Historisch Archief 1877-1940
'.Si
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR S E D E RLL A.N D.
'-; , - 9? .-: ?
No. 1711
hetrhythme goed getroffen, maar ook de humor
die «r in, schuilt, ia voortreffelijk geslaagd.
Er )rit d»ar vooral in de hont*n blaas
instrumenten een dartelheid, een
apeelschbeid, een pit en vernuft, dia een evengoed ge
tuigenis afl -tggen van Cuipers'
inatrumenteerkunde als ran jjn zin voor jolijt. En soms, met
een enkele kleine wending, met een sourdine
van de strijkinstrumenten, weet hij een iet wat
meawarigen loon aan te slaan (iv. bij Doch
buiten ging er een, aan al die vreugden on
verschillig") die echter in dit gedicht vol
zonneschijn en leven niet te sterk op den
voorgrond treedt. Als bijzonder geslaagd zou
ik, behalve het begin, willen noemen de
strophe De velden laaien in zonnegloei" en
dan het teedere Dat er b|j Lieve een windje
was gekomen". Ook het slot van UI, met z|jn
stemming van viedige raat klonk mooi.
Het minst geslaagi acht ik een enkele
strophe in IV zoo ongeveer by de woorden:
Nu vonden zy elkaar in liefdeklem op 'i
veld" enz. De rhythmus komt my daar ietwat
g3woon voor en de muzikale phrasen zijn
dan minder belangrijk. Doch dat is slechts
vaa zeer voorbügaanden aard.
Cnypers heeft met zijn Térwe-mniiek iets
heel mooiabereikt. Maar wat zou deze muziek
doen zonder een declamator als Alph. Lïudy?
Zalf een warm vriend van de Clercq, heeft
Lindy al zijn voortreffelijke gaven in dienat
gesteld van het gedicht. Een prachtig
getimbreerd orgaan, vol en schoon klinkend,
zoowel in het lage als hooge reg'ater; een
stem die steels haar draagkracht, ook in de
teederste passages, behoudt, eon buitengewoon
ontwikkeld gevoel voor het rhythme, zoowel
in het gedicht als in de muziek, en een
stembuiging die hem in staat stelt ook de
fijnste schakeeringen van het vers tot hun
recht te doen komen, zieiaar de- voortreff dljjke
gaven waarmede de heer Ltady toegerust
is en die hem aan het einde zijner voordracht
? met den componist lieten deelen in den
at >rm van toej aichingen, waarmede het publek
zjjn dank vertolkt*.
'Het melodrama heeft tijden van bloei ge
kend en van verval. Gsorg Benda (1722
1795) vooral, heeft met voorliefde dit genre
beoefend.
^Zijn Ariadne anf N»*os", idjn Medea",
enz. hebben gernimen tijd veel bjjval ge
vonden. Kalf* Gaethe heefc voor het melo
drama een gedicht gemaakt. Langzamerhand
moeit het melodrama de wijt nemen voor
de opera en het muziekdrama. Schnnann
heefk met Byron'a Manfred" het melodrama
doen herleven. Dan weder een tjjd van stil
stand, totdat Max Shillings met Wildenbruch's
Hexenlied" en Strausa met Tennyson'a
Enoch Arden" voor den dag gekomen syn.
Dat nu het melodrama een toekomst heeft
als knnstganre zon ik ook na Terwe" niet
durven beweren. Da vele liederen die daatin
voorkomen eischen m. i. een geprononceerd
vocale behandeling. De haer Laudy heeft zijn
atém op meesterlijke wij w vaak zoo geplooid
dat slechts een stap beho3fde gedaan, om
werkelijk tot gezang te komen. Maar die
ne stap waarom ons dan die onthouden?
Voorts kon ik meestal, zonder het tekstboek
te volgen, deu declamator niet verstaan; de
stem werd verzwolgen door den klank van
het orchest. En toch Cuypers heeft prachtig,
doorzichtig fijn geïnstrumenteerd, en
duidel ijker uitspraak van ons mooie Hollandsen
d'in door Landy, is niet denkbaar.
Doch laat ik my niet verdiepen in de
toekomst van het melodrama en op nieuw
constateeren dat Terwe" een in dat genre
voortreffelijk geslaagd kunstwerk is.
De R. K. Zangvereeuiging gaf voor de pauze
een uitvoering van Hay in's derde mi?. Het
werk bleek ietwat verbleekt en zelfs in de
concertzaal niet meer geheel aannemelijk.
Op den mis tekst verlangt men nu eenmaal
tosh wel wat stemmiger muiiek.
De uitvoering van de mis, die ik slechts
ten deele kon bijwonen, was hoogst ver
dienstelijk, waartoe mede bijdroegen de solis
ten mevrouw Anna O'.denboom, mejuffrouw
Maiy Blüggel en de heeren Van-Strien en
B rands.
Het Utrechtsche stedelijke orchest hield
zich voortreffelijk, wat vooral in da partitie
von Terwe" heel wat zeggen wil.
ANT. AVEEKAMP.
imiilMiimiiHiiiMliiiiiiiHiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiii
Z><i Salon-Socialist. Roman door G.
BBRNARD SHAW, vertaald door HERMAN
FAIRFAX, met inleidifig van ED
COBNKAADS. Amsterdam. 1909,
UitgeversVennootschap Erven Martin S. Cohen.
Ia zijn zeker niet voir de opvoering ge
schreven tooneslspel 3fan and Superman voert
G. Bernard Shaw een jongen chauffeur op,
dien hij voortdurend The new min laat noemen.
Het is een on verdragelij k eigenwijze en aan
matigende jongen, stjjf overtuigd, dat zy'n
VAN fEENEN MAR COMPME
IN MAABT 1810
Door dr. K. E. W. STHOOTMAN.
- Het was dan een feit geworien ; de oudste,
meest trotsche dynastie van Europa had er
in toegestemd, dat een harer dochters de
hand zou reiken aan den genialen par venu,
den gunsteling van Fortuna, die nu al zes
jaren lang als Keizer Napoleon over Frankrijk
heerschte. Een keizer, wiens macht heel wat
verder reikte dan de grenzen van het oude
Erankrijk l Van de golf van Tareate tot de
monding der Elbe, van de zuilen vaa
Hercules tot de Noordzee, van Kaap Finistère
tot den Niemen is het vasteland hem
gehoorza&m, buigen de vorsten en volken zich
voor den wil van den Geweldige. Hoszeer
deze Geweldige zic'i van zijne macht bewust
is, toch kent hij oogenblikken, dat zijne
heerschappij hem broos voorkomt; er ont
breekt iets wat hij niet vermag aan te
brengen, er is geen band, geen samenhang
met het Verleden, er is geene Historie. Het
keizerschap van Bonaparte mist d* vastheid
en den steun, die verleend wordt door eene
rij van twintig gekroonde voorouders. Dat
alles komt zij hem nu schenken, de dochter
der Habsburgers, die zijne vrouw en de
moeder zijner zonen zal zijn, zij brengt hem
het oude, bijna aystieke Verleden van tien
eeuwen, de tradities van het Heilige Roomsche
RU k, de verwantschap met de oude konings
beroep, zijn kennis en vaardigheid de eenige
zijn ter wereld, die er op aankomen en
bo7endien nog overtuigd, dat in dat eenige
vak hij zelf de eenige is, in wien de wereld
belang dient te stellen, zal hjj haar zijn
achting blijven schenken. Zoo is de nieuwe
ofce moderne man in dat tooneelspel een
kwalijk mengsel van cynisch onaandoenlijke
gemeenheid en bekrompen wetenschappelijk
heid. Maar de echte, de onmiskenbare new
man ia toch, dunkt me, Shaw zelf, gelijk hij
zich zij 't ook maar gedeeltelijk gegeven
heeft in Trefuiii, den Salon-SodalM en in
Charterit, den Vlinder, die wel beiden uit
hetzelfde hout gesneden lijken. Zooals hjj
spontaan en heftig dit karakter van Trefusis
door het heele boek opstuwt en tentoonstelt,
heeft men het zeker nog in geen enkel ander
boek van letterkundigen aard zien verschijnen
en het merkwaardigste is, dat de schrijver
zelf met de verklaring verlegen zit op b). 247,
die op een na de laatste van zijn boek is.
Toen hu 't dus wel weten mocht, bedoel ik.
Heb je ooit big je ^elf uitgemaakt,
Jansanim laat hij zijn new man vragen
wat voor iemand ik ben: een buitengewoon,
eerlijk mensch, of een van de treurigste
producten der maatschappelijke samenleving,
die ik met zooveel kracht bestrijd een
duivelache schurk met andere woerden?"
Mr. Jansenins weet \ niet, begrijpt het
probleem zelfs niet en verzoekt den ander
niet zulke rare dingen" te zeggen. Doch
daarmee is de kwestie immers niet uit, krijgen
wij integendeel het vermoeden dat ook Shaw
het niet weet, het waaracttig zeif niet weet,
nadat hjj met brutale aprechtbeid, ofschoon
ook gewis niet zonder ostentatie, den handel
en wandel van zijn Trefusis heefc te boek
gesteld. Doch de ostentatie" behoort er wel
degelijk bij, maakt deel uit van het nieuwe
karakter, waaraan allereerst duidelijk wordt,
zon men zeggen, dat zekere waarden" bezig
zijn te veranderen in het sociale leven om
te beginnen huwelijksleven.
Mr. Trefusis meldt zijn plan om te gaan
trouwen.
Heb je nu ooit zoo iets beleef l ver
baast zich de dame, tot wie hij spreekt
jullie schijnen maar hals over kop op mekaar
verliefd te raken."
Waarop Trefusis de merkwaardige woorden
zegt:
Goeie hemel, nee l we zijn niet op mekaar
verliefd. Denk u dat ik om zoo n lic at zinnige
reden trouwen zou?"
En dat meent hij: Toen hij aanzoek
deed", sprak hij niet anders... Agatha,
hou je van me?" vrosg hij.
Waarop zij: Heelemaal niet. Nog niet
zoo'n klein beetja in de heele wyde wereld.
Ik weet niemand op wie ik minder verliefd
ben of minder verliefd zou willen worden."
Dan moet je met me trouwen meent
hij. Als je van me hield, zou ik er van door
gaan. Mijn heilige Henriëtta aanbad me en
ik bleek voor aanbidding een onwaardige te
wezen ofschoon ik me zeer ge7leid ge
voelde."
Trefusis heeft nl. weinig fiducie op de
liefde" en meent bove-dien dat liefde en
echt twee heel verschillende zaken zyn, die
tot hun beider schada vaak verward worden.
Ofschoon ze een tamelijk liberale opvoe
ding genoten had, kon ze zich niet indenken
dat een man in een vrouw balang kan stellen,
zonder haar te willen trouwen", zegt hy wat
later. En van de liefd-j meent hij eigenlijk,
dat het tegenwoordig maar pover met haar
gesteld is."
Qe'oof je werkelijk, dat er ooit een
menschelyk wezen zóó onzelfzuchtig geweestis, van
een ander te houien op de roman-manier?...
ik twijfel er sterk aan. Ik gelo >f vast dat er
tegenwoordig geen man meer de diepte en
ds duurzaamheid ^an de liefde voor zijn
meisje vertrouwt. Tuch twijfelt hy niet aan
de oprechtheid van haa<- verklaringen en hij
verbergt zijn eigen holheid voor haar, gedeel
telijk omdat hij z.ch er o rer schaamt,
gedee:tely'k uit medelijden met haar. Ea zy van
haar kant speelt precies dezelfde komedie."
Ten overvloede meent Trefiisis dan nog
dat geen vrouw van een man kan bljjven
houden, dien ze door-en-dow-kent..., wat
toch niet waar is, helaas, of gelukkig, maar
toch deze waarheid inhoudt reeds
van de Wijzen der Oadheid welbekend
dat alleen die T.efde blijvend is, alleen dan
een ideale liefde blijft, als partijen" het geiuk
hebben elkaar niet te krijgen in dit lage Ieven.
Aldus oordeelt Trefuais over de Min en
over het Huwelijk. En al kon hij wel eens
gelyk hebben in menig opzicht, al is het
niet onmogelijk, dat het huidig geslacht zijn
gevoel, bij gebrek ain andere bronnen, voor
namelijk uit literatuur en conventie put en
liefjes het leven speelt dat dan onver
wacht vaak met barsche werkelijkheden be
antwoordt al kan men ecater ook van
ges'achten van Europa, en wat hem wel het
meest waard is, de vermaagjchapping met
den Koning, met leRoy"; door zijn huwelijk
met Marie-Louise wordt Napoleon de neef
van Louis XVI en Marie-Antoinette, de
naneef van den Zonnekoning L'mis XIV, wien3
gemalin eveneens eene Habsburgsche was l
Ia het niet alsof Frankrijk, teruggekeerd tot
orde en rusïna de felle stormen der Revo
lutie, de wettige opvolging zijner Vorsten.
hersteld ziet? In zijn brein 13 het eene
dwarreling van eerzuchtige plannen voor de toe
komst; reeds bedenkt hij voor zijn oudsten
zoon den titel koniag van Rome, voor den
tweeden reserveert hij de opvolging in het
koninkrijk Italië. O.'er het keizemjk, uit de
Revolutie geboren, begint iets te komen van
het Droit Divin!
Aan dergelijke drootnen en gedachten gaf
Napoleon zich over in de laatste dagen van
Maart 1810, toen hij te Compiègne de komst
afwachtte van zijne bruid of gemalin, naar
men het wilde opvatten, want al was het
huwelijk te Weenen gesloten met den verte
genwoordiger des keizers, te Parijs zou alle-*
herhaald worden, zoowel de burgerlijke als
de kerkelyke plechtigheid. Het sprak van
zelf dat Napoleon zich naar Coinpiègne had
begeven, want, zooals men in alles met angst
vallige nauwgezetheid het program volgde
van het huwelyk van Louis XVI, ook
Marie-Autoinette was bij haar komst in
Frankrijk in 1770 door de koninklijke familie
te Compiègne verwelkomd. Terwijl de keizer
met ongeduld de uren teide, hield
zijnrustelooze geeat zich bezig met alle maatregelen,
die met het oog op de groote gabeur.enis
in zyn leven moesten getroffen worden. Het,
uitzet en de juweelen, die de ongehoorde
som van vijf millioen francs vertegenwoor
digden, had hij doen koopen door zy'n zuster
Caroline Murat, koningin van Napels, in wier
oordeal zyn, dat enkel de dwaasheid der liefde
die andere onberekenbare dwaasheid des
huwelyki kan rechtvaardigen, zoo is het toch
niet minder waar dat in al dese uitspraken
van wijde objectieve beduidenis, vooral de
subjectieve Bjrnard Shaw zich meer karak
teriseert dan in eenig ander zijner personages.
Shaw heeft dezen soort man in zich en met
voorliefde zet hy' hem buiten, al weet hij hem
ook niet synthetisch te bsgrypen. Het is een
wonderlijk wezen, een buitengewoon eerlijk
menEch" of een duivelscLe schurk", gelijk n|j
zelf toegeeft, in elk geval een impulsief man,
wiens gevoeligheid hem tot sociaal
medevoelen, tot socialisme brengt, door het aller
steilst individualisme heen. Hy kan vaak zeer
grof en wreed voor zyn medemenschen zyn,
omdat zy hem exaspereeren, of omdat hy
't niet laten kan voor 't publiek geestig te
zijn, y'dele acteur dia hij is, of omdat hij in
wanhoop en woede over zie a zalf, tegen de
heele wereld wrokt en raast. Zeker is zijn
vernuft zyn grootste vijand, zyn ergste ongeluk,
de innigste disharmonie tusschen het weinige
spontaan gevoel, dat zgn 20e eeuwache ge
bot rte hem liet en zyn moordend critischen
ge^at, die als een ijzige wind geregeld de
zwakke groeisels zijner opluikende emotie
komt bevriezen, maar meteen de nevels om
zyn tijdgenooten en hun troebele motieven
verwaait, zoodat zy naakt komen te staan
in hun schamele weinigheid.
Zoo oordeelt hij vaak den Mensci naar
zijn tijdgenoot en de Wereld naar zyn omge
ving, zoo heeft hy geen vastheid aan zichzelf
noca aan de samenleving, zoo wordt hy af
wisselend Faust en Mephisto, heeft geleerd
met een waarlijk duivelsch vernuft de meest
heterogene handelingen en twijfelachtige daden
goed te praten en weet eigenlijk nooit wat
nem dryft.... tenzij 'c reactie mocht zyn,
'c anderg-willen van den eenling tegenover
het gezamenlyk-willen der menigte.
En deze man, de new min, heet zich socia
list en' zegt telkens zeer treiijnde, zeer ern
stige dingen over 'c karakter onzer maat
schappij I....
Als een wrange smaak in den mond is
dit geheel brn'aal-felle, vernuf .schitterende
boek door die figuur van Tref uais, van wien
men gevoelt dat hy den chrjjver zeer na
aan 't hart ligt.
Trefusis die zyn vader diep veracht, en
van diens nagelaten rijkdommen leven blijft,
omdat het der maatschappij tot niets dient
of de een dan wel de ander ze bezit; van
wiens socialistische werkzaamheid en streven
men verneemt in zeer vernuftige theorieën
en de allerzonderlingste peuteri^e daden,
die een voornaam meisje trouwde, omda'. hy
op haar verliefde, maar heügepast achtte
dadelijk weer te scheiden, wyl zy, veeleischend
en futiel, niets van zijn wroegende onrust,
zyn afkeer vaa hun stand en Ie f ent wijs be
greep ; die toch wel graag nog eans met
andere meisjes jhrl, simpel o a te zien hoe
't werkt; die, wanneer zijn jonge vrouw
plotseling gestorven is, zie a uiterst zonder
ling en niet zeer waardig gedraagt, en
die verder zijn levenstijd verdeelt met te
reageeren tegen allen en alles, ook ten
op:ichte van jonge meisjes, dewelke zulks
voor hofmakery aaniien, de arme dingen,
en geneigd zijn een voor een op hem te
verlieven. Ten slotte vervalt hij dan, de
hemel mag weteu waarom, plotseling weer
tot een huwelyk ( ,ik kan... niet anders en
weet niet waarom"., .zegt deze vernufteling)
nadat hy eerst nog, tot eigen ziehrust, een
arm schaap, dat hem bemint, aan een
anderen man heeft geholpen, haar plechtig
verzekerend, dat heimalyk toch het innigst
hunner beide zielen voor eeuwig aan eikan
ker behoort en niet aan de oühiëele
echtgenooten wederzijds. Waarmede het meipja
dan tevreden en getroost blijkt.
Z >o, au oritair, grillig, verbijsterend para
doxaal, verstandelijk en zwak-impulsief, doet
zich deze Trefusis voor als een verschroeiende
woestyuwind over de tach al niet sappige
landouwen van dit altijd-maar-toe
redeneerende boek. En men weet waarlijk niet
zoo min als hij zeif of Trefuais nu eigenlijk
het begin is vaa iets frisch-nieuws of akelige
versterving van iets ouls, maar gevoelt zich
intusscien heilzaam opgeschul en verontrust
door dit boek, dat als ean aard oe ving geen
ateen van moraal en economie op den anderen
laat,
En als zoodanig ia het een produkt dat bij
den tijd behcort en dat wij, de tijdsmenschen,
behooren aan te kunnen.
Met eenige citaten, die, hoop ik, een
druppal van deze heilzame bitterheid ook in den
lezer zullen overstorten, wil ik eindigen.
Maar eerst nog een aanhaling ten bewijze
dat inderdaad Trefusis, de nieuwe en
bovenmensch, zich bijwijlen zelf niet ueiit.
Hij staat by het lijk zijner jong gestorven
vrouw en ziet een traan uit zij a oo^ vallen.
goeden smaak hij een onbepaald vertrouwen
stelde. Verschillende vraagstukken der eti
quette werden overwogen, hij gif pjrsooniijk
aanwijzing voor de inrichting van het tia'on
Carréin den Loucre, dat ais huwelijkskapel
moBst dienst dosn, met da politie overwoog
hij de maatregelen hoj de menigte in de
Groote Galerij zoi geplaatst worden, hij
regeld'; zelf de feestelijkheden, ook die voor
hat volk hejtem l waren, de besturen d?r
t leatera werden door hem aangeschreven o a
toepaiselijk^ stukken op te voeren, da dich
ters moesten ver/.en schrijven, ds schilders
moes;ea voor alle^orischs schilderstukken,
de graveurs voor prenten zorg<?u. De keizer
bemoeit zich mat alles, niets, tot in de kleinste
détails, ontgaat zijn aandacht. In het kasteel
van Compiüsjns overpeinst hij nog een en
ander OIE zijae j jn^e vrouw aaagenaam te
zijn. Rsed4 had Josdphine, de vsrstootene,
bevel ontvangen het naburige Miimaison te
verlaten en naar haar kasteal N'avarre te
gaan, o:ndat hare nabijheid voor de opvolg
ster pijnlijk kon worden. Schilderijen, die
overwinningen op du Oostenrijkers voorstel
len, moeten worden verwijderd, hij zoekt
kostbare stoit'en uit voor de drapeering van
de particuliere vertrekken d,ir nieuwe kei
zerin, ion elotte pait hij ze'.f z vieri^e kos
tuums, dwingt zijn voeten tot het dragen
van schoenen naar de mode, en in een uiterste
opwelling van galanterie neemt de 42-jarige
nog danslessen, omdat hij hoort dat
MarieLouise verzot is op da wa]s!
Het huwelijk met deaartshertogin was met
bekwamen spoed tot stand gtl; >men. Zoodra
Napoleon den (in Februari door de brieven
van zijn gezant Cau'.aincourt de zekerheid
had dat er op een verbintenis met de zuster
van Tsaar Alexander niet viel te rekenen,
waren de onderhandelingen geopend met het
Oostenryksche hof, van welks toestemming
Dat ia een bedrogj waarvan ik nooit had
kunnen droomen", zei h;j. Tranen en geen
verdriet l Daar ata ik nu te huilto en wordt
sentimenteel, terwijl ik bl|j ben dat ze weg
ia en ik vr|j l Ik heb zeker ergens een
verdriet-'nstrnment; nu ik haar zie, begint het
te werken, ofschoDn ik geen verdriet heb;
juist zooals ze myn hartstocht mechanisme
in werkwg bracht, als ik geen liefde had.
En dat maakte voor haar geen verschil; als
de wielen maar draaiden was ze tevreden.
Ik hoop dat dat verdriet-uurwerk evenzeer
gauw zal gaan stilstaan, als het andere deed.
Wnt een onzin! Zoolang het draaide dacht
ik werkelijk dat ik bedroefd was "
Zie hier een citaat, dat in een kort bestek
veel wetenswaardigs bevat betreffende den
aard van Trefusis, dewelke grootendeels
Shaw is.
Oja te beginnen, schijnt 't hem nooit in
gevallen, dat men by een doode voornamelijk
om zichzelven schreit, om ons algemeene lot,
d. w. z. om de menschheid, waarvan het ii
en de doode vertegenwoordigers zyn. En
vervolgens lykt 't heel vreemd dezen Trefusis,
dezen superieuren vernufteling en sceptischen
wereld wyze, aan zijn doode vrouw tehooren
verwijten, dat s|j het verschil tusschen liefde
en verliefdheid niet merkte. Vindt Trefusis
dan toch dat voor een huwelyk liefde noodig,
zelfa onontbeerlijk, is? En ergert hij zich
dat gevoel, waarvan de wereld den mond vol
heeft en dat zy toch blijkbaar niet te onder
scheiden weet, by zichzelven zoo heelemaal
niet te ontdekkea? En kent de critiache
zelf beschouwer zichzelven toch niet genoeg
om te weten, dat juist die verstandelijke
analyse geregeld moord pleegt aan zyn gevoel,
dat hij 't belet op te komen en te groeien,
juist zooals een kind een plantje uit den
grond haalt o ai te zien of 't al wortela
krijgt... ?
Aldus vertoont zich Trefusis, dewelke
grootendeela Shaw is, aan ons als een wiens ver
nuft-spelen niet alty'd beteekenen.dat hetmaar
spel by hem ia, als een, die met zichzelven niet
minder in strijd is, dan met de maatschappij om
hem heen, een uiterst complexe persoonlijk
heid, die vaak scheeuwt omdat hy werkelijk
pyn heeft, en die de menschen niet minder
haat, wyl hy in hen zyn eigen zér ge
voelde moreele tekortkomingen, onbewust
en tot karikatuur vertrokken, terugvindt. Hy
staat niet boven de wereld, noch boven zich
zelf en ook daarom misschien kent hij 't
medelijden zoo weinig, dat inzicht geeft en
de vrede gods gelyk komt. Hetgeen ni^t
zeggen wil, dat zijn beoordeaiaars die wel
bezitten, of ook maar de Qelft van zijn schoone
hartstochtelijke verontwaariigiog. Juist om
dit verdeelde en verstrooide echter, om het
onzekere en tegenstrijdige, het ongedurige en
radeloose schijnt hg' zeer van dezen ty'd en
vaak als ons eigen geweten.
Of spreekt hij niet uit wat talloozen den
ken, b. v. in deze verdediging tegen een
republikein van den constitutioneelen vorst?
Wij onthouden hem alle zelfstandigheid;
hij mag niet trouwen met wie hij wil, niet
omgaan met wien hem aan staat, zich niet
kleeden naar zyn smaak, niet wonen waar
hem goeddunkt . . . Het werk dat we hem
laten doen, heeft het harde van alle plicht
matig werk; het is onvruchtbaar, eindeloos,
eentonig en moet grootendeels uitgevoerd
worden met vervelende, zenuwachtige men
schen. Ten slotte, nadat we hem alles, wat
voor een mensch waarde heeft, hebben afge
nomen, vallen wüover zyn karakter en over
dat van elk, wien hy' zijn gunst durft be
wijzen . . . We sturen hem d aoronza drukke
«teden en beweren, dat hij de oorzaak is van
al het goed en al het slechte der natie en hy,
wetend dat veel raenschen dat gelooven, we
tend, dat het een lengen is en dat hy onmach
tig is om den werkdag met een uur te ver
korten, aet loon met een duit te verhoogen,
of 't kleinste strafvonnis te vernietigen . . .
wetend dat hij niet bomvry is; wetend dat
men reeds op iedere Europeesche vorst op
straat heeft geuchoten, moet glimlachen
en buigen en een uitdrukking vaa
genoegelijke beminnelijkheid op zij a gezicht houden,
terwijl de burgemeester en de
corporatiebesturen geestelooze toespraken tegen hem
houden, die hij al duizendmaal gehoord
heeft , . . ."
Hier is tenslotte iets over de opvoeding
van meisjes uit de wereld":
Mrs. Wylie wist precies, dat de heele plicht
van eene vrouw hierop neerkomt, dat zij
elegant, lief, hulpvaardig bescheiden en on
zelfzuchtig is, en dat zy kalm moet afwachten
wat van deze daugden het gevolg kan worden.
Maar de ondervinding had haar geleerd, dat de
conversatie er voor dient om een meisje aan
den man te helpen, en dat zulke goede eigen
schappen en deugden alleen beteekenis hebben
als lokiuiddel voor geschikte vrijgezellen.
Daar dit een schandelijke waarheid is, geeft
men reeds zoo goed als zeker was. Keizer
Frans zag in de verwantschap met den
gevreesden vijand het eenige middel om zijn
door talrij ze oorlogen uitgeput rijk eene
periode van vrede te schenken en zijn oudste
dochter, Marie-Louise, verklaarde zi>:h bereid
het ofler te brengen, want zij aanbad haren
vader aa stolde zijn belang ver boven haar
ei>;en p»raoon. Terecht schreef ds
Oostenrijksche minister Matternich naar Parijs: OHM
prinsessen zijn weinig gewead om
echtgenooten te kieien naar.de inspraak vanhaar
hart; de eerbied, dien eene goede, welopge
voede dochter koestert voor den wil van haar
vader, doet rnij verwachten dat men bij de
aartshertogin niet op tegenstand zal fluiten."
Reeds den 24 Februari g:ng de maarschalk
Berthier, prins van Neucb a tel en als zoodanig
in het bezit van den rang van souverein, op
reis om ofl~u:iëel de hand der aar!sherto,ïin te l
vragen. !>e archieven waren er bij te pas ge- j
komen, want Berthier moest het aanzoek in |
dezelfde termen en met dezelfde ceremonies
doen a's in ! 771) voorgeschreven waren. Tevens
gaf de keizer aan zijne zuster Caroline de op
dracht t,ijne gemaliütot aan de Oosteurijksche
grens tegemoet te reizen en haar naar Frank
rijk te begeleiden. Dat Napoiejn juist deze
zuster uitkoos, bevreemdde velen, want Caro
line nam uen troon in, dien de eigen groot
moeder vaa Marie'Louise had moeten ont
ruimen ; doch Caroline was de eenige der
zusters, die majesteit heette en bovendien
stond rij in dien tijd bij haar broeder in
blakende gunst.
Bloed, met een gezonde gelaatstint, met
oogen van een lijht faïtnce-blaaw, die wat
ver van elkaar stonden, een laag en breed
voorhoofd, in vele opzichten het evenbeeld
van haar vader, vooral wat den mond betrof
en de bekende Halsburgache onderlip, de
lip van Pailips den Schoone en Karel V,
men een meisje een jaar of twee den tijd om
dat zelf te ontdekken; ala zij in da conversatie
komen wordt het haar zelden nadrukkelijk
uitgelegd. Bijgevolg wij sen zij in den eersten
winter soms schitterende partijen af, om
later tegen belangrijk verminderde pry'zen
zichzelf aan te bieden, zoodra haar aantrek
kelijkheid begint te slinken . . ." enz.
Dit is zeer pijnlijk, maar wij mogen hopen en
vertrouwen, nietwaar? dat het a'les alleen
voor Engelsche toestanden geldt . . .
FRANS COENEN.
ELISE SOEB, Catharina, roman uit den
patriottentyd, Leiden, A. W, Sijthofl's
Uitgevers-maatschappy (zonder jaartal).
Belangstelling in de geschiedenis der acht
tiende eeuw breidt zich uit, naarmate de schat
ten, in bibliotheken en archieven verborgen,
aan het licht treden. Uit den aard der zaak
is veel van dit materiaal ontoegankelijk voor
het groote publiek, waarom ik een bescheiden
poging waagde enkele romantische gebeurte
nissen, in het laatst dier eeu w te Leiden voor
gevallen, in het kader van hun ty'd geplaatst,
te schetsen. Aan den welwillenden beoordee
laar zij het overgelaten te zeggen: in hoeverre
ik er in ben geslaagd voor de vrouw, wier
naam op het titelblad prijkt, voor hare vrien
den, partij- en geloofsgenooten sympathie of
deernis te wekken; ook of het m|j gelukt ia
hare vijanden, hare politieke tegenstanders te
doen begrijpen."
A'.dua de schrijfster in haar woord vooraf."
Een nuttige instelling toch, die van de
woorden-vooraf. Men maakt het er ons, welwil
lende beoordeelaars ex professo," zoo ge
makkelijk mee. By de voorwoordlooze kunst
werken die dus eenvoudig zich zelf zijn, zon
der verklaring of introductie (evenals een schil
derij of een beeldhouwwerk in een museum)
moeten wij altijd maar weer trachten uit het
werk zelf te concludeeren wat de schepper
bedoeld moet hebben ; hier zegt ons de auteur
eenvoudig vooraf: kijk, dat heb ik willen
geven: wee) nu eens welwillend en zeg eens
of ik niet gealaagd ben. De beoordeelaar
't is inderdaad on ne peut plus simplel"
zou kannen volstaan met zijn ja" of neen",
als stond hij voor den ambtenaar van den
burgerlijken stand om te trouwen l
En werkelyk, men moet wel een beul zyn,
of een duivel (der Gsist der stets verneint 1)
om dan zoo maar neen" te durven zeggenl
Zóó onwelwillend" ia geen mensch. Stel het
u voor, daar maakt meeendams, mej. Elise
Soer (of moet ik mevr. schryven?) eengezette
studie van een tijdperk onzer geschiedenis;
zy raadpleegt" gaschiedkundige werken, zy
snuffelt (ds dat woord niet te ongalant is) in
brochures, pamfletten, handschriften enz."
die zij in de Liidsche Universiteitsbiblio
theek, in het Leidsch Archief, in da Konink
lijke Bibliotheek te 'sGravenhage en waar al
niet" heeft gevonden, of die haar verstrekt
werden" door hen, die haar bijstonden in
dezen arbeid" (alles uit het woord-vooraf:),
en daarop gaat zy aan het schrij ven en pent
303 bladzijden (druks!) vol over een andere
dame, die jaren geleden eveneans te Lei de a
heeft gewoond, en die daar, 't was in 1784,
valsch en gemeen beschuldigd werd, door
haar eigen koetsier n.b., een moordenaar op
prins Willem V te hebben wilJen afsturen
??ia 't niet inderdaad romantisch"?
daar schrijft me, zeg ik, die ne dame over
die andere alles wat zij over .haar vinden kan
keurig netjes op, maakt er een doorloopend
verhaal van, zet er hier en daar nog wat
waarheden bij die zy zelve in het leven heeft
opgemerkt, en nu zouden wij aan al die moeite
onze belangstelling onthouden of ontkennen
dat wy deernis" gevoelen voor het object vaa
zooveel nasporingen, een Liidsche dame,
daarenboven waarlyk overstelpt met ram
pen?... Het gaat heuse h niet.
Sympathie... ja, ziet u, da', ia na weer
wat and ers. Als wy in " de courant lezen,
dat een zuigeling in een ketel kokend water
gevallen of een meisje gestoken" is, gevoelen
wy deernis". Dat is het woord. In u w geval had
ik mij by deernis" gehouden, geachte schrijf
ster. Sympathie, meegevoel, kunnen w
alleen krijgen voor een mensch, levend, hetzij
in de werkelykheid hetzij in een kunstwerk,
een mensch dien wy hebben leeren kennen.
En neen, eerlijk gezegd, dat kunt u toch niet
goed verwachten, dat wij. .. ondanks al onze
welwillendheid... Ea zoo is 't ook met
het begrijpen" van Catharina's vijanden, wat
bedoelt u daar eigenlyk mee ? ... Bagrypen ? .,
Wel ja, alles wat u van hen zegt begrypen
wij, heel goed; daar is trouwens geenwojrd
latijn bij; en zulk bizonder woord-kunstig
hollandsch schrijft u niet, dat we daar moeite
mee zouden hebben. Maar manschen
begrypea in den zin van: doordringen in hun
geest, hun wezen, hun gevoelens naproeven,
hen als 't ware in ons voelen leven... Oah
die zware neerhangende onderlip, waardoor
aan het portret van den Spaanschen Karel
II, door Velaequez, het onmiskenbare voor
komen van idiotisme en zwaarmoedigheid
verleend wordt, gaven toch de jeugdige
frischheii en de mooie taille aan hare persoon
lij kheids iets aanganaams en aantrekkelijks.
Z >o ongeveer luidt het signalement van de
oudste dochter van keizer Frans, die den
12n December 1809 dea iS-jarigen leeftyd be
reikt had. Metternich, die een kenner was,
getuigde van haar de nieuwe keizerin zal
te Parijs behagen door hare goedhartigheid,
zachtheid en eenvoud. Eer leelijk dan schoon,
heeft zij oene mooie houding en wanneer zy
met sm'jak en zorg gekleed is, zal zy een
goeden indruk kuunen niaken. Niettemin was
het te voorzien, dat dit verlegen jonge meisjo,
dat totaal den tact miste om beminnelijk te
doen, dat z'e'a nooit elegant had weten Ie
kleeden, het bj(j de Parijzenaars ver zou afleg
gen bij de coquBtte voorgangster, de populaire
Jogéphiue, die, volleerd en geraffineerd in
alle mid leien om te behagen, door eea vrien
delijk juist gekozen woord ieder voor zich
wist in te nemen.
AL deid de groote aanhankelijkheid van de
dochter jegens den vader Marie-Louiae be
rusten in haar lot, toch moet de toekomst
haar zijn voorgekomen ais een beeld van
verschrikking. Immers van ha ir vroegste
jeugd af had zij geleerd den man te veraf
schuwen, met wien zij nu door het leven
moest gaan. Bonaparte, dat beteekende voor
haar den ergs?en vijand van haar vaderland,
den Antichrist, het monster uit de Openba
ring. Toun zy1 en haar broeders als kindoren
met houten soldaatjes speelden, waren zij
gehoon het meest leelijke en zwarteiïjuurtje
Bonaparte te doopen en het met scheid woor
den te overladen. Hoevele malen was zij later
in de gelegenheid den Corsicaan te
verwen