De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 20 maart pagina 2

20 maart 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No, '1708 ran den begrafenisstoet. De maskerade van fantastische begrafeniswagen met dito opgedirkten koetsier en betaalde leeddragers ontbreekt. Het lijk wordt van het sterfhuis naar het kerkhof gedragen. Daarachter 'loopen de mannen met zwarte hooge hoeden. Dominéaan het hoofd, dan de naastbestaanden, verdere familie, buren en vrienden. Dan komen de vrouwen, wier hoofd en bovenlijf in mijn tijd geheel was verborgen in een zwarte doek. Gewoonlijk heeft van de vrouwen ,,dominé's juffrouw" den voor gang". Het nieuwe wat ik nu zag, was, dat bedoelde zwarte doek bij enkele der vrouwen vervangen was door een zwarte sluier, die het achtergedeelte van het hoofd en het bovenlijf vrij liet. Zooals meer nieuwigheden kwam deze verandering niet ten goede aan den indruk der begrafenis. Het schijnt echter, dat de vrouwen zich achter die zware zwarte doeken, die hun feitelijk het gezicht benemen, zeer onbe hagelijk voelen. Het was thans ons plan, een bezoek te brengen aan een overstroomde boereplaats in den z.g. Seiterpolder en verder aan het dorpje Eernewonde, dat zeer van het water bad geleden. Daartoe huurden wij een boot en roeiden eerst door het dorp, en daarna de wijde watervlakten op, die zich verderop 100 ver het oog zag, uitstrekten. Rechts tas ik een scheepshelling in het water lig gen, links kwam het water tot de drempels der woningen. Een boereplaats lag rondom in het water; de zoon van den boer maakte op wat er l aarzen een wandeling door een meertje, dat blijkens de uitstekende boom kruinen bet appelhof moest verbeelden. Toen wij den hoek om waren had ik een prachtig gezicht op het dorpje, zooals het aaa alle kanten door het water was om sloten. Terwijl alle land was ondergeloopen, moest wel de aandacht worden getrokken door een poldertje aan mijn linkerhand, vaar aobter den dijk, opgehoogd met stro» en andere materialen, de laaggelegen grond aoo veilig en droog lag alsof er van geen «verstrooming sprake was De bewoners van de boereplaats in dezen polder, hadden mei stoere kracht zich in staat van tegenweer weten te stellen, en daar deze polder zoo was gelegen, dat het van het^Zuiden opgestuwde water aan meer dan n kant een uitweg kon vinden, was hun werk met succes bekroond. Toen wij dezen polder voorbij waren, was al bet ondergeloopen land buitenland". Daartoe behooren de z.g. blauwgrasmaden, waarvan zomers slechts n sneed hooi is te winnen, en die een groot deel van het jaar geregeld onder water staan. Er zijn echter ook stukken grond bij, waarvan drie saaal in het jaar hooi kan worden geoogst. Den vorigen zomer hebben deze landen veel van het hooge water geleden, tenge volge waar?an sommige stukken slechts ne vrucht hebben opgeleverd. Dat was nu het echte Friesche waterland waar we ons thans bevonden. Het land van water, riet, veen, het paradijs der kieviten, ooievaars en reigers, het land der oude spookverhalen, van sagen waarin nog het oude heidendom tot ons spreekt. In vroegere tijden moeten deze lage landen vol wouden en moerassen zijn geweest. Daar links gaat het scherpe torentje van Bernewoude omhoog, in het Hollandsen vertaald Arendswoude"; van het kleine dorpja Wartena dat wij pas verlieten, ver baalt de overlevering, dat daar in oude iijdsn een groote stad orerstroomi en in de diepte verdwenen is, en het Friesche volksgeloof en de Friesche dichters weten te verhalen van het spook dat hier bij nacht en ontijd rondwaart het spook van de lange slooten", ook geheeten de smid van Eernewoude", een nakomeling van koning Eadboud. "Wij waren den Seiter genaderd, en roeiden de opvaart in, die naar de ondergeloopen boereplaats voerde. De dijk van den onder geloopen polder was als een dun groen streepje hier en daar boven het water te zien. Men kon zien hoe de be woners al, wat zij maar konden viaden, bijeen hadden gehaald, om den dunnen dijk te versterken. Zoo hoog was het watar tot bij het huis gestegen, dat een kippeloop geheel onder water stond. Ik vond de bewoners van deze plaats minder sentimenteel en onderdanig dan de heer Brusse ze in de JV. Rott. Ct. heeft beschreven. De zeventig-jarige boer pruttelde maar al door over het vele geld dat met oorlogsrommel" wordt weggegooid. terwijl men geen geld Bchijnt te hebben om rampen als deze te voorkomen. Ook mij deelde hij mede, bezoek van don Gou verneur te hebben gehad. In plaats van de opmerking bij Brusse dat mijnheer niets grootsch was" hoorde ik een gesprek onder de familieleden, waaruit ik opviug, dat zij DE SLANGEN-VROUW. Naar het Engelich, van ALBÏRT DORHIXGTON. I. De voorstelling is in die houten schuur, mr. Emery." Kapitein Bellamy wees naar een haag van cocos-palmen als bescherming tegen den wind, voor de guave-aanplantingen aan den oostkant van Vanita-eiland. Ciowns, nagemaakte olifanten en mrs. Mimosa Emery op den koop toe", voegde hij er somber aan toe, De stuurman knipoogde zichtbaar, toen hij de kustlijn door zijn sterken kijker opnam, zijn lagen ingang, geflankeerd door koraal riffen, die nauwelijks de groote, donderende golven van de Stille Zuidzee terug hielden. Zijn blik rustte op een vervaarlijke, ronde tent, half zichtbaar door het warnet van pandanen en spits gepunt gebladerte en zijn oogen vonkelden met onderdrukte ontroering. Een mooie plaats om er iemands vrouw heen te brengen", zeide hij ten slotte. Niet meer dan een nietig dorp met een hoop cocos-noten in bet midden." De schoener Daphne" lag voor anker op een halve mijl van de stad van Vanita. Zy'n doel in de van palmen omgorde haai was niet geheel duidelijk voor het kleine aantal van het viaschersgilde, dat zicli rondom zijn achtersteven ophield. Kapitein Bellamy had vroeger Vanita ge boycot als aanlegplaats wegens de slechte reputatie, die zy had door haar meester Gorai, een sluw, wraakzuchtig despoot, die bij zekere gelegenheid zich verbond met de volstrekt niet bang voor den commissaris waren.Op den voorgrond stel ik dat hier mee niets kwaads werd bedoeld; men was zelfs zeer best te spreken over het bezoek van den commissaris. Wil men deze menschen in hun ware gedaante zien, dan dient men hen in hun eigen taal aan te spreken. Ik deed het, en hoorde de volgende uitdrukking; , Ik bin lang net sa bang fen 'e cammiasaris as f en ien lit de Westerein *) wei; die stekke yen it mes dalik yn 'e bealch". P. J. TUOELSTRA. (Slot volgt). *) Een beruchte streek in Friesland. lunet H ig HoofiM Dezer dagen las ik ergens in een Daitsch vakblad dat Felix Draeaeke, de bejaarde, thans in Dresden levende componist, in zy'u jeugd van Schumaun moet gezegd hebban: er hat seine mnsikali'che Laufbahn als Genie angefangen urn als Talent anf inboren." Dit zou zeer geestig gezegd zijn, indien het slechts geheel juist ware. Sshumann heeft echter van meet af aan, tot aan het tijdperk waarin zijn geest langzamerhand omneveld werd, iets geniaal s gehad in al zijn compositiën. In het begin van lijn loopbaan vurig, hartstochtelijk, romantisch, bekoorden zijne werken door het nieuwe en frissche. De stroom zijner melodische gedachten, waardoor ten slotte toch de begaafdheid het meest moet blijken, vloot bij hem onophoudelijk, de inspiratie begaf hem nooit. Die eigen schappen ztjn hem bijgebleven tot op rypen leefiy'd, totdat zy'n geest verduisterde, al wa«i hij later niet meer zoo onstuimig friech als voorheen. Ware Schumann technisch als componist zoo ontwikkeld geweest als zijn tijdgenoot Mendelssohn, wie weet of de wereld dan niet een genie van den allereersten rang rijker zou zy'n geweest? Daarom is het mij liever een aanhaling te doen van een ander onzer levende kunstenaars : , Schumann und Mendelssohn erganzen sich. Die Begabung beider herrlicben Künstler, vereinigt in eine Perion, hii'te ein weltumfaasendes musikalisches Genie ergeben." Maar ik geloof toch dat de meeste menschen aan de Schumann-helft de voorkeur geven boven de Mendelssotm-helft. Men weet het, den Ssten Juni dez°s jaars ztrt het e*n eeuw geleden zijn dat Schutnann geboren werd. Vermoedelijk zullen er wel over de geheele wereld feestelijkheden plaats vinden om dit feit te herdenken. Ten onzent was de kamermuziek-avond van de heeren Flesch en Röntgen wel de eerste manifestatie van dien aard. Met veel zorg was het programma samengesteld uit de so nate in a op. 105 voor piino en viool, Faschingsschwank voor piano op 26, Fantasiestüjke op. 73 en Sonato in d op 12L; btide laatste werken weer voor piano en viool. De eerste viool-sonate is ontstaan in het rijpste tijdperk van den meester. Vol edele, bloeiende melodiek, doet dit werk ons thans nog volop genieten van de poëtische gedach ten d;e Schumann zoo-kunstzinnig "aeeft neer gelegd in dit opu3. Ea hoe schoon is de verdeelins; van licht en schaduw, hoe vol afwisseling het beurtelings naar voren treden der beide instrumenten l Da Faschingsschwank" dateert uit een veel vroeger tijdperk. Hier kooit nogde vurige, onstuimige jeugd van Schumann tot uiting. Z'jn Klaviersatz", iets tot dantoe geheel nieuws en onbekenda en ook het onbetwiste eigendom van Schumann stelt hem in s'aat dingen te schrijven en effscten te bereiken die in de vroegere schrijfwijze onmogelijk waren geweest. Voor ons, die Schumann in onze j ingd reeds hebben leeren kennen, ma^ het mis schien bevreemding wekken, dat velen, bij het ontstaan dier klavier-compositiën, er niets mede wisten aan te vangen. Vergelijkt men ze echter met werken van Duasek, Hummel, om maar te zwijgen van Herz en Hünten, waartegen Schumann zoo te velde trok, dan wordt men eerst gewaar hoa oneindig groo; het verschil is tuaschen den galanten salonstijl van bovengenoemden en den mannelijken, krachtigen en vooral nieuwen, oorspronkelijken Sa'z van ychtimann. De',,Faschingsschwank" toont ons den meester die in bijna al ?ijn vroszere werken ons klaviercompositiën geschoaken heeft op het hoogtepunt van ?ijn klavierstijl. Duitschers om de Britjche en Amerikaans :he handelalui uit den Archipel te verdrijven. Zijn huldig bezoek aan Vanita was veroorzaakt door de huwelijnsrampen van zijn stuurman Emery. Achttien maanden geleden, toen hij in Sydney was, had hij een jonge JapanscUe vrouw getrouwd, Mimosa Tasilo genaamd. Mimosa was oen ster onder een troep acro baten en «langen-mei sehen. Haar oom, lacho Ma was de directeur van de troep en had bitter berouw van haar dwaze verbintenis met een zeeman, die zijn brood verdiende in vereeniging met den welbekendan John Bellamy. Emery had haar uit het circus gehaald in een tijd, toen haar salaris gemiddeld vijftig ponl per maant! bedroeg; hij had haar n<iar Brisbane meegenomen, waar zijn zuster be loofd had voor haar ta zorgen, tot hij terug keerde van een korte vaart heen en weer langs de Australische kust. Spoedig ontdekte Ischo, dat hij in zijn nicht een parel van waarde verloren had. Haar tegenwoordigheid alleen reeds in den circus waarborgde een volle zaal gedurende driehonderd avonden per jaar. Hij voorzag, dat haar voortdurende afwezigheid voor hem den ondergang beduidde. Haar onna volgbare toeren gevoegd bij haar lieve manie ren en duizelingwekkende moed als een excen trieke acrobate hadden de harten gewonnen van haar talrijke toeschouwers ia Sydney en Melbourne. Ischo nam de kans waar, aangeboden door de afwezigheid van haar man. Hij vond haar in Brisbane alleen op een namiddag in het huis van haar blanke schoonzuster. Zachte woorden en beroepen op Mimosa's familie instincten hadden hun resultaat. Ischo, swart van ziel, was ook een meester in de kunst van het overhalen van een weggeloopen ster." Ook de Fantasiestücke" op. 73, naar ik meen oorspronkelijk voor c'arinet en piano gedacht, dateeren uit 's meesters besten tijd. Vooral het laatste der drie is geheel overeen komstig het opschrift rait Fener" geschre ven. IQ de tweede sonate voor piano en viool komen brokstukken voor, waarin de sympathieke meester niet geheel weet te boeien. Misschien vertoonen zich hier reeds sporen van het langzamerhand naderende zennwlijdsn. Toch is de langzame Satz van aiele uitwerking. De beide kunstenaars FJesch en Köntgen hebben hunne geheele personly'kheid gegaven, aan de vertolking van Suaumann 's werken. KoMgen met z'jn warme natuur en vlammenden geestdrift, die bet meest benerkbaar waren in de Fa?chingsschwaniren Flescb met zijn wondervollen toon en edelen smaik van voornamen huize. Dank zij beider groote artisticiteit is de avond er een geworden van groot genot. Wel betreurde ik het dat wij te Amsterdam niet meer een geselscaap ryk zijn, dat ons ook het klarierquartet of quintet had kunnen dosn genieten; «raïzou d;i; no^een grootscber slot van den avond geweest zijn l Het verdwijnen van de vroegere kamermu ziek-avonden van Toonkunst, doet nog steeds ean merkbare leemte gevoelen in het rnu eklevea onzer stad. Moge dit spoedig andsrs worden l Dirk Scbafar heeft oas 14 dezer te gast gerraagd in bet C>ncertgebouw om ons drie sonaten waaronder twee nienwe, te laten hooren. Het is inderdaad verblijdend te bespeuren hoe deze meester zich hoe langer meer ver diept en ojtwikkelt. De eerste der beide sonaten in Be3 acht ik een meesterwerk van groote bateekenis. Na een langzame inleiding, die m. i. niet geheel op de hoogte staat van het gebeele werk, komt een Moderato als hoofddeel, met een prachtig gevonden thema ons een heerlijk bewy's leveren boa men de gewone traditioneele vormen der sonate kan bezielen met nieuw, frisch leven, als men slechts over de gave der melodie beschikt. En men kan het aan alles bespeuren Schafer heeft zich niet gehaast met componeeren; als hij niets te zeggen had, zweeg hij en S ij schreef slechts wanneer de inspiratie hem daartoe drong. Daarom is bijna doorgaans zijn eerste sonate van zeldzame rijpheid en Tiefci der Empfiadung" zooais men in Duitschland zou zeggen. Geen oo^enbhk laat Schüfar zijn toehoorder los; hjj dwingt tot inspannend luisteren. Het tweede deel in bes kl. 3, treft door zy'n kleur, vooral waaneer het ooldthema, aanvankelijk vrij bread ingezet, in Presto tempo mysterieus herhaald wordt, He' Adagio is misschien het mooiste wat SaLüfer tot dusverre geschreven beeft. E lel en voornaam, maar eanigszins droomerig ge tint, trekt de hoofdmelodie aan onze ooren voorbij. Wanneer het stuk uit is, ontwaakt men ais uit een droom t n dan doet het Finale met zijn pittig rhythme, dat aanvankelijk een eenigezina gracieus-luchtigen indruk maakt, wondervol. Door de consequente toepassing van het rhythme is het echter alsof het zy'n schertsend karakter eenigizins verliest, zoodat aan het slot van het finale een stemming van rmtig-beschouwelijke vredigheid heerscht, die weldadig op den toehoorder werkt. Da tweede sonats voor vioioacel en piano in C was reeds vroeger gespeel-i. In menig opzicht contrasteert zij met de vioolsonate. Wordt men daar vooral door een bijna door loopend volgehouden elegische stemming getroflsn, hier ontmoet men mannelijke kracht en energie, vuur en gloed en hartgtocht. De eerste inzet van de violoncel drukt als het ware den stempel op de geheele sonate. Scbüfer's adagio's zijn prachtig en breed. Ook dit hier uit de cello eonate. Het finale, met een geestig, pittig motief, ingezet, heeft weer de stemming van het eerste allegro en spoedt ten einde met een geestdrift die zich op dj toehoorders overpiant. De derde sonate voor piauo en viool in D heeft ook wederom momenten van groote schoonheid. Zoo b.v. liet adagio dat mij ala het best geslaagde gedeelte Yan dr) geheele sonate toeschijnt en op n lijn gesteid mag worden met dat der Bes-dur sonate. Ojk het finale met zijn gestadige beweging en voortreffelijk volgehouden basfiguur geeft een slot aan het werk dat den toshoorder volkomen bevredigt. Hst zijn inderdaaI zeer belangrijke werken waarmede Schafer da Nederlandsche kamsrrnuziek-litteratuur heeft verrijkt. Z'!et men om zic'a heen, naar wat in 'iet buitenland, met name in DuitBchland ver*chijnf, hoa dikwijls wordt men dan niet ge-.rollen door eeu ongöloofolijke armoede vau vinding, die siechts gemasseerd wordt door esn min of meer geestig geslaagd spel van esn kort, vaak, o zoo onbeduidend motiefje! Als men niet beter wist, zou rnc-n aieerieri dat het aanDie Eajjelsclie iion'len 'trouwen altijd v< ou wen en (aten /,e zitttn, Mimosa. Die /;iwter van ham iseanli^i. Hij aal nooit terugkomen. kleine. Ue aee /.al ! e:n verdrinken of de politie. banut hein anders wel op ' Hij sprak van liel !c, een roote efdt), die nieuw voor mij wa->, Ischo Ma," weeklaagde de onguhi^kige, kieinövrouw. .,Waarom, iiegen du bl-mie mannen tegeas ons, gekleurde uier.sciier.'.'' ' Ischo had güen adem om te antwoorden, toen hy haar ? «iiikkeud in een cab du ffde. Als aardige, Japansche meisjes zich gedroegen als ganzen in hun imweiijks-aangeioyeiihedeD, verdienden zy een kleine ziele-kas'ijding, gaf hij te verstaan, l.v.t c ij de b'auwougige dui vel vergeten, d i H haar ui1; haar gBUOHgelijk circu' gehaa'd heeft. De toekomst uu uok het wu'ziju van haar familie in Nagasaki lag voor iiaar - acht broers, dis gebrek ledun en bij zelf. Liat baur daaraan denken. Ken week na het terughalen v:in Mimosa verliet de troep van Japansche artiaxeu de eilanden van de Stille Zuidzee, waar een groot publiek ben wachtte te Livaekiv. Sainua en Honoloeloe. Enii-ry keerde )eruj> van do pareirifïen van Snuday R ;ef an (.'nristmaa Isiand alleen om te veiiiüjnen, vSat Mimosa met haar roiiukoppigen oom Ischo Ma vordweisen was. Liter hoorde hij van een voor het Noorden beste.-n-ie w&lviaciivaan'er, dat oen troep JApansche circin-mensche-n vertoouingen hiel den ir. volle zalen in Houoloeloe, waar MitnosaTasilo furore maakte onder de daar geboren inwoners dor<r ht.ar schitterende voarstelliiig van een echte sla??.%. Werkelijke genegenheid voor zijn kleine, Japaugche vrouw, bracht Jen langzaam denkenden Emery op Let zee-spoor met liet hart vol bitterheid jegens Ischo Ma, die haar wenden eener melodische phraae in zekere kringen veipönt" ware. Hoe gunstig steekt daarbij Schafer'stalent af. Bloeiend melodisch, eenvoudig, zonder ingewikkelde of gezochte harmonische wen dingen, maar toch modern, het logisch ge volg eener denkwijze die steunt, niet op het verleden, maar op het beden en dan met een klaviersatz" even klankvol als practisch. Hoewel ik hier hoofdzakelijk wilde uitwyden over Schafer, zou bet toch ondank baar zyn niet tevens de heeren Carl Fiescb en Garard Hekking te gedenken, die hunnen collega zoo trouw ter zijde stonden en al hun groot kunnen aanwendden om Schiifer's compositiën in het stralendste licht te plaatsen. Zaer trok de aandacht de ecboone toon van de niauwe Stradivarius-vio'oncel, die sedert kort het eigendom is ge morden van den heer Hekking. Als dit nummer verscbynt, hebben de drie kunstenaars hetzelfde programma te Berlijn reeds ten gehoore gebracht. Moge hun succes daar geëvenredigd zijn geweest aan de verdiensten van hun werk. AST. AVBRKAJII'. De Gelijkenissen van eer. profeet. Ver halen en gesprekken van Tolstoy, door G. AKERSLOOT. Uitgeversvennootschap Knltuur". Amsterdam. I. Wat Strauss van Voitaire heefs gezegd hoe veel te weinig wordt dit fijn en geestig boekje, gelijk zjjn geschriften in 't algemeen, thans gekend en gelezen I dat zou men ook van Tolstoy kunnen zeggen: Er woont een legioen geesten in hem. Alleen vindt ge bjj den laatste niet die spotdaiveltjes, die kwel geesten die Voitaire voor een deel ongeniet baar maken. Maar overigens ook in Tolstoy, welk een rijkdom van gaven, welk een veel zijdige natuur; wat al scherpe en schijnbaar onverzoenlijke contrastenl Te recht zegt zijn bewonderaar Stead van hem in zijn inleiding tot bovengenoemd boek: Neem hem, zooals hij is, daar bestaat geen leeraar als deze man, zoo echt menschelyk in zijn goede hoedanig heden en in zy'n gebreken. Hij is tegelijk trotfch en nederig, een man van uitersten, een practiscb dweper, esn romanschrijver en een wijsgeer, een edelman en een Nazarener, een kunstenaar, die den grootsten kunstenaar tart, een christen die ie opstanding loochent, Je vader van dertien kinderen en toch de schrijver van de Kreutzer-Sonate", de hartstochtelijke bestrijder van de alleen heerschappij maar tocb. de meedoogenlooze bespotter van de idealen der liberalen. Weer staat den Baoze niet" is z:jn wachtwoord, maar hij brengt zijn geheele leven door met het kwaad tegen te werken, ais hij den Booie niet weerstaat door lichamelijke kracht. Maar wat beteekenen al de schijnbare incon sequenties in deien belichaamden paradox? Want de mensuh is een belichaamde paradox en Tolstoy ig een mansch. Geen gebrek of tekortkoming van zijn zijde kon beletten dat wy dikwijls in zijn machtige stern de echo van de orakelen Gods hooren weerklinken." Te midden van dit legioen geesten zijn er twee die den boventoon voeren: Tolstoy is tegelijk een begaafd kunstenaar, en een bezield profeet en machtig zedenleeraar; tegelijk realist en idsalist, sociaal hervormer en asceet. Nu treedt de eene, dan de andere zijde van zijn nataur meer op den voorgrond. In de eerste helft van zijn leven is hij kunstenaar en man van de wereld. Nadat hij aan den Krimoorlog en de ver dediging van Sebastopol had deelgenomen en alzoo den oorlog had gezien zooals hy werkelijk is, zette bij zich metterwoon te Petersburg neer. Hij was een welkome gast in alle kringen der hoofdstad, niet alleen als edelman en offnier, maar ook als toen reeds beroemd schrijver. Zijn schetsen van het beleg van Ssbastopol vooral hadden de algemeene aan dacht getrokken. Hij schreef zijn wereldbe roemde r imans: Anna Karenina" en Oorlog en Vrede". Intusschen leidde hij, aU men hem zelf geloo/en mag, een lichtzinnig en zedeloos leven. In zijn geschrift: Mijn schuldbelijdenis" verklaart hij: Ik kan nu niet aaa die jaren denkea zonder afschuw. walging en veel harteleed. Ik doodde menechen in den oorlog, daagde menschen uit tot daela om ie ook weer te doodan; ik verloor bij het kaartspel, verfeerde wat de boeren opbrachten, veroordeelde ze t it allerlei straffen, leefde op losbandige wijs en badroog anderen. Leugen, roof, overspel van allerlei soort, dronkenschap, geweld, moorj, er was geen misdaad die ik niet beging, en toch juichten da menscben mijn daden toe en mijn tij Igenooten bescbou vden mij, en dat doen ze nog, als een betrekkelijk braaf man.1' Als men dit zelfportret beziet, zou men 's avonds dwong ta verschijnen /oor gapende menigten van half beschaafde menseden. Kapitein Bellaruy, die K'jaary's verüej met gemengd» geroslens bascbouwJe, stemde er ia toe na wanhopige argumenten van de zijde vau den stuu,man hem mar Houoloeloe op de Daphne'; te vergezellen. Hier ver namen zij, dat I-:cho eu zijn troep van artiestea een week te voren naar htt eiland Vanitrt vertrokken waren, wair kouing Gorai, het groote olie-opperhoofd, hem Siad verbon den om to verschijnen voor z'jn voik en de James van zijn hof. DO Daphne" ging naar Vanita, wap.r de tent vlaggen van Ischo Ma vaor on jeu wap perden op het oogenblik, Jat de '? O torsschoener sïen baai-ingang klaarde. E in er y en kapitein Bellaoiy keken uit naar Je lange stee', vaa inboorlingen, die de ii'.ttivals af stroomde nair Je enorme omheining van ze.'i doek, ingesloten aan den zuidooitelijken weg door reeksen van Jicht opeen geplante pal m erj, Z-j ia daar ergens in die grooie tent, kapitein.'' Every keek door de binocle en zijn Hjjïe-en spanden Mj de gedachte aan een ontmoeting met den splitoogigen oom van Minosa, ..Ais u maar een woord zegt,'' voegde bij ei-- rau tos op een toon van ongeduld, ,,wi! ik aan iand gaan en mijn vrouw opeischen.'1 Kapitein Bellamy zag ufkeurend naar hem van du brug. Ik vermoed, dat j s Je ge schikte en ware persoon niet bent om een trouw te gaan opeischen. Torn Emery. Hier in Vaniia doet een man zoo iets met een kanoueerboot bij de hand. Wij hebben hier niet oen «f auderen consul. Neen, om, jon kan de karwei niet toevertrouwd worden je Minosa terug te krijgen, Ken dokter juag zijn vrouw niet opereerea wauueer baar leven iu gevaar is." denken dat Tplstoy een der grootste boos doeners was, die ooit geleefd hebben. Maar 'c ging hem evenals Augustinus in vroeger eenw. Beiden zagen in hun overspannen ascetische periode op hun vroeger leven in de wereld terug en schilderden dat leven in hun confessies met de zwartst mogelijke kleuren. De waarheid is, denk ik, dat Tolstoy toen geheel als kunstenaar midden in de wereld leefde aan zijn passiën den vrijen teugel liet, zonder zich veel te -bekommeren om de eisenen der moraal. Toch begon toen reeds de profeet en de asceet te reageeren tegen den man van de wereld. Ernstig begon hy zicb af te vragen, waarom de menschen tocb zooveel drukte maakten over de verhalen, de romans of gedachten, die door hem en andere letter kundigen geschreven werden. A.ls ons werk werkelijk zooveel geld waard is en zooveel lof en toejuiching," zeide bij, dan zouden wy toch wel dingen verkondigen die van belang zy'n voor iedereen. Wat ver kondigen wy dan eigenlijk ? Wat is ome leer?" Maar boe meer bij daarover nadacht, des te duidelijker werd het hem, dat de echry vers en kunstenaars zelf niet wisten, wat zij het menachdom wilden leeren dat zij i. c. w. niets belangrijks te zeggen hadden en het dikwijls meer in den vorm zochten dan in den inhoud. Zoo begon de woordkunst" die tegenwoordig in 't werk van veel letter kundigen da groote hoofdzaak is, zoodat la forme emporte Ie fond", waaraan hy zelf zich trouwens nooit schuldig maakte, hem hoa langer hoe meer tegen te staan. En nu kwam, evenah brj Auguatinns, de groote ommekeer, de beslissende crisis in zy'n leven. De man die vroeger geen ande ren godsdienst gekend had dan het domme bijgeloof door de Russische popes den moejiks ingeprent, slaat den Bijbel op en leert de Bergrede kennen. Haar paradoxale en strenge zedenleer verbaast en verbijstert hem aanvankelijk. Maar hoa meer h? er in doordringt, des te sterker pakt en over meestert zy hem. Hy neemt haar eischen naar de letter op en zoo wordt de voor malige kunstenaar de profeet en prediker van het evangelie der weerloosheid. Als alle boet-. profeten elaat hy nu voortdurend op hetzelfde aanbeeld. Daardoor worden zijn geschriften, die hij in kwistigen overvloed de wereld inslingert, eentonig en langdradig en komt hij telkens op dezelfde gedachte terug. Maar al wil hij nu van zy'n prachtige romans niets meer weten, al beschouwt hij ze als kinderen der ijdelheid, toch laten zij hem geen ruit. De kunstenaar is gelukkig niet in hem ge storven ; hij treedt in verbintenis met den profeet en zedenleeraar e» nu wordt zijn roman Opstanding", nu worden zijn volks verhalen en gelijkenissen geboren. In die laatste die ons in dit boek worden aangeboden vertoont zich Tolstoy in zijn volle kracht. In de gelijkenis toch is geen sprake van l'art pour l'art." Hier ia het niet te doen om een stuk j 3 leven, wat het dan ook ziju moge, boog of laag, vuil of rein zoo kunstig mogelijk te teekenen. Hier staat de gedachte, da Tendenz op den voorgrond. Zoo in de mooiste gelijkenissen van Jezus, de Verloren Zoon, de Barmhartige Samaritaan, die Rambrandt en andere kunstenaars tot hun heerlijke schilderyen of etsen geïnspireerd hebben. Zoo ook in Tolstoy's gelijkenissen. De inhoud is hoog-ernstig, de gedachte is ethisch, maar ze is tegelijk gekleed in schoonen, artiatieken vorm. Voor een deel zy'n zij ont leend aan onde Russische volksoverleveringen, maar aan den vorm, waarin zij gehuld zy'n, ontleenen zij nieuwe bekoorlijkheid. Laat mij als voorbeeld noemen 't verhaal: Waar liefde woont, woont God." In zekere stad woonde een schoenlapper, Martin Ardeitscb. Hij had een klein vertrekje in een kelderverdieping, waardoor bet raam op de straat uitzag. Men kou er alleen de voeten der voorbijgangers door zien, maar Marlen kende de menscben aan hun schoenen. Er was nauwelijks een paar schoenen in den omtrek, dat niet een- of tweemaal door zijn handen gegaan was en hy zag dikwijls zijn eigen verstelwerk door het raam. Altijd was hy een goed godsdienstig mensch geweest. Maar in korten ty'd verliest hij zy'n vrouw en zijn eenig overgebleven zoontje. Nu vervalt hij tot bittere wanhoop en mort tegen God. Daar komt een pelgrim hem bezoeken die hem doet inïien dat hij niet voor zich zelf, maar voor God moet leven. Hij koopt een Nieuw Testament metgrooten druk en lederen avond, als hij zijn dagtaak heeft volbracht, verdiept hij zich in die lectuur. Op zekeren avond nadat hij 't verhaal ge lezen bad van Simonden Phariaeër, in wiens huis een zondares Jezus' voeten wascht, hoort bij plotseling een stem die roept: Martin, Martin, kijk morgen eens in de straat uit, want ik zal bij u komen." Maar mijn vrouw ig niet in gevaar," pro testeerde Emery. Zy is alleen in een circus." Onder een troep kannibalen met een Japaaschen elavenhouder aan 't hoofd. Zoo staat het er mee, Mr. Emery. Je bent een kapitale zeeman op jou manier en j« weet wel wat van dat kleine machine-kanon voorop, maar ik kan ja niet toestaan om dwaasheden te gaan uithalen aan deze kust om je vrouw terug te krijgen." De stuurman keek naar Bellamy, van het spraakvermogen beroofd door wat hem een onuitsprekelijke daad scheen van dwingelandij. Te zoudt de heele zaak bederven," ging de kapitein voort, met je driftig tempera ment en je vuisten, die je niet kunt contro leeren. Deze geschiedenis vereischt diplomatie en ja bent alles behalve een diplomaat. Ala het tot een. quaestie komt van opinie en schakeeringen van opinie," voegde hij er warm. , aan toe, zou ik je niet vertrouwen met een goed geoefende papegaai." ; De stuurman kwam langzaam tot zich zelve en eiree* door zy'n haar als iemand, die i beticht is van een onvergefelijke misdaad. , Ik kun haar daar niet laten met die troep i Shioto's," barstte hij los. Wie zal haar naar huis brengen, als ik hat niet doe?" i Ik, Torn, ii aal jullie bij elkaar brengen i in een paar uur. Wij hebben zeven jaar : earuen gezeild." l Acht," verbeterde de stuurman treurig. \ ,,Eri het zeemansleven heeft wat moois van j me gemaakt." ; Wel, acht jaar," knikte Bel!a*ny opgewekt, ; ac'it jaar goeden dienst bij tijden zondar i eenige hoop op loon. Ik acht rug verplicht je in je tegenwoordige positie te helpen, Torn, en je jonge vrouw, die toevallig op eeu i vervloekt strand aan lij is tusschen een horde Shinlo-acrobaten en zwart volk."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl