De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 3 april pagina 1

3 april 1910 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1710 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDEKLAND Om-cL©r redactie -van. Zk£r. IEL. IE3. L. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WABENDORF, Keizersgracht 338, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet yan 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). AbMMment por 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor wfiéper jaar, bjj vooruitbetaling & , mail 10. Afeowfcrujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/» Zondag 3 April Advertentiën van l?5 regels / 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel f 0.25 . 030 ,0.40 INHOUD: VAN VEERE EN VAN NABIJ: De Raad herleeft. Kroniek. Haagsche brieven, VIII, door Jan Bramsen. Een neutrale" over den nentraliteitpstrjjd, door L. Simons. FEUILLETON: Geld, door Alejda van Pelteeom. KUNST EN LETTEREN: Chantacler, door prof. dr. J. J. Salverda de Grave. Tolstoy'a gesprekken beoordeeld door P. H. EtagenholtzJr. INGEZONDEN. ALLER LEI, dwr Interim. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Vóór honderd jaren, met af b., door Job. W. A. Naber, beoord. door prof dr. L. Knappert. Tooneel, door Frana Mjjnssen. Een Vergeten Heldin, door H. van KoL Voor een Nederlandse hèWeef knnst 7 door T. Ltmdié. Portret van Edouard Collonne. WETENSCHAPPELIJKE VARIA: De geheimen van een stip, door P. van Olst. Snippertjes van Parijs, door N. R. Chariwi. FINANCIEELE EN OECONOM. KRONIEK, door v. d. M. en v. d. 8. INGEZONDEN. SCHAAKSPEL. DAMBUBRIEK. ADVERTENTIËN. «uuiimiimiiiiiiiiiiiiimiiniiiiiiiimi IIIIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIIIMIIMIIIIIIIII De Baad herleeft. Den Amsterdamschen Raad steke men een pluim op den hoed. Zij hebben zich nu eens kranig ge houden, de vertegenwoordigers van de burgerij, zij heboen zich hervonden, zooals de heer Harmsen het uitdrukte. Zij hebben gezegd: wij zijn de vroede vaderen en dragen mede de v e r a n twoordelijkheid. Waar niets minder dan de goede naam van onze stad op het spel staat, in dit buitengewone, ernstige geval, willen wij, met behoud van alle respect voor het regeerend college, de zaak, door dit college verkeerd aange pakt, ook zelven ter hand nemen. En mr. Van Gigh heeft deze actie uitnemend geleid. * * Het was voor hen, die niet meer staan «p het gewone zaken-standpunt bij ver houdingen van ambtenaren en overheid, een ware genoegdoening te zien met hoe onontkoombare logica de heer Delprat in de discussie ten Raadhuize gelegd" werd. Yan 't eene woord pp 't andere komend, van de eene uitlating naar de andere gedreven, zei de Wethouder, volkomen oprecht en onbevangen: Dr. de Gelder behoefde niet te worden gehooid, hq was daarover niet tehooren. Het had geen zin den onderge schikte zijn opinie te vragen over iets, waarbij hij niet was tegenwoordig ge weest. ... Toen was het voor Mr. Van Gigh maar een klein kunstje meer. Hij rafelde deze opvatting uiteen, dat geen draad er aan heel bleef. Hij betuigde zijn achting voor den persoon des Wethouders, maar bewees tevens duidelijk de verdere onbekwaam heid van B. en W. om het belangrijke vraagstuk in het reine te brengen. Een wethouder had gehandeld als zakenman, buiten alle rechtsbeginselen om (de hou ding van zijn twee rechtsgeleerde col lega's, vooral van den vrijzinnig-demo cratische (!), is waarlijk beneden critiek), dan moest, pleitte van Gigh, de Raad de quaestie maar aan zichzelf trekken. En aldus is geschied, met 30 tegen 11 stemmen. Een flinke meerderheid. Als het onderzoek nu zooveel mogelijk openbaar is, en de ingestelde Raadscom missie in die openbaarheid mede haar kracht zoekt, hebben wij goede hoop dat dit flinke optreden uitstekende gevolgen zal hebben. * * * Het is alleen daarom al goed, willen wij terloops hier eens zeggen, dat de gr oo t e bedrijven zooveel mogelijk komen in handen van Gemeente of 8 taat, omdat de wantoestanden, die er mogelijk heerschen, en die verborgen blijven als ze te wijten zijn aan eigenaars of particuliere beheer ders, nu open en bloot komen en kans hebben op herstel. Wekt het geen gevoel van gerustheid voor de ondergeschikten, dat zij reeds in beginsel, en hopelijk meer en meer in de praktijk, uit den toestand vandaan komen van te zijn overgeleverd op genade of ongenade aan een enkelen man (aan een firma of aan een vennootschap) bij wie de winst, als regel, hoogste wet is ? De heer Delprat, geheel te goeder trouw, en in zijn karakter door alle partijen gehuldigd, heeft niets anders gedaan dan gehandeld of hij aan 't hoofd stond van een winst-affaire, die net zoo goed aan een Mij. had kannen toebehooren als ze nu toevallig behoorde aan Amsterdam. Hij stelde zich, er is ook in den Raad reeds op gewezen, op het gewone al machtige en utilitaire standpunt van den patroon: uw optreden bevalt me niet; gij schiet blijkbaar slecht op met uwen chef; deze chef zegt, dat bij u de schuld ligt van de kwade verstandhou ding, welnu ga dan maar heen." Op deze wijze worden in onze niet juist teerhartige samenleving immers dagelijks honderden mencchen, jonge en oude, op straat gezet. Het publieke bedrijf echter kan zulk ontslag bij kort geding op den duur niet dulden. Waar duizen den ambtenaren ZIJD, tegelijk overheids dienaar en staatsburger, daar wordt zulk een ontslag iets meer dan een particulier onrecht, begaan door iemand, die heer en meester is op zijn gebied en des noods zijn bedrijf kan stop zetten, daar wordt het een onrecht, door een verantwoordelijk dienaar van het gemeentebest (hier den wethouder) ge pleegd, een onrecht, dat duizenden medevoelen als hun persoonlijk aangedaan en hun boven het hoofd haagend, en dat zij daarom gekeerd willen zien. Want zoo alleen voelen zij ook zichzelf meer veilig. KRONIEK. PIJNLIJKE CEREMONIE. In een van de groote Engelsche Illu straties" kwam dezer dagen een afbeelding voor van een waarlijk onthutsende plech tigheid. Door een zeer nauw straatje te Jeruzalem, overvol van luidruchtig Mohammedaansch en Joodsch volkje, dragen een tiental welgekleede Fransohe mijnheeren, gedeeltelijk van een lorgnet voorzien, met zijn allen een groot houten kruis. Züdragen dit kruis (?natuurlijke groote") langs dezelfde wegen aldus het onder schrift waarlangs eenmaal volgens de traditie de Zaligmaker z\jn laatsten gang ging. Men zie het tooneel. In de volgepropte, door eetwaren versperde Oostersche straat, waar een kameel passeert en leelijke Jeruzalemsche Joden in twist vergaderd zijn, een tafereel prachtig-Oostersch, passeert daar een stoet Europeanen, fashionabledress, met gezichten vol onw\jzen ernst, en op de schouders een keurig geschaafd kruis.... Een Fransche abbégaat voorop, plechtig, of hu heel wat ergs verricht. De stoet bousculeert bijna een schoone Islamitische. Dit is dan navolging des Heeren! Het kan overigens geen pijn doen aan de gewatteerde schouders. Het kan niet kwetsen dan wellicht de kreukelooze manchetten. Maar 't is, om het te zien, niettemin een beetje kwetsend en pijnlijk Huysmans heeft smakeloozen bedevaart gang niet altijd gespaard. HU had voor deze heeren zeker ook wel een hartig woord gehad. Voor deze smakeloozen. Een neutrale" over den neutraliteitsstrjjd. Er is in den nu uitgebroken schoolstrijd n element van hinderlijke onoprechtheid. Het is de bewering der sociaal-democra ten, dat het hun, b\j het vooropstellen van de neutraliteitsleus, alleen te doen is om het paedagogisch belang van het kind. Dat zij alleen itrijden voor het kind, niet, als de kerkelyken of de burgerlijke oraogisten, om het kind. Men behoeft onze 8. D. A. P. en haar volhardende propaganda slechts te kennen om te weten dat dit een voorwendsel is. Nooit zou zij als politieke partij zich zoo fel en vurig van de kwestie hebben mees ter gemaakt, als het haar niet te doen was om het kind. Trouwens, de bekente nis is zeer nadrukkelijk gedaan: men ziet van sociaal-democratischen kant in de orangistische propaganda een poging om de volks klasse in haar opkomst van de sociaal democratie af te houden, en haar te paaien met zoethoudenden geestdrift. Ik ben bang dat, al mag het niet zoo bewust, doch voor een goed deel instinctmatig zyn, inderdaad velen onder de anti-socialisten het orangisme en de vaderlandsliefde in dien geest zoeken te misbruiken, en ik kan het dus de S. D. A. P. niet kwalijk-nemen dat zij daartegen van haar standpunt in verzet komt. Maar wat hindert is haar fariseesch mooi-woordgekraam dat het haar, en haar alleen, enkel te doen is om de ombevangenheid van de kinderziel. Een propagandistische strijdpartij als de hare kan met onbevangen heid niet veel uitvoeren, tenzij als middel om positieve propaganda van andere zijde te ontgaan. Een blanco kinderziel is later gemakkelijker te winnen dan een, die onder tegenwerkende invloeden is opgegroeid. De eenigen, die voor de neutraliteit-van-hetonderwy's zuiver paedagogisch kunnen op komen, zijn de tallopze politiek-neutiralen in den lande, de sceptici, die in het algemeen los staan van alle ge-etiketteerde partijen, en alleen in ruimen en wijdsten zin als progressief zijn aan te duiden. Dit verklaart waarom de neutraliteitsleus in den Bond zoo sterken aanhang heeft. De meerderheid der Bondsleden is niet sociaal-democratisch; ze is eenvoudig zelf neutraal progressief. En handig al» z\j onmiskenbaar zijn, maken de Sociaal-Democraten daar gebruik van om ze op hun sleeptouw me te krijgen naar de S. D. A. P., een krij «slist waarbij het reactionaire optreden van het oud-libe rale Rotterdamsche Gemeentebestuur en de slapheid der Vrijzinnig-Democraten, om van de Unie-liberalen maar niet te «preken, hen weer met Schweine-glück" geholpen heeft. *** Het is alles over het geheel een jammer lijke historie, zooals het altijd een jammer lijke historie wordt wanneer partijdrift zich komt vermengen met paedagogiek. Ik heb de phrase in onze Lageronder wij s-wet over de christelijke en maatschappelijke deugden, waartoe de school onze jeugd moest opvoe den, altijd irritant gevonden van niets zeggende phrase achtigheid; hulpmiddel om de geit en de kool te sparen en ons denken tegelijk in slaap te wiegen. Want een knappe kop, die ons zou kunnen ver tellen, wat eigenlijk die christelijke deug den1' zijn. Ook buiten alle dogmatiek om, zijn de christelijke temperamenten zoo ont zaglijk verscheiden, en de deugden, die de strijdbare^ christen eert, en de deugden die Thomas a Kern pis in zijn deemoedig zelfbespiegelen aanprijst, liggen zoo wijd uiteen, dat ze toch waarlijk niet onder een leus en leer zijn saam te vatten. Bedenkelijkst van alles is de phrase omdat ze de zoogenaamde Christenen' stijft in hun hoogmoed alsof hun de wacht der deugden toebetrouwd ware, terwijl toch hun menschheid zich door geen hooger voortreffelijkheid pleegt te onderscheiden, en hun tochten en driften hun spel niet minder met hen spelen. Maar wie afziet van die irritante officieele phrase heeft toch wel een algemeene voorstelling van wat hij in de menschvorming, zooali de school die geven kan en moet, zou willen zoeken, en wie tegenstre vers zijn van het bijzonder kerkelijk onder wijs zyn dit omdat zij de jeugd niét willen gebracht zien onder dogmatisch juk en in omBereling yan zelfstandig te rijpen oordeel en levensinzicht. In zooverre is de neutra liteit der Staatsschool beslist en positief anti-kerkelijk, en komt zij niet in verzet tegen het geloof, dat in den huiselijken sfeer moge opbloeien, maar tegen opzettelijke geestbevoogding van de nog ganschelijk onrijpen, wier rijpwording de kerk in haar scholen zoekt tegen te gaan. Het kind niet voor eenige kerk, het kind niet voor eenige partij. Maar wél het kind opgroeiend in warmte van gevoelssfeer, in aanhankelijkheid aan de volkseeitheid waartoe het behoort, in tucht van offervaardigheidsdrang voor een idee; in ridderlijken eerbied voor wat vroegere geslachten voor het hedendaagsche volbrachten; in ridderlijken eerbied ook voor de gemeenschapssymbool der yolkseenheid. En dit gevoel zonder sentimen taliteit ; die aanhankelijkheid zonder over schatting yan 't eigene of verachting van anderen; die offervaardigheid zonder rede loosheid, die eerbied zonder blind vertrouwen of slaafsche kruiperigheid. "Wij hebben mensehen te kweeken; geen warhoofden of lakeien menschen van gevoelswarmte, innerlijke beschaving, met zelfkracht en zelftucht. *** Vraag aan welk onderwijzer in onze O verheidsscholen, van Ossendorp tot School hoofd, en hij zal déze omschrijving yan een deel van zijn taak kunnen onderschrijven, en de autoriteiten te Rotterdam zouden, alleen naar hun paedogogisch ideaal gevraagd, dit program kunnen mee-onderteekenen. Hoe komt het dan dat we, luisterend naar deze meestlinkschen als meest-rechtschen onder de voorstanders der Openbare school, onder den indruk komen van onzuiverheid? Is het niet, omdat ze politiek vermengd hebben met hun paedogogiek ? Omdat die rechtschen hetzij zelf niet vrij zijn van de zucht, door vaderlandsliefde en orangisme op de school vporbehoedend- socialistisch te werken, het zij buigen voor wie dat hulpmiddel tot zoethouden" niet versmaden ? En omdat we onder die meest linkschen kennen felbevooroprdeelden tégen koningsgezindheid en patriottisme en vóór republikanisme en sociaal-democratie ? Omdat de eischen aan de onderwijzers door de rechtschen gesteld, klonken op den toon van d wang en bedreiging, en we in de ontkenning der linkschen iets te proeven kregen van de onoprechtheid, die elke bedreiging van machthebbenden kweeken moet ? * * * Wat het Rotterdamsche manifest zoo uit den booze naakte waren die dwang en die bedreiging uit zich zelf altijd verkeerd, zeker in zaken van meening en overtuiging, en daarom even gevaarlijk als nutteloos. In dit bizondere geval te bedenkelijker omdat ze tallooze onderwijzers, die anders langs den weg van nuchter-zelfstandig be kijken het dryven der oude S.D.O'ers in hun midden zouden onderkend en getoetst hebben, nu wel dreef om, wilden ze niet als karakterlooze zwakruggigen zich aan stellen, hun voorzitter bij te staan. Dwalingen en verwarringen van geestelijken aard zijn te bestrijden door rede: geweld heeft z« nog nooit anders dan versterkt. (*) (*) Het is een opmerkelijk psycholo gisch verschijnsel dat juist zij die zich het sterkst er door bezwaard voelen dat zooveel De dwaling is, dat een onderwijzer tege lijk politiek strijder zou kunnen zijn, en zijn paedagogische taak zuiver houden. Al te willig heeft elke partij tot heden den schoolmeester tot verkiezingsagent mis bruikt, o na ten dezen vrij uit te gaan. Voor de kerkelyken, die ook in de school open lijk o vertuigingswerktuig zien en erkennen, en die dus geen neutraal paedagoog" gebruiken kunnen, was de vraag geen vraag, en als morgen den dag de sociaal-democraten een sociaal-democratische school wilden stichten, zou het de natuurlijkste zaak ter wereld zijn, dat hun onderwijzers daar tegelijk partij propagandisten waren. Maar de neutrale paedagoog", in wiens vaandel het geven van onbevangen' opvoeding geschreven staat, kan en mag geen partijman zijn dan van de partij deronbevangenen, der anti-d wang- mannen die ten onzent niet bestaat, en die in haar zuiver negatief karakter alleen afwerende groep, nooit bouwende partij zou kunnnn wezen. Dit te hebben vergeten is een begrijpelijke fout (onderwijzers zijn, hun taak vergt het, meest ook sterke gevoalsmenschen) Maar het is een fout, die zich wreekt. Zich wreekt aan hun positie, en aan onze school want hun positie ii valsch in heel dezen strijd, en de positie van een opvoeder moet voor alles zuiver zijn! En de omarming yan onze neutrale" school door de waarlijk niet neutrale S D. A. P. Zondag 20 Maart gebeurd, kan mogelijk wel die partij baten, maarzemoetonvermylijk de overgroote meerderheid van ons volk, die nog niet bewezen heeft van die partij te willen weten, van de school en de onder wijzers vervreemden, die ombedachtzaam vergeten, dat men niet op twee kanten tegelijk kan liggen en hun aansluiting bij de eene partij de andere ontstemmen moet. Zoodat de vele waarlijk neutralen onder onze onderwijzers, ah zij de neutrale school algemeen willen doen blijven, hun moed zullen hebben bijeen te verzamelen om zich zelf en de school uit de partij-vangarmen te bevrijden. * * * Wat we, in deze moeilijkheid, zeer sterk missen, is een krachtige, zelfstandige groep van onbevangenen, wier gezag, boven par tijen, zóó groot en ongerept BOU wezen, dat haar waarschuwing op rechts en links in vloed had kunnen oefenen. Om den rechtsliberalen te doen beseffen, hoe hun bedrei ging eigen liberalisme voor altijd schond en verkeerd moest werken bovendien; den meest linkschen onderwijzers het valsche hunner positie. Met de handreiking om daaruit te komen, in volle eer, zonder sohyn van buiging onder dreigement. Het is een niet te onderschatten nadeel voor heel ons volk, dat de VrijzinnigDemocraten zich deze positie niet hebben weten te veroveren. Angstvallig-verpolitiekt, als de partij officieel verworden is, veel te gretig om zich te stellen tegenover de sociaal-democratie, en te begeerig om te behagen aan zekere groepen onder de bourgeoisie, heeft zij naar Hokt noch recht* het gezag, dat onbevangen intellectualisme en vrijmoedige overtuigingskracht in deze verwarde tijden zouden kunnen verzekeren. Maar de party mist ruggegraat en vastheid van wil, al te bevreesd voor gedrang.daar zij boven moest staan, en daardoor niet in staat zich den aanhang te verzekeren van die velen in den lande, die onbevangen door partyvooroordeelen of spokenvrees, geen anderen wensch kennen dan heel ons volk te zien groeien in vrije, zelfstandige, tuchtige kracht. Zoo moeten dan dezen maar indi vidueel zich uiten en getuigen. A m s t., 23 Maart. L. SIMONS. onderwijzers en ambtenaren tot de S. D. A. P. behopren, hun uiterste best doen nog meer in die richting te drijven. De S. D. A. P. beweert de ellende en zorg en onderwor penheid uit de wereld te kunnen helpen door het particulier bezit der productie middelen in een gemeenschappelijk om te zetten. De tegenpartij ontkent dit; beweert op econo mische gronden dat het tegendeel gebeuren zal, en dat juist met het Staatssocialisme aan alle persoonlijke vrijheid een eind zal komen. De volksonderwijzer en ambtenaar, die veel ellende zien en zelfde zorg kennen, hebben meestal veel te weinig kennis van het werkelijke economische leven of de economische wetenschap, om zeer ontvan kelijk te kunnen zijn voor den twijfel aan de mogelijkheid van den idealen toekomst staat, en het eenige tegengift dat de antisocialisten hun dus te bieden hebben, is het argument van het vrijheidsverlies. Maar nu gaan zij hen reeds in onzen kapitalistischen staat zóó aan banden leggen, dat het voor den toekomststaat moeilijk zal wezen dit te overtreffen! met het onvermijdelijk gevolg dat er voor deze ambtenaren geen enkele reden overblijft om aan het bestaande de voorkeur te geven en zich niet te laten meesleepen door idealistisch gedroom van een idealen toekomststaat. Haagsche Brieven. VIII Het gesprek liep over de haagsche zaken" van den laatsten tijd. En nadat over Giovanini, de Golfclub en de speelsalons (of speelholen, zooals ze thans in de stedelijke pers heeten) ieder het onze had gezegd, werd de zaak van Heeckeren aangeroerd. De vraag, wie van de in deze kwestie betrokken personen al dan niet de waarheid had gesproken, en of ook hier weer aanlei ding kon bestaan tot het stellen yan een Kuyper-probleem" om in de terminologie van mr. de Jong te blij ven was al spoedig van alle mogelijke kanten bekeken. En wij zouden waarschijnlijk weer tot een ander onderwerp zijn overgegaan, als niet de Diplomaat wij noemden hem zoo niet alleen om zijn relaties in hooger spheren" maar ook om zijn studie van de historie en vooral van de diplomatieke geschiedenis van ons land plotseling op ongewoon ernstige toon bad gezegd: Die toast op den duitschen keizer, welke onlangs in onze Eerste kamer werd ingesteld,. is, voor zoover ik zien kan, wel het onge lukkigste feit in de heele historie. Als wij dat later maar niet moeten bezuren ..." Op onze vraag of hij dan meende, dat men in Engeland of in Frankrijk zóó ver bolgen zou zijn over deze ministerieele woorden, dat dit politieke gevolgen voor ons zou hebben, antwoordde hij, dat het niet ging om hetgeem men in Engeland of Frankrijk ervan zou denken maar om den indruk, die het ophemelen van den Duit schen keizer zal maken in sommige kringen in ons eigen land; kringen, waar men reed* al te veel den blik naar Duitschland had gericht, tot groot nadeel voor onze natio nale ontwikkeling en, in laatste instantie, voor het behoud van onze nationaliteit. De groote ernst waarmee dit gezegd werd, gaf ons den indruk dat de diplomaat hier een wel overwogen meening uitsprak. Kn daar wij allen overtuigd waren van het groote gewicht, dat dit onderwerp voor ons land had, verzochten wy hem eens nauw keurig en uitvoerig zijn opinie t" verklaren. Aan dit verzoek werd gehoor gegevf u. En van de uiteenzetting die nu volgde, wil ik hier een beknopte samenvatting geven. * * # Zoowel onze buitenlandsche polifiek als onze defensie berust op de onderstelling, dat wij voor een directen en aU verove ringstocht bedoelden aanval van Duitschland en van h«-t Britsche rijk de eenige staten bij wie de lust tot zulk een aanval zou kunnen opkomen volkomen veilig zijn, wegens den ouderlingen naijver dezer beide mogendheden. Want Engeland zon nooit kunnen dulden dat Duitschland onze koloniën roofde, terwijl Duitschland van zijn kant steeds zou beletten dat Engeland zich van onze havens meester maakte. Het eenige, waarvoor wij dus zouden heb ben te zorgen, is, dat wij in staat zyn onze neutraliteit te handhaven waarmee twee of drie van onze nabuurstaten Duitsch land, Engeland en Frankrijk met elkan der in oorlog geraken. Zoodra dan een. der oorlogvoerenden ons grondgebied schendt, schuren wij ons aan de zijde van zijn tegenstander. Onze militaire en maritieme macht moet dus zóó groot zijn, dat geen der partyen er op gesteld kan zijn om er het leger of de vloot van zijn tegenstander mede te zien versterken. Zóó is de theorie. Laat ons nu eens zien, wat de ontwik keling der machtsverhoudingen in Europa, gedurende de laatste decenniën hebben ge maakt van de praktijk. In de eerste plaats dan zijn de legers en vloten der ons omringende mogendheden zóó sterk geworden dat al wat wij, zelfs met de uiterste inspanning en offervaardig heid aan soldaten en oorlogsschepen zouden kunnen verkrijgen en dat is nog heel wat meer dan w\j tegenwoordig hebb i! daartegen in het niet zinkt. En daarvan is men over onze grenzen zóó overtuigd, dat bijvoorbeeld noch in Duitschland, noch in Engeland, eenige reke ning wordt gehouden met de mogelijkheid, dat bij den eerstvolgenden europeeschen oorlog, de nederlandsche krijgsmacht in een of anderen zin eenig gewicht in de schaal zou kunnen leggen. Wanneer een Europeesche oorlog uit breekt, dan zal het voor ons te laat zijn, om nog eenigen invloed op het lot van ona vaderland te kunnen uitoefenen. Wij zullen de prooi worden van de mo gendheid die zijn strijdmacht het eerst over onze grenzen weet te brengen; en het zal geen aanval op, doch een bezetting van ons land zijn. Meer dan een militaire wandeling zal geen enkel duitsch officier de overrom peling onzer waterlinie" achten te zijn. l',u de kans is groot dat juist ons land met Belgiëde kampplaats vormt, waar het lot van Europa voor een aantal jaren zal worden beslist. De vraag is nu of wij ook iets kunnen doen om tenminste gedeeltelijk de noodlot tige gevolgen af te wenden, die een enropeesche oorlog voor ons volksbestaan zon hebben. Deze vraag is slechts dan voor oplossing vatbaar, waaneer we voortaan breken met de opvatting, dat wij in staat zouden zijn om bij zulk een oorlog neutraal te blijven. Wij moeten den werkelijken toestand onder de oogen leeren zien. Wy' moeten begrijpen, dat wanneer een maal de vonk is geslagen in het groote kruitmagazijn, dat Europa sinds vele jaren is, onze politieke onafhankelijkheid door eigen kracht niet meer is te behouden. Kunnen wij dan niets doen om ons volks bestaan te redden, en moeten we dan maar geduldig en werkeloos wachten totdat wij worden geannexeerd ? Neen; er is een weg, dien wij kunnen in

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl