Historisch Archief 1877-1940
Na 1711
DE AMSTERDAMMER WEEK B L AD VOORNEDERLAND.
HET IS DIKWIJLS ONBEKEND
welke voordeelen het gebruik van MAllul S AltUJflA biedt. Niet alleen zwakke soepen en bouillon, maar ook sausen, groenten, salade enz.
geeft eene kleine toevoeging ervan een onvergelijkelgk fijnen, geurigen smaak. Volledige gebruiksaanwijzing is bij elk fleschje.
imuiiiiMimiHHJMiiiiiiiirm
AErDEÏ^DBI.
Het traditioneele bitteruurtje voor de
beeren ie voor ons moderne dames de five
o' clock tea geworden.
Ieder, die zich maar even de luxe kan
permitteeren, gebruikt op meer of minder
copiense wijze haar kopje fire o' clock tea.
Vooral de mondaine vrouw kan zich haar
jour onmogelqk denken in haar knns bondoir,
zonder de bezoeksters en bezoekers een kopje
thee te oflreeren. In Parijs wijdt de gast
vrouw een wel ietwat téminutiense zorg aan
de verkwikking harer gasten. Zy installeert
gom* in baar salon een heosch boff't met
keur en keus van delicatessen en snoeperyen:
thee, pralines, petit-fonrs, sandwiches, caf
glacéen wat dies meer zij l Maar ... men
kan des Gaten zadel bekomenen", PD. ik
heb medelijden met de arme dames du
monde" die op vier of vijf ,,teas" per dag
verschijnen en overal een klein Tien du tont"
moeten nuttigen I
Een soeciale contean-fonrehette is gefabri
ceerd. Het is een meisje van zilver of doubl
met een fantaise heftje van Saksisch
porcelein. Het eind» van het lemmet is in
tweeën gespleten en omgekruld ; zoo ontstaan
2 tandjes, die dienen voor vorkje. De Franache
ecboone houdt nu het bordje in de linker
hand, snijdt en prikt met rechter en ver
orbert zoo het stukje delicatesse.
Een handige trouvaille om de geganteerde
handjes niet te late a bezoedelen door weer
barstige kruimelt jes of kleverige confituurtjes!
- Weenen gaat zijn zomers'aao in. De
vroolijke Season" met ziin bals en carnavals
in de-e joligste aller steden is we»r voorbij.
De Oostenrijkschegchoonen Rebben allen een
ware paa'ie voor godin Terpsichoré: De
fesche Weanerin", die in haar schitterend
geklenrd cnstunm, bare ranke leden in
gracieuse lijnen en wendingen, keert en draait,
en de dartele Tyrolienne in de houten herberz,
die door haar jodelenden cavalier licht als
een veertje in de lucht wordt geheven!
Het evenement van den carnavalntiid was
het keizerlijk bal in het Paleis te Schönbrunn.
Ondanks de vele stormen die over zijn
grijre hoofd zijn gegaan, houdt Frans Jozef nog
van vroolijkheid en jolijt om zich heen.
De grootste attractie van het bal was
Elisabeth, de allerliefste achttiervjariee kleindoch
ter van den Keizer. Hare moeder,
aartsbertogin Va'erie, de steun en stut" van den
goeden ouden Frans'', introduceerde Ella
TOpr het eerst op een bal ten bove.
Menig dansje depd Elisabeth nret haren neef,
aartshertogKarel. deotoekomstigen«rft!eEaatn
van den troon, waarop na*uurliik heel wat
vroolijke en grappige toespelingen werden
gemaakt. De Weeners zijn Inehthartig en wntt
van nature, maar hunne adoratie voor Frans
Jozef is echt en de hoop, dat zijn kleindochter
nog eens als Keizerin op den Habsburgscrien
troon zal zitten, doet hun 't harte popelen
van vreugde I
Haar naamgenoot Elisabeth, eenige dochter
van wijlen aartshertog Rudolf, heeft van alle
rechten afstand gedaan door haar huwelij t
met Prins Windiechgreatn.
Moge het grijze staatshoofd, dat al zooveel
decepties on iervond, nu eindelijk eens een
hartewensch vervuld zien I
*** ,
UIT DB NATUUR
CCCLXX. Mollen.
Jawel, ik bedoel het werkwoord; dat doffe
mollen, een van de vreesely'kste woorden die
er in onze taal bestaan; ge hoort en ziet de
daad door de simpele klank van dit
ontzettend suggestie 'e woerd : de moord in
stilte, waarbg geen geluid vernomen, geen
tijd gelaten wordt voor een noodschreeuw,
niet eens voor een doodskreet; niets dan
die gedempte, smakkende, dofdreunende slag
op het hoofd, van achteren toegebracht met
een knuppel, een spade, een breekijzer; op
eens dood, als een getikte mol.
Ge herinnert u ook het dier,het zwarteglanzige
rolletje dat ge op uw morgenwandeling ergens
aan den kant van een korenveld of een weiland
vondt liggen; ge hebt het immers met uw
wandelstok of parasol een eindje
voortgeschoven, het eens omgerold ; het eene eind
liep spits toe, en daar, aan het snuitje, kleefde
wat aarde of een heel klein beetje zand, een
vreemd gekleurd zand iets roodachtig, het
leek wel vastgebakken door bloed. Het was
bloed. Die zachtige mollige rol was o 'erigens
niet geschonden, alleen maar dat druppel-je
blofd aan den snuit, waar de tik met de
spade aankwam.
Wat doet dit. diertje voor kwaad, dat bet
altijd en overal gedood moet worden, zóó
gerezeld, dat het dooden een tcekenend werk
woord aan onze taal gaf: Het doet mij
overlast," zegt de boer; het woelt mijn wei
land om, gooit molshoopen op, die ik weer
rollen moet." Het wroet in myn tuin," zegt
de groentenkweeker, en werkt mijn sla en
andijvie onder het zand, dan mag ik
wasschen en weer nieuw planten."
Dit alles is geen kwaad, o«h nee; wat weet
een beest van goed of kwaad, dat bestaat niet
voor een dier ja, voor een enkeier hond
of kat of paard, misschien ; maar toch stel
lig niet voor een mol.
Het dier doet geen kwaad; schade, dat ia
het woord ; maar ook daarvan, van dat
schadedoen zijn nog niet eens allen overtuigd, die
hem zonder aarzelen tegen den kop slaan,
waar ze hem zien of vinien kunnen.
Er zit meer achter; het is de haat, de
domme,aangeboren, geen overwegen duldende
haat tegen alles wat in het verborgen leeft,
tegen alles wat er wroet in de duistere aarde.
Komt het dier een enkelen keer boven den
grond, dan werkt er bij den boer of
stadsmaD, die toevallig voorbij gaat, een refli-x, en
de dood, de moord is al volbracht, vóór de
Qmsteroam.
FAIT SUR COMMANDE
DWh'S NOS ATELIERS
TiSSU AMGLAIÖT^ESSE
HAUTE. NOUVEAUT
ooao^e
SVtQ _
gedachte aan genade opkwam; dat komt
eerst daarna; als, een behoefte aan vergoe
lijken, aan een rechtvaardiging van de
ondoordachte daad.
Hoeveel menschen zouden ooit een levende
mol hebben gezien! Stellig op elke honderd
niet n, en die eene sloeg hem dadelijk dood.
Wie hem wel eens in leven en bezigheid
hebben gezien, de verst andise boer
op den heel enkelen keer dat de mol,
boven den grond een worm najaagde; de
natuuronderzoeker, die het dier in een
tobbe met aarde plaatste, om iets gewaar te
worden van zijn levenswijs of de
mollenvanger, wien het .om het dubbeltje dadelijke
winst te doen was, ze zullen u geen van allen
kunnen zeggen dat het een sympathiek dier
is. Wel, dat de mol merkwaardig is ingericht
op de levenswijze, die hij heeft te voeren.
De oogjes zijn zoo klein en zoo door baren
overdekt, dat een oppervlakkig waarnemer
ze niet opmerkt, en spreekt van: zoo blind
als een mol. Het dier werkt inderdaad op
het gevoel, en dat zetelt voornamelijk in zijn
vooruitgestoken snnitje; met dat
varkenasnoetje tast hij, niet met zijn handen; die
heeft hij noodig voor bet graafwerk.
Dat werk moet goed en snel gaan, daarvan
hangt zij a bestaan af. Als een voortgeschoten
spoel moet hij door de gladde pijpen si ellen
om het vlugge gedierte te verrassen, dat zijn
zangen kruist; en is er een i ieuwe mijngang
noodig, als een moderne machine zoo vlug
en zeker werken de zijwaarts geplaatste
voorpooten; de natun.- gp.f hem, evenah in zijn
neus, in die had;j '3 nog een ex'ra-bo'je,
bet sikkel beent j e, dat zijn graafnai djes nog
breeder en steviger doet zyn. Ooren en staart?
\
Absent of zoo geel als; ze zouden nergens
toe dienen mis-chien wel hinderen, bem
tegenhouden bij het graven, of houvast bieden
aan het wezeltje, dat hem in zijn
onderaardscV e gangen durft opzoeker. Schouders of
heupen,?ze zijn er niet, het is een
cylinderbeest, en zijn pels is zoo zacht en de achter
waarts gerichte haren zijn zoo kort, dat dit
voortschuivend rolle'je als pers vorm, als mal
voor de gangen dient en de wanden afrondt
of glad wrijft.
Ongelooflijk groot is de arbeid, dien dat
kleine dier veiricht; en evenredig daaraan is
zijn behoefte aan voedsel. Men heeft hem ook
nog de vaardigheid toegedacht een bijzonder
kunstig nest te maken, een soort doolhof, inge
wikkeld van bouw en vernuftig van vinding;
maar dat is een fabel gebleken; zijn nest, de ke
tel, is een gewone holte, met een paarextra toe
gangen en een of twee pijpen, die er omheen
liggen, er boven over of er onder langs loopen;
niet meer, vaak nog minder. Hij heeft bui
tendien al genoeg te graven ; de verwerkte
en hinderlijke aarde naar buiten te weikea,
is ook geen kleinigheid; dertig, veertie
molshoopen op n lentemoruen door n dier
opgeworpen, geven eenig idee van de lengte
der mijngangen in een paar uren tyds ge
graven.
En al dat razend haastige werk doet hu
alleen om voedsel te vinden voor zich en
soms voor de vijf of zes jongen, die als
miniatuurbiggetjes van een paar centimeter
leegte op et-n hoopje in de nestketel liggen.
Het is geen overdrijving, wat in school
boekjes te lezen staat, dat een mol dagelijks
meer eet dan hij wee» t. Daaruit wordt dan
afgeleid hoe nuttig zoo'n diertje is, afgezien
^-?
Molsnesten. Rechts: drie van de meest voorkomende vormen; links: een
vorm die zelden voorkomt. Het donkere geteekende is het diepst geleger.
nog van de doorluchtigheid, die hij de aarde
bezorgt, en de mest, die bij er in achieilaat.
Maar de tijd is voorbij, dat het klein ge
dierte in en op de aarde zoo maar zonder
onderscheid als schadelijk voor den land
bouwer of veehouder werd beschouwd. De
mol eet in den regel wormen, dat is zijn
hoofdschotel en ... wormen behooren tot de
nutti.ste dieren der aarde. Waar zij niet
voorkomen is het bebouwen van den grond,
en ook van den vetsten en zwaarsten, nut
teloos werk ; zij zyn de luchtververschers en
humusmakers.
Alleen indien er een groote menigte lar
ven van schadelijke torren of vlinders of
muggen in den bodem voorkomt, kan de
schade die de mol in het wei- en bouwland
doet, door het wegvreten van de aardwormen
het omgooien van het zaaigoed en het op
werpen van zandheuvels vergoed, misschien
overtn ffen worden, door het wegvangen van
ergeilingen, ritnaalden en emelten.
In een moestuin, een bloementuin en op
kleine kampen weiland, kan de mol heel
schadelijk zijn, en het blijft altijd twijfelachtig
of de hoer blij moet zyn met de mollen in
zyn weiland of dat hij ze wegwenschen zal.
De wetenschap kan tot nu toe hierop geen
algemeen ai twoord geven. Maar nu is een
experiment begonnen, zoo grootse aeepsch,
dat op de kwestie wellicht binnenkort een
beslist antwoord kan gegevc-n worden.
Het noodlot der mollen heeft het gewild,
dat een Engelsche dame, die bij toeval het
gladde glanzende velletje van een gesneuveldt n
mol streelde en den diepen fluweelen weer
schijn in het zwart opmerkte, zich een pels
wenschte van zulk een mooi gloedrijk bont
Zij had de middelen, en haar wenech werd
vervuld : een paar inollenvangers gingen .er
op uit en brachten baar in eenige dagen
duizend mollenvelletjee; de bontwerker zette
ze zoo mooi aaneen dat er een prachtjjelg
uit ontstond; voor ai-dere dames om juloersch
op te worden. En <-r werden rijke vrouwen
jaloersoh op den mantel van Lady Greybu-y;
de koningin droeg er een hij een audiëntie en
mollenbont was mode geworden. Dat was de
dood van ontelbare m >llen; niet alleen in
Engeland, maar overal waar mollen leven en
EngHlsch geld gangtiaar is; dus bijna overal.
Mollenvangers die hun ambacht vergeten
waren, leerden het opnieuw; jongeren gingen
in de leer hij behendige mollenjagers; honden
werden afgericht en verhandeld tegen hooge
prijzen, eu sedert een paar jaar kunt ge overal
in ons land, in den vroegen morgen en in
den namiddag de jagers bezig zien in het
Es ist eine alte Geschichte...
La femme... een liefde ... een andere
liefde .,. duel... dood ! l
Zoo had ook het lot beslift over Ferdinand
Lassalle den grooten Duitechen socialist.
Madame Racowitza de oorzaak van zijn
tragisch einde, verhaalt in haar j nist versche
nen boek Von mir und Anderen" van hare
intieme relatie tot den vader van het soci
alisme". Zy vertelt haar romantische geschie
denis en den strijd van de twee pretendenten
naar haar hand en hart, Racowitza en
Lassalle. Het einde was een duel op leven en
dood .tusschen Rus en Duitscher. Na den
dood van Lassalle huwde zij den overwinnaar,
Verscheiden aardige bijzonderheden, meer
of minder bekend over haar Verb altnis tot
Lassalle worden door haar gememoreerd.
* * *
Alles aan de vrouw is een raadsel"! Also
spraeh Zarathastra. De oude heer was, zooals
uit het werk van Nietszche te zien is, nooit
zeer galant tegen de vrouwelijke sekse. Maar
hoeveel vinnige en stekelige philippika'szou
by nog gehouden hebben, had hu der vrouwe
Mode eens nader bekeken. Dan luidde het
gewis: Set raadsel aller raadselen aan de
vrouw is de Model l
Om over Mode te praten of te schrijven
is al even ondankbaar als een twistgesprek
over smaak.... De gustibus non est
disputandum !
De Mode is een vrouwelijke tyran, die ak
keizerin in baar ry'k, geen parlement van
eigenwijze raadgevers of volksvertegenwoor
digers duldt en....zonder wetten voor schoon
heid of hygiëne haar scepter zwaait. Zij zweeft
als Zeppelin over het arme
hulpeloozemenschdom dat met open mond haar aangaapt en...
Hoera!" roept! Zij komt als een wervel wind
aangesuisd, wild als een vroolijke bakviech,
die als enfant terrible" de heele familie door
hare têtisee blameert en toch de lieveling
is van allen.
Al sedert jaren, al sedert Lodewijk XIV den
Roi Soleil", troont keherin Mode in het
zondige Parijs, in eeuwig bloeiende pracht.
En als een voratinne uit een sprookje bly'ft
ze jong, neen ! wordt ze steeds jonger. Men
spreekt tegenwoordig zelfs van een Mode a
la Kind, met haar trotteurrokjes tot even
de enkels en, de vierkant uitgesneden halsjes
aan de blouses. Maar ... na actie volgt reactie
en mifschien komt de aleep, die een poosje
verbannen is geweest uit het Mode-rijk, weer
en vogue ec herleeft de mooie straatdeun,
die zoo roerend eindigt:
Moeier, het is mijn sleep!
INTERIM.
loiionl ?an TiióscMften.
De Vrouw en haar Huis No. 12 :
Kinderverdriet, door Jobanna Steketee. 'sjLevens
schoonheid, door Ellen Key. Aan Isadora
DiiEcan, door M. Heybroek. Huisvlijt,
door H. van der Mandere. Volkskunst en
Volksdracht, door Elis M. Rogge.
Kralentapebje. Een praatje uit Londen, door H.
Baart de la Faille. Deensch
Kunstnaaldwerk II, door A. Hinast Ons Pbstwezen.
door E. Scbonbere. - Het voeren van mantels,
door Greta. Onze Babykleeding VI, door
P. B. EIck wat wils. Wat ge niet weet
of mogelijk weet. Kleine Joop in zijn
gebreid pakje. Voor de kleintjes. Nieuwe
uitgaven. Bericht o v-er patronen.
weiland, vooral op de klei. Ze hebben een
gewonen siephond" by zich, die ruikt den
mol in den grond, zooals het varken den
truiï'el; de jager wipt hem met zijn spade, en
de hond bijt den mol dood, als de jager zelf
hem niet gauw genoeg kan tikken.
Hoeveel mannen er zoo dagelijks uit mol
len" gaan, kan ik niet zeggen; wel weet ik
dat er tientallen bezig zijn, in een betrek
kelijk klein terrein, en dat een buit van
honderd mollen per dag voor n man
geen zeldzaamheid is.' Elk velletje wordt op
het oogenblik door den huidekooper betaald
met 13 a 15 et. naar de grootte, zoodat het
dagloon na een gelukkige jacht niet gering
is. Ik zelf heb aan n man ? 14.70 zien
uitbetalen voor de opbrengst 105 mollen op n
dflg gevangen. Een stellig te geringe schatting
is het niet, als ik, op grond van uit de eerste
hand verkregen inlichtingen, het aantal in
deze Paa^chweken in ons land voor Engeland
en Amerika geprepareerde mollevelletjes op
honderdduizend stel.
Is dit geen afdoende proef? In Friesland
is het mollen vangen voor een paar jaar be
gonnen, en daar is nu al geen brood meer te
verdienen, de jagers komen in deze weken per
fiets uit het Noorden af zakken naar O very'se i
en Gelderland; hun speurhondje voeren ze in
een mandje mee en ze maken goede zaken
zooa's ik zei; de boeren geven hun gaarne
verlof om hun werk te doen.
Ik wil over het akelige van dit mollen'*
niets meer zeggen. Ofer den practischen katt
alleen nog dit:
Indien de mollen werkelijk in het algemeen
gesproken nuttig zijn, zal dat binnenkort
moeten blijken. Of het dan te laat zal zijn?
Ik geloof van niet. Er blijven er hier en daar
wel in leven, en mollen vermenigvuldigen eii
verspreiden zich snel,als er veel voer en weinig
concurrentie is. Is er die wel bij weinig
voedsel dan vreten ze toch elkaar op. De
natuur zorgt wel voor evenwicht ook nog
als de menechen het bedorven hebban.
E. HEIMAXS,
CORRESPONDENTIE.
L. d. W. te Buren. Uw vogeltje is een
roodborstje.
Kieuwpooten. Van vier verschillende natuur
vrienden, alkn uit de buurt van Den Bosch,
ontving ik in deze week de Kieuwpoot
(Brauchiput-) en de Bladpoot (Apusproduetus).
Vat daag (Donderdag) leven er nog verschei
dene in Artis (kleine Aquariumzaal i.