Historisch Archief 1877-1940
Na 1708
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
J. B, TUD
De oud- Goeveneur generaal Van Heuts&|
die na de overdracht van zyn ambt aan
den heer Idenbnrg, Indiëheeft verlaten
en zich te Amsterdam vestigen gaat.
dllllllllllllllMIIIIIIIIIIIHIHHtlHIIIIIIHimilllllHllllllllllllltllHIIIHIJHIIH
Toneel,
Een Vergissing" (De Hagespelers).
Henk Ter vaart en Cato Mentink.
Henk Tervaart is geheel te goeder trouw.
Hij, de schilder, wil wel werken, maar de
rost ontbreekt hem. Hy gelooft oprecht
voortdurend te zoeken naar een verwante
ziel, naar de vrouw zijner illusie. Door de
vereeniging met haar, zal hy tot werken
komen: hjj heeft een vrouw noodig die hem
is toegewijd, die in hem opgaat en in wie
hjj opiaat. Dun aal hu sterk staan in het
leven. Haar hij vindt ook dikwy'ls, en zonder
gezocht te hebben, iets anders: een
passe*emps,alis hij ook dan wel verliefd. Tervaart
is een zonnige jongen" zegt Cato Mentink
van hem; zyn bloed is jong; en hij is een
charmeur". De meisjes vallen al zeer snel
in zyne armen.
Zulke liefdes" doren kort; maar ook
andere, wanneer Tervaart zich een hoogere
voorstelling gemaakt heeft van het meisje,
duren niet veel langer. Zjjn gevoel voor het
meisje is ook dan -plotseling verdwenen; het
blijkt een nieuwe vergissing" te zijn geweest.
Ik bedrieg niemand dan alleen mezelf" ge
looft Tervaart. En hj' gaat voort te zoeken"
en zich te vergissen".
Cato Mentink: heeft zij niet eenige verwant
schap met Nora, in dien zin dat zij, als Nora, leeft
van een, wat wij zouden willen noemen eigen
werkelijkheid? Dit eerlijke, impulsieve
vrouwtje, dat zich in avonturen stort zonder
de, werkelijke consequenties van haar daden
ie kannen zien?
Maar hierin verschilt zij met Nora: Nora
verwacht het wonderbaarlijke" als de mis
daad, die zij geen misdaad acht, bekend zal
«ijn, meer nog voorzichaelf dan voor Heimer.
Cato Mentink denkt niet meer aan zichzelf,
wanneer da man die haar liefde of zelfs slechts
hare genegenheid heeft, zijn geluk in hare
handen legt. Daarom is het ook vooral, dat
zij aanvankelijk besluit toch met haren ver
loofde te trouwen, hoewel een ander haar
liefde bezit. Want deze verloofde heeft haar
noodig. Zy' kan wel iemand gelukkig maken,
maar iemand ongelukkig maken, dat kan zij
niet". En ook dan ziet zij niet de werkelijke
?consequenties; zij kan nog niet inzien, dat,
nu er dingen gebeurd zijn in haar leven,
.heur innerlijke verhouding tot den verloofde
en van dezen tot haar, noodzakelijk ver
anderd is.
In Cato Menünk, de verloofde van een
ander, ver in Indië, meent Henk Tervaart
?definitief te hebben gevonden". Zóó zeer heeft
hij zich nog nimmer aangetrokken gevoeld tot
«en vrouw. En Cato ook wordt wel bizonder
door dat zonnige" in Henk gepakt. Ja, zij
gaat heel anders van hem houden dan zij nog
4II1IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIMIII1IIIIMIIMIIHIIMIIIIM1IIIMM 1111111111111
jraiNSCHAPPEÜJKE
Automobielen en landbouw,
Onlangsheb ik eenige mededeelingen gedaan
?over de enorme landstreken, die in Amerika
voor landbouw geschikt worden gemaakt
door middel van eene irrigatie op groote
schaal. Rivieren worden tegengehouden,
meeren gevormd, kanalen gegraven, gebergten
dooi boord, alles terwille van eene voordeelige
water verdeeling over grond die alleen
woeeteny' is door watergebrek, maar die verder
in alle opzichten een ideaal-grond is. Het
spreekt vanzelf dat de reusachtige akkers,
die op deze wijze verkregen wordea even
reusachtige oogsten opleveren, die niet door
de gewone landbouwwerktuigen overweldigd
kunnen worden, maar alleen door omvangrijke
machines, die kracht met snelheid en handig
heid combineeren.Deindruk, die dezekolossen
maken, snijdende door de uitgestrekte onein
digheid dar gr aan zee en, heeft Frank Norris,
ooit van haren André-in-Indiëgehouden heeft.
En heeft zy Henk niet mede, - en niet het
minst, - lief door en in zijn zwakheden?
De verloofde in Indiëroept. Het blijkt dat
hij zich daarginds al dien tijd heldhaftig voor
Cato heeft gedragen en dat een verbreking
van het engagement tevens zijn leven zal
breken.
Cato zal gaan en zy zegt dit aan Henk.
Maar als zy een poos alleen is geweest met
haar smart, dan weet zy ket: zij mag niet naar
Indiëgaan; zg houdt te veel, en voor goed,
van Henk; in haar oogen zou heur samen
leven met Andréeerst recht overspel zijn.
En Henk ? Aan Henk heeft de eenzaamheid
(een betrekkelijke; hij is zich gaan verzet
ten" in Londen), een andere zekerheid ge
bracht. Zijn verdriet om het verlies van Cato
heeft niet lang geduurd; ook déze liefde
heeft hij voelen verdwijnen. En meteen heeft
hu diep-in het besef gekregen: dat hu nooit
werkelijk zal kunnen liefhebber; dat zelfs zy'n
hoogste gevoel.dat voor Cato,uiet meer dan een
tydelyke verliefdheid is geweest, want dat
hy dor en arm" is van binnen". En tot
troost wil hij haar dit zeggen, nu hij nog
denkt dat zy met Andrézal trouwen en dat
zy hem, Henk, ongelukkig-door-haar gelooft
achter te laten.
* *
*
Getroffen in dit stuk van Mevrouw
Carry van Bruggen, zq'n wij door het leed
zoowel van Henk al 9 van Cato Mentink.
Hun beider leed voelen wij mee. Hoe ver
schillend ook, beiden hebben zij zich ver
gist"; Cato houdt uit hare vergissing een
voor goed geknakt -, Henk uit de zjjne een
bewust-arm leven over. Al zal Henk met
zijne veroveringen doorgaan en daarbij de
verkregen zekerheid nogal eens vergeten.
Dan heitben wij bizonder gewaardeerd de
geheele Cato Mentink-figuur. Minder is dat
het geval met de figuur Henk. Zyn biecht"
in het laatste deel van IV is voortrefly'k ge
schreven, sterk, schrijnend door het
menschelijk leed dat in de woorden is gevat.
Maar wij gelooven er niet ten volle aan,
dat de man van de eerste bedrijven zóó kan
gevoelen en spreken, zich zóó diep-in be
wust kan worden. Wij hadden in die be
drijven meer ernst willen vinden in het
zoeken" en desillusie door elk* wat meer
serieuze vergissing." Henk schijnt ons daar
niet veel meer dan een oppervlakkige
vlinder".
En nu wij hierboven een paar maal den
naam Nora noemden: Het stuk Nora,
met uitzondering van het ongelukkige laatste
bedrijf, en elk ander werk dat even uit
nemend tooneel is, zal de schrijfster van
Een Vergissing" zeggen, welke andere, ze
ker belangrijke, bezwaren tegen haar too
neelepel, met name tegen de eerste be
drijven, te maken zijn. Haar dialoog heeft
niet altijd genoeg ruggegraat. Een
tooneeldialoog behoort immers hél wat meer
saamgevat te zyn dan een-gesprek-
inde-werkelykheid, willen wy voortdurend
met gespannen aandacht blijven luisteren.
Ook al zo* een bepaalde dialoog den indruk
willen wekken, niet mér te zyn dan een
gesprek-in-de-werkelijkheid. En: de
tooneelschrijver behoort zich voortdurendrekenschap
te geven van: het oogen blik. Bepaalde
menschen staan tegenover elkaar in een
bepaald oogenblik; wij zonden willen
zeggen: nu kunnen ook maar alleen b
epaalde woorden gezegd worden, in elk
geval allerlei woorden n i e t. De schrijfster laat
te veel vertellen, herinneringen ophalen,
uitspinnen, in oogenblikken dat dit n i e t k a n.
Mindere bezwaren zijn : Dick Faek, de vriend
van Henk, is geen levend mensch geworden.
Da bedoeling van de schrijfster is duidelijk.
Zy wilde een tegenstelling tot Henk naast
Henk plaatsen : de burgerlyk-degelyke jonge
man die niets meer verlangt (en kent) dan het
geen hij krijgen kan en waard is. Maar Falk
schoolmeestert Al te veel, meer dan onze zenu
wen verdragen kunnen; sommige zijner con
clusies, die waarmede wij het wel eens zijn,
zouden wy' daarenboven liever zelf en in ons
eentje trekken (zoo de conclusie- aan het slot).
Ook oom Guus", oom van Cato Mentink, ver
maant in het tweede gedeelte te zwaar; de
figuur was zoo aardig opgezet: deze
vlotlevende Indischman, vreemde vogel in het
HolJandache wereldje.
de Californische Zola" aanleiding gegeven
voor een aantal pracht-beschrüvingen in The
Octopus, het epos van het koren.
Van den wetenschappelijken kant bekeken,
interesseert ons op 't oogenblik vooral de
inrichting van deze machines, waarbij in de
eerste plaats opvalt, hoe groot de praktische
toepassing der automobielen hierbij i g. De
groot* landbouwers hebben voor het meeste
werk hun paarden-trekkracht afgeechafc en
dat zegt heel veel voor een bezitter vaneen
vijftigtal paarden, muilezels of iets dergelijks.
Veel werk wordt nu verricht met automo
bielen en het is niet onvermakelyk den
onvermydely'ken landelijken rommel gecombi
neerd te zien met de gelikte netheid van
automobielen. Automobielen geladen met
aardappelen en kool, vaten en zakken, en
rollende op wielen, die precies gelijken op
de gewone hoohvagen-wielen, zijn al vreemd
genoeg, maar zij worden overtroffen door
een automobiel met prikkeldraad-rol, rijdende
om een veld, om het maien van een heg
te vergemakkelijken. Maar dit alles haalt niet
by de wandelende fabrieken, die op de koren
velden rondwaren, als tot werkelijkheid ge
worden nachtmerries. Op een onzer af beel
dingen staat een automobielploeg, een nog
sierlijk instrument, dat met een automobiel
nog eenige gelijkenis vertoont, behalve dat
de wielen zeer laag en breed zyn om niet
Fig. 1. AUTOMOBIEL-PLOKG MBT DRIE PLOEQSCHABEN.
Dr. K. Wenzelburger, 25 jaar in Neder
land correspondent van de Kölnitche
Zeilung, 16 Maart 1910.
Maar ten slotte: een stuk dat oprecht en
eerlijk werkis, zoider groot-doenery geschre
ven. En, terwijl zoo veel zinlooze opschik bq
het tooneel onze avonden te vaak bederft: eem
sympathieke, hoewel dan ook niet overal
even krachtige, poging in de richting van eene
meer-zuivere tooneelschrijfkunst.
* *
*
De vertooning geschiedde in de tinten
van het stuk en bracht voor de twee eerste
bedrijven een schilders-interieur zonder
conventie, van goede smaak en stemming.
De heer Verkade speelde den Henk. Hu
had de rol begrepen, het behoeft nauwelijks
vermelding; men zal den leider van de
Hagespelers" niet spoedig gebrek aan begrip hebben
te verwijten, maar in zijne vertolking kwam
de figuur niet uit de bedoeling van den
tooneel speler uit. Het spel was daarbij tech
nisch onzeker. Mej. Alice Plato, als Cato
Mentink, zou men onbewuster hebben
gewenscht. Doch was zij, naar onze meening,
dus niet geheel de Cato die de schrijfster
ons in het stuk heeft doen kennen, zy heeft
de rol zeker beminnelijk gespeeld en het was
een genoegen door de binocle naar haar
expressief gelaat te zien. De heer Brouwer
was: plus lourd que Falk. Mej. Else van
Duijn: een zonnige vluchtige bekoring"
van Henk.
FRANS MIJNSSEN.
Tot onze spijt konden wij de voorstelling
van De rechte lijn", het nieuwe stuk van
den heer Fabricius, niet gaan bijwonen.
Utrecht, Antoon ?an lelie.
I. Door velerlei toeval had ik nog geen
tentoonstelling gezien van dezen schilder. Ik
vond hem in Utrecht. En het is een eigen
aardige tentoonstelling. Ze maakt dartel. Ze
heeft den schijn en niet het wezen. Het werk
ia als opgelegd hout; onder de fixeer is
dood-gewoon, gemeen, vurenhout te vinden.
Het heeft een schijn van elegance en het
werk dupeert, ecbynt meer dan ik mooglyk
achtte, te drapeeren. De geportretteerden
moeten toch er over eens zyn, allen, dat de
schilder Antoon van Welie een van distinctie
i*. Het zijn zelf meest gedistingueerde lieden.
Misschien wordt in deze portretserie weer
eens aangetoond hoe weinig werklijk voor
naam als kunstkenner velen van aanzien zijn.
Het lijkt soms of het maar weinig diep zit,
ook bij wie de, portretten bestellen ... Want
anders wordt het onbegrijpelijk. Ik vond op
deze tentoonstelling allerlei van geen waarde:
in den akkerbodem te zinken, terwijl aan
de achterzijde drie zware breeie ploegyzers
krachtig en diep door den grond getrokken
worden. Prachtige gelijke evenwijdige voren
worden in minimalen tijd getrokken en
inplaats van het beroemde : een kind kan
de wasch doen" mag men zeggen: een kind
kan de wereld ploegen."
Het andere toestel, dat ik bespreken wil
eiet er veel fantastischer uit. Boven het koren
rijst een kruising tusschen een fabriek en een
pUsierstootnboot met jonnetenten. Geweldige
wielen met meterbreede vellingen rollen dit
stellage voort, bestaande uit de
vooruitdryvende machine, waarvan de pijp hoog boven
de rest uitsteekt. Niet n chauffeur, maar
«en heele bemanning van een half dozijn
koppen bevindt zich op de machine, die de
volgende veel omvattende werkzaamheden
verricht. Het maaien gaat in Amerika anders
dan hier ; in den Achterhoek ia een maaier
des te meer waard, des te dichterbij den
grond hu de halmen afslaat, maar in Amerika
negeert men het stroo en baalt alleen de
volle aren weg. Daarom ziet men links van
de machine een soort van brug over het
hooge koren uitsteken. Deze brug is 8 meter
lang en bezit het lemmet van een even lange
zei», die niet langi den grond zich beweegt,
maar even ouder de aren. Op deze wijze blijft
het stroo itaan, terwijl de machine niet al
te veel coodelooze ballast bij de graankorrels
mee naar binnen haalt. Links in de figuur
zijn al de halmen onthoofd, rechts staat nog
een arendragend gedeelte van den akker.
Maar bij deze masia-moord blijft het niet.
In de maag van het toestel worden de aren
verder onderhanden genomen, machinaal
gedorscht, gewand en in zakken gestopt, di«
de machine als triomphteekens op den akker
bodem achterlaat. Deze veelzijdige werkzaam
heid wordt onverbroken voortgezet met een
vaart, die op n dag veertig hectaren koren
veld verandert in tallooze zakken koren.
Deze machine heeft een arbeidsvermogen van
110 paardekracht, wat niet te veel is voor een
dergelijke prestatie. Eene vergelijking met de
door paarden getrokken oogstmachines leert
dat de oogst kosten per hectare bijna dubbel
zoo hoog zyn als bij het gebruik der auto
machine ; men behoeft niet te vragen hoeveel
voordeeliger dit werk nog weer ia dan de
handmaaiers, handdor?chers en wanners van
ons land. Maar ook : hoeveel sneller! En het
alleen iett bezitten de No. 30 Sarah Bernhard
(uit 1907); mejuffrouw Van der Eist (1909?10,
pastei) en een portret van Verkade uit 1907
ais Hamlet;; te vermeerderen met Biets zoo
ge wilt, of alleen nog met No. 25
Portretstudie, en Herinnering 1909.
II. Wat wil de se schilder geven ? Tweeër
lei, eigentlyk drieërlei. Er zy'n hier een
aantal teekeningen en schilderijen als Melodie
d'Ampur, Extase Legende, Pelleas, Smart,
Monsieur de Phocas, l'Aryenne, en Christien,
Deze zijn gedeeltelijk van dat soort romantiek
waarvan we geen dupe meer zijn kunnen.
Het is licht-verholen sensualiteit die zich in
een eenigszina litterair toilet kleedt, en dan
de sentimenteelen verteedert. Het is dat soort
van sentimentaliteit waar we onmiddelyk
doorheen zien. Het mist alle stoutheid, het
mist alle innerlijke, het mist voldoenden
vorm, plasticiteit. Vroeger zou het misschien
geprikkeld hebben maar tegenwoordig maakt
het dartel. Het heeft iets koddigs gekregen
daarvan dupe te zijn. De kleur in zulk werk
is niet voldoende, de personen in zulk werk
zijn met accessoirs versierd -die de stemming
moeten helpen veroorzaken, die de schilder
noch in het licht noch in den trek der figu
ren kon krijgen. Zie b.v. een gezicht als dat
van Pelleas, en zie het duizendmaal gegevene
en dan geraffineerder gegevene van iets als
de Melodie d'Amour, figuren met een achter
grond van water en hoornen.
III. Het tweede wat Van Welie gaarne
gaf zoo het hem gelukken wou is het Vicieuse,
het veifijnd-ontuchtige. Het is iets dat
veel keer beproefd is, maar, zoo iets, als dit
ook, maar eenigszins bereikt wordt, heeft
het onze belangstelling. Het is de eene diepte
van het leven, maar in welke diepte geen
verzaden gevonden wordt. Het is een zoeken
naar een toppunt, dat niet gevonden wordt.
Maar in het zoeken naar dit maximum van
spanning is voor den kritikus belangrijks ge
noeg om zoo er maar iets bereikt wordt, het
te apprecieeren. Daarom wordt de Tonlonse
Lautrec ge-eer d. Maar ook in dat opzicht is
Van Welie uit de tweede hand" en een
Bar bar e mal degrossi". Het is iets, dit per
verse, dit diep-gedepraveerde, dat maarniet
met een paar poses, met enkele aanstelleryen,
met een paar ijdle voorstellingen, gegeven
wordt. Het is een maximum. En met het
zelfde gemak als de heer Van Welie zich
afmaakt van het romantische, denkt hq hierbij
ons beentje te lichten. Maar ook dit
voetuitsteken van hem om beentje te lichten, is
zoodra het gezien wordt koddig, komisch",
het maakt ten tweeden male dartel.
De t weide kwaliteit van den heer Van
Welie maakt dartel. Het quasi-gedepraveerde
vervroolijkt ook bij het bezien van deze
tentoonstelling. Het schilderwerk van dezen
schilder schijnt een publiek voor zich en
om zich te hebben gehad, dat niet moeilijk
was, door cultuur. Het is eigenlijk het zelfde
(maar meer verholen) tekort van zijn roman
tische voorstellingen, die een mindere soort
sensualiteit zijn, nog zwakker geschilderd of
geteekend.
IV. We komen nu tot de eigenlijke por
tretten, waaronder te vinden zijn die
allerdartelst maken. No. 40 is het portret van een
bekend kunstkooper, met een Israëls achter
zich. De kunstkooper laeht verlegen, wat te
begrijpen is. Het portret namentlijk is
zwaar in de verf, en het is door den
Israëla op den achtergrond beïnvloed. De
geachte kunstkooper, met de pince nez in de
hand, zit by dien achtergrond alsof hij het ge
schilderd had, wat daar te zien is, maar tevens
gegeneerd doordat hy zeker weet dat dit niet
het geval is. Hij moet nog meer zich verontrust
gevoeld hebben, omdat hij, geschilderd gewor
den door zulk een schilder van Aanzienlijken,
tevens door dezen zelfden la maniere d'Israëls
eenigszins vervaardigd werd, verminderd met
de eigenschappen vanlsraëU: licht-adem. Ik
moet u bekennen dat in al myn vroolykheid
toch zeker medelijden tevens gestegen is, om
zóó zich zelf te moeten vinden, op een zekeren
dag, toen men in een hoog en trotech en
voornaam moment dacht: van Welie wil me
schilderen en toen het aan 't eind bleek
dat men op de manier van Israëls ietwat
weergegeven, zit bij een schilderij, alsof men
het zelf gemaakt heeft, en men tevens d' over
groote zekerheid heeft dat dit stellig buiten
gesloten is.
grondidee bij de AmerikaanEche landbouwers
is: de meest mogelijke arbeid in den kortst
mogelijken tijd te verrichten. Dit ideaal wordt
trouwens door de zooeven beschreven
autoploeg ook al vrijwel bereikt: een 3
eehaarploeg van 15 paardekrachten ploegde by een
wedstrijd 400 hectaren in vijf kwartier met
verbazend geringe onkosten. Ziet men deze
werktuigen aan dan is het te begrijpen dat
er slechts n ding is dat de Amerikanen
belet eene machine in elkaar te zetten, die
tegelykertid ploegt, zaait, egt, maait, dorscht
en zakken graan aüevert, L!, het ongelukkige
Börpieester Lneger. t
De befaamde Ween ensche Burgemeester
Lueger, die als organisator der katholieke
kleine luyden en anti-semiet een naam
had tot ver over de grenzen.
IIMimitHlllllllllltllHIflIIIIIHHIHIIIIIIimiir.lltHIMIIHIMIIIHIIIIHIIIIMn
Eeu tweede portret dat zonder omwegen
leely'k is, is dat van prof. Harnack uit Berlijn.
Een derde is dat van jhr, Ernest van Loon.
(No. 5). In een zekere kostbare ridderachtige
kleederdracht staat deze heer fiksch in een
ruimte die op een kerk of op een tempel
gely'kt. Er was dus werklijk nog behoefte by
den heer Van Welie tot een openbaring van
den toestand van dezen geportretteerde, door
hem in een weidsche ruimte te zetten. Maar
ook by dit portret vraagt ge u af: zien de
Kostbaar-gekleeden zich zoodanig.dat ze tevre
den zyn met een weergave zooals Van Welie
die bereikt en die in niets kostbaar is.
Want hy is noch een schilder van vleesch,
het schoone, genuanceerde, noch een eenigs
zins voldoend schilder van stoffen Hij is
daarenboven een slordig schilder wat andere
eischen betreft. No. 9 is het portret van den
heer Stoop (uit 1909). Het stelt den man
voor, even onder de knie afgesneden. En naar
dat deel van het lichaam is een zekere wer
king in den achtergrond, alsóf er zich dampen
ontwikkelden om dezen voetlooze te steunen.
Het lykt alsof de natuur, de sprakelooze,
dit alles te erg vond, en hulp biedt. No. 10,
No. 17, stelt Gemma Bellincioni voor, in het
zwart, zittend. Er zyn een aantal schilders
van de meest gewone reputatie die zoo iets
niet zouden durven prodneeeren, en zoo ze
per ongeluk zoo iets dorsten ten toon te stel
len, met recht behandeld zonden worden als
onnoozelen die zich vergisten En van Welie
had hier toch de kunstenares Bellincioni
voor zich. Ook dit is een bewijs van gebrek
aan diepte, en aan capaciteiten als schilder.
Zoo is ook het portret van Enny Vreede
(1910) niets. Mevrouw Ey'ssel en haar doch
ter (1908) is van dezelfde waarde. Ook zy
had veel beter gedaan zich door Therèse
Schwartze te laten pastelleeren. Want A. van
Welie is noch romantisch, noch van een
geestvolle depravatie, noch van een elegance,
noch een stoffen- en toilettenschilder. Wat
in Veth hindert (het geen kleêren en toilet
ten kunnen schilderen) hindert hier drie
maal, omdat het eenige wat het werk tot
iets zou kunnen maken een ragfijne of strakke
schildering van deze dingen sou zyn...
V. Deze tentoonstelling maakt vroolyk en
verrast en maakt dartel. Ik ben verheugd
dat ik ze zag. Een open meening, een niet
verworven kennis, hindert altijd. Ik kende
Van Welie niet. Ik ken het werk nu. Het
heeft mijns inziens tot nu toe geen recht van
bestaan. Het is niet alleen oppervlakkig, maar
het mist in die oppervlakkigheid zwier en
gauwigheid. Het is... barbaarsch, en kluchtig...
PlASSCJIABBT.
Fig. 2. MAAI- BN DOESCHMACHINE IK EBM KOBENVELD.
Links steekt de 8 meter lange zeis buiten de machine uit,
loven het reedt van de aren beroofde koren; rechte op den
voorgrond il het ongemaaide koren zichtbaar, zoodat duidelijk
opvalt hoe linki alleen de aren weggenomen zijn. Deze machine
verwerkt het koren- dadelijk en deponeert de zakken met graan
korrels op den akker.
feit dat graan nog tyd noodig heeft om te
groeien. Wat er gedaan kan worden, is ge
daan ; alleen tueschen het eggen en het maaien
wordt rust gehouden, maar de andere werk
zaamheden zyn allen bijeengevoegd in twee
machines.
Met de reusachtige korenproductie, die het
gevol? is van de omvangrijkheid der cultures,
zoowel ah van de snelheid van het werk,
en ook, niet in de laatste plaats van de
wetenschappelijke jacht naar het beste zaai
graan, gaat samen eene even geweldige ont
wikkeling van den graanhandel.
De havenwerken, die noodig
zijn voor de «raanschepen;
de aan do havens staande
reuzenpakhuizen, waarin het
graan opgezogen wordt bij
aankomst en naar behoefte
weer uitgeblazen in de
graanschepen, die de wereld voor
zien, alles is even reusachtig
en even praktisch ingericht.
Merkwaardig is de wyze van
graanvervoer in de pakhuizen
zelf, door middel van
beltconveyors", die het geheele
gebouw doorloopen. Dit zyn
honderden-meters-lange
breede banden, die in voortdu
rende beweging zyn en waarop
het graan in korten tyd mee
gedragen wordt van de groote
reservoirs naar de schepen of
naar wagons, of omgekeerd
van wagons naar de reser
voirs. Op spoorweggebied
zijn ook geweldige aanpassin
gen aan den graan-vloed
noodig geweest. Nieuwe lijnen
om de bebouwde streken van
haar graan af te helpen, bijzon
dere reuzen-locomotieven voor
goederentreinen, met een trek
kracht, waarvan onze locomo
tieven zieh geen flauw idee
kunnen vormen, dit alles wordt
door het graan noodzakelijk
gemaakt, en de voortdurende
uitbreiding, die de automobiel
aan den landbouw geeft, zal in
al deze takken een nog inten
ser leven ten gevolge hebben.
P. VAN OHST.