Historisch Archief 1877-1940
DÉAMSTERDAMMER WEEKBLAD V 00 R , N E DE RL AND.
No. 1709
ie -verzwaren. Beter ware het nog, ah de
ProTincie hem en zoovele'andere eigenaren
daartoe dwong!
Wy staken met onze schouw van wal de
breéde watervlakte over, in de richting van
Eernewoude. Een mijner gezellen, een echte
zoon van dit wilde waterland, vertelde mjj
van zijne tochten in het voorjaar, als hij
gaat eierzoeken in deze buurt. Hij wees
mij ook op een afstand een huisje, dat
sedert het vorig najaar in het water staat
en waarin de menschen op klomplaarzen
huizen. Het Armbestuur heeft hun een
ander onderkomen aangeboden, een predi
kant ia bij hen geweest om te vragen, of
ze geen hulp noodig hebben; maar z\j geven
daarop geen antwoord en blijven hard
nekkig wonen in dat ondergeloopenhuisje!
Nu waren wij te Eernewoude, het typi
sche visschersdorpje, dat steeds het water
tegen zijn wallen ziet staan en het aan zijn
bestaan en welvaart heeft dienstbaar ge
maakt. Maar thans «tond het water aan
alle kanten. Da puin weg naar Garijp was
bedreigd, hu lag te laag. De geheele be
volking was uitgetrokken, om hem op te
hoogen. Nog stond het peil van het water
boren den weg, die met hoornen en zoden,
met stroo e a planken moeizaam werd be
sehermd. Tot verder op geen moeite meer
kon baten en de weg over langen afstand
was ondergeloopen!
Toen wjj de dorpsbewoners vroegen, of
hun moeite bjj het verzwaren van dezen
weg, die aan de gemeente toebehoort, ook
zou worden beloond, antwoordde men ons
Lachend, dat het zelfs nog zoo te bezien
staan, of zy niet een standje zouden krijgen,
dat zij dit hadden gedaan.
Al* ik nu verder zeg, dat hier verschil
lende erven tegen het water waren ver
schanst met mest en grond en stroo, met
planken en hoornen, terwijl de toegang er
heen alleen mogelijk was over planken
verhoogingen, daa heeft mep een beeld van
den onhoudbaren toestand niet alleen, maar
ook van de flmkheid en 't vernuft der be
woners.
***
Toen ik den volgenden dag stapte uit
den trein te Tietjerk, zak ik een i ge kleine
schuiten en n lange schuit drijven over
een wijden plas verdronken land, waaruit
links eenige huizen en meer rechts een
boerenpiaats oprees. Het was een gewich
tige lading, die daar over het water boomde:
twee Ministers met hun gevolg van
regeerings- en waterstaatsambtenaren! Dat Tiet
jerk zeer onder de'n indruk was, is te be
grijpen. Terwijl ook ik mijn blik aan dit
verheven schouwspel weidde, bood mij een
mijner oud-kiezers aan, mij met zijne schouw
te brengen, waar ik zijn wilde. Wij wacht
ten, tot het hooge bezoek was vertrokken
en roeiden daarna over den plas op de
endergeloopen bosrenplaats aan.
Het interieur dezer boerenwoning zou
stof opleveren voor een Teniers om te
schuieren, voor een Zola om te beschrijven :
De stille stroeve figuur van den boer, die
al genoodzaakt was geweest, een paar bees
ten te verkoopen; de idiote dochter, de blauwe
oo^en hel starend ond'r het ongekamde
gele haar en boven de roode wangen; het
vee in den stal, waar een noodvloer was
gelegd, zoo hoog, dat men niet rechtop
»taan kon ond-er den zolder; het water
roEdom, zoodat onze boot bijna legen den
drempel ankerde. Van hier weer het water
over. Een boerenplaatsje rechts af lieten
we liggen; het was ontruimd; het water
stond er voeten hoog in de kamer.
?Wij kwamen bij vier woningen, gelegen
aan een overblijfsel van den ouden weg van
Leeuwarden naar Groningen, die vóór den
aanleg van den straatweg in gebruik was.
Hier hetzelfde als bij Sneek;"alles onderge
loopen, het water in de huizen gedrongen.
Naast de weduwe met haar blinden zoon,
waarvan de heer Brugse in de A7, liott. Cl.
zoo aandoenlijk vertelt en die wij opzoshten
de blinde was nu vertrokken woont
de eigenaar dezer huisjes, een timmerman,
die. toen de nood op het hoogst was, ge
trokken was in een ark, die hij pas had
afgetimmerd en waarmede hij, als het noodig
ware geweest, den tocht naar den berg
Ararat'' had kunnen ondernemen. De man
liet ons zijne werkplaats zien, waar hout
en spaanders eenige voeten boven den grond
omlroven. Overigens dezelfde toestand als
die ik herhaaldelijk reeds besshreef.
O/er de oorzaak der overstrooming ver
nam ik het volgende. Men wees mij den
polderdijk waarop het voornamelijk aan
kwam. Deze was bij een storm op Ht.
Nicolaasdag bezweken; het water was toen
geloopen tot een daarachter liggenden
DE SLANGEN-VROUW.
Naar het Engdsch, van ALBKRT DORRINGTON.
II.
Het strijken van snaren ging voort, terwijl
de blauwe damp donkerder werd en een
gevlekte vrouwelijke slang deed uitkomen,
die naar het midden van het perk gleed. Zij
kwam uit een doolhof van met ongedierte
bedekte schermen en kruiken, de huid van
schitterende kleur fonkelend in de lichten,
die handig gerangschikt waren. De mooie
hals vulde zich en zette uit, toendev'akke
kop vol gratie voor het publiek rekte en keek.
Het is een aitoel" schreeuwde een
Kanaka-vrouw uit de menigte gapende
inboorliagen bij de deur. Zij zal onze kinderen
stelen l"
Gorai leunde over het platvorm, met open
oogen, betooverd door het gloeiende lichaam
en de verleidelijke bewegingen van het
vreemde schepsel.
Bsllamy hield zich gladwe? terug, toen hij
ei aan dacht, dat het waarschijnlijk de eerste
keer was, dat de koning ooit een der vreemde
diarsoorten gezien had, want in die door
koralen bedekte archipel waren zulke monsters
onbekend. Het zwaaide heen en weer rondom
het perk, behendig trillend van energie en
leven, tot zy'n snel bewegende lengte stand
hield vlak voor den kapitein en zo a star werd
Hls een ornament.
Bellamy, die over de hoofden van de ver
steende Kanaka's voor hem bukte,
doorvorschte den vlakken kop en de glanzende
hals met kritiichen blik. Daarop knikte hij
tweemaal, toen de python zijn blik ontmoette
en hy zag in een oogwenk, dat zy'n
tegenwoord'gheid haar geweldig ontroerde. Hij
onderen dijk, een zoogenaamde slaperdijk,
die duB toen het water moest keeren. Hier
voor had men hem versterkt, maar de zware
zuidwesterstorm op 15 Februari deed hem
bezwijken. Nog was een gedeelte niet on
dergeloopen, maar toen op 18 Februari ook
andere dijken het opgaven, was alles n
bare zee geworden. De hoogte van-den dijk
die het eerst was bezweken, was 80 cM,
terwijl het waterpeil gestegen was tot 85
en hooger.
Overigens is men in deze streek gewend
aan hoog water 's winters. De buitenlan
den staan er geregeld onder, en in de pol
ders staat het land splis", d.w.z dat de
grond in, doch niet onder het water staat.
Bij felle vorst is dat voor het weideland
het gevaarlijkst; dan vrieet de wortel dood.
De volgende vier oorzaken van dezen
onbevredigenden toestand werden mij opge
geven; Ie het te hooge peil van Frieslands
waterboezem, 2e het slechte materiaal en
de onvoldoende constructie der dijken, 3e
hun laagte, 4e onvoldoende bemaling.
Dat overigens de waarde en da opbrengst
van den grond ookin deze streek wel van dien
aard zijn, dat de eigenaar tot goede in
poldering kan worden verplicht, bleek mij
uit verschillende mededeelingen. Wanneer
men hoort dat gewoon onbeschermi buiten
land voor / 500 per pondenmaat (':'.i H. A.)
wordt verkocht, en, als los land".aan kleine
luiden verhuurd, soms wel ? 60 aa'n huur op
brengt, meer dan voor menig stuk inge
polderd land wordt betaald, dan begrijpt
men, dat menig eigenaar van zulk buiten
land er volstrekt geen belang tij heeft tot
inpoldering over te gaan. Zulk land brengt
per jaar 2, 3, tot zelfs 4 oogsten hooi op.
Een kleine boer, wiens derde oogst in 19J9
door het water was bedorven, had daardoor
? 200 schade gehad. Bij de publieke verhu
ringen echter wordt met dergelijke mogelijk
heden geen rekening gehouden. Zelfs dit j »ar
nog meldden de bladen, dat de kleine
landhuurder» de prijzen zoo tegen elkander
opdreven, dat bij een verhuring de notaris
zich genoodzaakt achtte, den bieders toe te
voegen: Denkt er aan, menschen, het is
huren, geen koopen". Zoo is het
pachtstelsel een gemakkelijk middel voor de
eigenaren om zonder groote opc/ffaringen
hooge rente van hun geld te krijgen.
*
* *
Zonder mij nu te verdiepen in de vele
kwesties, die bij de regeling van Frieslands
waterstand zijn betrokken, en waaromtrent
de provinciale pers menige interessante be
schouwing bevat, meen ik toch beknopt
de conclusie te moeten mededeelen, waartoe
ik op grond mijner onderzoekingen en van
de studie, die ik van de litteratuur en
ingediende rapporten heb gemaakt, ben
gekomen. De hoofdfout is m.i. dat het
Provinciaal bestuur in dubbel opzicht zijn
plicht verzaakt! a wat betreft de regeling
van het peil van den boezem, b wat aan
gaat de oprichting; en hot toezicht op de
waterschappen. Wat het eerste punt be
treft, kan zich dat bestuur beroepen op de
jarenlange commissoriale behandeling van
net vraagstuk der ind ij king van deLiuwer^ee
waarmede na den hoogen waterstand van
1894 een aanvang is gerniakt.
Het zou mij te ver voeren, de lange
lijdensgeschiedenis vaa dit vraagstuk na
te gaan. Hat plan der commissie van 1002,
berustend op de door den Minister van
Waterstaat aanlegt*/on grondslagen: de
Laiiwerzee door iadijkiug te maten tot
een gemeenschappelijke.!! bdr^boazeji voor
Friesland en Groningen en de afitroomiug
van het water te verkrijgen door eene
combinatie van vrije uiiloozmg met
stoomgemalen, ditesrt vaa 20 Juni 19 )t. Dit
plan zou ongeveer 12 millioeu moeten
kosten, waarvan ruim 7' _? millioen voor den
te leggen dijk met sluizen. Op verzoek van
Gedeputeerde Staten van Friesland heeft
de commissie daarop een goedkooper plan
ontworpen, dat in 10i>7 aan den .Misister is
gezonden, en waarop, mag mende berichten
gelooven, thans eindelijk autwoordis ontvan
gen. Van de verschillende plannen uit dea
kring der belanghebbenden, thans geopperd,
komt mij dat van de Heeren D. B. Talma en S.
Westra in een adres aan den Miiister ont
wikkeld, het meest praktisch voor. Het
sluit zich aan bij 's Ministers grondgedach
ten, in het rapport van 1901 uitgewerkt,
met dit verschil, dat het de indijkiiig van
de Lauwerzee wil laten vallen, en alleen
door verbetering der stroomgeulen buiten
de sluizen en van de toevoerkanalen naar
de sluizen in de Liuwerzee deze als natuur
lijk afstroomgebied wil behouden. Het wil
daarnevens, evenals het rapport van 1004-,
het water uit Frieslands Zuidwesthoek door
wist, dat het Mittosa was, opgeschikt met
het slangkleurige kleed, wist, dat jaren van
lijden en lichaamssmart haar waren opgelegd,
voor zij de nauwkeurige bewegingen ea de
kronkelingen van da slang had verkregen.
Je ziet er met een kimono wel aardiger
uit dan in de hoofdbedekking van esu clang,
Mimosa l" riep hij uit, nauwelijks in staat
zich te bedriegen. Die angel van j s zal
worden uitgetrokken, eer ja die zal kunnen
gebruiken voor Tom iüraery."
Ean vreeselijke ;iii'.te zonk over de ver
zamelde menigte, (iarai's schaduw was plot
seling zichtbaar o .'er de veraard a inboor
lingen er onder met verwondering «u vrcea
in zijn ronde oogeu. Diep ia zijn hart waa
een geheime angst vojr de gebogen, grojie
slang vóór hom, Je schitterende ooger. en Je
zwellende keel.
Maar zijn woeda richtte ch tegen den
vermetelen papaiajii, den onbekendan, blanken
man, die den inojd had gehad een ton ver
formule uit te spreken tegen dan menscheu
doodende python, een bezwering, die haar
macht om te vergiftigen had verzwakt.
Zich buigend uit den troonhemel wees liij
naar Bellamy met den zwarten wijsvinger:
Oia hond spreekt tot de sinloei" donderde
hij, met zijn tong en zijn oogen !"
Bellamy keek naar de schuddend 5
ve'sjerveeren, het gebogen olifanteniichaaoi \fO\*':ii
hem en lachte licht. Ik meen, dat je wat
te veel praats hebt voor je kleinheid, < i 3rai.
Het is lang geleden, ginds je de teen inden
laars van een blanke man hebt geroeid,
denk ik."
De vraesely'ko beleediging werd uoor een
der hoofden den koning vertolkt. Gorai bleef
als doorboord, trillend in zijn blinde woede
en gekwetute ij-ielheii, Toen viei er eea
woord van hem als een giftdruppe'. iurf.chea
de stamhoofden op het trooi'gestoelie. Als
panters wierpen zij zich neer op den blankc-n
man, vatten hem bij de keel en de hielen
middel van mechanische hulpbemaling in
de Zuiderzee ontlasten. Of daarvoor de,
in het rapport van 1904 uitgewerkte
stoombemaling te Tacozijl moet dienen, dan wel
of het om verschillende redenen beter zou
zijn, stoomgemalen te plaatsen aan de West
kust boven Workum, is een vraag, die door
de deskundigen zeker nog nader zou moe
ten worden overwogen. Ook, of nevens
deze verbeteringen ook nog het kanaal naar
de Roptazijl zou dienen worden verbeterd.
Deze plannen, waarbij gebruik wordt ge
maakt van hetgeen de natuur aanbiedt, en
van mechanische hulpmiddelen, sluiten zich
aan bij het langdurige onderzoek van des
kundigen en verdienen m. i. ook daarom
de voorkeur boven de wenschen van hen,
die al hetgeen tot nog toe over deze zaak
is onderzocht en ontworpen, in den
papiermand willen werpen en de gansche water
afvoer in Friesland door etoomgemalen
willen doen geschieden. Als het Rijk een
gedeelte der te maken kosten wil dragen,
kan de rest worden gevonden door
b3lasting der ongebouwde eigendommen.
Hiernevens dient m. i. de Provincie een
onderzoek in te stellen naar dea toestand
der landerijen in Friesland wat betreft hunne
ligging ten opzichte van het boezemwater
en de maatregelen genomen of nog te nemen
voor hunne inpoldering en bevloeiïng. De
inpoldering m. a. w. zal niet meer aan het
bon plaisir der eigenaren moeten worden
overgelaten, doch als een zaak van publiek
belang in eene publieke verplichting omge
zet en geregeld dienen te worden.
Waar de aard van den grond of andere
omstanligheien het leggen van dijken door
de eigenaren bezwaarlijk maken, trachtte
men waterschappen tot atand te brengen,
begrensd do3r publieke wegen, die te dien ein
de voor waterkeering en waterafvoer worden
ingericht, en zulks op kosten der belang
hebbende grondeigenaren. Ik spreek ten
slotte de hoop uit, dat zoo weinig mogelijk
nieuwe rapporten en plannen meer zullen
verschijnen. Frieslands waternood trachte
men niet te dempen met papier; beter
is het dat het Provinciaal bestuur debestaande
anarchie doen plaats maken voor deugde
lijke organisatie. Liten Provinciale Staten
regelen en ingrijpen, laten de eigenaren
betalen, en laat de Regeering helpen. Zoo
kome Friesland weer op de droogte.
P. J. TROELSTB.V.
miiliiimiiiiMMi
De Krac.htei der Toekomut, door CABII.
SCHARTÏS. 2 Dealen. Amster jan, P. N.
van Kimpan & Zsori. 1909
Wat dez<? twee deelea beva ten, 7,ijn over
drukken uit De, Gids, critische artikelen of
fragmenten daarran in dit ty'Isehrif: in d*n
loop van een zeg, «even jisr geschreven en
thans '{« mideld."
D ,c\ keuris; en fijnzinnig kunstbeoefenaar
als hij is, beeft de heer Care! Scharten zieh
niet tavrtégesteld zijn stukken nog eens te
corrigeerea, en hen vervolgen-i, gelijk zereilden
en. zeilden, ia e.->n boek ?aam te pakken,
het verder den le^er overlatend in zulk
eea kroniek naar blijvende waarde" te
speuren. Dat gewuiedt maar al vaak en het
beteakent z^lfo/erschattirg of onverschil
ligheid, die sec V s op wat materieel
voordeel belust is. Ia het beste geval ook nog
een va^e bedoeling, een nevelige idee, die de
heer Scharten voor zich de behoefte heeft
g67oeld tot bewustheid uit te vrerk«m en
waarom hij sijn opstellen heeft geschift en
gerangschikt, hi«r esn gedeelte weggelaten,
gindi wellicht wat bijgerosgd. De bedoeling
is" zegt hij ia zijn voorwoord saam
te gebaren die opstellen, waarin ik de ver
schillende kanten mijner
litteratunrbeschouwing het duidelijkst kon doen uitkomen ; en
op die wijze van den aard en de strekking
dier beschouwing een meer volledig beeld te
geven daa in een rij afzonderlijke stukken,
met tusschenpoozen vaa maanden in een
tijdschrift verschijnend, mogelijk is."
Ea oamiddelijk daarna omschrijft hij, wat
bij de eenheid meent, die het verstrooide
dezer opstellen verbindt, aldus:
Ta de it'ijze vaa beschouwen... ^t ds
eenheid, die niet de figuren, maar de op
stellen verbindt.
Oie onveranderlijke wijze van beschouwen
is het speuren naar de blijvende waarda in
kunst van onderscheiden aoort en tijd; het
en hielden hem omhoog, alsuf hij fcii kind
was. Gorai lette op en knikte goedkeurend,
terwijl zijn rechterhand eea Bpeer greep ?an
zoven voat. ,.Liat ;le b:anke hon-i van haar
vergift proeven; laat hem worgen in den
greep van de sinloe. Xari enski enr.e! Gauw ni.!
Hy knikte naar den fonkelenden kop van
de python en trok zich op zijn matten op het
troongeatoelte terug.
Zonder moeite of oponthoud w-trd de kapi
tein in het perk. ma', een tapijt be'egd,
g3saietan, narist dan kronkeleuden, «landen
Schietenden kop in h*t midden, 1-c'io Mi
en da leden van ?,ja gezelschap hlevan
b?tooverd en hadden uauvvehjk-j den moed
tmsehen beide te komen of aai <lt>n woe
denden koning hè! genei01 der persoonlijk
heid viin do slan^ ts openbaren, lïet maakte
een deel vuil hun beroep uit om <i.i onwe
tende hoofden eti kooplui van de S:i!ie Zuul
??ü3 t» ba'.rie^ftn '-u vr'iss in te ^'K^emirD.
Zj w.'.i:'ittea in ^pauii'usj :u:hi'«r hua
sc;je,-men en tapijten op dan blanken man, dat
hij zu:h zelf uit -'ja inalloti toestand zou
bevrijden.
Re'iamy ro'cla op h «t tapijt, ?."imi'.iwongen
grijnzecd, O'nd-it de koddige sijdri -Tan dea
toi.istar»! ;,ica asi" riem opdrong. N LI vrerd
h'j gevaar, dat :;ij:i '?jreu «r van af hit!,;, of
Gors', een vingir vji-roerde. tij had i-.iju
wapfcnn uit zij u sakken gobaa'.d nn hij :MJ/ in
hiU gsinielde hou iing binnen een
bereikbaren afjtand van den python.
,,Muiiosa." spraK hij scherp i'Jater-.-.ni'.
Tref me; raak ine Joe i;ts. Zj :;ieu da
malie grap niet. Gjef ja z/if oen kans en
mij ook. Tom wacL1 j 3 HAÜboord van mijn
»-.;hoeuer. Haak TV; ij, ^AAT j i wi:f. Ik b v n v
ooijon zoo schotvrij a'.s een duobwitj* op /,;jn
kant.
Do wilde opwinding van het zwarte
pn})iu-k, de ^"ïro-achJL'o hondina; van den
koning verleenden t-sn zokï-ie Kom.-insch
waardigheid aaa wat u r >"0ürvii;l. Auht
Vaniteruggaan tot de blijvende waarde in de
letterkunde van vóór 1880 en die de
zoogenoemde generatie van 1880 miste; het
abstraheeren van wat in ? den arbeid dier
generatie ten deele ook aan te treffen in
de letterkunde van vóór 1880 blijvende
waar Ie is ; het onderkennen van wat het
voorbijgaande, wat de blijvende waarden zijn
in de zeer niteenloopend-geaarde werken, die
zich gemeenschapskunst" heeten ; het
laamvoegen en omhoog houden, eindelijk dier
blijvende waarden, die de krachten der toe
komst" mogen blijken.
Zn'len blijken, had ik wel kunnen zeggen.
De beginselen toch, die in deze opstellen
verdedigd worden, zyn zóó eenvouiig en
vanzelf sprekend, dat een later geslacht niet
meer begrijpen zal, hoe daarvoor gevochten
worden moest."
Ziedaar de bedoeling vau dit boek en zijn
inhoud dan kortelij k omschreven.
Terloops moge men hier misschien op
merken, ten opzichte vaa het program, dat
dit voorwoord stelt, hoe de bly rende waarde,
in de letterkunde van vóór 1880" en deze
letterkunde zelf eigenlek enkel vertegen
woordigd worden door dat stuk over
Bilderdijk en een critiek van den dichter Penning,
die echter al met n been in de generatie
van 1880" staat. Dat is wél weinig. Heel
gaarne zou men Scharten ook eens hooren
over Beetg, Hasebroek en Tollens, over Huet
en mevrouw Bosboom, niet incidenteel als
hier en daar reeds geschiedt maar volledig
en direct, en ook over de minderen: Ten
Kate, Ter Haar, Hofdijk en dergelyken. Pot
gieter noem ik met opzet niet, wijl wüvan
dezen, dank zij Verwey, »u al genoeg heb
ben. Maar van zoo menigen dier goden van
vroeger dagen zou men willen weten wat er
o/erblü'ft onder den toets van een
inzichtsvollen, gednldigen kunstwerker als Carel
Scharten, die immers uitdrukkelijk verklaart
hier blijvende waarden" te erkennen en
dan wel niet enkel Bilderd^k en mevrouw
Bosboom meeuen zal.
Dit echter, als een lichte teleurstelling in
het boek, terzijde latende, komen wij nu terng
tot die bl\j rende waarden" waar de auteur
van spreekt, en beginnen te wenachen die
nader bepaald te zien, en vinden dien wensen
ongeveer vervuld in het opstel Over
Prozakunit, het tweede in den handel.
De schryver citeert daar L. van Deyssel,
uit diens geschrift over Het Dagboek van
Marie Basbkirtsefi";
Is geloof in het bestaan van een
voorIrefftslyk of best gedachte leven of leven, en
ds uitdrukking daarvan in kunst, en spoor
op wat diartoe behoort of bijna behoort.
Ik geef niet in de eerste plaats
persoonskarakteristiek.... want een pergoonsleven
boezemt mij hoofdzakelijk belang ia voor
zoover ik sporen van het door my bedoalde
ideaal leven er in ontdek."
Met welke uitspraken dan Carel Scharten
zijn innige waardeering aldus uit :
Zoo is het; in deze (Van Deysgelf) kri
tieken wordt gespeurd deor allerlei werken
van allerlei scnrijvers heen, naar dit zekere
protoplaama, naar dat zekere het", dat men
de schoonheid, of het echte, of het vloaibare,"
of het leven" noemt, en dat alle goede
literatuur, van welken tyd of soort die ook
zij, gemeen heeft."
Mij dnnkt, hiermede zijn wij dan wel toe
aan de nul ire onschrijvin^ van die blijvende
waarden" uit het voorwoord. Zoo doet Scharten
dus, wat ook Van Deyasel doet, en zoekt
naar de... ichoo iheid.
Het is eenigszins een teeken dat d«zj
criticus der jongeren", die zooveel neiging
tot de 011 leren vóór 1880 gevoelt, zich nog
niet gansch van deien heeft losgemaakt,
waar hij zooveel omslag maakt, men zou
zeegen: bijna schroom gevoelt, om dadelijk
met dezen eenig afdoanden term schoonheid
voor den dag te komen.
De tachtigers waren gruwelijk bang voor
het wooid. Het scheen aan hen een kort
begrip van alles wat classicistisch verstard,
doodsch en verstandelijk was. Zij proefden
er het ongevoelig-theoretiache aan, iets inge
wikkeld mummie-achtigs, uit onverteerbaar
dikke duitsche philosophieboeken, dat meteen
aan a'ie mogelijk Isng bij-den-grondschgere
d-neer, mits het naar pedant schoolschen
regel ging en met de moraal niet in strijd
was, een sc'.iandelijken vrijbrief gaf. Op het
laa':ste, op het moreele, kwam het niet weinig
aan. liet liet dd moraal (an welke, o Goden!)
heerachen over alle kusgt en naakte van den
kunstenaar eigenlijk eendomicee. laderdaad
vo«lden daüook de dominees zich kunstenaars,
wijl zij in zichzelf de gelukkige vereeniging
constateerden van de wijsheiil, die het begrip
der schoonheid heeft of geeft, en het gevoel,
dat hetzelve begrip tot werkelijk leven wekt.
teesche speer werpers stonden achter den
troonhemel, gevederd en versierd van de heup
tot den kru n en zij gromden ais honden,
gereed nrn zich neer te storten op dan blan
ken man i u het perk.
Mirnosx, Lui Beliamy maanden te voren
in Svilue-v 'iQtmoet en zij voelde nich er
zeker van, d<i; hij gekomen was op aandrin
gen van haar tnan. Zjn dadelijk gerair ea
haar eigen dilemma dwongen haar tot direct
aandelen.
O-a ruimre !e krijgen tot ademhalen Kringde
zij urn uem heen, in achijnaanvai cïe inent
tredeed, terwijl zij hem vcljrde van puat
tot pur.t.
Kaak! R-i.ak !' riep hij gesmoord. .,Zy
verwac':iLru 'Tan jou, dit ja mij het leven uit het
lijf
Maar hun wederpartij der s, toen de booze
j ar «n van '80 kwamen, aeiden dat zy
welbesckonwd noch het een noch het ander hadden,
of beter: daar het om levende schoonheid
ging, dat het begrip onnoodig was, maar het
gevoel met wat vroom gezwiemel waarachtig
niet uitkwam.
En sedert, daar zij het Leven wilden, de
bijzondere werkelijkheid, hebben de tachtigers
het begrip der schoonheid, als bet algemeene,
onwerkelijkej gehaat. Het was hun te
ver-»fGriekïcb, het rook tezeer naar philologieen
dominees en waar zy haar levend-wellende
bron immers in zichzel ven gevoelden, hadden
zij grootelij k s maling aan de theorie.
Nu echter de tijd dezsr milingö'' weer
voorbg is, mogen wij het groote woord wel
noemen, behoeven we niet te morsen of te
plassen met protoplasma's", of het echte",
of het vloeibare" of ook <?en voortreffelijk
of best gedachte-leven." Wy bedoelen de
schoonheid en anders bedoelen wij niet... en
bedoelden wij, welbezien, nooit. Het is al
leen maar dat de blij vende waarde" ...
eoms verandert en zal blijven veranderen
met de mensehan mee, die immers in de
schoonheid het war 3 zoeken, maar het ware
niet voor het begrip, doch als bevrediging
en gelukgevend voor het gevoel in de wereld
der zakelijkheid, waar het uiteraard niet
blgvend te vinden ia.
Naar die schoonheid zoekt dus Scharten
en een voortrefljjk zoeker en vinder is hij,
want by kent die van gisteren en voorvoelt
wat die van morgen zijn zal. Dat hij
hierby van voorbijgaande en bly vende
waarde" spreest en de laatste boven de
eerste den voorkeur schijnt te geven, moet
misschien meer als bij manier van zeggen,
aangemerkt worden. Op zich zelf toch be
hoeft de schoonheid voor velen niet
voortreffely'ker of blijvender te zijn, dan die voor
een of voor enkelen. Het is een pynlijke
doch ware waarheid, dat 't maar op den
persoonlijken voorkeur aankomt. Wel hem
echter, die vele persoonlijke voorkeuren aan
de zijne gelijk weet.
Hoe de voorkeur bjj Carel Scharten ia, zegt
hij duidelijk op bl. 115, van zichzelven spre
kend als van het nieuwe geslacht: Het nieuwe
geslacht, eenvoud, warmte, klaarheid ver
langt het; het zoekt niet naar het bijzondere
doch naar het algemeene; niet naar het
omwondene, doch naar het open*; het wil niet
ontcijferd doch helder begrepen worden; het
veracht de poze en geeft zich zooals het U ..."
Daarmee kan men, gely'k met zooveel
anders vrede hebben, het enkel betrearende
dat dit nieuwe geslacht nog altijd verzuimde
zich door eenjaartal teprecieeeren. Wanneer
begint dit nieuwe geslacht', en van wanneer
af kan men zy'n daden verwachten? Want
met eenige weinige uitzonderingen, waartoe
ongetwijfeld ook Scharten behoort, is het bij
die cieuwe geslachten van allerlei jaarmerken
nog altijd niet verder gekomen dan het ver
langen" en oeken", verachten" en willen".
Deze criticus zelf erkent het grif en gaaf
in het opstel Naar het Proza der Toekomit?
Men zal ons zeggen, dat er toch al wel heel
veel goed Hollandsen weer geschreven wordt.
Het is waar, maar dat gewoon-goed
Hollandsch van zoovele schrijvers heeft doorgaans
met het verlieien van de vreemdheid der
tachtigers ook hun bizonderheid er by' inge
boet. Er heeft ontzag'.y k veel een goeden naam
tegenwoordig, wat in het gaheel niets is. Er
heerscht een ordinairheid ... in onze letteren
als wellicht nooit te voren".
Ei, als u 't maar weet!
Maar daarvan afgezien, zal men het Scharten
gaarne toegeven, dat de tendenzen van den
tijd weer zijn, als hij aangeeft en deze ten
denzen voorshands blijvend" zullen zy'n.
Het iïnu verder een werkelijk genot, ook
van ontdekking en leering, dezen schryver
te volgen op zijn tochten door de huidige
literatuur. <szien hoe hij van den dichter
Bilderdijk het echt msnschelyke weet op te
delven, het gevoelige en beeldende, harts
tochtelijke en overtuigde in dezes te vele
verzenbundels en te zien, hoe hij 't in ver
band brengt met den veelgeplaagden en
geslingerden menech. Hoe hij bij Van
Deyasel de vinger weet te leggen, heel
preciea en zonder aarzelen, op diens kentering
van stijl- en taal gevoel, hoe hij diens eigen
oitwikkeling weet te begrijpen, culmineerend
in dat Kindleven, dat wij oneerbiedig als de
Adriaantjej" benoemd hebben.
Scharten wijst er het ontroerend-echte,
verlij ad sensitieve van aan : eea verwonder
lijke kunst voor enkelen I
Oan in het derde opstel van den eersten
bundal, bespreekt hij twee Nieuwe Gidsers,
die wat achteraf stonden: Frans Erens en
Delang.
't drukken, Mimosa. Nou 'neb je een
kans, vrjuivija: het is vijf j lar geleden, sinds
ik ren goedi- haar omhelsd heb.''
e slanjr hield hem geetaaa in. het oog
gedureuda verscheidene zenuwëciiokkendis
oogenbiiKkwn : toen zochten haar oogen da
t>peeiwerpt-r;'.. Uie nuast den küniu-j stonden.
Mal v]v n «-t-J'jko doortastendheid besloot zij
tot de c-tmi.'e manier van doeu, die voor j
hair mo/elyk waa. !
Z:\-ii ua-Jer sleepend, kronkelde zij zich |
statig en 'ioe'j wikkelde zij met eea cirke- !
ieïid ? D9\veü\EL" den vrijbuiter in haarzijden i
piodit-ii i iidisr ;io donderende kre'.en vaa do j
liifttu^le. !
Terwijl !;:,j c-t^n zenuwachtige anast voor- i
wcudie, a]^i> Böllauiy op ayn knieëu liggen j
ea -;iJQ i-Ttmterhand dawde den viatken,
glin-tc-ren.len kop twu,»
y.011 ma vast, Mimo!" hijgde luj, het ia
juiat .vO-Ai kleinigheid, ais je dentti Stijf
nou! ' waarsc iuwde hij. toen haar greep
s-wakkor diefde te worden, of ze zullen mij
in -ien gapg naar de deur grijpen !"
lii) sprong voorwaarts, liet het perk achter
zi<:ii ui atiet twte Japanners ter zij Je, die in
den lircuï-ii;gang stonden. Wees niet bang,"
riep hij tot het ademend gelaat, dat op zijn
sahouler lajr. Hou vast oa je ievenl"
Een speer van zeven vost vloo^ met
vreeselijke kracht in de tent-paal achter hem.
Een andere kliefde het stijf gespannen zeil
doek bij zija elboog en scheurde het als eea
sabel. E-jn seconde later was elk lijhtin den
circus uitgebluscht en kapitein Ballamy hield
in het vrije veld stand om terug te zien naar
de hel, die hij hal opgeroepen.
L:nks ea rechts stekend trachtte des
komngs lijfwacht voor zich zelf ruimte te
maken in. hua woeste haass om den gang te
bereiken.
Een menigte wapenen en gezichten ver
sperden hun den weg harde, onbewege
lijke lichamen, die niet op zij gealootea of
geworpen konden worden. Gorai schreeuwde
een bevel en opnieuw trachtten de woedende
speer werpers hè; te gehoorzamen, terwijl zij
Blosgen naar de woeste warreling van ge
daanten, zich een weg hieuwen, vo-it voor
voet en de dooden en de weerloozen in het
leege circus-perk achter lieten.
Isuho Ma begreep, wat er gebeurd was, za,*
dat ayn circus in een oogenhiik een
moordhoi zou worden, voor de koning het open
veM kan bereiken. De h»lf waanzinnige
'lijfwacht vocht stil, zonder genade, stootend,
stekend door den hechten wal van menscheo,
totdat een van de Japanners een opening
Rcheurde in het zeildoek van de tent, die
hen veroorloofde er uit te vliegen op de
hielen van den vrijbuiter.
Vroeger had kapitein Bellamy rusie gehad
met ploegen van oproerige kanaka's van
plantages en had de manieren bestudeerd
van het gooien met messen der ge
ieporteerden van het eiland Non; maar tot hiertoe
had bij nog nooit met wedren-snelheid
geloDpen met een Japansche vrouw, die tachtig
pond woog en zich om zijn nek en middel
klemde. En Je opgewaaide plooien van de
zijden python hinderde hem bij het loopen: