De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 3 april pagina 6

3 april 1910 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1710 De aanvaarding van bet hoog bewind in naam van den Prins van Oranje door van Hogendorp en van der Dnin van Maasdam, ten bnize van den graaf van Hogendorp, 21 November 1813. Schilderij van J. W. Pieneman in het Rgkg-Muaenm. te Amsterdam. Vóór honderd jaren. Overheersching en vrijwording, door JOHANNA W. A. NABER. Illustra tie onder toezicht vau E. W. MOES, Haarlem, Tjeenk Willink 1909, ruy. 8»., 345 .blz. In 1905 verscheen bij de Erven P. Botm te Haarlem mejuffrouw Naber's Geschiedenis van Nederland tijdens de inlijving bij Franfcrijk", voor welken arbeid de volijverige en geleerde schrijfster door Teyler's Tweede Genootschap met goud was bekroond. Thans gaf du firma Tjeenk Willink en Zoon van het boek eene nieuwe uitgave, geïllustreerd onder weibekenden voortreffelijk toezicht. Wat den tektt aangaat, heb ik ze vluchtig Tergeleken. Gebleven is de titel Geschie denis van Nederland, enz." en men achtte de opmerking niet hyperkritisch, dat slechts een stuk van die geschiedenis, nl. de politieke gegeven wordt. Da" geschiedenis van een land on? vat meer, omvat ook o. a. het maatschappelijk, het zedelijk, het geestelijk leven des volks. Ik geef intusschea toe, dat voor de j aren 1810 tot 1813 in dit laatste opzicht van ons volk weinig te zeggen valt wat ook niet gelden zou van enkele j aren vroeger en later, en dat het Fransche bestuur in zijne werking en invloed, zoomede de grootsche arbeid der bevrijding alléaan dacht tot zich trekken. Voorts zijn een aantal noten der eerste tekst geworden in de tweede uitgave, terwijl de laatste nog ontbeert wat reeds de eerste miste: een register. Dit moet, dunkt mij, buiten den wil van mejuffrouw Naber aldus zijn gebleven: zij weet zoo goed als iemand wat door gezaghebbende lieden over historische werken zonder register is gezegd. Dit blijve dan een wenk voor een volgenden druk. 1) Zoo het groote publiek wil voortgaan dit ernstige en belangrijke boek te koopen en te lezen en het zal zich geld en tijd allerminst beklagen zal het voor goed breken met de nog wijdverspreide en legendarische voorstelling, alsof de trjd der inlijving bij Frankrijk voorland en volk louter schade en ellende geweest zij. Veeleer was het eene periode van, wel uiterst pijnlijke maar, gezegende genezing van oude kwalen. Wat landgenooten niet was gelukt, gebood de 1) Verg. Aequoy in zijne Handleiding enz. 1894, blz. 150 vlg. Camphf.ll bij Saint Si non, Mémoires ed. Boisliale 1879 I, pag. LXXI, note 4. Ik maakte de opmerking in deu tekat met e»nigen schroom, omdat in de juist ver schenen Handelingen van het 30ste T. en L. Congres in 1908, waarvoer ik mede de ver antwoordelijkheid draag... een register ont breekt. Jo^annes Henricm van der Palm. Prent van Ph. Velijn naar een schilderij van Ch. H. Hodges. vreemdeling, en de jammerlijk zoek ge raakte eendracht en vaderlandsliefde bloeiden weer op onder den harden druk der slavernij. Er was een Augiasstal te reinigen; nu het achteraf gebleken is dat de Fransche Herakles ons niet duur zaam heef c kunnen overheerschen, kin het nageslacht voor zijn zuiveringsarbeid slechts dankbaar zijn. Dat Holland op eervolle wijze met het keizerrijk werd vereenigd, dat vele hooggeplaatsten Napoleon's trouwe dienaren zijn geweest, daarover behoefden de echte vaderlan ders niet te juichen en het was zelfs misschien te veel gevergd, dat zij dank baar oog zouden hebben voorde welwil lendheid van prins Lebrun en baron d'Alphonse, ja van De Celles, die als prefekt niet de wreedaard was, waar voor hij gemeenlijk gehouden wordt. Maar zij moeten gezien hebben wat wij thans zooveel scherper nog opmerken: de zorgvuldigheid, waarmede de belangen van het ingelijfde land werden behartigd, de regelmaat van het prefectoraal bestuur en de vlugheid van het administratief beheer, beide zoo vreemd aan ons door decentralisatie bedorven gouvernement en samengaande met den. voor oude Hollandsche regenten zoo onduldbaren, eisch van eene stipte gehoorzaamheid die persoonlijk aan algemeen belang willig offert. Neen, Napoleon heeft den bloei van het land gewild; door zijne ambtenaren is althans een ernstig begin gemaakt met de regeling der geldmid delen ; met de reorganisatie der rechter lijke macht; met verbetering van het lot der gevangenen, wier aantal in overpropte tuchthuizen gestadig toenam door de taktiek der Engelschen, Om hunne boeven per scheepslading de zee over te zetten en ergens aan land vrij te laten; met verstandiger inrichting der armen zorg in een land,, dat maar zelden de liefdadigheid aan wysheid gepaard had. Als N«poleon Amsterdam bezoekt, be veelt hij het aanleggen van eene water leiding, waarvan wel niet gekomen is en wat eerst door Jacob van Lennep is tot stand gebracht, maar toch toont hoe hij welvaart trachtte te bevorderen. Het kwaad was vooreerst, dat de wanhopige handhaving van het continentale stelsel onze toch reeds kwijnende welvaart den genadeslag gaf, een stelsel dat dwong tot groote autp-da-fés van Engelsche goedeien, tot in volle zee overboord werpen vaa inlandsche waren, de prijzen van koloniale waren omhoog joeg-, de visscherij knotte en eene armoede in't land bracht, die tot slooping in massa voerde van huizen en buiten plaatsen. Grooter kwaad nog, dat de keizer, die voor den vrede naar 't zwaard grijpen" moest, al zijne landen uitputte en conscriptie en loting (op zich zelve zoo rechtvaardig) gehaat maakte bij een volk, toch reeds sinds eeuwen van persoonlijken dienst plicht afkeerig, en nu dubbel daarop Het gerust verblyf van mevrouw Kamper te Leiden behoudt den moed der gewapende ".burgerij. i Schilderij door M. I. van Bree, in het Dezit van Jhr. Mr. G. de Bosch Kemper \ te 'a Gravenhage. en Waterloo is de natie eindelijk ont waakt en opgestaan ja eigenlijk is hare wedergeboorte (het worde cum grano salis verstaan) eerst in de tweede helft der eeuw eene waarheid. Zoo eerlijk als dit moet worden geboekstaafd zoo waarlijk ontbreekt het heroïeke niet, het groote en verhevene in die zware maan den van worsteling. De figuur van Gijsbert Karel van Hogendorp staat in onbeneveld licht en het tragische van elk heldenleven ontbreekt ook hier niet, als hij, op den dag van Oranje's intocht, alteen, van allen verlaten, in zijne kamer wacht op wat komen zal. De Oranje's zelven hebben zware offers voor de goede zaak gebracht, o.a. door de vorming van een Hollandsen legioen. De dagen van 18 tot 21 November zulien altijd de herinnering wekken aan den moed en de edele toewijding van Van der Duyn van Maasdam, Van Lim burg Stirum, Changuion en Fannius Scholten, Hogendorps trouwe paladijnen, gelijk tegen den achtergrond van het wei felend Amsterdam en Leiden te schooner het beeld afsteekt van professor Joan Melchior Kemper en zijne dappere vrouw [ik vestig de bijzondere aandacht op d prent tegenover blz. 318| zooals van den scheepskapitein May. Hoe zou ik kunnen zwijgen van Hendrik Doeff, die op Formosa de Hollandsche vlag wapperen laat, trots Engelsche oorlogsvloot, als zjj overal elders op de wereld is neergehaald, dia vlag, die, als zij weer waait over een vrij land, den ouden patriot Valckenaar wel tienmaal op een dag tranen storten" doet. De heldendaden van Nederlanders in het Groote Leger, b.v. bij de Beresina, vervullen ons met trots en wij vergeten evenmin het heilig enthousiasme van den veel ges maden Helmers en de kor daatheid van de firma Enschedéte Haarlem, die den 18den November hare Opregte Haarlemsche Courant deed verscoijnen als no. l »met het oude wapen en zonder Franschen tekst. Terwijl ik dit schrijf ligt een exemplaar ervan vóór mij, herinnering aan een kloek stuk. Neen, wij kunnen onbevreesd aan die dagen blijven terugdenken als aan een schoonen tijd, vol van edel heroïsme; dwaas ware het te verwachten, dat allen toen helden zouden geweest zijn; en als wij in 1913 slechts de eer zullen geve a aan wie zij werkelijk toekomt, zullen wjj het eeuwfeest onzer onafhankelijkheid eerlijk kunnen vieren. Mejuffrouw Naber verdient onzen dank, dat zij door haar boek het oordeel der natie helder heeft voorgelicht. Willém Bilderdy'k. Prent, van L. Portman naar een teekening van L. Moritz. gebeten, nu soldaat worden gelijk stond met in verre landen te moeten vechten voor eene vreemde overheersching. En het is opmerkelijk, dat eerst, toen in 1813 plaats vervanging (overigens helaas waren ook toen geestelijken en a.s. geestelijken vrijgesteld) voor de gardes d'honneur" geweigerd werd, het verzet het heftigst werd. Eindelijk werden censuur en spionnage, toen het vreemd gezag tot zelf behoud al minder vrijheid toeliet, tot onduldbare kwelling en stookten eene verbittering, die eindelijk uitbarstte, toen de slag bij Leipzig den titan tuimelen deed. Dit alles en zooveel meer zal de lezer in dit boek helder en zaakrijk, op bronnenonderzoek steunende, verhaald vinden. Het tweede gedeelte schildert de vrij wording. Ook hier wordt eene legende openbaar, nl. die van eene algemeene, eendrachtige, alles wagende beweging. Angstigen en twijfelzucbtigen waren er in eetale, mannen als Van Maanen en Roëll schudden het hoofd over wat Ho gendorp en de zijnen duifden bestaan, admiraal Verhuell hield Den Helder voor Napoleon vast, de houding van Amster dam was, uit overmaat van voorzich tigheid, ellendig, men hield betrekkingen aan met den vijand, en nog den 2Ssten November durfde de Leidsche Academie niet de oranjevlag uitsteken. Zelfs de komst van Oranje vaagde niet allen twijfel weg, eerst door de Honderd dagen L. KtiAI'l'BBT. Toni, Van den anderen Oever" (?Mederlandsch Tooneei"). Onder den titel Van den anderen Oever" heeft de Dnitsche schiyver Felix Salten drie een-acters vereenigd: De Graai", De ernst des levena" en Herrijzenis". Boeiende en sterke stukjes. Zij werden bier reeda eerder opgevoerd ; door het Dniteche gezelschap dat ons ook Wedekinds Früilings Erwachen" bracht en een zeer goede kracht bezat in den acteur, tevens leider van het Ensemble, Hans K armer t. Boeiende en sterke stukjes, zeiden we; doch veel langer dan den duur der voorstelling boeien de twee eerste niet. Daarvoor zjjn ze te weinig in hunne personen doorleef l; het geval" ia zoowel by het eerste aia het tweede meer bedacht dan gegroeid en, hoewei m oge1 k, niet genoeg waarschynlijfc ge worden. Zoo dachten wij na de Dnitsche opvoering en de voorstelling door de Kon. Vereeniging, die daarbq o. m. de atmosfeer miste van de Daitsche vertooning, beeft onze opinie bevestigd. Maar een ni'nemend stukje ia het derde: Herrijzenis". En dit ii ook alweer vooral by de Duitecbe voorstelling gebleken. Het ia een stnkje waarmee de roeschou >er niet dadelijk heeft afg«Haan. Want in dit luchtig geschre ven werkje ia zeker een stuk leven gevat, vinden wij minsten» n menscben innerlyk dat onze vuile belangstelling heeft; over de penible ervaring van Constant i inner gaan wüonwillek-turig napeinzen. Men kent het gegeven" ? Constant Tr brer is zeker geen buondere persoonlijkheid. Hij zal ook nooit diep over het leven in het algemeen en speciaal over zy'n eigen leven hebben nagedacht. Hy zal zoowat mf ^edreven zijn met den stroom; materieeie zorgen heeft hy' niet gekend: hy' bezit een stevige duit, Ue liefde" heeft een groote plaata ingenomen in het leven van dezen jonggezel. Zy'n laatste amourette, met een zwierige dame van het tooneel", wordt on derbroken door zy'n ziekbed dat, volgena heeren doktoren, zy'n d >r>dbed worden zal. Ook minder-deskundigen heeft by bemind", o. a. nu al twaalf jaar geleden het mt-icjamet-de verbaasde oopen Marie, een vrouwtje van minieren atand", die zich al heel weinig rekenschap wist te geven van wat ie man nen van baar verlangden en in wier hoofdje het niet opkwam: dat men iets weigeren kan. T'üSnerisgeen kwaje-kerel; als hij het meifje verlaten heeft, doet hy haar op vaste tyden geld zenden door zy'n notaris, al kijkt hij,natuurlijk, zelf nooit meer naar haar om. Zoodat hij eerst veel later verneemt: hij heeft een kind, een dochter, bij Marie. O > zy'n steifbed kry'gt hij het benauwd, wordt bij wet^k, herinnert hy' «ch: zy'n dochter; wil hij goed maken." En enkele uren vóórdat hij de eeuwigheid zal ingaan, alweer volgena de doktoren, laat hij zich trouwen met de moeder van zy'n kind." Doch Trübner gaat. niet dood. In zy'n overgevoeligheid van reconvalescent gelooft by' gespaard te zy'n voor dat kind". Maar zy'n wereldje had al met hem afg^hande d, bemerkt bij spoedig. Zyn vriend en »riendin" hadden al schikkingen getroffen, die met zy'n beataan geen rekening meer hielden en die aantoonen met hoe veel gemak zij het verliea gingen dragen. En in een zér moeilijk parket brengt zy'n Herrijzenis" Marie, die sindi lang op andere wegen waa meegenomen en wier dochter ree dg zeven jaar een anderen man vader" noemt. Eindelg'k heefc ket leven Trübner iets geleerd. Hy draaft zyn ervaring dapper; aan 'aardt met eenigazins macabeten humor de consequenties Van den anderen Oever" het lijkt wel symboliek ook voor de K. V. Ala de aan duiding van: een nieuwen koers. Doch indien het waar is, dat »y bij de K. V. een tijd tegemoet gaan van belangwekkender reper toire, dan zal de eisch onafwendbaar blijken: een regisseur-kunstenaar leider op het too neel. Er zy'n nog altijd enkele voortrefl'uke krachten by' de K. V., die ook zonder deze leiding uitnemend spel laten zien. Doch men weet nu wel in de zaal, dat het spel van een of twee acteura of actrices nog geen voorstel ling" maakt. Het atukje Herry'zenis" had luchtiger geaoeel l behooren te zy'n ; ook zou men dan, door de tegenstelling, de wrange ondergrond pynlijker hebben gevoeld. Over het Innerlyk van den hoofdper-oon spraken wij reeds; de by-personen zy'n door den schrijver preciesraak getypeerd. De hoofdrol en de bijrollen eischen ook precies-raak spel. Ook in dien tia, dat zy geen ruimte voor eigenopvat tingen" van den speler laten. De actears hebben ziei voor zulke rollen te: hernieuwen. In het eerste stukje, De Graaf", scheldt gravin Festenberg, de vrouwelijke hoofd persoon, den jongen graaf Laurentin een ach u r k. Da heer Meunier speelde dien jongen man als jonge adellijke en preten tieuze malloot", bekend cliché. Het woord schurk werd na te sterk en onjuist. Maar de achrij rer heefc gely'k L»urentin ook, had de gravin Featenberg tot vrouw begeerd; zijn daad tegenover haar man. is het gevolg van geniepige wraakzucht. Deze daad ont sluiert zy'n karakter en het korte woord schurk" vam de gravin, bewy'st, dat zij plot seling dat karakter heeft gepeild. * * * Het Voetlicht" (?Het Tooneel"). Een vreemd saamgefteld B t n k: na een slap, onwezenlijk eerste bedryf, brengt het een tweede dat zeer amusant en pittig i". Een bedrijf dat bijna aldoor als werkelijkheid aandoet en dan zóó reëel lijkt, dat een toonelBpeler zich wel van alle smetten vry' dient te gevoelen, welke Ciaude, den tooneelspelerhoofdpersoon, door den schryver worden aangewreven, zal by' het in een der rollen met lust en opgewektheid kunnen spelen. Daarna een derde, dat ten deele de goede kwaliteiten van II bezitj maar waarin de schrijver zich toci ook gereed maakt voor zijn sprong in : het melo-dramatische van IV. Wy z illen niet de goede kwaliteiten en de feilen, naar onze meening, van het werk van den heer de Rothachild tegen elkaar gaan opwegen. AI leen dit nog over het stak: het lijkt ons niet waarschijnlijk, dat een vrouw die zoo opofferingsbereid is als Madeletne Grandier (ie vrouwelijke hoofdrol) en zoo afhankely'k van den geliefden man, zich zal vermouen op te werken tot de groote dra matische artieste die allen in verrukking brangt. Indien men ons zon tegenwerpen dat Ma ieleine by de gratie van den geliefde, die een eerste-ranga-tooneelspeler wordt genoemd en een even voorireflijk regisseur kan wezen, deze hoogte heeft bereikt, dan ia het eerste antwoord: óór het grootste «ucces van Madeleine bad Claude haar reeds zijne belangstelling onttrokken. Da voorstelling a's zoidanig was zeer ge slaafd. Al dadelijk waardeerde men het vlugge tempo van I (wij worden in dit opzicht in ons land niet verwend!) En het bleef fleorig en'ftiscb. De heer Royaarda speelde den Claude. En in het begin, toen men o. m. zy'n reeks zangerige MadeleneC'a boorde, zag men met eenige vreeze op tegen het vervolg. Doch spoedig werd het spel (waartoa toch immers ook de dictie behoort) natnurlyk en overtuigend en bleef dit. Mevr. Sofie de Vries waa Madeleine"; men had baar soms innerlyker ge^enscht, maar zy' heefc de rol aldoor met goede smaak geapeeld en vooral in III ieta zér waardeerbaars bereikt. En dan gaf de heer Chrispy'n Jr. (als de auteur van het stuk in 't welk Madeleine triomfen viert) weer als gewoonly'k zijn bijna verbluffende gemakkelykheid te apprecieeren. FRANS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl