De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 10 april pagina 5

10 april 1910 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1711 DE AMSTERDAMMER WEEK B L AD VOORNEDERLAND. HET IS DIKWIJLS ONBEKEND welke voordeelen het gebruik van MAllul S AltUJflA biedt. Niet alleen zwakke soepen en bouillon, maar ook sausen, groenten, salade enz. geeft eene kleine toevoeging ervan een onvergelijkelgk fijnen, geurigen smaak. Volledige gebruiksaanwijzing is bij elk fleschje. imuiiiiMimiHHJMiiiiiiiirm AErDEÏ^DBI. Het traditioneele bitteruurtje voor de beeren ie voor ons moderne dames de five o' clock tea geworden. Ieder, die zich maar even de luxe kan permitteeren, gebruikt op meer of minder copiense wijze haar kopje fire o' clock tea. Vooral de mondaine vrouw kan zich haar jour onmogelqk denken in haar knns bondoir, zonder de bezoeksters en bezoekers een kopje thee te oflreeren. In Parijs wijdt de gast vrouw een wel ietwat téminutiense zorg aan de verkwikking harer gasten. Zy installeert gom* in baar salon een heosch boff't met keur en keus van delicatessen en snoeperyen: thee, pralines, petit-fonrs, sandwiches, caf glacéen wat dies meer zij l Maar ... men kan des Gaten zadel bekomenen", PD. ik heb medelijden met de arme dames du monde" die op vier of vijf ,,teas" per dag verschijnen en overal een klein Tien du tont" moeten nuttigen I Een soeciale contean-fonrehette is gefabri ceerd. Het is een meisje van zilver of doubl met een fantaise heftje van Saksisch porcelein. Het eind» van het lemmet is in tweeën gespleten en omgekruld ; zoo ontstaan 2 tandjes, die dienen voor vorkje. De Franache ecboone houdt nu het bordje in de linker hand, snijdt en prikt met rechter en ver orbert zoo het stukje delicatesse. Een handige trouvaille om de geganteerde handjes niet te late a bezoedelen door weer barstige kruimelt jes of kleverige confituurtjes! - Weenen gaat zijn zomers'aao in. De vroolijke Season" met ziin bals en carnavals in de-e joligste aller steden is we»r voorbij. De Oostenrijkschegchoonen Rebben allen een ware paa'ie voor godin Terpsichoré: De fesche Weanerin", die in haar schitterend geklenrd cnstunm, bare ranke leden in gracieuse lijnen en wendingen, keert en draait, en de dartele Tyrolienne in de houten herberz, die door haar jodelenden cavalier licht als een veertje in de lucht wordt geheven! Het evenement van den carnavalntiid was het keizerlijk bal in het Paleis te Schönbrunn. Ondanks de vele stormen die over zijn grijre hoofd zijn gegaan, houdt Frans Jozef nog van vroolijkheid en jolijt om zich heen. De grootste attractie van het bal was Elisabeth, de allerliefste achttiervjariee kleindoch ter van den Keizer. Hare moeder, aartsbertogin Va'erie, de steun en stut" van den goeden ouden Frans'', introduceerde Ella TOpr het eerst op een bal ten bove. Menig dansje depd Elisabeth nret haren neef, aartshertogKarel. deotoekomstigen«rft!eEaatn van den troon, waarop na*uurliik heel wat vroolijke en grappige toespelingen werden gemaakt. De Weeners zijn Inehthartig en wntt van nature, maar hunne adoratie voor Frans Jozef is echt en de hoop, dat zijn kleindochter nog eens als Keizerin op den Habsburgscrien troon zal zitten, doet hun 't harte popelen van vreugde I Haar naamgenoot Elisabeth, eenige dochter van wijlen aartshertog Rudolf, heeft van alle rechten afstand gedaan door haar huwelij t met Prins Windiechgreatn. Moge het grijze staatshoofd, dat al zooveel decepties on iervond, nu eindelijk eens een hartewensch vervuld zien I *** , UIT DB NATUUR CCCLXX. Mollen. Jawel, ik bedoel het werkwoord; dat doffe mollen, een van de vreesely'kste woorden die er in onze taal bestaan; ge hoort en ziet de daad door de simpele klank van dit ontzettend suggestie 'e woerd : de moord in stilte, waarbg geen geluid vernomen, geen tijd gelaten wordt voor een noodschreeuw, niet eens voor een doodskreet; niets dan die gedempte, smakkende, dofdreunende slag op het hoofd, van achteren toegebracht met een knuppel, een spade, een breekijzer; op eens dood, als een getikte mol. Ge herinnert u ook het dier,het zwarteglanzige rolletje dat ge op uw morgenwandeling ergens aan den kant van een korenveld of een weiland vondt liggen; ge hebt het immers met uw wandelstok of parasol een eindje voortgeschoven, het eens omgerold ; het eene eind liep spits toe, en daar, aan het snuitje, kleefde wat aarde of een heel klein beetje zand, een vreemd gekleurd zand iets roodachtig, het leek wel vastgebakken door bloed. Het was bloed. Die zachtige mollige rol was o 'erigens niet geschonden, alleen maar dat druppel-je blofd aan den snuit, waar de tik met de spade aankwam. Wat doet dit. diertje voor kwaad, dat bet altijd en overal gedood moet worden, zóó gerezeld, dat het dooden een tcekenend werk woord aan onze taal gaf: Het doet mij overlast," zegt de boer; het woelt mijn wei land om, gooit molshoopen op, die ik weer rollen moet." Het wroet in myn tuin," zegt de groentenkweeker, en werkt mijn sla en andijvie onder het zand, dan mag ik wasschen en weer nieuw planten." Dit alles is geen kwaad, o«h nee; wat weet een beest van goed of kwaad, dat bestaat niet voor een dier ja, voor een enkeier hond of kat of paard, misschien ; maar toch stel lig niet voor een mol. Het dier doet geen kwaad; schade, dat ia het woord ; maar ook daarvan, van dat schadedoen zijn nog niet eens allen overtuigd, die hem zonder aarzelen tegen den kop slaan, waar ze hem zien of vinien kunnen. Er zit meer achter; het is de haat, de domme,aangeboren, geen overwegen duldende haat tegen alles wat in het verborgen leeft, tegen alles wat er wroet in de duistere aarde. Komt het dier een enkelen keer boven den grond, dan werkt er bij den boer of stadsmaD, die toevallig voorbij gaat, een refli-x, en de dood, de moord is al volbracht, vóór de Qmsteroam. FAIT SUR COMMANDE DWh'S NOS ATELIERS TiSSU AMGLAIÖT^ESSE HAUTE. NOUVEAUT ooao^e SVtQ _ gedachte aan genade opkwam; dat komt eerst daarna; als, een behoefte aan vergoe lijken, aan een rechtvaardiging van de ondoordachte daad. Hoeveel menschen zouden ooit een levende mol hebben gezien! Stellig op elke honderd niet n, en die eene sloeg hem dadelijk dood. Wie hem wel eens in leven en bezigheid hebben gezien, de verst andise boer op den heel enkelen keer dat de mol, boven den grond een worm najaagde; de natuuronderzoeker, die het dier in een tobbe met aarde plaatste, om iets gewaar te worden van zijn levenswijs of de mollenvanger, wien het .om het dubbeltje dadelijke winst te doen was, ze zullen u geen van allen kunnen zeggen dat het een sympathiek dier is. Wel, dat de mol merkwaardig is ingericht op de levenswijze, die hij heeft te voeren. De oogjes zijn zoo klein en zoo door baren overdekt, dat een oppervlakkig waarnemer ze niet opmerkt, en spreekt van: zoo blind als een mol. Het dier werkt inderdaad op het gevoel, en dat zetelt voornamelijk in zijn vooruitgestoken snnitje; met dat varkenasnoetje tast hij, niet met zijn handen; die heeft hij noodig voor bet graafwerk. Dat werk moet goed en snel gaan, daarvan hangt zij a bestaan af. Als een voortgeschoten spoel moet hij door de gladde pijpen si ellen om het vlugge gedierte te verrassen, dat zijn zangen kruist; en is er een i ieuwe mijngang noodig, als een moderne machine zoo vlug en zeker werken de zijwaarts geplaatste voorpooten; de natun.- gp.f hem, evenah in zijn neus, in die had;j '3 nog een ex'ra-bo'je, bet sikkel beent j e, dat zijn graafnai djes nog breeder en steviger doet zyn. Ooren en staart? \ Absent of zoo geel als; ze zouden nergens toe dienen mis-chien wel hinderen, bem tegenhouden bij het graven, of houvast bieden aan het wezeltje, dat hem in zijn onderaardscV e gangen durft opzoeker. Schouders of heupen,?ze zijn er niet, het is een cylinderbeest, en zijn pels is zoo zacht en de achter waarts gerichte haren zijn zoo kort, dat dit voortschuivend rolle'je als pers vorm, als mal voor de gangen dient en de wanden afrondt of glad wrijft. Ongelooflijk groot is de arbeid, dien dat kleine dier veiricht; en evenredig daaraan is zijn behoefte aan voedsel. Men heeft hem ook nog de vaardigheid toegedacht een bijzonder kunstig nest te maken, een soort doolhof, inge wikkeld van bouw en vernuftig van vinding; maar dat is een fabel gebleken; zijn nest, de ke tel, is een gewone holte, met een paarextra toe gangen en een of twee pijpen, die er omheen liggen, er boven over of er onder langs loopen; niet meer, vaak nog minder. Hij heeft bui tendien al genoeg te graven ; de verwerkte en hinderlijke aarde naar buiten te weikea, is ook geen kleinigheid; dertig, veertie molshoopen op n lentemoruen door n dier opgeworpen, geven eenig idee van de lengte der mijngangen in een paar uren tyds ge graven. En al dat razend haastige werk doet hu alleen om voedsel te vinden voor zich en soms voor de vijf of zes jongen, die als miniatuurbiggetjes van een paar centimeter leegte op et-n hoopje in de nestketel liggen. Het is geen overdrijving, wat in school boekjes te lezen staat, dat een mol dagelijks meer eet dan hij wee» t. Daaruit wordt dan afgeleid hoe nuttig zoo'n diertje is, afgezien ^-? Molsnesten. Rechts: drie van de meest voorkomende vormen; links: een vorm die zelden voorkomt. Het donkere geteekende is het diepst geleger. nog van de doorluchtigheid, die hij de aarde bezorgt, en de mest, die bij er in achieilaat. Maar de tijd is voorbij, dat het klein ge dierte in en op de aarde zoo maar zonder onderscheid als schadelijk voor den land bouwer of veehouder werd beschouwd. De mol eet in den regel wormen, dat is zijn hoofdschotel en ... wormen behooren tot de nutti.ste dieren der aarde. Waar zij niet voorkomen is het bebouwen van den grond, en ook van den vetsten en zwaarsten, nut teloos werk ; zij zyn de luchtververschers en humusmakers. Alleen indien er een groote menigte lar ven van schadelijke torren of vlinders of muggen in den bodem voorkomt, kan de schade die de mol in het wei- en bouwland doet, door het wegvreten van de aardwormen het omgooien van het zaaigoed en het op werpen van zandheuvels vergoed, misschien overtn ffen worden, door het wegvangen van ergeilingen, ritnaalden en emelten. In een moestuin, een bloementuin en op kleine kampen weiland, kan de mol heel schadelijk zijn, en het blijft altijd twijfelachtig of de hoer blij moet zyn met de mollen in zyn weiland of dat hij ze wegwenschen zal. De wetenschap kan tot nu toe hierop geen algemeen ai twoord geven. Maar nu is een experiment begonnen, zoo grootse aeepsch, dat op de kwestie wellicht binnenkort een beslist antwoord kan gegevc-n worden. Het noodlot der mollen heeft het gewild, dat een Engelsche dame, die bij toeval het gladde glanzende velletje van een gesneuveldt n mol streelde en den diepen fluweelen weer schijn in het zwart opmerkte, zich een pels wenschte van zulk een mooi gloedrijk bont Zij had de middelen, en haar wenech werd vervuld : een paar inollenvangers gingen .er op uit en brachten baar in eenige dagen duizend mollenvelletjee; de bontwerker zette ze zoo mooi aaneen dat er een prachtjjelg uit ontstond; voor ai-dere dames om juloersch op te worden. En <-r werden rijke vrouwen jaloersoh op den mantel van Lady Greybu-y; de koningin droeg er een hij een audiëntie en mollenbont was mode geworden. Dat was de dood van ontelbare m >llen; niet alleen in Engeland, maar overal waar mollen leven en EngHlsch geld gangtiaar is; dus bijna overal. Mollenvangers die hun ambacht vergeten waren, leerden het opnieuw; jongeren gingen in de leer hij behendige mollenjagers; honden werden afgericht en verhandeld tegen hooge prijzen, eu sedert een paar jaar kunt ge overal in ons land, in den vroegen morgen en in den namiddag de jagers bezig zien in het Es ist eine alte Geschichte... La femme... een liefde ... een andere liefde .,. duel... dood ! l Zoo had ook het lot beslift over Ferdinand Lassalle den grooten Duitechen socialist. Madame Racowitza de oorzaak van zijn tragisch einde, verhaalt in haar j nist versche nen boek Von mir und Anderen" van hare intieme relatie tot den vader van het soci alisme". Zy vertelt haar romantische geschie denis en den strijd van de twee pretendenten naar haar hand en hart, Racowitza en Lassalle. Het einde was een duel op leven en dood .tusschen Rus en Duitscher. Na den dood van Lassalle huwde zij den overwinnaar, Verscheiden aardige bijzonderheden, meer of minder bekend over haar Verb altnis tot Lassalle worden door haar gememoreerd. * * * Alles aan de vrouw is een raadsel"! Also spraeh Zarathastra. De oude heer was, zooals uit het werk van Nietszche te zien is, nooit zeer galant tegen de vrouwelijke sekse. Maar hoeveel vinnige en stekelige philippika'szou by nog gehouden hebben, had hu der vrouwe Mode eens nader bekeken. Dan luidde het gewis: Set raadsel aller raadselen aan de vrouw is de Model l Om over Mode te praten of te schrijven is al even ondankbaar als een twistgesprek over smaak.... De gustibus non est disputandum ! De Mode is een vrouwelijke tyran, die ak keizerin in baar ry'k, geen parlement van eigenwijze raadgevers of volksvertegenwoor digers duldt en....zonder wetten voor schoon heid of hygiëne haar scepter zwaait. Zij zweeft als Zeppelin over het arme hulpeloozemenschdom dat met open mond haar aangaapt en... Hoera!" roept! Zij komt als een wervel wind aangesuisd, wild als een vroolijke bakviech, die als enfant terrible" de heele familie door hare têtisee blameert en toch de lieveling is van allen. Al sedert jaren, al sedert Lodewijk XIV den Roi Soleil", troont keherin Mode in het zondige Parijs, in eeuwig bloeiende pracht. En als een voratinne uit een sprookje bly'ft ze jong, neen ! wordt ze steeds jonger. Men spreekt tegenwoordig zelfs van een Mode a la Kind, met haar trotteurrokjes tot even de enkels en, de vierkant uitgesneden halsjes aan de blouses. Maar ... na actie volgt reactie en mifschien komt de aleep, die een poosje verbannen is geweest uit het Mode-rijk, weer en vogue ec herleeft de mooie straatdeun, die zoo roerend eindigt: Moeier, het is mijn sleep! INTERIM. loiionl ?an TiióscMften. De Vrouw en haar Huis No. 12 : Kinderverdriet, door Jobanna Steketee. 'sjLevens schoonheid, door Ellen Key. Aan Isadora DiiEcan, door M. Heybroek. Huisvlijt, door H. van der Mandere. Volkskunst en Volksdracht, door Elis M. Rogge. Kralentapebje. Een praatje uit Londen, door H. Baart de la Faille. Deensch Kunstnaaldwerk II, door A. Hinast Ons Pbstwezen. door E. Scbonbere. - Het voeren van mantels, door Greta. Onze Babykleeding VI, door P. B. EIck wat wils. Wat ge niet weet of mogelijk weet. Kleine Joop in zijn gebreid pakje. Voor de kleintjes. Nieuwe uitgaven. Bericht o v-er patronen. weiland, vooral op de klei. Ze hebben een gewonen siephond" by zich, die ruikt den mol in den grond, zooals het varken den truiï'el; de jager wipt hem met zijn spade, en de hond bijt den mol dood, als de jager zelf hem niet gauw genoeg kan tikken. Hoeveel mannen er zoo dagelijks uit mol len" gaan, kan ik niet zeggen; wel weet ik dat er tientallen bezig zijn, in een betrek kelijk klein terrein, en dat een buit van honderd mollen per dag voor n man geen zeldzaamheid is.' Elk velletje wordt op het oogenblik door den huidekooper betaald met 13 a 15 et. naar de grootte, zoodat het dagloon na een gelukkige jacht niet gering is. Ik zelf heb aan n man ? 14.70 zien uitbetalen voor de opbrengst 105 mollen op n dflg gevangen. Een stellig te geringe schatting is het niet, als ik, op grond van uit de eerste hand verkregen inlichtingen, het aantal in deze Paa^chweken in ons land voor Engeland en Amerika geprepareerde mollevelletjes op honderdduizend stel. Is dit geen afdoende proef? In Friesland is het mollen vangen voor een paar jaar be gonnen, en daar is nu al geen brood meer te verdienen, de jagers komen in deze weken per fiets uit het Noorden af zakken naar O very'se i en Gelderland; hun speurhondje voeren ze in een mandje mee en ze maken goede zaken zooa's ik zei; de boeren geven hun gaarne verlof om hun werk te doen. Ik wil over het akelige van dit mollen'* niets meer zeggen. Ofer den practischen katt alleen nog dit: Indien de mollen werkelijk in het algemeen gesproken nuttig zijn, zal dat binnenkort moeten blijken. Of het dan te laat zal zijn? Ik geloof van niet. Er blijven er hier en daar wel in leven, en mollen vermenigvuldigen eii verspreiden zich snel,als er veel voer en weinig concurrentie is. Is er die wel bij weinig voedsel dan vreten ze toch elkaar op. De natuur zorgt wel voor evenwicht ook nog als de menechen het bedorven hebban. E. HEIMAXS, CORRESPONDENTIE. L. d. W. te Buren. Uw vogeltje is een roodborstje. Kieuwpooten. Van vier verschillende natuur vrienden, alkn uit de buurt van Den Bosch, ontving ik in deze week de Kieuwpoot (Brauchiput-) en de Bladpoot (Apusproduetus). Vat daag (Donderdag) leven er nog verschei dene in Artis (kleine Aquariumzaal i.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl