De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 3 april pagina 7

3 april 1910 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1710 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Een vergeten Heldin. ' Tripolitanië, zoo dicht bij Europa gelegen, ig een der minst bekende landen van den aardbol. De Turksche regeering weerde zooveel mogelijk alle Treemdelingen, en menig ontdekkingsreiziger werd er ver moord door de voorheen vrij we^ onafhan kelijke stammen dezer binnenlanden van Noord-Afrika. Gunstig gelegen voor het binnendringen in het dotkere werelddeel; ruim voorzien van kameelen, dat onmisbare vervoermiddel in de woestijnen, was Tripoli het uitgangspant van koene reizigers als Dupéré, Joubert, Hornemann, Laintr, van de medegezellen van Barth, van Ed. Vogel en Moritz von Benrman, dia er allen den dood vonden in dienst der wetenschap. Ook onze land genoot e freule Alexandrine Tine viel (Augustus 1869) daaraan ten offer. Een gelukkig toeval deed mij 24 Februari jl. den eenig overlevenden Europeaan van haar reisgezelschap ontmoeten, GoUlob Adolf Krause, die my in een langdurig gesprek veel wetenswaardigs mededeelde 1). Na lang zoeken in Dahara, een voorstad van Tripoli (niet ver van het negerdorp gelegen, waar vrüwel alle stammen van dat 100 niteenloopende ras worden aange troffen), hadden mijne dochter en ik teleur gesteld den terugtocht aanvaard. Malant littsa, onder welken naam hij hier als Arabier leeft in een ongezellige, armzalige woning, was afwezig, en de toestroomende inlanders deden niets anders, dan ons ouder gewoonte wat leugens op den mouw spellen... Bij het beruchte Seraïder vroegere Dey's, wellicht de plek der wereld waar de meeste gruwelen werden afgespeeld, sprak ik pp straat iemand met GermaanBch uiterlijk aan en was de gezochte gevonden. Eenigszins schnw in zijn optreden, in boeken zijn eenig gezelschap, in studie der Afrikaansche talen cyn eenig genot zoekende, sprak hij langzaam op zaohten bedeeaden toon over deze droeve herinneringen van zijn leven. Alleen toen later de vrees-lijke toestanden in dit land van honger en elleude ter sprake kwamen, en hy hartroerende staaltjes van lijden verhaalde uit zijn onmiddellijke om geving, _ klonk er duidelijk een toon van smarte in zijn stem. Krause was juist met enkelen uit het gevolg van freule Tine van Moerzoek terug gezonden naar Tripoli, toen werkelijk van deze plaats bij Wadi Aberd Schudsch de gruwzame slachting plaats greep. Evenals alle Afrika-reizigers dier dagen {bv. Nachtigall, Rohlfs, enz.) had freule Tine een Arabischen naam en de Arabische kleedifjg aangenomen, wat verschillende voordeelen oplevert. Ondanks haar gesluierd gelaat werd zij echter overal herkend en noemden d» inboorlingen haar vbint mta re", d.i dochter van een konirg, dan wel de Milorda", terwijl er fabelachtige ge ruchten over haar rijkdom en de medege nomen schatten werden verspreid. Alvorens dit land der Touaregs binnen te dringen had onze reizigster alle mogelijke voorzorgen genomen: Arabisch echter sprak zij weinig en daarom schreef zy hare woorden op een lei, wat met het oog op de velerlei dialecten hier in gebruik, feitelijk beter i», doch alleen omgang niet enkele hoofden mogelijk maakt. De tachtigjarige Sheikh, I«che Moyen, hoofd eener federatie van stammen, had haar zyn kraohtigen steun beloofd en een escorte verstrekt. In onmin levende met andere stammen was zy n listige tegenpartij 1) Een lieveling van freule Tine, een jonge neger 'van het Niam-Niam ras, door daar Japmina" gedoopt, leeft nog, thans op bejaarden leefijjd, te Chorus in Tripoli. iiinimfniiniiiiHttiiniiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMi ETLNSCHAPPEUJKE De geheimen ian een stip. Wanneer wij de tram juist missen, dan kunnen wq drie dingen doen : wachten tot dat er een nieuwe komt, of de tram tege moet loopen óf naar de volgende halte wandelen. Wie deze drie dingen tnss-henbeiden ge daan heeft, wee dat men bij het tegemoet loopen eerder in de tram zit dan by het op zoeken der volgende halte, eenvoudig doordat men den afstand verkleint, die de nieuwe tram doorloopen moet om ons te bereiken.?Komt men een troep soldaten tegen, dan zal men in vijf seconden meer soldaten ontmoeten wanneer men langs den troep loopt in tegen gestelde richting dan wanneer men stilstaat om te kijken, en dit aantal wordt nog minder wanneer men in de richting van de troep beweging zachtjes meeslentert. Op dit eenvoudige principe berust een be langrijk gedeelte der sterreknndige waarne mingen. Liihtstralen zyn tnllingen evenals rimpelingen in de gracht en geluidstrillingen dn de lucat, naar in een andere stof. Wan neer wij eerst weer een geval nemen dat E iet al te veel 'an ons voorstellingsvermogen vergt, dan merken wij op dat des te talrijker tril lingen de lucht maakt per seconde dea te hooger het geluid is. Stel dat een locomotieffluit een toon geeft *a i 4000 trillingen per seconde, dan bereiken, wanneer wy, zoowel als d-i locomotief, stil staan, niet meer of minder dan 4000 trillingen ons oor. Maar wanneer wij ons snel naar de locomotief been bewegen, of liever wat op hetzelfde neer komt, wanneer de locomotief in volle vaart op ons toekomt, komen wy per seconde meer trillingen (meer soldaten, uit uns andere voor beeld) tegen, dus wy hooren schynbaar een tooa van b.v. 4500 trillingen, dus een hooger toon. Rgdt de locomotief van ons weg dan ontmoeten wy per seconde minder dan 4000 trillingen b.v. 3500, d ui wy hooren schijnbaar een Inger toon. Wie in een sneltrein radende een flu tende locomotief gepasseerd heeft, zal zich wel herinneren hoe voor het passeeren de toon hooger is dan na het pas*eeren! Na bet licht l Dit maakt niet duizenden maar bülioenen trillingen per seconde, en van het aantal trilingen hangt de kleur van het licht af. Rood licht heeft ongeveer 400 billioen trillingen per seconde, oranje iets meer, geel nog meer, enz. tot violet licht dat «ogeveer 800 billioen trillingen per seeonde maakt. Stel dat een lichtbron rood licht uitzendt er echter in geslaagd b dr e mannen voor dit geleide te doen aanwerven om1 den doods vijand mpeielijk heden te bezorgen. Yan deze politieke intrigue en de opgewekte hebzucht werd freule Tine het slachtoffer; godsdienstig fanatisme was daarbij in geen enkel opzicht in het spel. Liever dan het drinkwater in geiten-vel len te bewaren, bad Tine dit in ijzeren kisten medegevoerd, waarin de Touaregs goud verborgen waanden, haar goed hart voor de inboorlingen had zich geuit in gulle milddadigheid, veel zilvergeld was vertoond geworden; alles factoren die de rooüust dezer diefachtige Nomaden op wekten. Terwijl hare reisgenoóten 's morgens nog in het donker de karavaan voor den ver deren tocht gereed maakten, sluipen een paar bandieten onder het zeil haar tent binnen en hakken de slapende, wetende dat steeds een revolver onder haar bereik lag, de rechterhand af. Op haar gegil komen de beide Hollanders aanrennen, doch worden geveld door de lansen van buiten staande moordenaars. De overigen barer volgelingen namen de vlucht, doch werden achterhaald en gevangen gehouden, n enkele slaagde er in de rouwmare naar Tripoli te brengen. De lijken der gevallenen zyn echter nooit terug gevonden. Nog een gansch etmaal schijnen de zwaar gewonden te hebben geleefd, terwijl men hun vermu b te lichamen heen en weer sleepte, een bloedig spoor achterlatende in het zand der woestijn waar zoo tallooze wreedheden werden bedreven. Aldus was het droeve uiteinde dezer heldhaftige vrouw, n der eerste pionniers die doordrongen in de geheimzinnige bin nenlanden van Afrika. Geen enkele poging werd gedaan om haar moedigen dood op de plaats waar zij leefde en stierf aan de vergetelheid te ontrukken. Zou het daarom niet op den weg liggen onzer regeering, dan wel van het Aardrijkskundig Genoot schap, maatregelen te nemen om dit be treurenswaardig verzuim te herstellen ? Een gedenksteen in den gevel van het huis waar zij te Tripoli woonde, in of naast de tegen woordige Hammam (Moorsch badhuin); een eenvoud ge zuil op de plek waar zij gruw zaam werd vermoord, thans op Tripoletaansch gebied onder Turksche heerschappij gelegen, ware daarvoor reeds voldoende. Eerst dan zal Nederland toon en, dat waar de mannen des oorlogs, wier roem gepaard gaat met bloed en tranen, vaak zoo uitbun dig worden verheerlijkt, het ook zijn tol van eerbied wil betalen aan deze martelares der werken des vredns, aan deze te l*ng vergeten heldin der Wetenschap. Tripoli, 25 Febr. '10. H. v. KOL. Nadat er reeds meermalen iets was ver nomen van pogingen om de vooral in Z veden beoefende handweefcechnieken ook hier te importeeren, verscheen eindelijk in Het Vaderland" van 18 Januari jl. een uitvoerig bericht, onder bovenstaand hoofd (zonder vraagteeken) waaruit ble k, dat er nu toch inderdaad plannen waren die vasten vorm begonn-n aan te nemen. Eea van geboorte Zweedsche dame, mevrouw Boon Ciemens was verig bazig geweest om de invoering dier Zweedpche bandweverij in ons land voor te bereiden, ?.y had daarbij van meerdere zy den steun gekregen,en zoo bleek het dan mogelijk hier een school op te richten, waarin een Zweedsche leerares hare nationale hand weeftechnieken aan Hollandsche meisjes zon onderwijzen. Sedert zyn uitvoerige mededeelingen omtrent een en ander do r de bladen gedaan, er bestaat reeds een commissie die de zaak terdege onderbanden heeft genomen en er zal inderdaad een school worden ge sticht. Onder deze omstandigheden kan een kritiek op de plannen van mevrouw Boon en de door haar" in het leven geroepen commiesie geen nadere dan akademische waarde nebben. Oit en de tegenzin om met een ieegritnmig gezicht te gaan staan tegenover het verheu gende enthousiasme en den te waardeeren ijver van in de eerate plaats mevrouw Boon, hebben my sedert het vercehycen van boven genoemd beri :ht van 18 Januari doen over wegen of ik de mynerzy is voor de hand liggende kritiek maar niet liever in de pen zou houden, waar immers, 't bleek toen reeds, alles toch al beklonken »as. Maar allerlei overwegingen en vooral dé-.e, dat de zaak in meer dan n opzicht toch wel van zeer groot bel ar g is, hebben mij doen besluiten dan toch nog maar met mijn kritiek voor den dag te komen. Immers, het gebeele plan lykt mij gebaseerd op een aantal grove mis vattingen, en ik twyfel er dan ook zeer aan of het zal slagen in den zin. zooals mevrouw Boon dat zich voorstelt. Zelfa heb ikeenige hoop, dat bet mis ukken zal, omdat het my, n van roe aal n van esthetisch standpunt voorkomt te gaan recht tegen den normalen en gezonden stroom in, zoodat het niet apderi kan doen dan dien stroom niet veel maar toch allicht iets in zyn voortgang be lemmeren. De zaak allereerst van den socialen kant bekijkend* moeten wy beginnen met even na te gaan wie zich in Zweden met het bandweven bezig honden. Dit zyn dan in de eerste plaats dames, die het doen uitsluitend als liefhebberij, wier werk dus sociaal geen beteekenis heeft, en verder boerenvrouwen en dienstboden die van buiten komen en die dan bun weefstoel in bun dienst medebren gen, liet biykt dus dat in Zweden het b andwe ven niet veel anders meer is dan een platteland»bedryf,dat kunstmatig in de steden wordt ingevoerd, maar daar alleen wordt beoefend door gegoede meisjes voor haar genoegen. Natuurlijk zyn er wel enkele mei-jea die een beperkten afzet voor hun werk kunnen vinden, zoodat zy hun brood met weven kunnen verdienen, maar deze zyn toch maar zoo weinig in aantal, dat zy by bet vaststellen van de sociale beteekenis van het handweven niet in aanmerking be hoeven te komen. Sa wat betreft de vrouwen op bet land en de als dienstboden naar de steden gebrachte landmeipjes, zy weven uit sluitend of by'na uitsluitend voor eigen ge bruik, zoodat ook haar werk by de ver houdingen en toestanden van thans sociaal zeer weinig oeteekenis meer beeft. Zelfa by betrekkelijk nog primi'iere volken zien wy dat de handwerkprodukten vervangen wor den door machine produkten, boe zon 't dan mogelyk zijn dat in Europeesehe landen by de daar heerschende economische gesteld heid, handwerk het tegen de industrie uithield. Wy zyn nu eenmaal niet meer in den ty'd van de prodnktie door het gezin. Het gezin is verspreid o f er verschillende takken van bedryf, in verschillende fabrieken. En met de gamoedely'ke intieme handwerknyverbeid, zooals die in het gezin werd be >efend, is bet wel voor goed uit. Waar er nog over blijfsels van bestaan en wy vinden die in elk land nog wel is dit niet veel meer dan toeval. Z»o Ira de groot-industrie er baar heil inziet die overblijfsels tot zich te trekken of de produkten er van door andere te ver vangen, kwijnen zy weldra geheel weg. Maar, vraagt men, houden wy dan niets meer over ? Moet dan al wat mooi is. van de wereld verdwijnen? Moeten wy dan geheel omringd worden door machineprodukten? Ik antwoord en daarmee kom ik tot de esthetische zy'de van het onderwerp Eionari Colonne, t in minimin ninninn in IHII i nu ui i minnniiinnmiminimminnnnimmninniiiinniiinniiiimn MUI miiiii i nu nu 111 u Muuiimi De groote P^rijscbe orkest-dirigent Edonard Colonne, die, 72 jaar oud, is overleden. ik antwoord op de laat-te vraag volmondig: ja. En ik zeg erby dat dit heel wat erger schijnt dan het inderdaad is. Die groote angst voor de machine als universeel schoonheid-verwoester is al be gonnen by Morrii en z\jn Eu^elsche tijdgenooten, maar heeft altijd berust op een totaal verkeerd inzicht. Want de leelykheid der machinale produkten zit niet in de machine, maar in het averechtsche gebruik dat ervan wordt gemaakt. De machinale wijze van produceeren heeft zich in zeer korten tijd geweldig uitgebreid. Zoo Ira men de juiste manier van toepassing der stoomkracht bad gevonden, ging men haar in den kortst mogelijken tijd voor alles en in alle bedrij'en byna toepassen. Het was geen kwestie meer van uitvinden, maar feitelijk, van toe fatten. Men behoefde niet te zoekt n naar een zekere machine, men maakte haar eenvoudig. Dit ging alles zoo ontzettend vlug dat men geen tijd hal v irmen te zoeken voor de dingen die de machine* voortbrachten. Zoodat men alle vormen, die vroeger met en door de hand waren gemaakt, kalm door de machine liet maken voortaan. Soms eenigs'.ins ge wijzigd, dat wil zeggen verknoeid. En hierin aUeen zit de oorzaak van het esthetisch onheil dat ons, thans levenden, heeft getroffen. Totdat de machine kwam, was door alle eeuwen heen alles gemaakt met de hand. En zoo bad het handwerk tijd en gelegen heid gehad zich een aantal perfekte vormenfystemen te scheppen. En de allereerste -VIOIET 4*60 4467 4501 t . > 4-535 4-50$ 4-572 > l l ROODVAN HET SPECTRUM VAN ^ OBIONIS. De bovenste photo il genomen 5 Jan. 1906 en geeft eene snelheid aan van 37 K.M. van ons weg ; de onderste photo is van 8 Jan. 1906 en geeft eene snelheid aan van 70 K.U. van om weg. De grijze, donkergestretpte b'tnden zijn de iter-tpectra; de zwarte, witgentreipte banden zijn de vergelijKngsspectra. De sirepen in de tter-spectra zijn naar rechts (rood) vtnchovtn, vooral in de onderste photo. naar ons oog, dan zullen wij, stil staande, rood licht zien. Maar betregen wij ons snel naar de licathron toe, dan ontmoet ons oog per seconde meer dan 400 billioen tril lingen, b.v. 500 bitlioen en het gevolg is dat wij de lichtbron geel zien in plaats var rood. Holden wy van de lichtbron we* dan ontmoette ons oog b.v. slechts 300 billioen trillingen, d.w.r.. wij zagen niets meer want voor een dergelijk klein getal trillingen is ons oog ongevonlig. Toch zien wij, snel fietsende langs ean straatweg, de roode daken der huizen vóór ons niet geel worden, omdat lichtstralen mat een snelheid van 300000 K.M. per sec. op ons toekomen; wanneer wij das per seconde door on'.e eigen beweging 5 Meter het licht tegemoetgaan is dit zoo'n verdwijnend klein beetje dat de lichtkleur er niet merkbaar door verandert. Dit principe passen wij toe op de sterren. Reeds lang is het epitheton vast" ain da sterren ontnomen, want door uiterst nauw keurige metingen is men te weten gekomen dat de sterren niet alleen een schijnbaren baan beschry ren aan den hemel, veroorzaakt door onze aardbeweging om de zon, (evenals de boomen van een laudanhap zich echynen te verplaatsen, uit een trein gezien), maar dat zy bovendien een eigen echte beweging ma ken, die men meten kan door de opeenvol gende plaatsen der ster nauwkeurig te bepa len met inachtneming van taryke hinderlijke factoren. Maar dit gaat alle-m gemakkelijk wanneer wy de sterbeweging van terzijde zien, zooals wy' b.v. een trein over de hei tien hollen. Wanneer de ster echter precies naar ons toekomt of precies van ons weg gaat, dan zien wij evenmin iets van haar beweging, als bij een electriiche tram, dis uit het eind van de S irp hallstraat nadert, wan neer wij op de Hooge sluis staan, op de raus. Wel zien wy de tram grooter worden zoodat wij daaruit concludeeren dat de tram nadert, maar een ster staat zoo geweldig ver dat zy by nadering toca altyd een lichtend punt blijft, zonder eanige vorm-verandering. Toch heeft men door h«t hierboven be sproken principe kunnen uitmaken hoe een dergelijke uiterlyk zichzelf gelijkblijvende ster zich bewaegt. Komt de ster naar ons toe dan krijgt ons oog van die ster per secon ie een grooter aintal trillingen, dua de kleur wordt veranderd naar de sneller trillende violette kan'. Gaat de ster van ons at dan zal haar licht veranderen naar denrooden kant. Met een ongewapend oog zien wij daar niets van, maar wel met een spectro^coop en een reuzenkyker. Het licht van de ster wordt uiteen gespreid tot een spectium (platweg: regenboog) en ik heb reeds vroeger aange geven hoe in zoo'n spectrum verticale stre pen kunnen voorkomen, die op de aanwezig heid van bepaalde stoffen wij '.en. Elke streep is niets anders dan het gevolg van een licht straal met een bepiald aantal trillingen, em elke streep heeft in het spectrum haar vaste p'aats. Veronderstel dat een streep behoort by licht van 500 billioen trillingen, dsn zal wanneer de s'er ons nadert, dit getal stijgen tot b.v. 505 billioen, d.w.z. wij zien de lijn haar vaste plaats verlaten en verschuilen naar den sneller tritlenden violetten kant van b"t spectrum. Deze verschuiving is heel eenvoudig te meten, door achter het ater-spectrum een spectrum van een bekende stof (die in het ster-spectrum zelf gezien is) te laten vallen, dat wij ia het observatorium zelf maken, dus van een stof, die ten opzichte van ons niet beweegt. Men behoeft nu slechts te meten hoe ver de overeenkomstige lijnen in de beide spectra ten opzichte van elkaar verschoven zijn en door een eenvoudige berekening kan men daaruit de snelheid der ster opmaken; boe grooter verplaatsing, hoe grooter snelheid. Gaat de streep naar d->n violetten kant, dan komt de ster op ons af; gaat de streep naar den rooden kant dan gaat d-) ster van ons weg. In de hierbij gevoegde figuur zijn twee photografieën van het spectrum van de ster voorwaarde tot schoonheid van alle dingen die gemaakt werden, was, dat zij met de hand gemaakt werden. Zoodra dus de machine die'.elfde dingen ging maken, werden zij leelyk, moesten zij leelyk worden. Daarbij komt nog dat de verbijsterend snelle ontwikkelingvan de machinale produktie in alle opzichten den boel een beetje in de war heeft gebracht. Ook ekonomisch en sociaal is de toestand niet zooals hij wezen moet. Eender gevolgen daarvan is, dat de industrieel, de voortbrenger dus, niet is in de eerste plaats de man die maakt, die voortbrengt, maar koopman. Geen ding wordt voortgebracht om zich zelfs wil, maar om den handel erin. Dit kan wel niet anders. Maar zoo is 't dan ook geen wonder dat alle prodnkten den stempel dragen van allergrofste leelykheid. Daarom nu wil men, wil bijv. mevrouw B ion, die gehate machine maar afschaffen, althans binnen zoo eng mogelijke grenzen houden. En de lens is, terug tot het hand werk l" Is dat mogelijk? Is dat niet een vechten, zooals het heet, tegen de bierkaai? Is het niet een om de moeielykheid heenloopen door na te laten wat er eigenlijk te doen valt en doend wat geen nut heeft? Immers, wat is Je taak die in verband met de gestaag zich uitbreidende machinale voort brenging in esthetisch opzicht voor ons ligt ? Myns inziens geen andere dan die, waar van de huidige DIJ verheida-knnstbeweging zich meer en meer begint bewnat te worden, te scheppen een geheel nieuw vormsysteem, dat zich iiuiiiiiiiiiiiiuiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiitiiiiiHiiiiJH/imiiiiiiiiiiii fj. Orionia gereproduceerd (de grijze, zwarti: est reepte banden) met de vergelykingegpectra erbij (zwarte, wit gestreepte banden). De cy'fei s, die by de strepen «taan geven de num mers aan die deze strepen g-kregen hebben in elk spectrum. In het bovenste ster-spec trum kan men duidelijk zien dat de strepen allen verschuven zijn naar recht» (den rooden kant); vooral is dit duidelijk bij streep 4443, 4501, 4535 en andere. Pe ster p Orionis ging op dat oogenblik dua van ons af. met een daarnit berekende snelheid van 37 K.M. per sec. Het onderste ster spectrum uit dezelfde figuur vertoont een sterker afwijking der lijnen raar rechts (let t. v. op etreep 4535 in beide ster-spectra,), in.a.w. zy gaat nu met grooter snelheid van ons af, en wel met een vaart van bijna 70 K.M. per seconde. Met een beetje voorstellingsvermogen kan men nu wel nagaan, dat, wanneer een ster aan den hemel een duidelyken weg aflegt en tegelijkertijd baar spectrum een lyn-verfchuiving naar rood vertoont, deze ster schuin van ons wegloopt. Ging de zichtbare weg gepaard meteenlynverschniving naar links (violet) dan kwam de ster scbuin op ons toe. Ook zal nu wel duidelijk zy n waarom deze sterbeweging de kleur merkbaarder beïnvloedt dan onze snelheid op de hierboven beschre ven fietstocht; 70.000 M. per sec. is heel wat meer dan onze 5 M. per sec., en kan het licht dus ook merkbaar beïnvloeden. Deze metingen zyn zoo fij i en precies dat men geen vergissing kan maken, die grooter is dan 150 Meter per seconde. Dat is een aardige nauwkeurigheid wanneer men nagaat dat elke seconde honderden bülioenen bil lingen de spectroscoop binnendringen en dat de ster, die geobserveerd word', zóó ver van ons verwyderd kau zijn dat het licht, met een snelheid van JOO.OOO K.M per seconde, nog honderden of duizenden jaren noodig heeft om van af de ster ons oog te bereiken. Maar er komt nog meer bij. ooms vertoont een ster het eene oogenblik een beweging die van ons weggaat en een oogenblik later eeu beweging, die naar ons toekomt. Men kan dit alleen verklaren doordat de ster, die wij met on'.e sterkste kijkers niet in twee sterren kannen splitsen, werkelijk uit twee sterren bestaat, die om elkaar heendraaien, en daar door nu eens naar ons toe komen en dan weer van ons weggaan, evenals kinderen in een draaimolen voor een er buitenstaand toeschouwer. Van elk gering aantal sterren, dat men onderzocht heeft was er reeds eene een derge'ijke spectroscnpiiche dubbelster, zoodat het aantal duobelsterren vermoedflyk veel groo ter is dan men ooit bad ver-noed. Zoo blijken de geheimen van een enkelen stip belangrijker te zijn dan men ooit ver moed had, maar o ik gemakkelijker te ont sluieren dan men dacht. P. VAN OLST.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl