De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 10 april pagina 2

10 april 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

'.Si DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR S E D E RLL A.N D. '-; , - 9? .-: ? No. 1711 hetrhythme goed getroffen, maar ook de humor die «r in, schuilt, ia voortreffelijk geslaagd. Er )rit d»ar vooral in de hont*n blaas instrumenten een dartelheid, een apeelschbeid, een pit en vernuft, dia een evengoed ge tuigenis afl -tggen van Cuipers' inatrumenteerkunde als ran jjn zin voor jolijt. En soms, met een enkele kleine wending, met een sourdine van de strijkinstrumenten, weet hij een iet wat meawarigen loon aan te slaan (iv. bij Doch buiten ging er een, aan al die vreugden on verschillig") die echter in dit gedicht vol zonneschijn en leven niet te sterk op den voorgrond treedt. Als bijzonder geslaagd zou ik, behalve het begin, willen noemen de strophe De velden laaien in zonnegloei" en dan het teedere Dat er b|j Lieve een windje was gekomen". Ook het slot van UI, met z|jn stemming van viedige raat klonk mooi. Het minst geslaagi acht ik een enkele strophe in IV zoo ongeveer by de woorden: Nu vonden zy elkaar in liefdeklem op 'i veld" enz. De rhythmus komt my daar ietwat g3woon voor en de muzikale phrasen zijn dan minder belangrijk. Doch dat is slechts vaa zeer voorbügaanden aard. Cnypers heeft met zijn Térwe-mniiek iets heel mooiabereikt. Maar wat zou deze muziek doen zonder een declamator als Alph. Lïudy? Zalf een warm vriend van de Clercq, heeft Lindy al zijn voortreffelijke gaven in dienat gesteld van het gedicht. Een prachtig getimbreerd orgaan, vol en schoon klinkend, zoowel in het lage als hooge reg'ater; een stem die steels haar draagkracht, ook in de teederste passages, behoudt, eon buitengewoon ontwikkeld gevoel voor het rhythme, zoowel in het gedicht als in de muziek, en een stembuiging die hem in staat stelt ook de fijnste schakeeringen van het vers tot hun recht te doen komen, zieiaar de- voortreff dljjke gaven waarmede de heer Ltady toegerust is en die hem aan het einde zijner voordracht ? met den componist lieten deelen in den at >rm van toej aichingen, waarmede het publek zjjn dank vertolkt*. 'Het melodrama heeft tijden van bloei ge kend en van verval. Gsorg Benda (1722 1795) vooral, heeft met voorliefde dit genre beoefend. ^Zijn Ariadne anf N»*os", idjn Medea", enz. hebben gernimen tijd veel bjjval ge vonden. Kalf* Gaethe heefc voor het melo drama een gedicht gemaakt. Langzamerhand moeit het melodrama de wijt nemen voor de opera en het muziekdrama. Schnnann heefk met Byron'a Manfred" het melodrama doen herleven. Dan weder een tjjd van stil stand, totdat Max Shillings met Wildenbruch's Hexenlied" en Strausa met Tennyson'a Enoch Arden" voor den dag gekomen syn. Dat nu het melodrama een toekomst heeft als knnstganre zon ik ook na Terwe" niet durven beweren. Da vele liederen die daatin voorkomen eischen m. i. een geprononceerd vocale behandeling. De haer Laudy heeft zijn atém op meesterlijke wij w vaak zoo geplooid dat slechts een stap beho3fde gedaan, om werkelijk tot gezang te komen. Maar die ne stap waarom ons dan die onthouden? Voorts kon ik meestal, zonder het tekstboek te volgen, deu declamator niet verstaan; de stem werd verzwolgen door den klank van het orchest. En toch Cuypers heeft prachtig, doorzichtig fijn geïnstrumenteerd, en duidel ijker uitspraak van ons mooie Hollandsen d'in door Landy, is niet denkbaar. Doch laat ik my niet verdiepen in de toekomst van het melodrama en op nieuw constateeren dat Terwe" een in dat genre voortreffelijk geslaagd kunstwerk is. De R. K. Zangvereeuiging gaf voor de pauze een uitvoering van Hay in's derde mi?. Het werk bleek ietwat verbleekt en zelfs in de concertzaal niet meer geheel aannemelijk. Op den mis tekst verlangt men nu eenmaal tosh wel wat stemmiger muiiek. De uitvoering van de mis, die ik slechts ten deele kon bijwonen, was hoogst ver dienstelijk, waartoe mede bijdroegen de solis ten mevrouw Anna O'.denboom, mejuffrouw Maiy Blüggel en de heeren Van-Strien en B rands. Het Utrechtsche stedelijke orchest hield zich voortreffelijk, wat vooral in da partitie von Terwe" heel wat zeggen wil. ANT. AVEEKAMP. imiilMiimiiHiiiMliiiiiiiHiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiii Z><i Salon-Socialist. Roman door G. BBRNARD SHAW, vertaald door HERMAN FAIRFAX, met inleidifig van ED COBNKAADS. Amsterdam. 1909, UitgeversVennootschap Erven Martin S. Cohen. Ia zijn zeker niet voir de opvoering ge schreven tooneslspel 3fan and Superman voert G. Bernard Shaw een jongen chauffeur op, dien hij voortdurend The new min laat noemen. Het is een on verdragelij k eigenwijze en aan matigende jongen, stjjf overtuigd, dat zy'n VAN fEENEN MAR COMPME IN MAABT 1810 Door dr. K. E. W. STHOOTMAN. - Het was dan een feit geworien ; de oudste, meest trotsche dynastie van Europa had er in toegestemd, dat een harer dochters de hand zou reiken aan den genialen par venu, den gunsteling van Fortuna, die nu al zes jaren lang als Keizer Napoleon over Frankrijk heerschte. Een keizer, wiens macht heel wat verder reikte dan de grenzen van het oude Erankrijk l Van de golf van Tareate tot de monding der Elbe, van de zuilen vaa Hercules tot de Noordzee, van Kaap Finistère tot den Niemen is het vasteland hem gehoorza&m, buigen de vorsten en volken zich voor den wil van den Geweldige. Hoszeer deze Geweldige zic'i van zijne macht bewust is, toch kent hij oogenblikken, dat zijne heerschappij hem broos voorkomt; er ont breekt iets wat hij niet vermag aan te brengen, er is geen band, geen samenhang met het Verleden, er is geene Historie. Het keizerschap van Bonaparte mist d* vastheid en den steun, die verleend wordt door eene rij van twintig gekroonde voorouders. Dat alles komt zij hem nu schenken, de dochter der Habsburgers, die zijne vrouw en de moeder zijner zonen zal zijn, zij brengt hem het oude, bijna aystieke Verleden van tien eeuwen, de tradities van het Heilige Roomsche RU k, de verwantschap met de oude konings beroep, zijn kennis en vaardigheid de eenige zijn ter wereld, die er op aankomen en bo7endien nog overtuigd, dat in dat eenige vak hij zelf de eenige is, in wien de wereld belang dient te stellen, zal hjj haar zijn achting blijven schenken. Zoo is de nieuwe ofce moderne man in dat tooneelspel een kwalijk mengsel van cynisch onaandoenlijke gemeenheid en bekrompen wetenschappelijk heid. Maar de echte, de onmiskenbare new man ia toch, dunkt me, Shaw zelf, gelijk hij zich zij 't ook maar gedeeltelijk gegeven heeft in Trefuiii, den Salon-SodalM en in Charterit, den Vlinder, die wel beiden uit hetzelfde hout gesneden lijken. Zooals hjj spontaan en heftig dit karakter van Trefusis door het heele boek opstuwt en tentoonstelt, heeft men het zeker nog in geen enkel ander boek van letterkundigen aard zien verschijnen en het merkwaardigste is, dat de schrijver zelf met de verklaring verlegen zit op b). 247, die op een na de laatste van zijn boek is. Toen hu 't dus wel weten mocht, bedoel ik. Heb je ooit big je ^elf uitgemaakt, Jansanim laat hij zijn new man vragen wat voor iemand ik ben: een buitengewoon, eerlijk mensch, of een van de treurigste producten der maatschappelijke samenleving, die ik met zooveel kracht bestrijd een duivelache schurk met andere woerden?" Mr. Jansenins weet \ niet, begrijpt het probleem zelfs niet en verzoekt den ander niet zulke rare dingen" te zeggen. Doch daarmee is de kwestie immers niet uit, krijgen wij integendeel het vermoeden dat ook Shaw het niet weet, het waaracttig zeif niet weet, nadat hjj met brutale aprechtbeid, ofschoon ook gewis niet zonder ostentatie, den handel en wandel van zijn Trefusis heefc te boek gesteld. Doch de ostentatie" behoort er wel degelijk bij, maakt deel uit van het nieuwe karakter, waaraan allereerst duidelijk wordt, zon men zeggen, dat zekere waarden" bezig zijn te veranderen in het sociale leven om te beginnen huwelijksleven. Mr. Trefusis meldt zijn plan om te gaan trouwen. Heb je nu ooit zoo iets beleef l ver baast zich de dame, tot wie hij spreekt jullie schijnen maar hals over kop op mekaar verliefd te raken." Waarop Trefusis de merkwaardige woorden zegt: Goeie hemel, nee l we zijn niet op mekaar verliefd. Denk u dat ik om zoo n lic at zinnige reden trouwen zou?" En dat meent hij: Toen hij aanzoek deed", sprak hij niet anders... Agatha, hou je van me?" vrosg hij. Waarop zij: Heelemaal niet. Nog niet zoo'n klein beetja in de heele wyde wereld. Ik weet niemand op wie ik minder verliefd ben of minder verliefd zou willen worden." Dan moet je met me trouwen meent hij. Als je van me hield, zou ik er van door gaan. Mijn heilige Henriëtta aanbad me en ik bleek voor aanbidding een onwaardige te wezen ofschoon ik me zeer ge7leid ge voelde." Trefusis heeft nl. weinig fiducie op de liefde" en meent bove-dien dat liefde en echt twee heel verschillende zaken zyn, die tot hun beider schada vaak verward worden. Ofschoon ze een tamelijk liberale opvoe ding genoten had, kon ze zich niet indenken dat een man in een vrouw balang kan stellen, zonder haar te willen trouwen", zegt hy wat later. En van de liefd-j meent hij eigenlijk, dat het tegenwoordig maar pover met haar gesteld is." Qe'oof je werkelijk, dat er ooit een menschelyk wezen zóó onzelfzuchtig geweestis, van een ander te houien op de roman-manier?... ik twijfel er sterk aan. Ik gelo >f vast dat er tegenwoordig geen man meer de diepte en ds duurzaamheid ^an de liefde voor zijn meisje vertrouwt. Tuch twijfelt hy niet aan de oprechtheid van haa<- verklaringen en hij verbergt zijn eigen holheid voor haar, gedeel telijk omdat hij z.ch er o rer schaamt, gedee:tely'k uit medelijden met haar. Ea zy van haar kant speelt precies dezelfde komedie." Ten overvloede meent Trefiisis dan nog dat geen vrouw van een man kan bljjven houden, dien ze door-en-dow-kent..., wat toch niet waar is, helaas, of gelukkig, maar toch deze waarheid inhoudt reeds van de Wijzen der Oadheid welbekend dat alleen die T.efde blijvend is, alleen dan een ideale liefde blijft, als partijen" het geiuk hebben elkaar niet te krijgen in dit lage Ieven. Aldus oordeelt Trefuais over de Min en over het Huwelijk. En al kon hij wel eens gelyk hebben in menig opzicht, al is het niet onmogelijk, dat het huidig geslacht zijn gevoel, bij gebrek ain andere bronnen, voor namelijk uit literatuur en conventie put en liefjes het leven speelt dat dan onver wacht vaak met barsche werkelijkheden be antwoordt al kan men ecater ook van ges'achten van Europa, en wat hem wel het meest waard is, de vermaagjchapping met den Koning, met leRoy"; door zijn huwelijk met Marie-Louise wordt Napoleon de neef van Louis XVI en Marie-Antoinette, de naneef van den Zonnekoning L'mis XIV, wien3 gemalin eveneens eene Habsburgsche was l Ia het niet alsof Frankrijk, teruggekeerd tot orde en rusïna de felle stormen der Revo lutie, de wettige opvolging zijner Vorsten. hersteld ziet? In zijn brein 13 het eene dwarreling van eerzuchtige plannen voor de toe komst; reeds bedenkt hij voor zijn oudsten zoon den titel koniag van Rome, voor den tweeden reserveert hij de opvolging in het koninkrijk Italië. O.'er het keizemjk, uit de Revolutie geboren, begint iets te komen van het Droit Divin! Aan dergelijke drootnen en gedachten gaf Napoleon zich over in de laatste dagen van Maart 1810, toen hij te Compiègne de komst afwachtte van zijne bruid of gemalin, naar men het wilde opvatten, want al was het huwelijk te Weenen gesloten met den verte genwoordiger des keizers, te Parijs zou alle-* herhaald worden, zoowel de burgerlijke als de kerkelyke plechtigheid. Het sprak van zelf dat Napoleon zich naar Coinpiègne had begeven, want, zooals men in alles met angst vallige nauwgezetheid het program volgde van het huwelyk van Louis XVI, ook Marie-Autoinette was bij haar komst in Frankrijk in 1770 door de koninklijke familie te Compiègne verwelkomd. Terwijl de keizer met ongeduld de uren teide, hield zijnrustelooze geeat zich bezig met alle maatregelen, die met het oog op de groote gabeur.enis in zyn leven moesten getroffen worden. Het, uitzet en de juweelen, die de ongehoorde som van vijf millioen francs vertegenwoor digden, had hij doen koopen door zy'n zuster Caroline Murat, koningin van Napels, in wier oordeal zyn, dat enkel de dwaasheid der liefde die andere onberekenbare dwaasheid des huwelyki kan rechtvaardigen, zoo is het toch niet minder waar dat in al dese uitspraken van wijde objectieve beduidenis, vooral de subjectieve Bjrnard Shaw zich meer karak teriseert dan in eenig ander zijner personages. Shaw heeft dezen soort man in zich en met voorliefde zet hy' hem buiten, al weet hij hem ook niet synthetisch te bsgrypen. Het is een wonderlijk wezen, een buitengewoon eerlijk menEch" of een duivelscLe schurk", gelijk n|j zelf toegeeft, in elk geval een impulsief man, wiens gevoeligheid hem tot sociaal medevoelen, tot socialisme brengt, door het aller steilst individualisme heen. Hy kan vaak zeer grof en wreed voor zyn medemenschen zyn, omdat zy hem exaspereeren, of omdat hy 't niet laten kan voor 't publiek geestig te zijn, y'dele acteur dia hij is, of omdat hij in wanhoop en woede over zie a zalf, tegen de heele wereld wrokt en raast. Zeker is zijn vernuft zyn grootste vijand, zyn ergste ongeluk, de innigste disharmonie tusschen het weinige spontaan gevoel, dat zgn 20e eeuwache ge bot rte hem liet en zyn moordend critischen ge^at, die als een ijzige wind geregeld de zwakke groeisels zijner opluikende emotie komt bevriezen, maar meteen de nevels om zyn tijdgenooten en hun troebele motieven verwaait, zoodat zy naakt komen te staan in hun schamele weinigheid. Zoo oordeelt hij vaak den Mensci naar zijn tijdgenoot en de Wereld naar zyn omge ving, zoo heeft hy geen vastheid aan zichzelf noca aan de samenleving, zoo wordt hy af wisselend Faust en Mephisto, heeft geleerd met een waarlijk duivelsch vernuft de meest heterogene handelingen en twijfelachtige daden goed te praten en weet eigenlijk nooit wat nem dryft.... tenzij 'c reactie mocht zyn, 'c anderg-willen van den eenling tegenover het gezamenlyk-willen der menigte. En deze man, de new min, heet zich socia list en' zegt telkens zeer treiijnde, zeer ern stige dingen over 'c karakter onzer maat schappij I.... Als een wrange smaak in den mond is dit geheel brn'aal-felle, vernuf .schitterende boek door die figuur van Tref uais, van wien men gevoelt dat hy den chrjjver zeer na aan 't hart ligt. Trefusis die zyn vader diep veracht, en van diens nagelaten rijkdommen leven blijft, omdat het der maatschappij tot niets dient of de een dan wel de ander ze bezit; van wiens socialistische werkzaamheid en streven men verneemt in zeer vernuftige theorieën en de allerzonderlingste peuteri^e daden, die een voornaam meisje trouwde, omda'. hy op haar verliefde, maar heügepast achtte dadelijk weer te scheiden, wyl zy, veeleischend en futiel, niets van zijn wroegende onrust, zyn afkeer vaa hun stand en Ie f ent wijs be greep ; die toch wel graag nog eans met andere meisjes jhrl, simpel o a te zien hoe 't werkt; die, wanneer zijn jonge vrouw plotseling gestorven is, zie a uiterst zonder ling en niet zeer waardig gedraagt, en die verder zijn levenstijd verdeelt met te reageeren tegen allen en alles, ook ten op:ichte van jonge meisjes, dewelke zulks voor hofmakery aaniien, de arme dingen, en geneigd zijn een voor een op hem te verlieven. Ten slotte vervalt hij dan, de hemel mag weteu waarom, plotseling weer tot een huwelyk ( ,ik kan... niet anders en weet niet waarom"., .zegt deze vernufteling) nadat hy eerst nog, tot eigen ziehrust, een arm schaap, dat hem bemint, aan een anderen man heeft geholpen, haar plechtig verzekerend, dat heimalyk toch het innigst hunner beide zielen voor eeuwig aan eikan ker behoort en niet aan de oühiëele echtgenooten wederzijds. Waarmede het meipja dan tevreden en getroost blijkt. Z >o, au oritair, grillig, verbijsterend para doxaal, verstandelijk en zwak-impulsief, doet zich deze Trefusis voor als een verschroeiende woestyuwind over de tach al niet sappige landouwen van dit altijd-maar-toe redeneerende boek. En men weet waarlijk niet zoo min als hij zeif of Trefuais nu eigenlijk het begin is vaa iets frisch-nieuws of akelige versterving van iets ouls, maar gevoelt zich intusscien heilzaam opgeschul en verontrust door dit boek, dat als ean aard oe ving geen ateen van moraal en economie op den anderen laat, En als zoodanig ia het een produkt dat bij den tijd behcort en dat wij, de tijdsmenschen, behooren aan te kunnen. Met eenige citaten, die, hoop ik, een druppal van deze heilzame bitterheid ook in den lezer zullen overstorten, wil ik eindigen. Maar eerst nog een aanhaling ten bewijze dat inderdaad Trefusis, de nieuwe en bovenmensch, zich bijwijlen zelf niet ueiit. Hij staat by het lijk zijner jong gestorven vrouw en ziet een traan uit zij a oo^ vallen. goeden smaak hij een onbepaald vertrouwen stelde. Verschillende vraagstukken der eti quette werden overwogen, hij gif pjrsooniijk aanwijzing voor de inrichting van het tia'on Carréin den Loucre, dat ais huwelijkskapel moBst dienst dosn, met da politie overwoog hij de maatregelen hoj de menigte in de Groote Galerij zoi geplaatst worden, hij regeld'; zelf de feestelijkheden, ook die voor hat volk hejtem l waren, de besturen d?r t leatera werden door hem aangeschreven o a toepaiselijk^ stukken op te voeren, da dich ters moesten ver/.en schrijven, ds schilders moes;ea voor alle^orischs schilderstukken, de graveurs voor prenten zorg<?u. De keizer bemoeit zich mat alles, niets, tot in de kleinste détails, ontgaat zijn aandacht. In het kasteel van Compiüsjns overpeinst hij nog een en ander OIE zijae j jn^e vrouw aaagenaam te zijn. Rsed4 had Josdphine, de vsrstootene, bevel ontvangen het naburige Miimaison te verlaten en naar haar kasteal N'avarre te gaan, o:ndat hare nabijheid voor de opvolg ster pijnlijk kon worden. Schilderijen, die overwinningen op du Oostenrijkers voorstel len, moeten worden verwijderd, hij zoekt kostbare stoit'en uit voor de drapeering van de particuliere vertrekken d,ir nieuwe kei zerin, ion elotte pait hij ze'.f z vieri^e kos tuums, dwingt zijn voeten tot het dragen van schoenen naar de mode, en in een uiterste opwelling van galanterie neemt de 42-jarige nog danslessen, omdat hij hoort dat MarieLouise verzot is op da wa]s! Het huwelijk met deaartshertogin was met bekwamen spoed tot stand gtl; >men. Zoodra Napoleon den (in Februari door de brieven van zijn gezant Cau'.aincourt de zekerheid had dat er op een verbintenis met de zuster van Tsaar Alexander niet viel te rekenen, waren de onderhandelingen geopend met het Oostenryksche hof, van welks toestemming Dat ia een bedrogj waarvan ik nooit had kunnen droomen", zei h;j. Tranen en geen verdriet l Daar ata ik nu te huilto en wordt sentimenteel, terwijl ik bl|j ben dat ze weg ia en ik vr|j l Ik heb zeker ergens een verdriet-'nstrnment; nu ik haar zie, begint het te werken, ofschoDn ik geen verdriet heb; juist zooals ze myn hartstocht mechanisme in werkwg bracht, als ik geen liefde had. En dat maakte voor haar geen verschil; als de wielen maar draaiden was ze tevreden. Ik hoop dat dat verdriet-uurwerk evenzeer gauw zal gaan stilstaan, als het andere deed. Wnt een onzin! Zoolang het draaide dacht ik werkelijk dat ik bedroefd was " Zie hier een citaat, dat in een kort bestek veel wetenswaardigs bevat betreffende den aard van Trefusis, dewelke grootendeels Shaw is. Oja te beginnen, schijnt 't hem nooit in gevallen, dat men by een doode voornamelijk om zichzelven schreit, om ons algemeene lot, d. w. z. om de menschheid, waarvan het ii en de doode vertegenwoordigers zyn. En vervolgens lykt 't heel vreemd dezen Trefusis, dezen superieuren vernufteling en sceptischen wereld wyze, aan zijn doode vrouw tehooren verwijten, dat s|j het verschil tusschen liefde en verliefdheid niet merkte. Vindt Trefusis dan toch dat voor een huwelyk liefde noodig, zelfa onontbeerlijk, is? En ergert hij zich dat gevoel, waarvan de wereld den mond vol heeft en dat zy toch blijkbaar niet te onder scheiden weet, by zichzelven zoo heelemaal niet te ontdekkea? En kent de critiache zelf beschouwer zichzelven toch niet genoeg om te weten, dat juist die verstandelijke analyse geregeld moord pleegt aan zyn gevoel, dat hij 't belet op te komen en te groeien, juist zooals een kind een plantje uit den grond haalt o ai te zien of 't al wortela krijgt... ? Aldus vertoont zich Trefusis, dewelke grootendeela Shaw is, aan ons als een wiens ver nuft-spelen niet alty'd beteekenen.dat hetmaar spel by hem ia, als een, die met zichzelven niet minder in strijd is, dan met de maatschappij om hem heen, een uiterst complexe persoonlijk heid, die vaak scheeuwt omdat hy werkelijk pyn heeft, en die de menschen niet minder haat, wyl hy in hen zyn eigen zér ge voelde moreele tekortkomingen, onbewust en tot karikatuur vertrokken, terugvindt. Hy staat niet boven de wereld, noch boven zich zelf en ook daarom misschien kent hij 't medelijden zoo weinig, dat inzicht geeft en de vrede gods gelyk komt. Hetgeen ni^t zeggen wil, dat zijn beoordeaiaars die wel bezitten, of ook maar de Qelft van zijn schoone hartstochtelijke verontwaariigiog. Juist om dit verdeelde en verstrooide echter, om het onzekere en tegenstrijdige, het ongedurige en radeloose schijnt hg' zeer van dezen ty'd en vaak als ons eigen geweten. Of spreekt hij niet uit wat talloozen den ken, b. v. in deze verdediging tegen een republikein van den constitutioneelen vorst? Wij onthouden hem alle zelfstandigheid; hij mag niet trouwen met wie hij wil, niet omgaan met wien hem aan staat, zich niet kleeden naar zyn smaak, niet wonen waar hem goeddunkt . . . Het werk dat we hem laten doen, heeft het harde van alle plicht matig werk; het is onvruchtbaar, eindeloos, eentonig en moet grootendeels uitgevoerd worden met vervelende, zenuwachtige men schen. Ten slotte, nadat we hem alles, wat voor een mensch waarde heeft, hebben afge nomen, vallen wüover zyn karakter en over dat van elk, wien hy' zijn gunst durft be wijzen . . . We sturen hem d aoronza drukke «teden en beweren, dat hij de oorzaak is van al het goed en al het slechte der natie en hy, wetend dat veel raenschen dat gelooven, we tend, dat het een lengen is en dat hy onmach tig is om den werkdag met een uur te ver korten, aet loon met een duit te verhoogen, of 't kleinste strafvonnis te vernietigen . . . wetend dat hij niet bomvry is; wetend dat men reeds op iedere Europeesche vorst op straat heeft geuchoten, moet glimlachen en buigen en een uitdrukking vaa genoegelijke beminnelijkheid op zij a gezicht houden, terwijl de burgemeester en de corporatiebesturen geestelooze toespraken tegen hem houden, die hij al duizendmaal gehoord heeft , . . ." Hier is tenslotte iets over de opvoeding van meisjes uit de wereld": Mrs. Wylie wist precies, dat de heele plicht van eene vrouw hierop neerkomt, dat zij elegant, lief, hulpvaardig bescheiden en on zelfzuchtig is, en dat zy kalm moet afwachten wat van deze daugden het gevolg kan worden. Maar de ondervinding had haar geleerd, dat de conversatie er voor dient om een meisje aan den man te helpen, en dat zulke goede eigen schappen en deugden alleen beteekenis hebben als lokiuiddel voor geschikte vrijgezellen. Daar dit een schandelijke waarheid is, geeft men reeds zoo goed als zeker was. Keizer Frans zag in de verwantschap met den gevreesden vijand het eenige middel om zijn door talrij ze oorlogen uitgeput rijk eene periode van vrede te schenken en zijn oudste dochter, Marie-Louise, verklaarde zi>:h bereid het ofler te brengen, want zij aanbad haren vader aa stolde zijn belang ver boven haar ei>;en p»raoon. Terecht schreef ds Oostenrijksche minister Matternich naar Parijs: OHM prinsessen zijn weinig gewead om echtgenooten te kieien naar.de inspraak vanhaar hart; de eerbied, dien eene goede, welopge voede dochter koestert voor den wil van haar vader, doet rnij verwachten dat men bij de aartshertogin niet op tegenstand zal fluiten." Reeds den 24 Februari g:ng de maarschalk Berthier, prins van Neucb a tel en als zoodanig in het bezit van den rang van souverein, op reis om ofl~u:iëel de hand der aar!sherto,ïin te l vragen. !>e archieven waren er bij te pas ge- j komen, want Berthier moest het aanzoek in | dezelfde termen en met dezelfde ceremonies doen a's in ! 771) voorgeschreven waren. Tevens gaf de keizer aan zijne zuster Caroline de op dracht t,ijne gemaliütot aan de Oosteurijksche grens tegemoet te reizen en haar naar Frank rijk te begeleiden. Dat Napoiejn juist deze zuster uitkoos, bevreemdde velen, want Caro line nam uen troon in, dien de eigen groot moeder vaa Marie'Louise had moeten ont ruimen ; doch Caroline was de eenige der zusters, die majesteit heette en bovendien stond rij in dien tijd bij haar broeder in blakende gunst. Bloed, met een gezonde gelaatstint, met oogen van een lijht faïtnce-blaaw, die wat ver van elkaar stonden, een laag en breed voorhoofd, in vele opzichten het evenbeeld van haar vader, vooral wat den mond betrof en de bekende Halsburgache onderlip, de lip van Pailips den Schoone en Karel V, men een meisje een jaar of twee den tijd om dat zelf te ontdekken; ala zij in da conversatie komen wordt het haar zelden nadrukkelijk uitgelegd. Bijgevolg wij sen zij in den eersten winter soms schitterende partijen af, om later tegen belangrijk verminderde pry'zen zichzelf aan te bieden, zoodra haar aantrek kelijkheid begint te slinken . . ." enz. Dit is zeer pijnlijk, maar wij mogen hopen en vertrouwen, nietwaar? dat het a'les alleen voor Engelsche toestanden geldt . . . FRANS COENEN. ELISE SOEB, Catharina, roman uit den patriottentyd, Leiden, A. W, Sijthofl's Uitgevers-maatschappy (zonder jaartal). Belangstelling in de geschiedenis der acht tiende eeuw breidt zich uit, naarmate de schat ten, in bibliotheken en archieven verborgen, aan het licht treden. Uit den aard der zaak is veel van dit materiaal ontoegankelijk voor het groote publiek, waarom ik een bescheiden poging waagde enkele romantische gebeurte nissen, in het laatst dier eeu w te Leiden voor gevallen, in het kader van hun ty'd geplaatst, te schetsen. Aan den welwillenden beoordee laar zij het overgelaten te zeggen: in hoeverre ik er in ben geslaagd voor de vrouw, wier naam op het titelblad prijkt, voor hare vrien den, partij- en geloofsgenooten sympathie of deernis te wekken; ook of het m|j gelukt ia hare vijanden, hare politieke tegenstanders te doen begrijpen." A'.dua de schrijfster in haar woord vooraf." Een nuttige instelling toch, die van de woorden-vooraf. Men maakt het er ons, welwil lende beoordeelaars ex professo," zoo ge makkelijk mee. By de voorwoordlooze kunst werken die dus eenvoudig zich zelf zijn, zon der verklaring of introductie (evenals een schil derij of een beeldhouwwerk in een museum) moeten wij altijd maar weer trachten uit het werk zelf te concludeeren wat de schepper bedoeld moet hebben ; hier zegt ons de auteur eenvoudig vooraf: kijk, dat heb ik willen geven: wee) nu eens welwillend en zeg eens of ik niet gealaagd ben. De beoordeelaar 't is inderdaad on ne peut plus simplel" zou kannen volstaan met zijn ja" of neen", als stond hij voor den ambtenaar van den burgerlijken stand om te trouwen l En werkelyk, men moet wel een beul zyn, of een duivel (der Gsist der stets verneint 1) om dan zoo maar neen" te durven zeggenl Zóó onwelwillend" ia geen mensch. Stel het u voor, daar maakt meeendams, mej. Elise Soer (of moet ik mevr. schryven?) eengezette studie van een tijdperk onzer geschiedenis; zy raadpleegt" gaschiedkundige werken, zy snuffelt (ds dat woord niet te ongalant is) in brochures, pamfletten, handschriften enz." die zij in de Liidsche Universiteitsbiblio theek, in het Leidsch Archief, in da Konink lijke Bibliotheek te 'sGravenhage en waar al niet" heeft gevonden, of die haar verstrekt werden" door hen, die haar bijstonden in dezen arbeid" (alles uit het woord-vooraf:), en daarop gaat zy aan het schrij ven en pent 303 bladzijden (druks!) vol over een andere dame, die jaren geleden eveneans te Lei de a heeft gewoond, en die daar, 't was in 1784, valsch en gemeen beschuldigd werd, door haar eigen koetsier n.b., een moordenaar op prins Willem V te hebben wilJen afsturen ??ia 't niet inderdaad romantisch"? daar schrijft me, zeg ik, die ne dame over die andere alles wat zij over .haar vinden kan keurig netjes op, maakt er een doorloopend verhaal van, zet er hier en daar nog wat waarheden bij die zy zelve in het leven heeft opgemerkt, en nu zouden wij aan al die moeite onze belangstelling onthouden of ontkennen dat wy deernis" gevoelen voor het object vaa zooveel nasporingen, een Liidsche dame, daarenboven waarlyk overstelpt met ram pen?... Het gaat heuse h niet. Sympathie... ja, ziet u, da', ia na weer wat and ers. Als wy in " de courant lezen, dat een zuigeling in een ketel kokend water gevallen of een meisje gestoken" is, gevoelen wy deernis". Dat is het woord. In u w geval had ik mij by deernis" gehouden, geachte schrijf ster. Sympathie, meegevoel, kunnen w alleen krijgen voor een mensch, levend, hetzij in de werkelykheid hetzij in een kunstwerk, een mensch dien wy hebben leeren kennen. En neen, eerlijk gezegd, dat kunt u toch niet goed verwachten, dat wij. .. ondanks al onze welwillendheid... Ea zoo is 't ook met het begrijpen" van Catharina's vijanden, wat bedoelt u daar eigenlyk mee ? ... Bagrypen ? ., Wel ja, alles wat u van hen zegt begrypen wij, heel goed; daar is trouwens geenwojrd latijn bij; en zulk bizonder woord-kunstig hollandsch schrijft u niet, dat we daar moeite mee zouden hebben. Maar manschen begrypea in den zin van: doordringen in hun geest, hun wezen, hun gevoelens naproeven, hen als 't ware in ons voelen leven... Oah die zware neerhangende onderlip, waardoor aan het portret van den Spaanschen Karel II, door Velaequez, het onmiskenbare voor komen van idiotisme en zwaarmoedigheid verleend wordt, gaven toch de jeugdige frischheii en de mooie taille aan hare persoon lij kheids iets aanganaams en aantrekkelijks. Z >o ongeveer luidt het signalement van de oudste dochter van keizer Frans, die den 12n December 1809 dea iS-jarigen leeftyd be reikt had. Metternich, die een kenner was, getuigde van haar de nieuwe keizerin zal te Parijs behagen door hare goedhartigheid, zachtheid en eenvoud. Eer leelijk dan schoon, heeft zij oene mooie houding en wanneer zy met sm'jak en zorg gekleed is, zal zy een goeden indruk kuunen niaken. Niettemin was het te voorzien, dat dit verlegen jonge meisjo, dat totaal den tact miste om beminnelijk te doen, dat z'e'a nooit elegant had weten Ie kleeden, het bj(j de Parijzenaars ver zou afleg gen bij de coquBtte voorgangster, de populaire Jogéphiue, die, volleerd en geraffineerd in alle mid leien om te behagen, door eea vrien delijk juist gekozen woord ieder voor zich wist in te nemen. AL deid de groote aanhankelijkheid van de dochter jegens den vader Marie-Louiae be rusten in haar lot, toch moet de toekomst haar zijn voorgekomen ais een beeld van verschrikking. Immers van ha ir vroegste jeugd af had zij geleerd den man te veraf schuwen, met wien zij nu door het leven moest gaan. Bonaparte, dat beteekende voor haar den ergs?en vijand van haar vaderland, den Antichrist, het monster uit de Openba ring. Toun zy1 en haar broeders als kindoren met houten soldaatjes speelden, waren zij gehoon het meest leelijke en zwarteiïjuurtje Bonaparte te doopen en het met scheid woor den te overladen. Hoevele malen was zij later in de gelegenheid den Corsicaan te verwen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl