De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 20 maart pagina 7

20 maart 1910 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Na 1708 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. J. B, TUD De oud- Goeveneur generaal Van Heuts&| die na de overdracht van zyn ambt aan den heer Idenbnrg, Indiëheeft verlaten en zich te Amsterdam vestigen gaat. dllllllllllllllMIIIIIIIIIIIHIHHtlHIIIIIIHimilllllHllllllllllllltllHIIIHIJHIIH Toneel, Een Vergissing" (De Hagespelers). Henk Ter vaart en Cato Mentink. Henk Tervaart is geheel te goeder trouw. Hij, de schilder, wil wel werken, maar de rost ontbreekt hem. Hy gelooft oprecht voortdurend te zoeken naar een verwante ziel, naar de vrouw zijner illusie. Door de vereeniging met haar, zal hy tot werken komen: hjj heeft een vrouw noodig die hem is toegewijd, die in hem opgaat en in wie hjj opiaat. Dun aal hu sterk staan in het leven. Haar hij vindt ook dikwy'ls, en zonder gezocht te hebben, iets anders: een passe*emps,alis hij ook dan wel verliefd. Tervaart is een zonnige jongen" zegt Cato Mentink van hem; zyn bloed is jong; en hij is een charmeur". De meisjes vallen al zeer snel in zyne armen. Zulke liefdes" doren kort; maar ook andere, wanneer Tervaart zich een hoogere voorstelling gemaakt heeft van het meisje, duren niet veel langer. Zjjn gevoel voor het meisje is ook dan -plotseling verdwenen; het blijkt een nieuwe vergissing" te zijn geweest. Ik bedrieg niemand dan alleen mezelf" ge looft Tervaart. En hj' gaat voort te zoeken" en zich te vergissen". Cato Mentink: heeft zij niet eenige verwant schap met Nora, in dien zin dat zij, als Nora, leeft van een, wat wij zouden willen noemen eigen werkelijkheid? Dit eerlijke, impulsieve vrouwtje, dat zich in avonturen stort zonder de, werkelijke consequenties van haar daden ie kannen zien? Maar hierin verschilt zij met Nora: Nora verwacht het wonderbaarlijke" als de mis daad, die zij geen misdaad acht, bekend zal «ijn, meer nog voorzichaelf dan voor Heimer. Cato Mentink denkt niet meer aan zichzelf, wanneer da man die haar liefde of zelfs slechts hare genegenheid heeft, zijn geluk in hare handen legt. Daarom is het ook vooral, dat zij aanvankelijk besluit toch met haren ver loofde te trouwen, hoewel een ander haar liefde bezit. Want deze verloofde heeft haar noodig. Zy' kan wel iemand gelukkig maken, maar iemand ongelukkig maken, dat kan zij niet". En ook dan ziet zij niet de werkelijke ?consequenties; zij kan nog niet inzien, dat, nu er dingen gebeurd zijn in haar leven, .heur innerlijke verhouding tot den verloofde en van dezen tot haar, noodzakelijk ver anderd is. In Cato Menünk, de verloofde van een ander, ver in Indië, meent Henk Tervaart ?definitief te hebben gevonden". Zóó zeer heeft hij zich nog nimmer aangetrokken gevoeld tot «en vrouw. En Cato ook wordt wel bizonder door dat zonnige" in Henk gepakt. Ja, zij gaat heel anders van hem houden dan zij nog 4II1IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIMIII1IIIIMIIMIIHIIMIIIIM1IIIMM 1111111111111 jraiNSCHAPPEÜJKE Automobielen en landbouw, Onlangsheb ik eenige mededeelingen gedaan ?over de enorme landstreken, die in Amerika voor landbouw geschikt worden gemaakt door middel van eene irrigatie op groote schaal. Rivieren worden tegengehouden, meeren gevormd, kanalen gegraven, gebergten dooi boord, alles terwille van eene voordeelige water verdeeling over grond die alleen woeeteny' is door watergebrek, maar die verder in alle opzichten een ideaal-grond is. Het spreekt vanzelf dat de reusachtige akkers, die op deze wijze verkregen wordea even reusachtige oogsten opleveren, die niet door de gewone landbouwwerktuigen overweldigd kunnen worden, maar alleen door omvangrijke machines, die kracht met snelheid en handig heid combineeren.Deindruk, die dezekolossen maken, snijdende door de uitgestrekte onein digheid dar gr aan zee en, heeft Frank Norris, ooit van haren André-in-Indiëgehouden heeft. En heeft zy Henk niet mede, - en niet het minst, - lief door en in zijn zwakheden? De verloofde in Indiëroept. Het blijkt dat hij zich daarginds al dien tijd heldhaftig voor Cato heeft gedragen en dat een verbreking van het engagement tevens zijn leven zal breken. Cato zal gaan en zy zegt dit aan Henk. Maar als zy een poos alleen is geweest met haar smart, dan weet zy ket: zij mag niet naar Indiëgaan; zg houdt te veel, en voor goed, van Henk; in haar oogen zou heur samen leven met Andréeerst recht overspel zijn. En Henk ? Aan Henk heeft de eenzaamheid (een betrekkelijke; hij is zich gaan verzet ten" in Londen), een andere zekerheid ge bracht. Zijn verdriet om het verlies van Cato heeft niet lang geduurd; ook déze liefde heeft hij voelen verdwijnen. En meteen heeft hu diep-in het besef gekregen: dat hu nooit werkelijk zal kunnen liefhebber; dat zelfs zy'n hoogste gevoel.dat voor Cato,uiet meer dan een tydelyke verliefdheid is geweest, want dat hy dor en arm" is van binnen". En tot troost wil hij haar dit zeggen, nu hij nog denkt dat zy met Andrézal trouwen en dat zy hem, Henk, ongelukkig-door-haar gelooft achter te laten. * * * Getroffen in dit stuk van Mevrouw Carry van Bruggen, zq'n wij door het leed zoowel van Henk al 9 van Cato Mentink. Hun beider leed voelen wij mee. Hoe ver schillend ook, beiden hebben zij zich ver gist"; Cato houdt uit hare vergissing een voor goed geknakt -, Henk uit de zjjne een bewust-arm leven over. Al zal Henk met zijne veroveringen doorgaan en daarbij de verkregen zekerheid nogal eens vergeten. Dan heitben wij bizonder gewaardeerd de geheele Cato Mentink-figuur. Minder is dat het geval met de figuur Henk. Zyn biecht" in het laatste deel van IV is voortrefly'k ge schreven, sterk, schrijnend door het menschelijk leed dat in de woorden is gevat. Maar wij gelooven er niet ten volle aan, dat de man van de eerste bedrijven zóó kan gevoelen en spreken, zich zóó diep-in be wust kan worden. Wij hadden in die be drijven meer ernst willen vinden in het zoeken" en desillusie door elk* wat meer serieuze vergissing." Henk schijnt ons daar niet veel meer dan een oppervlakkige vlinder". En nu wij hierboven een paar maal den naam Nora noemden: Het stuk Nora, met uitzondering van het ongelukkige laatste bedrijf, en elk ander werk dat even uit nemend tooneel is, zal de schrijfster van Een Vergissing" zeggen, welke andere, ze ker belangrijke, bezwaren tegen haar too neelepel, met name tegen de eerste be drijven, te maken zijn. Haar dialoog heeft niet altijd genoeg ruggegraat. Een tooneeldialoog behoort immers hél wat meer saamgevat te zyn dan een-gesprek- inde-werkelykheid, willen wy voortdurend met gespannen aandacht blijven luisteren. Ook al zo* een bepaalde dialoog den indruk willen wekken, niet mér te zyn dan een gesprek-in-de-werkelijkheid. En: de tooneelschrijver behoort zich voortdurendrekenschap te geven van: het oogen blik. Bepaalde menschen staan tegenover elkaar in een bepaald oogenblik; wij zonden willen zeggen: nu kunnen ook maar alleen b epaalde woorden gezegd worden, in elk geval allerlei woorden n i e t. De schrijfster laat te veel vertellen, herinneringen ophalen, uitspinnen, in oogenblikken dat dit n i e t k a n. Mindere bezwaren zijn : Dick Faek, de vriend van Henk, is geen levend mensch geworden. Da bedoeling van de schrijfster is duidelijk. Zy wilde een tegenstelling tot Henk naast Henk plaatsen : de burgerlyk-degelyke jonge man die niets meer verlangt (en kent) dan het geen hij krijgen kan en waard is. Maar Falk schoolmeestert Al te veel, meer dan onze zenu wen verdragen kunnen; sommige zijner con clusies, die waarmede wij het wel eens zijn, zouden wy' daarenboven liever zelf en in ons eentje trekken (zoo de conclusie- aan het slot). Ook oom Guus", oom van Cato Mentink, ver maant in het tweede gedeelte te zwaar; de figuur was zoo aardig opgezet: deze vlotlevende Indischman, vreemde vogel in het HolJandache wereldje. de Californische Zola" aanleiding gegeven voor een aantal pracht-beschrüvingen in The Octopus, het epos van het koren. Van den wetenschappelijken kant bekeken, interesseert ons op 't oogenblik vooral de inrichting van deze machines, waarbij in de eerste plaats opvalt, hoe groot de praktische toepassing der automobielen hierbij i g. De groot* landbouwers hebben voor het meeste werk hun paarden-trekkracht afgeechafc en dat zegt heel veel voor een bezitter vaneen vijftigtal paarden, muilezels of iets dergelijks. Veel werk wordt nu verricht met automo bielen en het is niet onvermakelyk den onvermydely'ken landelijken rommel gecombi neerd te zien met de gelikte netheid van automobielen. Automobielen geladen met aardappelen en kool, vaten en zakken, en rollende op wielen, die precies gelijken op de gewone hoohvagen-wielen, zijn al vreemd genoeg, maar zij worden overtroffen door een automobiel met prikkeldraad-rol, rijdende om een veld, om het maien van een heg te vergemakkelijken. Maar dit alles haalt niet by de wandelende fabrieken, die op de koren velden rondwaren, als tot werkelijkheid ge worden nachtmerries. Op een onzer af beel dingen staat een automobielploeg, een nog sierlijk instrument, dat met een automobiel nog eenige gelijkenis vertoont, behalve dat de wielen zeer laag en breed zyn om niet Fig. 1. AUTOMOBIEL-PLOKG MBT DRIE PLOEQSCHABEN. Dr. K. Wenzelburger, 25 jaar in Neder land correspondent van de Kölnitche Zeilung, 16 Maart 1910. Maar ten slotte: een stuk dat oprecht en eerlijk werkis, zoider groot-doenery geschre ven. En, terwijl zoo veel zinlooze opschik bq het tooneel onze avonden te vaak bederft: eem sympathieke, hoewel dan ook niet overal even krachtige, poging in de richting van eene meer-zuivere tooneelschrijfkunst. * * * De vertooning geschiedde in de tinten van het stuk en bracht voor de twee eerste bedrijven een schilders-interieur zonder conventie, van goede smaak en stemming. De heer Verkade speelde den Henk. Hu had de rol begrepen, het behoeft nauwelijks vermelding; men zal den leider van de Hagespelers" niet spoedig gebrek aan begrip hebben te verwijten, maar in zijne vertolking kwam de figuur niet uit de bedoeling van den tooneel speler uit. Het spel was daarbij tech nisch onzeker. Mej. Alice Plato, als Cato Mentink, zou men onbewuster hebben gewenscht. Doch was zij, naar onze meening, dus niet geheel de Cato die de schrijfster ons in het stuk heeft doen kennen, zy heeft de rol zeker beminnelijk gespeeld en het was een genoegen door de binocle naar haar expressief gelaat te zien. De heer Brouwer was: plus lourd que Falk. Mej. Else van Duijn: een zonnige vluchtige bekoring" van Henk. FRANS MIJNSSEN. Tot onze spijt konden wij de voorstelling van De rechte lijn", het nieuwe stuk van den heer Fabricius, niet gaan bijwonen. Utrecht, Antoon ?an lelie. I. Door velerlei toeval had ik nog geen tentoonstelling gezien van dezen schilder. Ik vond hem in Utrecht. En het is een eigen aardige tentoonstelling. Ze maakt dartel. Ze heeft den schijn en niet het wezen. Het werk ia als opgelegd hout; onder de fixeer is dood-gewoon, gemeen, vurenhout te vinden. Het heeft een schijn van elegance en het werk dupeert, ecbynt meer dan ik mooglyk achtte, te drapeeren. De geportretteerden moeten toch er over eens zyn, allen, dat de schilder Antoon van Welie een van distinctie i*. Het zijn zelf meest gedistingueerde lieden. Misschien wordt in deze portretserie weer eens aangetoond hoe weinig werklijk voor naam als kunstkenner velen van aanzien zijn. Het lijkt soms of het maar weinig diep zit, ook bij wie de, portretten bestellen ... Want anders wordt het onbegrijpelijk. Ik vond op deze tentoonstelling allerlei van geen waarde: in den akkerbodem te zinken, terwijl aan de achterzijde drie zware breeie ploegyzers krachtig en diep door den grond getrokken worden. Prachtige gelijke evenwijdige voren worden in minimalen tijd getrokken en inplaats van het beroemde : een kind kan de wasch doen" mag men zeggen: een kind kan de wereld ploegen." Het andere toestel, dat ik bespreken wil eiet er veel fantastischer uit. Boven het koren rijst een kruising tusschen een fabriek en een pUsierstootnboot met jonnetenten. Geweldige wielen met meterbreede vellingen rollen dit stellage voort, bestaande uit de vooruitdryvende machine, waarvan de pijp hoog boven de rest uitsteekt. Niet n chauffeur, maar «en heele bemanning van een half dozijn koppen bevindt zich op de machine, die de volgende veel omvattende werkzaamheden verricht. Het maaien gaat in Amerika anders dan hier ; in den Achterhoek ia een maaier des te meer waard, des te dichterbij den grond hu de halmen afslaat, maar in Amerika negeert men het stroo en baalt alleen de volle aren weg. Daarom ziet men links van de machine een soort van brug over het hooge koren uitsteken. Deze brug is 8 meter lang en bezit het lemmet van een even lange zei», die niet langi den grond zich beweegt, maar even ouder de aren. Op deze wijze blijft het stroo itaan, terwijl de machine niet al te veel coodelooze ballast bij de graankorrels mee naar binnen haalt. Links in de figuur zijn al de halmen onthoofd, rechts staat nog een arendragend gedeelte van den akker. Maar bij deze masia-moord blijft het niet. In de maag van het toestel worden de aren verder onderhanden genomen, machinaal gedorscht, gewand en in zakken gestopt, di« de machine als triomphteekens op den akker bodem achterlaat. Deze veelzijdige werkzaam heid wordt onverbroken voortgezet met een vaart, die op n dag veertig hectaren koren veld verandert in tallooze zakken koren. Deze machine heeft een arbeidsvermogen van 110 paardekracht, wat niet te veel is voor een dergelijke prestatie. Eene vergelijking met de door paarden getrokken oogstmachines leert dat de oogst kosten per hectare bijna dubbel zoo hoog zyn als bij het gebruik der auto machine ; men behoeft niet te vragen hoeveel voordeeliger dit werk nog weer ia dan de handmaaiers, handdor?chers en wanners van ons land. Maar ook : hoeveel sneller! En het alleen iett bezitten de No. 30 Sarah Bernhard (uit 1907); mejuffrouw Van der Eist (1909?10, pastei) en een portret van Verkade uit 1907 ais Hamlet;; te vermeerderen met Biets zoo ge wilt, of alleen nog met No. 25 Portretstudie, en Herinnering 1909. II. Wat wil de se schilder geven ? Tweeër lei, eigentlyk drieërlei. Er zy'n hier een aantal teekeningen en schilderijen als Melodie d'Ampur, Extase Legende, Pelleas, Smart, Monsieur de Phocas, l'Aryenne, en Christien, Deze zijn gedeeltelijk van dat soort romantiek waarvan we geen dupe meer zijn kunnen. Het is licht-verholen sensualiteit die zich in een eenigszina litterair toilet kleedt, en dan de sentimenteelen verteedert. Het is dat soort van sentimentaliteit waar we onmiddelyk doorheen zien. Het mist alle stoutheid, het mist alle innerlijke, het mist voldoenden vorm, plasticiteit. Vroeger zou het misschien geprikkeld hebben maar tegenwoordig maakt het dartel. Het heeft iets koddigs gekregen daarvan dupe te zijn. De kleur in zulk werk is niet voldoende, de personen in zulk werk zijn met accessoirs versierd -die de stemming moeten helpen veroorzaken, die de schilder noch in het licht noch in den trek der figu ren kon krijgen. Zie b.v. een gezicht als dat van Pelleas, en zie het duizendmaal gegevene en dan geraffineerder gegevene van iets als de Melodie d'Amour, figuren met een achter grond van water en hoornen. III. Het tweede wat Van Welie gaarne gaf zoo het hem gelukken wou is het Vicieuse, het veifijnd-ontuchtige. Het is iets dat veel keer beproefd is, maar, zoo iets, als dit ook, maar eenigszins bereikt wordt, heeft het onze belangstelling. Het is de eene diepte van het leven, maar in welke diepte geen verzaden gevonden wordt. Het is een zoeken naar een toppunt, dat niet gevonden wordt. Maar in het zoeken naar dit maximum van spanning is voor den kritikus belangrijks ge noeg om zoo er maar iets bereikt wordt, het te apprecieeren. Daarom wordt de Tonlonse Lautrec ge-eer d. Maar ook in dat opzicht is Van Welie uit de tweede hand" en een Bar bar e mal degrossi". Het is iets, dit per verse, dit diep-gedepraveerde, dat maarniet met een paar poses, met enkele aanstelleryen, met een paar ijdle voorstellingen, gegeven wordt. Het is een maximum. En met het zelfde gemak als de heer Van Welie zich afmaakt van het romantische, denkt hq hierbij ons beentje te lichten. Maar ook dit voetuitsteken van hem om beentje te lichten, is zoodra het gezien wordt koddig, komisch", het maakt ten tweeden male dartel. De t weide kwaliteit van den heer Van Welie maakt dartel. Het quasi-gedepraveerde vervroolijkt ook bij het bezien van deze tentoonstelling. Het schilderwerk van dezen schilder schijnt een publiek voor zich en om zich te hebben gehad, dat niet moeilijk was, door cultuur. Het is eigenlijk het zelfde (maar meer verholen) tekort van zijn roman tische voorstellingen, die een mindere soort sensualiteit zijn, nog zwakker geschilderd of geteekend. IV. We komen nu tot de eigenlijke por tretten, waaronder te vinden zijn die allerdartelst maken. No. 40 is het portret van een bekend kunstkooper, met een Israëls achter zich. De kunstkooper laeht verlegen, wat te begrijpen is. Het portret namentlijk is zwaar in de verf, en het is door den Israëla op den achtergrond beïnvloed. De geachte kunstkooper, met de pince nez in de hand, zit by dien achtergrond alsof hij het ge schilderd had, wat daar te zien is, maar tevens gegeneerd doordat hy zeker weet dat dit niet het geval is. Hij moet nog meer zich verontrust gevoeld hebben, omdat hij, geschilderd gewor den door zulk een schilder van Aanzienlijken, tevens door dezen zelfden la maniere d'Israëls eenigszins vervaardigd werd, verminderd met de eigenschappen vanlsraëU: licht-adem. Ik moet u bekennen dat in al myn vroolykheid toch zeker medelijden tevens gestegen is, om zóó zich zelf te moeten vinden, op een zekeren dag, toen men in een hoog en trotech en voornaam moment dacht: van Welie wil me schilderen en toen het aan 't eind bleek dat men op de manier van Israëls ietwat weergegeven, zit bij een schilderij, alsof men het zelf gemaakt heeft, en men tevens d' over groote zekerheid heeft dat dit stellig buiten gesloten is. grondidee bij de AmerikaanEche landbouwers is: de meest mogelijke arbeid in den kortst mogelijken tijd te verrichten. Dit ideaal wordt trouwens door de zooeven beschreven autoploeg ook al vrijwel bereikt: een 3 eehaarploeg van 15 paardekrachten ploegde by een wedstrijd 400 hectaren in vijf kwartier met verbazend geringe onkosten. Ziet men deze werktuigen aan dan is het te begrijpen dat er slechts n ding is dat de Amerikanen belet eene machine in elkaar te zetten, die tegelykertid ploegt, zaait, egt, maait, dorscht en zakken graan aüevert, L!, het ongelukkige Börpieester Lneger. t De befaamde Ween ensche Burgemeester Lueger, die als organisator der katholieke kleine luyden en anti-semiet een naam had tot ver over de grenzen. IIMimitHlllllllllltllHIflIIIIIHHIHIIIIIIimiir.lltHIMIIHIMIIIHIIIIHIIIIMn Eeu tweede portret dat zonder omwegen leely'k is, is dat van prof. Harnack uit Berlijn. Een derde is dat van jhr, Ernest van Loon. (No. 5). In een zekere kostbare ridderachtige kleederdracht staat deze heer fiksch in een ruimte die op een kerk of op een tempel gely'kt. Er was dus werklijk nog behoefte by den heer Van Welie tot een openbaring van den toestand van dezen geportretteerde, door hem in een weidsche ruimte te zetten. Maar ook by dit portret vraagt ge u af: zien de Kostbaar-gekleeden zich zoodanig.dat ze tevre den zyn met een weergave zooals Van Welie die bereikt en die in niets kostbaar is. Want hy is noch een schilder van vleesch, het schoone, genuanceerde, noch een eenigs zins voldoend schilder van stoffen Hij is daarenboven een slordig schilder wat andere eischen betreft. No. 9 is het portret van den heer Stoop (uit 1909). Het stelt den man voor, even onder de knie afgesneden. En naar dat deel van het lichaam is een zekere wer king in den achtergrond, alsóf er zich dampen ontwikkelden om dezen voetlooze te steunen. Het lykt alsof de natuur, de sprakelooze, dit alles te erg vond, en hulp biedt. No. 10, No. 17, stelt Gemma Bellincioni voor, in het zwart, zittend. Er zyn een aantal schilders van de meest gewone reputatie die zoo iets niet zouden durven prodneeeren, en zoo ze per ongeluk zoo iets dorsten ten toon te stel len, met recht behandeld zonden worden als onnoozelen die zich vergisten En van Welie had hier toch de kunstenares Bellincioni voor zich. Ook dit is een bewijs van gebrek aan diepte, en aan capaciteiten als schilder. Zoo is ook het portret van Enny Vreede (1910) niets. Mevrouw Ey'ssel en haar doch ter (1908) is van dezelfde waarde. Ook zy had veel beter gedaan zich door Therèse Schwartze te laten pastelleeren. Want A. van Welie is noch romantisch, noch van een geestvolle depravatie, noch van een elegance, noch een stoffen- en toilettenschilder. Wat in Veth hindert (het geen kleêren en toilet ten kunnen schilderen) hindert hier drie maal, omdat het eenige wat het werk tot iets zou kunnen maken een ragfijne of strakke schildering van deze dingen sou zyn... V. Deze tentoonstelling maakt vroolyk en verrast en maakt dartel. Ik ben verheugd dat ik ze zag. Een open meening, een niet verworven kennis, hindert altijd. Ik kende Van Welie niet. Ik ken het werk nu. Het heeft mijns inziens tot nu toe geen recht van bestaan. Het is niet alleen oppervlakkig, maar het mist in die oppervlakkigheid zwier en gauwigheid. Het is... barbaarsch, en kluchtig... PlASSCJIABBT. Fig. 2. MAAI- BN DOESCHMACHINE IK EBM KOBENVELD. Links steekt de 8 meter lange zeis buiten de machine uit, loven het reedt van de aren beroofde koren; rechte op den voorgrond il het ongemaaide koren zichtbaar, zoodat duidelijk opvalt hoe linki alleen de aren weggenomen zijn. Deze machine verwerkt het koren- dadelijk en deponeert de zakken met graan korrels op den akker. feit dat graan nog tyd noodig heeft om te groeien. Wat er gedaan kan worden, is ge daan ; alleen tueschen het eggen en het maaien wordt rust gehouden, maar de andere werk zaamheden zyn allen bijeengevoegd in twee machines. Met de reusachtige korenproductie, die het gevol? is van de omvangrijkheid der cultures, zoowel ah van de snelheid van het werk, en ook, niet in de laatste plaats van de wetenschappelijke jacht naar het beste zaai graan, gaat samen eene even geweldige ont wikkeling van den graanhandel. De havenwerken, die noodig zijn voor de «raanschepen; de aan do havens staande reuzenpakhuizen, waarin het graan opgezogen wordt bij aankomst en naar behoefte weer uitgeblazen in de graanschepen, die de wereld voor zien, alles is even reusachtig en even praktisch ingericht. Merkwaardig is de wyze van graanvervoer in de pakhuizen zelf, door middel van beltconveyors", die het geheele gebouw doorloopen. Dit zyn honderden-meters-lange breede banden, die in voortdu rende beweging zyn en waarop het graan in korten tyd mee gedragen wordt van de groote reservoirs naar de schepen of naar wagons, of omgekeerd van wagons naar de reser voirs. Op spoorweggebied zijn ook geweldige aanpassin gen aan den graan-vloed noodig geweest. Nieuwe lijnen om de bebouwde streken van haar graan af te helpen, bijzon dere reuzen-locomotieven voor goederentreinen, met een trek kracht, waarvan onze locomo tieven zieh geen flauw idee kunnen vormen, dit alles wordt door het graan noodzakelijk gemaakt, en de voortdurende uitbreiding, die de automobiel aan den landbouw geeft, zal in al deze takken een nog inten ser leven ten gevolge hebben. P. VAN OHST.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl