De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 10 april pagina 1

10 april 1910 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

l*. 1741 DE AMSTERDAMMER A8. 1MO WEEKBLAD VOOR NEDERLAND r@cLa.crt±e Dit nimmer bevat een b^voegseL s. IF. L. uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Anuterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Zondag 10 April Advertentiën van 1 5 regels f i 25, elke regel meer Advertentiën op de finantieele* en kunstpagina per regel . . . f 0^ . . . O30 . . ,OIO INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Het dubbel ontslag, door L. Simons. Spiegelingen, do ir L. Simons. Brieven uit het Zuiden. FEUILLETON: Van Weenen naarCompiègne, in Maart 1810, doer dr. K. E. W. Strootman. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad door Ant. Averkamp. De galonsocialist, roman van 6. Bernard Shaw, vertaald door Herman Fairfax, beoordeeld door Frans Coenen. Catharina, door Elise, beoord. door Herman Robbers. INGE ZONDEN. Berichten. ALLERLEI, door laterim. UIT DE NATUUR, door E. Heiman*. Finland en de Finnen, door dr. H. Blink. Heraldiek, door T. van der Laar?. Portret van Melcbior de Vogué. Partret, van Jean Moreai. Beschouwingen en nabeschouwingen, I, door Plasschaert. LOB vre- fantasieën, IV, door Neale Raaff. Karakter en handschrift, door B. J. Kerkhof. Charlvari. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door T. d. M. en T. d. 8. Het Drama der Antocratie. SCHAAKSPEL. - DAMRUBRIEK. - AD VERTENTIËN. tMIllllllllllllllllltllllllllllllltllll Het dubbel ontslag. Wie nagaat den keten van het gebeurde tot het ook in het Gemeentelang zeer te betreuren ontslag van den heer Delprat als Wethouder vindt ah oorzaak de na werking van de geheerscht-hebbende meening ten Prinsenhove, dat Raads commissies van Bijstand te ontberen en liefst te veronachtzamen hinderlijke bij wagens van bestuur zijn. De heer Delprat was nog pas zeer kort Raadslid geweest en daarbij in dat eerste jaar weinig tegenwoordig, zoodat hij, wet houder geworden, nog niet zeer was in gedrongen in de psychologie van den Baad, als bestuurslichaam. En opgeno men in het dagelijksch bestuur vond hu er, noch ah traditie van zijn eigen voor ganger, Hoch als geest van den voorzitter het besef levend gelijk dat bijv. te Rotterdam het geval is 1) dat de wethouders in het dagelijksch bestuur zitten als voorzitters der Commissies van Bijstand. Dus commissoriaalsgewijs, niet individueel. Was nu de verhouding hier geweest als te Rotterdam, de heer Delprat zou aanstonds zijn mede-commissieleden bijeen geroepen hebben om hen in te wijden in het geral De Gelder; en met hen te raadplegen over hetgeen hier stond te doen. Hoogst waarschijnlijk, zou zulk raad plegen niet geleid hebben tot het bruusk ontslaan van den onderdirecteur voor het onderzoek, en zou in elk geval dat on derzoek gebeurd zijn door den heer Del prat, als voorzitter mét de commissie. En de Raad, in het geval gemengd, zou er stellig niet aan gedacht hebben, een andere commissie van onderzoek te doen benoemen, als was meegedeeld dat de commissie, die geroepen was in dezen te onderzoeken, de taak al had aangevangen. De loop van deze zaak is aldus duide lijk een gevolg van verkeerde Prinsenhoftraditie. Men stelt zich niet voor de verhouding: RAAD. RAADSC. RAADSC. RAADSC. RAADSC. met met met met ? l ! l j Voorzitter Voorzitter Voorzitter Voorzitter Burgemeester B. EN W. maar: Burgemeester en Wethouders. RAAD zoodat B. en W. het besturend college der Gemeente vormen en de Raad, als dwarskijkend lichaam, achteraan hinkend. Tot schade van keel ons Gemeente wezen heeft deze opvatting te lang op ons Prinsenhof geheerscht. De ernstige kwestie aan de Electriciteitswerken was noodig, om de meerderheid van den Raad tot besef van 's Raads verantwoor delijkheid te brengen. En het votum 1) In Rotterdam is dezer dagen na de benoeming van een tijdelijk Wethouder mede gedeeld, niet: dat hij belast was met het beheer van die en die afdeeling, maar was aangewezen em op te treden alt Voorzitter van die en die Raadscommissie". Waarin d as uitdrukking vond de daar erkende orga nisatie dat het d« Raadscommissie is van wie het beheer nitgaat, om daarna te klimmen tot B. en W. L. SIMONS, tot benoeming van een Commissie van Onderzoek buiten B. en W. was daarom geen persoonlijk votum van wantrouwen in den Wethouder, 't was allereersteen uiting van den Raad, dat die genoeg had van het: Nous allons faire la paix chez vous, sur .vous, et sans vous!" Als de heer Delprat, wien in eenjaar tijd van samenwerking met zijn vroegeren voorzitter diens autocratisme toch niet zoo heel diep in het bloed kan zijn ge werkt, dit kalm wil inzien, zal hij tot de slotsom komen, dat niet hij getroffen is maar een verkeerd systeem, en hij dus na 'sRaad's uitgesproken waar deering, gerust zijn taak kan blijven voortzetten. L. SIMONS. Spiegelingen. Gedachtig aan het de eene dienst is de andere waard", heeft de liedactie van Het Volk myn artikel van 2 April, waarin ik der sociaal democratie den spiegel van haar verschijnen in de onderwijszaak voorhield, beantwoord door haar lezers op haarbeurt mijn portret te teekenenen. Een heel klein mannetje" (worden, in hun partü, de argu menten afgemeten naar de lengte der spre kers, zoodat bijv. die van den heer Gulden noodzakelijk meer bij hen gelden dan die van zijn Raads-buurlui Van Euykhof of Vliegen ?) en een gewoon liberaal." Die laatste karakteristiek is nu ongeveer net wat ik hebben moet. Als de rechtschen en de liberalen me uitmaken voor 'n rooie," en de rooien voor een liberaal dan blijk ik net te staan waar ik staan wil: tuEschen het liberalisme en socialisme in, van beide het goede nemend, onbevooroor deeld omdat ook voor mij alleen die politiek goed is, die leidt tot (het stellen van eisenen van) maatschappelijke be schaving." Ik zet die paar woorden van Het FoZi-artikel tusschen haakjes, Ie omdat ik minder hecht aan het stellen van eischen van beschaving dan juist aan het verwezenlijken ervan en 2e het verschil tusschen my en Volk-redactie hierin ligt, dat het voor haar een uitgemaakte zaak is dat het socialisme en het socialismealléen tot die verwezenlijking kan leiden, terwijl ik, erkennend dat we in de toekomst veel meer socialisme zullen behoeven en krijgen, daarmee alleen" onze toekomstproblemen niet opgelost acht. Maar nu is toch al dadelijk een belang rijke trek in het VoWsche spiegelbeeld mis. Mis tot mün gpyt, dat moet ik zeggen. Het is dat het liberalisme"in mijn artikel gewoon" zou zijn. Het moest dat wezen, in dien zin dat in deze heele neutraliteitskwestie tegen over de onderwijzers geen sprake mocht zijn van dwang', direct of indirect. Dat mijn stelling: de onderwijzer geen poli tiek strijder en verkiezingsagent" zich zou richten tegen de socialistische doollichten, maar zou willen sparen wie de bourgeoisie in het gevlei komen" is een gevolgtrekking van Het Volk uit mijn artikel getrokken, in lynrechten strijd met heel den geest ervan en met dien van mijn openbaar op treden in het algemeen. Ik heb den onderwijzers zelf die stelling voorgehouden, en er tegen geprotesteerd dat men ze hun zou opdwingen. Dat protest is liberaal, in den zui veren zin, heelemaal niet meer, eilaas, in den geldenden politieken. Doch minder dan op de juiste uitlegging van mijn woorden, komt het aan op wat Het Volk dan wil. Het ziet in mijn artikel eqn uitdrukking van angst, voor mijn ooilam: het openbaar onderwijs" Die angst van mij is grappig! Maar ik vraag: Wat willen de openbare onderwijzers dan ; wat wil Het Volk f Een overheidsschool, allén gezocht door ouders, die, als Het Volle, de neutraliteit willen gehand haafd zien, absoluut demonstratief nnationaal ? en dus, al is het niet in haar positieve" leering, in haar negatief-karak ter sociaal-democratisch-republikeinsch, en waarheen dus de ouders, die een nationaal ietwat warmer"-getinte sehoolomgeving voor hun kinderen wenschen, ze al dan niet ten onrechte liever niet heen zullen sturen ? Dat zou tot consequenties voeren, die ik hier niet zal ontwikkelen doch die me voor komen noch door het overgroote deel onzer openbare onderwijzers gewild, noch voor de S.D.A.P. zelf gewenscht te zijn en zeker niet in het wijder volksbelang" te begeeren omdat die wel allereerst zouden leiden tot onderwijs voor een groot deel der tegen woordige bevolking onzer openbare scho len veel enger en bekrpmpener opgevat dan wat ze daar nu krijgen, zelfs met een Orangisiisoh sausje", en dus veel scha delijker voor de kinderziel. Die consequen ties onder de oogen zien is eisch van de Real Politik", waarop ik uit de gele deren der S.D.A.P. toch ook menig ver standig beroep heb gehoord; en vor derde een waarschuwing aan onze onder wijzers om zich niet te laten verpo litieken, zich niet te laten meetrekken in de armen van eene partij, die zeker (en dat was mijn grief tegen de VrijzinnigDemocraten) op dit oogenblik de eenige was om hen te steunen, doch wier hulp, onder de bestaande omstandigheden, dreigde te vernietigen wat zij juist -wilde handhaven. En als mijn betoog niet meer grond van waarheid in zich gehad heeft dan de Volk-redactie wil erkennen, zou zij dan dat betoog van het heel kleine man netje, zonder volgelingen achter zich", de onderscheiding eener bestrijding van twee en een half kolom hebben waard gekeurd ? L. S. Brieven uit het Zuiden. De meerdere belangstelling die in het centrum en het noorden van ons land voor Limburg aan den dag wordt gelegd, doet ons, die zuchten onder den druk van een onduldbaar clericaal bewind, goed aan. Immers gewoonlijk wordt pp onze klach ten geantwoord dat 't wel niet zoo erg zal zijn en worden wij vrijzinnigen en nietclericaLen van allerlei schakeering aan ons lot overgelaten. Ik wil niet ?ontkennen dat velen van wie men weet dat zij niet clericaal, ja niet Katholiek zijn, aanleiding er toe hebben gegeven om die meening en dat gedrag van onze noordelijke broeders in het leven te roepen. Van fier hoog houden van protestantsch of vrijzinnig beginsel werd tot voor kort weinig vernomen, men voelde zich blijkbaar zóó in de minderheid dat men zweeg. Daarin begint verandering te komen vooral door de laatdunkendheid en overmoed van clericalen en clergé. Toch zijn er nog altijd personen die er blijkbaar heil in zien met de wolven m te huilen en 't behoeft niet betoogd dat dezen enormen afbreuk doen aan de pogin gen die hier gedaan worden om zich aan de clericale overmacht te onttrekken. Wat thans weer zich in Maastricht af speelt, is zoo'n schitterend bewijs van het geen ik boven beweerde, dat het in gansch Nederland moet bekend worden; ten eerste om te laten zien wat in de tegenwoordige politieke verhoudingen het kerkelijk gezag in bijna zuiver roomsche gireken aandurft en ten tweede om daardoor zoo mogelijk hen, die 't nog zoo erg niet vinden, de oogen te openen. Eeeds lang hebben de Maastrichtsche vroede vaderen gedelibereerd over de op richting eener ambachtsschool. Drie raads leden bezochten verschillende scholen in Nederland en brachten daarover een rapport uit dat de Raad bracht tot het besluiten: dat hij wenschte mede te werken tot op richting eener ambachtsschool." Wel werd er ook in den Raad eene poging gedaan om te komen tot oprichting eener gemeentelijke school, maar dat voorstel werd verworpen, in hoofdoorzaak door voorppzetting van het argument dat de Regeering bij voorkeur subsidie gaf voor een school opgericht door het particulier initiatief. Dat de gedweeëclericale meerderheid daarmede een ander doel had, is nu ech ter wel duidelijk. Ternauwernood toch heeft de Raad het besluit genomen of er is kant en klaar eene vereeniging die om subsidie aanklopt. En nu moet heel Nederland weten op welke wijze deze school zal opgericht en ingericht worden van de gelden van de gemeenschap. De vereeniging vormt eene afdeeling van de Vereeniging van het Roomsch-Katholiek Patronaat voor jeugdige werklieden te Maastricht. Hiermede is de school dus gestempeld tot eene Roomsch-Katholieke. Het Bestuur wordt gekozen uit een voor dracht op te maken door het Bestuur van bovengenoemd patronaat. De macht der leden dus tot nul geredu ceerd ! Een bestuurslid is een Koomsch-Katholiek Priester, die voor zoover hij zich daartoe bereid verklaart, optreedt als secretaris. Hij wordt benoemd door den Bisschop van Moermand, voor zoover deze zich daartoe bereid verklaart. Men lette op de voorzichtige redactie voorzooverre deze zich bereid verklaart!" 't Is immers geen absoluut voorschrift, zal nu het antwoord luiden aan hem die hier tegen protesteert. Alsof ooit de Bisschop zich niet bereid zou verklaren, alsof ooit de door den Bisschop aangewezen priester zich niet bereid zou verklaren l De clou moet echter nog komen. In Art. 9 der statuten staat te lezen: Wijziging van deze statuten behoeven nadere Koninklijke goedkeuring, die slechts zal worden aangevraagd, nadat de goedkeu ring van den Bisschop van Roermond is verkregen ! Hiermede is dus geschapen «en zuiver confessioneele school! En in het Bestuur van die zuiver Katholiek, kerkelijk beheerde school heeft men zoo waar nog een prote stant weten te kiezen. Waartoe iemand zich al niet wil laten gebruiken! Deze benoeming is natuurlijk alleen ge schied om het air van onpartijdigheid, van ruimen blik aan te nemen. Want vast staat dat de school een willig werktuig der geestelijkheid zal zijn. Men leze maar eens welke macht de secretaris de Roomsch Katholieke priester, indien hij althans daartoe bereid is! bezit. Art. 3 v. h. Huishoudelijk Reglement luidt: Hij (d. i. de secretaris) ontwerpt alle uit gaande stukken, die hy met den voorzitter teekent. Hij houdt een stamboek der leerlingen, die de Ambachlsschool bezoeken, houdt aanteekening van gedrag, vlyt, vorderingen en verzuim der leerlingen, volgens opgaven door den Directeur verstrekt, voert de cor respondentie en alle yerdeie administratie in overleg met den Directeur. Hij bevordert zooveel mogelijk de plaatsing der oud-leerlingen op de werkplaatsen, bezoekt van tijd tot tijd zooveel mogelijk alle patroons die oud-leerlingen in dienst hebben, houdt geregeld aanteekeningen over loon, vlyt, gedrag en vorderingen hem door de werkgevers en leerlingen verstrekt. Hij sluit namens de vereeniging met patroons en ouders van beschermelingen leerlingcontracten en draagt zorg voor alles wat tot invoering en toepassing van het Leerlingstelsel" te Maastricht en omstreken noodig en nuttig is. Daarbij pleegt hij overleg met de tot de Vereeniging toegelaten vak organisaties." Zoo iemand noemt de clergéhier secretaris". Was men nu niet veel eerlijker geweest indien men had gezegd: De Bisschop van Roermond stelt de statuten vast en benoemd tot bestuurder een priester die alles beheert, en alleen voor technische zaken een Direc teur naast zich heeft'. Nog eene kleine verrassing heb ik be waard voor de protestantsche fractie van de christelijke coalitie. Natuurlijk als bewijs van de groote ver draagzaamheid staat geschreven in Art 9 van het reglement: De school is toegankelijk voor leerlingen van alle godsdienstige gezindten.'' Wy hopen dat niemand behalve eventueele zoons van het protestantsche bestuurs lid! van dat recht zal gebruik maken. Op dergelijk kerkelijk instituut behooren alleen clericalen thuis! Toch verwacht men 't, want als voorzorg staat in Art. 11: Aan katholieke leerlingen zal godsdienst onderwijs worden gegeven, als hunne ouders zich daartegen niet schriftelijk verzetten." Wat beminlyke eenvoud ligt in de ge dachte dat n ouderpaar alhier dien moed zou hebben, maar nu is dwang" immers uitgesloten! De rechtsche protestanten ontvangen hier echter een Ie? j e in ware rechtzinnigheid. Wij, aldus redeneert het kerkelijk be stuur, moeten terwille der subsidie leerlin gen van alle gezindten toelaten; wij willen zelfs protestantsche leden hebben (men lette slechts op het protestantsche bestuurslid) wij willen als christelijke groep" natuurlijk godsdienstonderwijs geven maar wij doen dit alleen aan katholieken ! Het andere ge loof, oh! politieke broeders, ii immers uit den booze. Ten slotte het bewijs dat het particuliere initiatief" slechts een middeltje is om een dergelijk kerkelijk schooltje van het geld van de gemeenschap en andersdenkenden te doen stichten. De Staat subsidieert hier niet alleen het ambachtsonderwiJB, maar pok den reeds ge subsidieerden kath. godsdienst! Op de begrooting sluiten de inkomsten en uitgaven met een bedrag van ? 21.600. Het particitlier in'itiatief draag t hierin bij ? 400. Het zal thans wel duidelijk zijn dat in den aanvang niets te veel is gezegd. Zal de gemeente Maastricht er zich rustig by neerleggen dat haar geld wordt gebruikt om deze kerkelijke inrichting te stichten? Er loopen geruchten van protestvergade ring, ook van de oprichting eener neutrale vereeniging. Dit laatste zou het echte middel zijn. Maar daar is haast bij. De clergézal haar raadsleden wel aanzetten tot spoed om te zorgen dat de buit veilig binnen komt. Zullen nu in Holland de oogen eens open gaan en zal men daar begrypen dat 't wel erg is indien hier wordt geklaagd over clericale drijverij en tirannie? Indien nu niet dan staat dit wel nooit te wachten. Miziet ii ie HeeMal. Een der eigenaardigste en tevens een der belangrijkste figuren nit de tweede helft der negentiende eeuw is gewis Anton Bruckner. Als musicus in abstracten zin staat hij hoog, zeer hoog, en behoeft hy voor geen zijner tijdgenooten uit den weg te gaan, met uit zondering van Wagner, voor wien hu een grenzenloozen eerbied koesterde; als kunste naar in algemeenen zin echter staat hy ach ter bij velen, ja zelfs by hen die als musici niet in zijn schaduw kunnen staan. Een wwker is Bruckner altijd geweest. Maar zijne verdiensten zjjn eerst later en dan nog maar in tamelijk beperkten kring erkend. Het was in den winter van 84/85 dat ik Bruckner leerde kennen te München. Daar werd voor het eerst zijne zevende symphonie uitgevoerd door het prachtige hoforchest onder leiding van Hermann Levy. Vóór dien tyd kende m«n daar ternauwernood 's compo nisten naam. Het werk werd buitengewoon warm opgenomen door het publiek en toen Levy den eenvoudigen gemoedelijken meester op het podium voerde, kende het enthousiatme van het pabliek geen grenzen. Een enthousiastme waarin wij jongeren van harte deelden; nog te meer daar hy, in de dagen van zijn verblijf te München, bjj voetkeur met jonge kunstenaars verkeerde en niet moede werd sich a in hen geheel te gsvca met al de naïveteit van zijn persoon, maar vooral ook met al zijne groote gaven ate musicus. Ik herinner mjj levendig den overweldigenden induik dien wij v»n zijn phan(aseeren op het orgel ontvingen. Tyd bestond er dan voor hem niet. Maar nog minder TOOT ons. Zulke heerlijke frissche en tevens moderne gedachten waren ons op het koninklijkate der instrumenten nog niet voorgetooveid. En bjj al dien rijkdom van gedachten, waar aan hy zich zonder eenige reserve overgaf, wat een beheersching der stof en eenheid in den vorm l Na de meest phantasievolle uitweidingen hoort men plotseling het thema in z\jn oorspronkelijke gestalte, als het ware om ons er aan te herinneren dat de draad, die 's meesters gedachten bijeenhoudt, niet verbroken was, al hadden wij hem ternau wernood nog bespeurd, Die phantasie ook was het die Levy «n het orchett en toehoorders vervnld hadden met bewondering voor zijne zevende sym phonie. Toen ik later, onder Dan. de Ljnge, dezelfde symphonie op : een der Caecilia-concerten hoorde, kreeg ik eveneens een sterken indruk. Meermalen heb ik my afgevraagd hoe kooit het toch dat men wel andere eymphoiiën van Bruckner, b.v. de z.g. Romantische ef de onvoltooide negende te hooren krijgt, en niet de schoonste van allen, de zevende? Eindelijk dan heeft de heer Gostav Kogel ook deze symphonie op het programma ge bracht. Den eersten keer was ik helaas ver hinderd ; gelukkig kon ik de herhaling er van bijwonen en tot mijn vreugde mag ik verklaren, dat nog met onverzwakte kracht de symphonie een groote uitwerking op n>g heeft teweeg gebracht. Dadelijk reeds wordt men gepakt door het stoere, krachtige eerste thema, met bg zondere plastiek tegen het tremolo der nunten afstekend. Van niet minder belang is het tweede thema, hetwelk bijzonder goed contrasteert met het hoofdthema. Hoe dankbaar wij ook mogen zijn, voor de reproductie van het thematisch materiaal in het programmaboek, zoo meen ik er toch op te moeten wgzen, dat men wel eens wat karig il in het toemeten der notenvoorbeelden. Juist het thema dat optreedt, wanneer de notatie van het hoofd thema in het programmaboek eindigt, wordt door den componist zeer veelvuldig gebruikt voor zijn bewerking. Ook ten opzichte van de andere deelen, geldt deze opmerking. Overigens komt in de bewerking zeer veel nieuw materiaal voor den dag. Het Adagio is een van die heerlyke uitin gen van nnendliche Melodie", welke ber inneren aan de Adagio's van Beethoven** laatste quirtetten. Onafgebroken stroomt de melodie voort en al is het Adagio lang van duur, de aandacht verflauwt niet. Ontegenzeggelijk zal men de schitterende in strumentatie mede als oorzaak hiervan mogen beschouwen. Bruckner heeft in het Adagio een zeer gelukkig gebruik gemaakt van een tuba-qnartet, vermoedelijk daarmeede het voetspoor volgende van Wagner, die in xjjn Nibelungen-trilogie eveneens vier tuba's aan wendt. Het welke, volle gelnid van detaba levert zich bij uitstek er toe met andere instrumenten vermengd te worden en het geeft dan een bijzonder en fraai coloriet aan de instrumentatie. Het scherzo, met zijn levendigen rhythmus en het daarbij behoorende trio, met zijn vredige F-dnr-melodie is wel het meest bevattelijke gedeelte van de symphonie, ook al omdat het 't minst afwijkt van den gewonen vorm. Hield de heer Kogel het hoofdtempo niet wat veel in.? Het Finale heeft in stemming veel ver wantschap met het eerste Allegro; het mist echter den genialen gang dien men in I zoozeer bewondert. Overigens aan bet slot ook weer dien plechtigen, grootschen op bouw van E dur accoorden op den diepen orgelpunt-toon. Eigenaardig was het den indrnk van thans te vergelijken met dien van 24 jaren geleder. Toen bijna algemeen een niet verstaan van het ingewikkelde, zware werk en een klacht over den te langen daar. Thans, na het publiek compositiën te hooren heeft gekregen, die op veel verder geavanceerd standpunt staan, een bijna algemeen waardeeren van het werk, zich uitende in een welverdiend applaus jegens den heer Kogel «n de prach tige reproductie van het orches*. Met bijzonder veel genoegen woonde ik bij een uitvoering van Hub. Cnypers' Melodrama Terwe", in de Zangvereeniginj Arti et Beligioni". Het i» een landelük gegeven dat den Vlaamschen dichter Renéde Clercq heeft geïnspi reerd tot het schrijven van zijn naieve idylle. We worden in gedachten verplaatst naar een Vlaamsen, dorp op den dag, dat het St. El ooifeest gevierd wordt. Men vindt in Terwe" een hcrbergascène waar liederen worden ge zongen; men vindt er beschrijvingen van de natuur den Winter met syn deken van vlekkeloos laken, gericheld, gebicheld op al de daken", de Lente ze spreidt al gauw haar hooge tente van vlekkeloos blauw" dan wordt men geleid naar een stille kamer bij de schomm'ling van een wieg en hoort 't aardig liedje Wie zal ons kindekt donwen". Hub. Cuypers is er bijzonder goed in geslaag i de verschillende stemmingen van dat gedicht muzikaal weer te geven. Reeds dade lijk wordt men uit het orchest gewaar den gullen toon, die onder het boerenvolk in de herberg heerscht. In de liederen is niet alleen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl