoog stond aangeschreven eu bij ieder dia onderwijs van hem ontving als een der vriendelijkste, rechtvaardigste en beminne lijkste van alle menschen geroemd werd. Xog trillend van verontwaardiging wees

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl