Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1707
suffiaante liberale" dagbladen te zeggen:
wie pp de scholen der Orerheid niet wil
aanprijzen wat de Heeren wijzen, moet
maar van school af". Nietwaar, de aarde ia
groot en er zijn betrekkingen, ook buiten
het onderwijs, in overvloed. Hoewel niet
geheel met deze beschouwing meegaande,
en zelfs het opleidings- en
bevorderingsstelsel" wrakende en het beurzenstelsel"
een fuik noemende, waar men bijna
nooit meer uit kan", speelt de voorzich
tige heer Feberwee in de kaart dergenen,
die om zich schaamte te besparen de
fictie volhouden, dat men zonder moeite,
uit het onderwijs komend, elders een
passenden werkkring vinden kan.
Wat hebben wij er aan, dat de heer
Feberwee, de middelen aangeeft waarmede
verandering had kunnen en zou kunnen
worden aangebracht - daar de onderwijzers
van thans, de duizenden, immers verkeeren
onder de bestaande omstandigheden?
Zy kunnen niet vooruit en niet achter
uit! Zij hebben nooit anders kunnen
wórden zelfs dan ze zijn. Zoons uit
gezinnen van den kleinen stand, in zich
voelend de zucht naar ontwikkeling, kon
den zij met geen mogelijkheid een ande
ren weg op dan dien van het onder wij s.
Hun was dat dat onderwijs, toen ze
twaalf, dertien jaar oud waren, de poort
van het intellect. Daar waren de kansen
van brood, samen met ontwikkeling!
Andere nergens. Eanraaal onderwijzer
geworden, staat nauwelijks n nieuwe
weg voor den gemiddeld begaafde meer
open....
Ea als aan dezen, aan dit, zooals wij
het noemden, meest intellectueele deel
van het slechtst gesalarieerde vaderland1',
een maulkorbgesetsz" boven het hoofd
hangt... dan zal de vrijzinnige heer
Feberwee en zullen zijn geestverwanten
zich spoeden het onrecht te keeren ? Neen,
dan gaan zij philosofeeren over al wat
wenschelijk" zou zijn en over de tactiek
van een Bond, die hun niet bevalt; spelen
zij een Overheid en een Clericalisme in
de kaart, die door voogdij te oefenen
over den staatsburger buiten school, van
menigeen een huichelaar maken móet.
Zeker, een huichelaar of huichelende,
waar waarheid mi als re^el mogelijk is,
waarheid met zijn keerzijde, natuurlijk.
Want, terwijl nu de republikeinsche
onderwijzer in huichelarij" (!) niet verder
gaat dan dat hij Oranje-feestjes inet de
kinderen meeviert kinderen van (>?1<>
jaar, waarmede dus ieder verstandig
menech alle feestjes wil vieren, die een
deugdzame verbeelding zich voor den
geest kan tooveren, is het gevolg van
een circulaire als de Rotterdamsche,
dat menig onderwijzer-huisvader zich
wachten gaat voor de uitingen, die hij
als staatsburger meende grondwettelijk
vrij te mogen doen, en dat er, als
helaas te dikwijls in clericale streken,
onmannelijke oogendienst door zwakke
broeders volgt... en frischheid plaats
maakt voor onderdanig" gevoel.
Hebben zij, die, als onze inzender, aar
zelden met klem en vóór alles tegen de
verloochening van het overschietend
liberalisme te protesteeren, niet mede
hiervan de ernstige verantwoordelijkheid?
KRONIEK.
OsGRONmVETTlGE PRIVILEGIES.
Heeft men de namen gelezen van wie
voor Burgemeester van Arnhem in aan
merking komen ?
Voor de plaats van Jhr. Koell was ge
vraagd een baron van Heemstra
(substituutofficier van Justitie); en, bij diens weige
ring, wordt thans genoemd een Jhr. Hooft
Graifland (arrond.-gchoolopziener )
"Weldra lezen wij, telkens als er Burge
meesters-vacatures zijn voor vriendelijk
gelegen gemeenten, berichten als deze:
Daar Jhr. A. te P. de benoeming tot
Burgemeester van (,>. geweigerd heeft te
aanvaarden, heeft de Regeering zich gewend
tot graaf B. te IL, en na diens weigering tot
Baron C. te S. Nu ook deze helaas niet te be
wegen was tot het opolf'eren van
zijnadjunctcommiegschap, is men thans in onderhan
deling getreden met Ridder v. D. tot K.,
lllnlMIMIIIMIIIIIIIMIMIMlm miMIIMII
BE BLATMDE STOEL,
Eene kinderherinnering, naar het Duitsch
van A. S
En hier werden iederen Zaterdagavond
misdadigers uit de gevangenis te Tunis opge
hangen", legde de gid?, die naij in het
lustelot Bardo van den Bey roadvoerde, mij uit.
In den vloer was een groote steenen plaat
op welker midden galgenpalen aangebracht
waren.
Daar ik nog aooit ondör een galg gestaan
had, maakte ik van deze gunstige en onge
vaarlijke gelegenheid gebruik, em, indien ik
soms eenmaal eens werkelijk daaitoe ver
oordeeld werd, te kunnen aanvoeren, dat ik
het genoegen en de eer al eens vroeger had
gesmaakt.
Toen ik na zoo onder de galg stond, schoot
my eensklaps iets te binnen en wel de oude
voorspelling van een myner vroegere leer
aren, die nu, na verloop van meer dan der
tig jaren, nog bewaarheid werd.
Ja, wel is het ziclbedroerend, dat mijn
eerste uitvinding en bovendien nog wel een
op muzikaal gebied een zóó tragiiche profetie
ten gevolge had.
Van jonga af aan dweepte ik met de kunst
en wel met die, waarvan de heilige Cecilia
de schutspatrones is, en zoodoende reeds
kwam ik, als kleine jongei, op het onzalige
idee, aan de moeielijke en vervelende
rekenleasen bij mijnheer Bauer een muzikaal tintje
te geven. Ik dacht eens goei na, (helaas,
om als ook deze onverhoopt mccht weigeren,
aan de voeten van den Troon de bede neder
te leggen de Regeering te machtigen tot
het nog eens met zorg bladeren in het
adresboek van den Nederlaudschen adel."
Och, zal iemand zeggen, zijn dan de voor
het Burgemeesterschap van Arnhem ge
noemden ongeschikt ?
Wüweten het niet. Misschien uitermate
geschikt. Maar bij benoemingen, dat wilden
we maar zeggen, motregent het weer adelijke
praedicaten tegenwoordig. Het is een benau
wende lente atmosfeer van titulatuur.
Adalbert van Hoorne. Naar het Handschrif i
van w\jlen zy'n vriend P. E. Aufetoc,
schrijver van Ananda", door J. B.
MEERKERK. By' W. L. en J. Brugse,
Rotterdam.
Eet is wel waarlijk te betreuren, dat de
heer Meerkerk goed gevonden heeft aan de
ingang van zijn weelderig bekoold «n
beboond moestuintje waaraan we met reden
z'n vet-edel wart gekken mogen den
plompen, lompen, mallen vogel verschrik
ker te plaatsen, die het eerste hoofdstuk is.
Ei, ei, ik zie 't gebeuren: daar zullen veel
fraai-geveerde, coquet-gesnebde, hippelende
vogeltjes hun liedje van snoepige waardeering
elders om fluiten gaan en het veld vry laten
aan de brutale musjohen,die, god nog duivel
vreezend, den wild-gebarenden malloot aan
den ingang zullen puken in z'n dronken
toet, de kool en da buoiieu zullen bedanaen,
de opgewroete zaadjas zullen sply'ten, ja
pour comble de l'üorreur aan gastvrije
takjea hier eu daar da vinnige suavels zullen
wetten en... maar lait nu hun verdere
eureldaden maar liefst verzwijgen, ik voeg er
eerlijk aan toe: uit eigenbelang! Want, beste
lezer, indien ik u nog even in herinnering
breng, dat die godvergeten nrisjchen óók
nog de onzalige gewoonte hebben, de onaan
genaamste dingen, die ze omtrent een ander
aan de weet komen, van de daken te
schreeuwen" habt ge dan niet onmiddellijk
in hen de critici herkend?. . .
O, o, dat earste hoofdstuk l liet spijt mg
werkelijk en innig voor den aateur, dat hij
't geschreven heeft en, al zeg ik 't zelf: dit
is zeer altruïstisch vau my, want daar zjnder
had ik niet zoo gauw gewtten wat ik aan'01
had. Het spyt mij voor den au'.eur, dat hij,
die ahrmnsch klaarblijke'ijk zojyeel goede en
mooie dingen in zich heef', zóó geweldig, bij
da earste kennismaking, afjtoot. Ka aaa de
andere kant duet 't me toch weer genoegen,
dat, nu al dat leeiijke er is het oak maar
dalelgk blijkt, waut wat sou mija nog altijd
niet genoagziam gairolutioneerde geest
b;lly'kar achten dan dat boontje om syn loontje
komt l Ja zeker, ik zou \ jammer gevonden
hebban, als al die opgeblazenheid, al die kleine
hoogmoed en zelfgenoegzaamheid zich niet
zelf badden gestraft door zicb ten toon te
stellen; indien da schrijver ons niet dadelijk,
bij het allereerst verzoek, den adeibriaf
van z|jn kunstenaarsschap te toonen, had
meegedeeld door de conceptie en uitvoering
zelf van dat eerate hoofdstuk, veel, vél
duidelijker dan indien hij 't met zooveel
woorden had gezegd: neen, een kunstenaar
ben ik maar heel zelden, bijna nooit, ik mis
de koele objectiviteit om dat te zjjn, ik drink
mij te vaak dronken aan myn eigen woorden;
god-in-den-hemel, heb je dan ook ooit meer
zoo'n geestige kerel oatmoet, als jij 'd zoo
gevat was, zou jij dan je ty'd verknoeien met,
zooals ze dat noemen, de menschen en de
dingen liefde rol te beluisteren en te be
zien! Dan praat je liever en laat je figuren
praten over maatschappij-inrichting,
ptulosophie, het wereldraadsel; dut geeft gelegen
heid voor gevatte uitvallen, voor hoog-koele,
onverstoorbaar-wijiead-remmiteiten, en most
je nou ereia tusichen door en achter om die
lichtende personages, die de hoofdrollen
«pelen ah, begryp goed: de ne hoofdrol:
die van je eigen gevatheid, wijsgeerigheid en
noblesse ook nog wat gewoon volk heb
ben, nou daa kom je er itnrnar* van zelf toe,
dat met n streek, liefst vati een bezem,
ts Echilderen, want natuurlyk, hé, voor
meer heb je geen tijd en geen lust...
met de uitbeelding van zulke lui is geen eer
te behalen... f preken niet gerat... philo
sopheeren niet... zijn niet geestig ... nee . ..
.?Kijk, als de-schiijver on» dit zóó hadle
geiegd, hit ware e«n beweiing geweest om
trent zijn persoon, die vre h&ddsn kunnen
aannemen of verwerpsn, nu echter zijn
inaei1lykheid, onafhankelijk van, j a tegen zij n wil om
waarom, kon ik ouder de lesuren zooveel
denkij ?er niet aan den dag leggen) en het
duurde niet lang, of iz hal iets bedacht.
Van mijn zuinig opgespaarde zakgeld, dat
voor louter in mijn fantasie b?staande nood
zakelijke schoüi'jehoefteu, als pennen, grif
fels, potlooden, viakelasüek enz. hfee'ie te
dienen en dat na weken tot een kapitaal
van vijftig centen was aangegroeid, kocht ik
voor iets meer dan de helft oen allerliefst
sneeuwwit schaapje van papiar mac'aé, dat
hard en duidelijk Boa" riep, als m=u op
het onderstel drukte.
Met buitengewone hand gheid, wist ik dit
onderstel, zonder het scbaapje te beschadigen,
er af te nemen. Ik maakte met hetscLaapje
het dochtertje van den portier, destijds mijn
eerste liefds, gelukkig en legde het
bóii"gedeelte zorgvuldig in een hoekje van mijn
kastje. Twee dagen later kou ik «oijn plau ten
uitvoer brengen. Van de acht Kommen, dia
ons Viijdagiiniddags werden opgegeven, had
ik er geen n goed en dus werd mij aan
gezegd, dat ik ze dea volgenden dag, een
Ziterdag dus, alle acht na twaalven moest
blijden oTerm&ken. Zaterdag! Als een
bliksemstraal echoot het mij door het hoofd,
dat menser Bauer den laatsten Zaterdag ia
de maand even vóór twaalven reeds zyu
klasse mocht laten aüoopen, om nog intijds
den trein te kunnen halen, die hem, ik
weet niet meer naar welke piaat?, maar in
ieder geval naar een andere stad bracht,
waar hij een namiddag aan een inrichting voor
hooger onderwijs les geven moest. Op die Zater
dagen was het natuurlijk een zeldzaamheid
dat er vemand nableef, maar als dit eens
gebeurde, (meneer Bauer zorgde natuurlijk,
dat de belhamels zoo'n dag nooit
schoolblyfaldus verschijnt in zijn werk, is het de waar
heid, en wel eene, die, hoe sterk een itjjging
ook na het eerste hoofdstuk moge waar te
nemen zy'n, ons met beslistheid mag doen
zeggen: dit ig het, door den «uteur ten deele
niet aldus gewilde, boek van de blague en
de phrase, geschreven door een sterk voor
liefde ontvankeleu, naar het goede strevenden,
zich voor anderen graag ofierenden phrageur,
maar niettemin en met dat al: door een
phraseur.
Da titel resda treft om meer dan n reden.
Indien, 't geen ik vermoed, dat van dien meneer
lufetos, schrijver van Ananda," een litterair
mystificitie'tjaiB, dan ia 't heel aardig gevon
den, werkelijk heel aardig: als Hildebrand
daar in zy'n ty'd, by' het schryven van Dl
Familie Kegge, aan had gedacht, niemand zoa
hem met zooveel redan hebben kunnen
verw ij t en, dat hy zich zelf Ie beau löe had toe
bedeeld, gelijk wij 't met niet veel geringer
recht onzen auteur zouden kunnen doen, in
dien hy on» niet, by het eerste iroord, door het
Anfetos-achterdeurtje ontglippen zou. Ik zei:
om meer dan een reden, de andere is gewich
tiger : Aufetos wordt ook de schrijver van
Ananda" genoemd.Welnu, mag ik mjjn lezers
even in herinnering brengen dat een Ananda
de lievelingidiscipel van den Boeddha was en
dit feit eens gekend en u boek gelezen, valt
de gelijkluidendheid van den titel van dat
gefingeerde of, om 'c even. werkelyk bestaande
boek, en den hutorischen naam als een meer
dan toevallige op, en beginnen we de fan
tastische ideeëc-aasoeiatie te bemerken, die
den heer Aufatos-Meerkerk zicb. iel f ongeveer
een Ananda, zyn innig geliefde en
afgodischvereerda van Hoorne een benadering van den
Boeddha of Caristus deed droomen l
.Zeer zeker, dit was de bedoeling van den
gchrQver met de figuur vau Van Hoorne: het
scheppen van een moderne benadering der
Jezua of Buidha-figuur, minus weliswaar de
glorie «n woaderkracht van den Bodhisattwa
of die van den Z;>on-van GD! want hoe
inderdaad zou hij ons nuchter ges'acht het
geringste geloof daaraan hebben kunnen ge
ven? maar toch wel mat wat goudmiat
van mystiek, wat raadselachtigheid.. .
Den tijd van zy'n sterven, schoon ham nietg
ernstigs scheelt, schijnt van Hoorne vrij nauw
keurig te weten. Z'jn vriend Aufetos hem
'«morgens willende wekken, vindt hem dood.
Da verstyfda hand hoult een brief omklemd,
aan Aufatos gericht, waarin o.a. staat: Baste
vriend, - een sterk voorgevoel ze^t m«, dat
wij samen dazen toiht (<«n reirje naar B um
m?n v. C.) nog zuilen volbrengen, maar'c zal
voor niij de laatslöz-yo; mijn le^en gaat vaa
beatain verwisselen en ik voel dat het daar
voor rijp ii. Mjn taak zal door anderen
word n overgenomen ea wit mijn geest in de
ou&terfdly'kheid van a'.le leven wazen zal ea
te doen hebben weet ik tiev." De schryver
heeft ook klaarblijkelijk ije/noyd van liojrne
met die Cnri-itm-wijsheid te bedselen, welke
zwy'gt zoo 't eigsn verdediging geldt, maar
ich'wüfcrlichteui en verblindend in een kort
Hitsen uit, ZJQ 'i er om gaat anderen van
dwaling te «enezen. Liter, Hoorne herden
kend, zegt hy van hem: ... edeler en wy'zer
man heb ik nooit gekeni; hen te hebben
gekend en liefgehad isdazoatste herinnering
die teerspijs biedt voor alle volgend leveu.
En men leert sr door verstaan, hoadearme
lobber», in het moeilijke leven, wier ziel
nooit zulke warmte vond, den zoeten Jezus
lief hebban en verheerlijken en zich geenGad
als vader denken kunnan zonder dien zoon,
zonder een heiligen Geast." De liefde van
den schrijver voor deze figuur vermoeden wij
ala menschely'k gevoal echiiterend-mooi van
kracht te zijn, haar omzetting in een artis
tieke waarde is echter voor hat grootste deel
mislukt. Want daar wy den van Hoorne, dien
de gchry'ver héft uitgebeeld, kannen alg
iemand zér minderwaardig aan eene per
soonlijkheid, wie zu'.k een liefde zou kunnen
gelden zonder een gekkemansliefda te wordan
genoemd, d.i. als zér minderwaardig aaa dan
van Hoorne dien de schrijver heeft willen
uitbeelden, komen we er nooit toa zoo van de
echtheid dier liefde te worden overtuigd, dat
wy daardoor tot eenig artistiek ganot zouden
kunnen geraken, en allicht schrikken we zelf i
terug en zezgen: hé, ook hier pose?!
Bn zoo het ons mag gebeuren wél in die
echtheid te gelooven, wijl wügemoedelijk in
ons-zelf zeggen: ja hoe ongelooflijk ook, de
sckry'ver is nou eenmaal zoo'n nar, dan nog
hebban wij gean artistiek genot van de weer
gave; want bedoeld was de liefde van een
hoogstaand mensc'a voor een nog veel hooger
staand te geven en dat ig mislukt en in stede
er van hebben we de liefde van een nar voor
een vrijwel middelmatig mensen gtkregen!
Want van Hoorne is sterk bela?t met hat
poseur- en pbraseurachti^e van den schrijver.
Ja, hij doet goede dader, maar Je auteur
heeft OIH de gelegenheid, waarbij hy'zo doet,
niet waar, want niet waarschijnlijk gumaikt;
zoo blyven het allemaal
g)8ie-da.den-uit-'nboek vour ons. Ea zeker, hij epieïkt wy'se
straf haddet), d<in mo?st de boosdoener
allén in aet lokaal achter ilij ven e;i wachten
tot een der andere onderwijzer,-! om haifi'én
het in dien tiuschentijd p.l');.-maakte v;erk |
kwaw nazien.
En op zulk ee.i Z-itsrdag nu, zou ik aUran,
een haif uut ongestoord in on/.s klasse xiju!
Het geluk diende nrj en mijn voornemen
ten volle, en ik had moeite mijn gezicht in
9en boatvaardige plooi te trekken.
Mat mijn muzikaal ondersta! in dea zak
ging ik dieu Zaterdagochtend, verrukt, mijn
p'an ten uitvoer te kuunen brengen, opge
wekter dan ooit naar g'jhoo'. ik zorgde, eeu
van de oei sten binnen te zijn, om onopge
merkt liet instrument in mijn lessenaar weg
te ploppen, daar ik het in mija aak roiet
veilig acktte.
Tien minuten v.>.'>r twaalven vorüet mijn
brave, meester ai^ner ijn twintig eorlinijen
het schoaliokaal ; de eeu- ea twintigste, dat
was ik, bleef treurig? op do voorste bank
achter. Nauwelijks was de schooldeur
dichtge'alleu, of ik haastte mij. gewapend met
mijn tob,1 blater, naar den grooten Ie c! ren
stoel, voor de klasse, haalde een
express«iijk \oor net doel meegebracht tangetje
uit den zak, trok daarmee behendig eeu paar
grootgekopte spijkers uit hei leer, waarmee
de stoel was btkleed. schoof vervolgens het
muziekinstrument tusnchen het paardehiar
naar het midden en wist met den achter
kant van de tang, voorzichtig de Bpijkers er
weer in te slaau. J k stuad verbaasd over de
handigheid, waarmee ik mijn kunststnk had
verricht. Er was niets van te zien.
k probeerde.,., heel zacht natuurlijk
He; ging!
Voorzichtig zette ik nu den s:oel naaat
woorden, maar tevens is hy hanig-gevat en
hoogmoedig-neuswy'g als 'n jong itudentje, die
voor het eerst 'ns z'n weetje uit zal stallen.
Om een en ander aan te tconen, moet ik
ook wel eventjes iets van de geschiedenis
vertellen.
Van Hoorne is een rijk geworden
indieschm»n, die, met'n inlandsehe vrouw getrouwd,
repatriëert, dan met Aufetos bevriend raakt,
die van nu af z'n factotum, z'n klit, z'n
schaduw is. Z'n eene dochter is getrouwd met
mr. Willem de Maare type van den po
etphraseur, die een vermaard Hollandech dich
ter wordt genoemd. Zoodra men weet, dat hij
ook een hervormer is, een oerstaat" heeft
gesticht, waarvan heel Nederland spreekt,
z'n geld daarmee heeft opgemaakt, in Ame.
rik» lezingen heeft gehouden, etc. etc., dan
kan een vernuftiger mensch dan ik wellicht
ontdekken, wie den schrij ver tot model heefc
gediend. Intusschen, het is zóó bescheiden
gedaan dat ik met m'n boerenkop het te
vergeefs heb geprobeerd. By tbe way hoe
komt een mensch toch aan die gekke gedach
ten verbindingen l weet de heer Meerkerk
wel, dat als dr. Borgerhoff, ( ype van dan
\osbol-phraseur) al kirrend tot Tme tweede
dochter van v. Hoorne zegt: Welnu dan:
liefde is begeerte naar een kind van een
uitverkoren moeder", dat hij d»n die diep
zinnige gedachte waarschijnlijk zoo'n beetje
gegapt heeft uit, ten minste erop gekomen
is door Van Eeden's Lioba? Daar staat het
zao ongeveer, maar omgekeerd. Niet? Luister
maar. Daar zegt de varliefde L-oba tot
Tancolf, dus de vrouw tot den man: (Ik cur
siveer).
Ik heb mijn liefde nu gezien. Wat schat
Koa ik begeeren, dien zg niet omvat
Ik wil mijn kind van /]."
Dia Tine, dat is me ook 'n ongelukkig
meisgie: ze coqaetteert zoo'n beetje meteen
geboren teringlijder, d.e toch niet troujven
mag, wil dr. Hage ('ype van den politieken
en wijsgeerigen phraseur, die met de beste
bedoelingen bezield, njoit weet wat-ie eigen
lijk wil: dominee an, dominee af, kamerlid an,
kamerlid af), arme jongen, door haar vader
opgevoed, niet hebben, wordt verliefd op dr.
Bargerhoff. hoort van Hage dat Borgerhiff
een van de vuilste meifjesverleiders is en
??wordt kraukzinr ig ...
O, o. dat wrasks faitenmateriaal, die ont
stentenis der waarschijnlijkheid in dit boekl
Als ik aaa die Kirel Zyr^e, die teringlijder
denk! Zjoa van 'n klein b/artje, die hem laat
studeeren omdat al j mg z'n lichaamsa vakte
blijkt, (!n de werkelijkheid zou ieder dok
ter i»eiegd hebban: dit is 't slechtste wat
ja dosn kunt, m'n goeie man, ja moet 'm
juist op het land laten werken, zoo'n afstam
meling van teringlijder?) wordt 'm van a'n
jeugd sf ingeprent, dat-ie alle stxueele om
gang mijden moet, niet trouwen mag etc.
Klaarblijkelijk zonder directe noodzaak (want
da jongen blijfc maar door stuleeren, loopt
gymnasium en universiteit af) en meer als
voorzorg, wee; u, a'.a ereis de ziekte accuut
wordt, 't gaen ongetwijfeld de baste manier
is, om 'r acuat te doen worden en den lijder
gau v ad patres te helpen... .
De heer Meerkerk moge 't zich voor gesegd
houlen: een goade solide feiten-basis voor
een roaian te bouwen, dat vereischt studie
want nauwkeurige wetenschap, miatmendie,
dan komt, iaën mag van nature zo D 9en
handig phraaeerende poseur zy'n als maar kan,
al heel gauw de aap uit de mouw. Mdar
indien de tuberculose s'en mêle, dan wordt
't eerst recht heksenwerk, de fiiesses der
behandeling kennen weinig leeken, en in de
gecompliceerde peyjhische toestand van den
patiënt dringt bijna niemand door. Er zy'n
drie middelen voor een auteur om zich op
de hoogte te sïellen. Ten eerste: het zelf te
kry'gen! Dat zou ii den heer Meerkerk be
slist nooit aingeraden hebban, de kool van
z'n vlot, fl.nk maar toch niet meer dan jour
nalistiek schrijftalent is deze sop niet waard.
Ten tweade: medicui te worden, maar da
litteratuur ala de medische wetenschap
vereischen zóó :eer den heelen mensch, dat nie
mand baide kan beoefenen zonder de kan?
te beloopen, al mag hem de eene gunstige
uitzondering in ons land hoop op het
tsgendael geven, niet meer dan da baste dokter
ondar de litteratoren, de beste litterator
onder de doktoren te wordan. Ten derde: het
desbetreflenda werk van dan heer van Hulzen
te lezea. Dun ben je inéas op da hoogte.
Deze beer heeft namelijk in novellevorm
eenige zuer prijzenswaardige verhandelingen
over tuberculose geschreven. En mag dit
derde middel mijns erachtens nou niet
bepaald het meest amusante van de drie
genoemd worden, 't is ontegenzeggelijk het
minst gevaarlijke en -?'n enorm voordeel!
kost bijna geen geld! Dus een vjlgend kear...
Maar ook in de dalen van Van Hoorna is
da waarschijnlijkheid op stap. Men oordeele:
Toen v. iloorna nog jong ambtenaar in ludi
het taftvije, dat tegen den muur stond en
gin»; daarna met een doodonschuWig gezicht
ijverig aan hot wark. Toen de onderwijzer
i:it ..!e zesde klasse de sommen kwam naden,
waren ze a;le goed en kreeg ik zelfs een
prij;je, voor da netheid waarmee ik ze
gesuhraven had.
Dat de eenige. voor mijn doel geschikte
stoel toevallig juist die van meneer Bauer
moesi: zijn, ja, dat was zijn s:huld niat. Ik
zou zèif ook wel altijd op een zachten stoel
uebböii willen zitten iu plaats van op zoo'n
harde bank gedurende de lesuren, die ik
alleen minder naar vond om de vrije kwar
tiertjes, waarin we ons op de speelplaats
zoo heerlijk in het vechten konden oefenen.
Ki- biebf mij du, geen keuze over, ik rcóset
den stool van cnzan onderwijzer wel nemen l
Toon meneer IJiiuer Maandagsmorgens hot
gebruikelijke gebed had iv.tgiicproküii, welks
bindo, i K "(Hen ocUtend uit nie-u «gierigheid
over de dingen, die komen souden, nauwelijks
kon afwachten, ging hij ala naar gewoonte
op zijn stoei zittau, om de verzuimen op te
halen.
IV i!"
Verschrikt sprong hij op.
,.t:>; j!"
Het instrument had namelijk een dubbelen,
kleinen blaasbalg.
In het eerste oozenblik was meneer Bauer
sprakeloos naasi de tafel blijven staan, doch
't duurde niet lang, of hij vroeg, wie de
brutaliteit had gehad, y.óó iets te durven
doen. Toen niemand antwoordde, herbaalde
Viij xija Traag met verheffing van stem en
eindelijk eischte bij, Jat wij den schuldige
bekend zouden maken, indien iemand onzer
wist, wis de dader van het misdrijf was.
was, schreef een zijner collega's, jhr. Specht
van Vosbam een spotdicht op 'n superieur
en zou daarom den dienst hebben moeten
verlaten, indien v. Hoorne zich nié*, om hem
te redden, voor den gchrywer uitgegeven had.
Van Hoorne treedt dan uit
gouvernementsdienst, vraagt 'n ty'dje later gronden in erf
pacht en wie moet daarover by de regeering
rapporteeren ?
Of de duivel d'r mee speelt: die Specht!
En dat monster van ondankbaarheid g»at
me nou waarachies afwijzend adviseeren op
grond van Van Hoorne's nog onlangs geble
ken tekort aan respect jegens z'n superieuren,
n.b. het gedicht wat hy, Specht, geschreven
heeft! I Later, heel veel jaren later, van
Hoorne is rijk geworden, Specht doodarm,
vraagt de laatste den eerste honderdduizend
gulden te leen l Van Hoorne geeft ze 'm. Nog
later, by de catastrophe, als van Hoorne
zelf den bolem van z'n geldkist komt te zien,
gaat Auphetos, buiten weten van v. Hoorne,
naar Specht, met de bedoeling hem eens te
polsen of ie dat tonnetje niet zou kunnen
teruggeven. Maar voor hy dit laatste doen
kan en nauwelijks heeft hij hem het ongeluk
van v. Hoorne meegedeeld, of Specht zegt,
dat 't hem zoo benauwt, v. Hoorne niet te
kunnen helpen, maar zulke menschen zijn nn
eenmaal niet te helpen em. enz. En als
Auphetos hem hierop schuchter vertelt, dat v.
Hoorne eens 'n vroegere kennis met 'n ton
uit de brand heeft geholpen hij noemt
hem jaar en datum, zoodat Specht niet in
de minste twijfel kan verkeeren wie die ken
nis is l en dat nu de kassier Gravegtein,
die dat geld indertyd heeft uitbetaald, ge
weldig ongerust i» met 't oog op 't geschokte
crediet van v. Hoorne, dan zegt Specht zon
der blikken of blozen: Ik kan 't me leven
dig voorstellen" en beduidt tevens Auphetos
beleefdelijk, dat als hij hem niets anders te
zeggen heefc, hy nou wel kan vertrekken,
want hij, Specht, moet naar 'n groot
zendingsfeest, enz. enz.
Ik moet bekennen : ik heb zelden een dwa
zer geschiedenis gelezen. Men veroorlove mij
de volgende vragen :
1. Is het waarschijnlijk, dat iemand met't
karakter van Specht 'n spotdicht op 'n sup
rieur maikt in stede van 'm te flikflooien?
2. Ia het waarschijnlijk dat zoo iemand het
zonder eenige noodzaak riskeert, zulk een rap
port samen te stellen, terwijl hij moat weten
dat, indien daar maar ook iets van uitlekt en
de gedupeerde onthult de ware toedracht, hij
niet alleen uit den dienst zal worden weg
gejaagd, maar ook voor altijd onteerd is?
3. Ma? men aannemen, dat zulk een per
sonage dan den gedupeerde juist, mirnichts,
dir nichts, een ton te leen zal vragen ?
-i. Is 't te gelooven, dat wanneer de in
tiem? rri'.nd fan den gedupeerde diens treurige
toestand komt vertellen, het monster, dat
indertijd het geld van zijn grootmoedig
slachtoüer te leen gekregen heaft, dien
vriend esn beatja in 't ootja gaat nemen,
ja op geringschattende wijze over zijn
weldoer.er gaat spreken op gevaar af van
z'n eigen schuldbekentenis benevens 'n
flinke opduwel onder z'n neus te kry'gen?
En dat alles al weer zonder noodzaak, want
wie belet hem den medelijdende, dankbare,
maar onmachtige te spelen? En indien nu,
't gaan ik vast geloof, alle deze vragen ont
kennend beantwoord moeten warden, is 't
dan niat te begrijpen dat ik er, nieuwsgierig
maar beleefd, een vijfde aan waag toe te voe
gen, en wel deze: voor welk krankzinnigen
gesticht eigenlijk, dacht de heer M. een diver
tissement te schrijven, toen hy deze nonsens
bij elkaar geharkt heeft? Maar genoeg
hiervan.
Ik noemde dit werk ook het boak van da
pose en phrase. Van Hoorne is poseur. Hy
poseert, als hg' met z'n vriend A. de binnen
plaats van het krankzinnigengesticht inloopt,
aandachtig n*ar alle kanten (kijkend) alsof
hy' iemand zoekt," en als hij A. genoegzaam
bang heeft gemaakt door z'n vreemde manier
van doan, hoogwijs en kalm zegt: dat als je
de vrees wilt overwinnen je 't gevaar onder
de oogen moet zien. Zijn vader, grootvader
en oudere broer zijn namelijk allen krank
zinnig gestorven. Hij phraseert als hij later tot
den teringlijder 'n hoop wijze raadgevingen
om niet te trouwen richt, met franjs van
allernobelgte en allerwijageerigste overwe
gingen versierd, terwijl hy' zelf, zoo hereditair
belast, wel getrouwd i», en zélf later moet
erkennen, dat hij zich alleen uit egoisme
desty'di gewonnen heefc gegeven, toen de
doktoren het hen veroorloofden. Maar hij
'[K:3:'frt en phraneirt beide, als hij met z'n aan
stellerige, quasi-gevatte, studentikose
adremmiteiten da eerste vergadering van een
Band ter volksveredeling'' in de war stuurt
eu abrupt en ostensief midden in het
lacliseren vaneen brutaliteitje, met ?.'n
hondjesachti g-n al oopend Auphetos-ge vol pj e, ..groetend
naar alle zijden" de vergadering verlaat'.
Maar hij pvteert, wreed en bar hee'emaal
niet Boadha- of /ezus-achtig l als hij
Vragend, verwonderd, zagen mijn
medeeeholieren afwisselend nu eens den meester i-n
dan weder elkander aan, doch niemand sprak.
Buiten zich zelf over zulk een verstoktheid,
zonk de brave man in zijn atoel terug.
BÓI :"
Als door een weap gestoken spiong Lij
weer overeind.
B 00 O hP
l'iotseling scheen hij lont te reiken, want
hij keerde zich om en drukte zachtjes met
de hand de stoal zitting omlaag.
Beul" ,Bèh!"
Een luid gelach was hiervan het ge
volg. Mei oogem, fonkelend van toor.'.
monsterde meneer Bituer nu die opgewonden
beiide, Ik aat met het onschuldigste gezici_y
van de wereld op mijn bank; ja, ik zal
i:,bepaald eren onuoozel hebbeu uitgezien als
het Hchaapje, dat ik aan L'.e*je van den portier
Begeren en waarvoor ze mij zoo vriendelijk
bedankt had.
lis ik nu nist binnen drie tellen weet,
wio deze grenzenlooze brutaliteit en
onbehehaamdueid heeft uitgehaald, zal ik Jeu
directeur verzoeken, hier te komen T' klonk
het dondorend over de klasse heen.
.Nogmaals een diep stilzwijgen on weder
een elkander-én-meneer-vragend-aanzieu.
De drie tellen waren verstreken.... Meneer
Bauer hield woord; hij verliet het lokaal,
om na eenige minuten terug te keeren, op
den voet gevolgd door den directeur, den
man die n als paedagoog n als leeraar zoo
hoog stond aangeschreven eu bij ieder dia
onderwijs van hem ontving als een der
vriendelijkste, rechtvaardigste en beminne
lijkste van alle menschen geroemd werd.
Xog trillend van verontwaardiging wees