De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 10 april pagina 6

10 april 1910 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAM M E il WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1711 Fingch meer in den omtrek van Helsingfors. Finland en de Pinnen. Het groote Russische Rijk in Europa, met zijn vrijwel gelijkvormig landschapgkarakter, dat men in het algemeen ala de Oost-Buropeesche laagvlakte aanduidt, gaat naar het Noord-Westen met een nagenoeg zelfstandig geologisch en morpholpgisch gewest over in het bergland van bkanainavië. Daar ligt, tusgchen de Botnische Golf in het Westen, de Pinsche Golf m het Zuiden, en de lijn, getrokken van de Witte Zee naar het Onega- en Ladogameer in het Oosten, een overgangsland, dat in uiterlijk zoowel van Skandinaviëals van de Russische laagvlakte verschilt, en dat men als de Fintche landbrug aanduidt. Het grootste gedeelte van dit land bestaat uit een plateau van 130 tot 200 M. hoogte alleen in het Noorden verheft het zich tot hoogstens 700M. geyormdmtarchaeïsche gesteenten, vooral gneis. kristallijnen lei en graniet, en maakt dus, wat den geologischen bouw betreft, n geheel uit met oostelijk Skandinavië. Deze twee gebieden dragen wegens hun in morphologisch opzicht eigenaardigen reliefvorm te zamen den naam van het Baltische schild, dat de Botnische Golf aan drie zijden omringt. In het geolofisch verleden was deze landstreek langs e inzinking van de Finsche Golf en het Ladoga- en Onegameer tot aan de Witte Zee van bet overige Rusland gescheiden, welke scheiding zich langs de meren van Zuid-Zweden verder voortzette. Het gedeelte van dit gebied, dat zich ten Oosten van de Oostzee uitstrekt, maakt het Grootvorstendom Finland uit. Eigenaardig is, dat het geologisch samenhooren gedu rende langen tijd ook met een staatkundig aan elkander verbonden zijn gepaard ging; tot 1809 toch behoorde Finland tot Zweden, en eerst in dat jaar werd Finland het slachtoffer eener rampspoedige staatkunde, die het aan Rusland vastketende. Wat de kustformatie betreft, komt Fin land in vele opzichten sterk met Skandinavi overeen. Het geologisch proces, dat de Bot nische Golf heeft gevormd, verbrokkelde ook de kust van Finland in ontelbaar vele kleine rotseilandjes, de merkwaardige klip pen der zgn. Scheeren, van de kust afge sneden stukken rots, die groepsgewijze, als kleine eilanöjes,in groote menigte de kust omzoomen. Merkwaardig zijn hier de afgeronde, glad geslepen vormen, vol krassen en lijnen in n bepaalde richting, welke duidelijk aantoonen, dat de machtige hand der natuur vele eeuwen geleden met bewegend gletscnerüs het landschap geformeerd heeft. Die eilandjes staan daar als de overblijfselen der landverbinding in vroegere tijden, welke thans diep onder het water der binnenzee verborgen ligt. Na een smalle, lage, op vele plaatsen moerassige kuststrook, uit welken lossen, aangeslibden bodem hier en daar nog de gneis- en granietmasea van den diepen onder grond met koppen en ruggen opduikt, stijgt het terrein landwaarts spoedig tot het eigen lijke plateau van Finlasd. In vogelvlucht gezien, trekt het terstond de aandacht, dat dit land, hoewel overal rotsachtig, zich ner gens tot een aanzienlijke hoogte boven het overige plateau verheft. Het is een reus achtige rotsvlakte, ongeveer van de grootte van Duitschland, rijzend en weer dalend met zachte glooiingen, zoodat de verhef fingen nauwelijks in het oog vallen Wie de rotsmassa nader beschouwt, als de dunne laag teelaarde, die haar bedekt, verwijderd is, ziet ook hier weer de werking derdiluviale gletschers, welke den rotsbodem in een arbeid van duizenden jaren hebben afgeslepen. Doch diezelfde gletschers hebben ook diepten uitgeschuurd of opengehouden, elders door moraines lage dammen van rotspuin bij elkander gebracht, waardoor de lichte schakeeringen in het terrein zijn ontstaan, welke een landschap schiepen, meer dan eenig ander aangewezen tot het vormen van meren. De meren met hun woeste Noorsche schoonheid vormen het eigenaardige van het Finsche landschapskarakter. Geen land is rijker aan meren dan Finland; zij nemen ongeveer V' der oppervlakte in beslag. Niet ten onrechte wordt Finland hetiand der duizend meren" genoemd! Overal, waar een uitholling in het rot s vlak is gevormd, verzamelde zich het kristalheldere water, door grillige vormen der oevers begrensd, ter wijl uit den waterspiegel talrijke kleine rotseilandjes opduiken. De meestemeren hebben een langwerpige gedaante, van het Noorden naar het Zuiden, en slechts weinige vor men afzonderlijke, afgesloten waterbekkens; het meerendeel gaat in andere over door versmallingen, waar niet zelden het water zich over de rotsruggen in schoone watervallen naar beneden stort. Zoo is Finland in zijn binnenste gedeelten een labyrinth van land en water door elkander, van meren en moerassen, met lage heuvel rijen en komvormige, slenkaehtige, onvol tooide dalen, waarlangs het water weg vloeit door beddingen van zeer afwisselende breedte en met grillige vormen. Nu eens verbreeden de rivieren zich tot meren, dan weer worden zij afgebroken door rotseiland j es en klippen, hier zijn de oevers steil en rotsachtig, elders bestaan zij uit breede mperaizoomen. Zoo is het binnenland van Finland. Evenwel, trots dien overvloed van water bedekking ziet men er zelden een groote, aaneensluitende watervlakte, daar de meren zich door grillige bochten in alle richtingen verliezen. De naaldhout wouden op de heuvel ruggen, de groene weiden in de dalen tusschen de dennen wouden, zich overal weerspiegelend in het heldere water, dit alles geeft aan het Finsche landschap een eenig karakter in Europa. Weide, woud, rots en water groepeeren er zich tot landschappen, die, hoe gelijksoortig ze door dezelfde elementen in het algemeen ook zijn, toch door hun steeds wisselende vormen overal van elkander af wijken, en bij elke schrede, die men er zet, nieuwe verrassingen bereiden. De binnenlanden van Finland, waar de wegen nog weinige zijn, en de bevolking gering is, geven thans nog een beeld van de natuurtoestanden, zooals die in NoordEuropa waren gedurende de eerste eeuwen des geschiedenis, toen de oudste stammen zich hier vestigden. In de onmetelijke wouden des lands ruischen nog de natuur stemmen, die den luisterenden woudbewo ners met plechtigen ernst hun mythen en sagen verhalen. Het binnenland met meer aan meer, afgebroken door boomrijke ei landen en landtongen, door beken, velden en heuvels, is onnoemelijk rijk aan afwis selende effecten van licht en schaduw, vooral wanneer de zomerzon door een half bewolkten hemel haar stralen over het landschap uitgiet. Van de bijna zwarte sparren in de moerassige laagten tot het donkere dennen woud op de hoogere gedeelten en de lichtgroene berken met hun witte stammen, die in een krans den voet en de hellingen der hoogste heuvels omringen, ziet men in Finland alle kleurentonen in schilderachtige schakeering. In dit eigenaardige landindividu met oude vormen vindt men nog de overblijf selen van eene bevolking, die tot de oudste vgn Europa kan gerekend worden. Finland heeft zijn naam van den volksstam der Finnen, een tak van het Mongpolsche ras. De Finsche stam wordt in vier familiën ingedeeld: 1. de Oegriërs (Oatjaken, Wogoefen en Magyaren), 2 de ll'ulga-Jtoelgaren (Tsjeremissen en Mordwinen), 3. de Pertinërs (Permiërs, Syrjenen en Wotjaken), en 4. de Finnen in engeren zin. De Finnen in ergeren zin, ook wel Tsjoeden geheeten, zijn de oude bewoners van het tegenwoordige Finland. Zij noemen zich zelf Soeömalaiset, hun land Soeoini, wat moerasvolk en moerasland moet beteekenen, een naam, die het karakter des lands juist aan geeft. Den naam Finnen hebben zij van de Duitschers gekregen,en hangt samen met Let woord Fenn, d. i. veen. Ook in Nederland hebben wij den naam ven, venne nog om een moerassig stuk lands aan te duiden. Da Finnen aan de Botnische Golf hebben zich sedert lang sterk met Germanen (Z weden) en Slaven vermengd, en van hen vele gewoon ten, woorden en kunsten overgenomen. In ouden tijd vormden de Finnen hier een primitief volk, met een half nomadisch karakter,en dat des zomers in lederen tenten, des winters in ondergrondsche J oerten" woonde. Reeds Herodotus schijnt een opper vlakkig bericht van deze kinderen van het noorden gehad te hebben, ze beschouwende als een volk, dat aan gene zijde der akkerbouwende Skythen woonde, met een eigen taal en in een land, waar de zon niet meer schijnt. Tacitus noemt het eerst den naam Finnen, en zegt van hen, dat zij van kruiden leefden, zich met dierenhuiden kleedden, geen paarden bezaten en geen ijzer kenden. In het tegenwoordige Finland woonden in den voorhistorischen tijd de Lappen, die later door de Finnen onder worpen en verdrongen werden. Hier bleven de Finnen als vrije mannen gevestigd, tot dat zij in 1157 door koning Erik van Zwe den onderworpen en tot het Christendom Finsche boerenwoning. Tegen den grooten oven aan, niet zooals in vele streken van Rusland er bovenop, is een slaapgelegenheid. gebracht werden. Dit belette evenwel niet, dat het volk nog tal van oude heidensche gewoonten en opvattingen bewaarde. Na de Hervorming werd hier, evenals in Zwe den, de Luthersche godsdienst ingevoerd. Finland bleef van de Zweedsche bezittingen ten Oosten der Oostzee het langst staat kundig met Zweden vereenigd, maar in 1809, in den tijd der Napoleontische oor logen, moobt Zweden het aan Rusland afstaan. .-Sedert dien tijd is Finland met Rusland vereenigd. Finland was in den laatsten tijd van het Zweedsche bestuur een constitutioneele monarchie, op grond van de Zweedsche grondwet van 29 Augustus 1772 en 21 Febr. en 3 April 1789. Toen den 29en Maart 1809 Alexander I op den landdag van Finland als Grootvorst gehuldigd werd, beloofde hij, de religie en de grondwet des lands en de privilegiën en rechten des volks, zooals zij die tot nu toe bezaten, te zullen handhaven en bewaren. Finland was met Rusland ver eenigd, doch had eigen wetten en vertegen woordiging en een zelfstandig bestuur. De verbinding met Rusland had het karakter van een dynastiek* of personeele Unie, zonder dat Finland deel uitmaakte van Rusland. Zoo was de toestand, totdat het bekende Februarimanifest van den Czaar (5 Febr. 1899) die autonomie van Finland aan banden legde. Wij zullen hier de verdere geschiedenis niet behandelen, doch ons bepalen tot eenige mededeelingen over het Finsche volk. Finland heeft een oppervlakte van 373604 K.M-'. d.i. grooter dan Groot Brittanniëen Ierland, en daarvan bestaat 41660 K.M'-', uit meren. Het aantal in woners bedraagt ruim 2 7 mill., dat is ruim 82 per K.M-. Finland heeft, evenals Zweden, het voordeel, sedert 168G een goede bevolkingsstatistiek te bezitten, die sedert 1750, toen de bevolking 421537 zielen bedroeg, geregeld gepubliceerd werd. Het was de kerk, die deze bevolkingsregisters bijhield. De hoofd bevolking maken de Finnen uit, ongeveer 86 pCt., verdeeld in twee hoofdstammen, de Tawasten in het Zuidwesten en de Kareliërs in het Oosten en Noorden. De Zweden maken er ± 14 pCt. der totale bevolking uit, en behooren tot de aanzienlijken. De meest ontwikkel den spreken ook de Zweedsche taal. De Zweden wonen meest in de kuststeden, op de eilandjes van de Finsche Golf, op Aland (Ooiand) en in Ooster-Botnië. liet zuiverste Finsche element wordt ver tegenwoordigd door de Tawasten, sterk ge bouwde personen, zwaar van hoofd, met grooten mond, blauwe, kleine oogen, die een weinig scheef staan, en blond haar, dat by velen in het gele overgaat. Blom als een Fin" is een spreekwoord in de Russische grensgewesten De Tawastea worden be schouwd als langzaam, met een karakter, dat naar het melancholieke overhelt; zij spreken weinig, zijn eerlijk, rechtschapen, erkentelijk voor weldaden, geduldig in ziekte en ellende, fatalisten in de hoogste mate, conservatiefin merg en been. Gaarue noemen zij zich [lémóltüet", d.i bewoners van de meren. De Kareliers zijn van geheel anderen aard en uiterlijk. Zij ziin groot van gestalte, hebben een welgevormden moni, breed voor hoofd en niet het geelblonde haar der Tawasten,maar kastau.JBbruine,langelokken. In karakter zijn zij vroolijker en levendiger, meer ondernemend en met een geest van initiatief. Finland is hoofdzakelijk een land van veehouderij en bqsschen; de eigenlijke ak kerbouw treedt bij deze takken van bestaan op deri achtergrond. Het klimaat zoowel als de bodem maken het cultuurland het best voor do veehou derij geschikt. Het doel der veehouderij is vooral de melkerij en de boterbereiding; daarbij treedt het vetmesten van het vee geheel op den achtergrond. De geringe ontwikkeling der varkensteelt staat hier mede in verband. De wouien nemen een groote oppervlakte in: ongeveer 56 pCt. der oppervlakte des lands. De producten van de wouden zijn er het eerste uitvoerartikel; houtproducten en papier maken 70 pCt van den uitvoer uit. Daarop volgt de boter met 13jCt. Aan de ontwikkeling der rund veeteelt worden in de laatste kwarteeuw alle krachten ge wijd. Van groote beteekenis is verder de vischscherij voor dit land: de meren zijn schier alle rijk aan visch. De rnijiibouw is in Finland nog niet hoog ontwikkeld. Goud en ijzer werden als delf stoffen gewonnen, doch de goudopbreLtJSt is achtergeguan. Hoewel geen nij verheidsland heeft men zich toch in den laatsten tijd kracntig op de industrie toegelegd, hetgeen door de Rogeering bevorderd werd. Wegens den grooteu rijkdom aan hout en de vele water vallen, wier arbeidsvermogen kan geëxploi teerd worden, staat de houtindustrie bovenaan; zaagmolens en fabrieken van cellulose voor de papierbereiding zijn er van groote beteekenis. Ook het aantal leerlooierijen is van belang. De grondeigendom is voor 60 pCt. in handen van particulieren. In het noorden van Finland is de staat meest eigenaar; in het Zuiden zijn 90 pCt. en meer privaat eigendom. Van de privaat-eigendommen is 16 pCt. in cultuur, 44 pCt. is bosch en 40 pCt. is woeste grond of water. Wy moesten ons in de mededeelingen omtrent dit eigenaardige land en zijn volk beperken tot een kleine schets. Doch mogen wübesluiten met de verzekering, dat dit land en dit volk in menig opzicht een diepere studie en een grootere belangstelling dan hun tot nu toe ten deel vielen, ten zeerste verdienen. Finland, hoewel tusschen 60 en 67°N.B. gelegen, hoewel met een schralen bodem en een ruw klimaat, heeft door den ver en den ernst des volks een zekerewelvaart verworven, en ook aan o itwikkeling en beschaving is de zorg van regeering en bevolking gewijd. Om slechts iets te noemen, zij er op gewezen, dat de lessen aan de Universiteiten gratis toegankelijk zijn voor het publiek. De Finsche volksgeest wordt verder door de volgende beide feiten schoon geteekend, en in een helder licht geplaatst: trots de verstrooide nederzettingen des lands is de volksontwikkeling er veel hooger dan in de meeste Europeesche staten, en schier nergens is het gebruik van alkoholiiche dranken zoo gering ali hier. Den Haag. Dr. H. BLIXK. HenlM, DB ONAFHANKELLJKHEIDSFEESTEN EN DEKA/ERNE OEANJE-NASSAU TB AMSTERDAM. Overal in ons land worden pogingen aan gewend om het honderdjarig herden kmgéfeest van Nederlands' onafhankelijkheid waardig te vieren. Ook Z. K. H. Prins Hendrik werkt hiertoe krachtig mede. Vóór nog bepaald plannen worden gemaakt, wijs ik hier op de kazerne ranja-Nassau, als een karakteristiek gebouw uit net laatst van den tijd onzer afhankelijkheid, toen wy bij Frankryk ingelijfd waren. Mag ik er autoriteiten, feestcommissie, architecten, beeldhouwers, decorateurs enz., enz., op attent maken, dal zij hier een motief voor toepatsilijke venieringen kunnen vinden, dat nergens anders zoo goed en duidelijk voor komt? Een motief dat zoowel t,den Franschen tijd' als hel Huis van Oranje Nassau" tymboliseert? 't Is vooral nu, na de restauratie, duidelijk te zien in het frontispies dezer kazerne. Hulde en dank daarom aan den onoekenden lastgever dezer restauratie voor het oeeidhouwwerk in dit frontispiep, die (oewust of onbewust) de gelukkige gedachte heeft gehad, dit hoogst belangrijk en karakteristiek teeken des tijds", onveranderd te laten. Bezien wij 't nu eens nauwkeurig. 1S18-1913. De herstelling van het beeldhouwwerk in het frontispies van de kazerne Oranje Nassau is, nu ik dit schrijf, zicntbaar geworden. De bewerking is in goede handen geweest. Men besft alles gelaten, precies, zooals het vroeger was. In dit speciaal geval is dat van groot be lang, want uit het kolossaal relief is af te leiden, dat de O/anje-Nassau" is gebouwd in den Franseaen lijd" en voltooid onder Prins Willem Frederik, oudste zoon van onzen, naar Engeiand uitgeweken en daar overleden Stadhouder Prins Wülem y. Deze zoon waa m 1813, terstond na 't verjagen der Frauschen, iu ons Jand teruggekeerd en na 't bezweren der nieuwe grondwet, tot Souverein Vorst uitgeroepen als Prins Willem VI. Toen in 1815 het Weener Congres" de Zuidelijke Nederlanden by Noord-Nederland had gevoegd, werd deze als WiJem I Koning over de nu weer Vereenigde Neder landen en Groothertog van Luxemburg. Hiermee in overeenstemming 19 ook het beeldhouwwerk. Dit sielt niet voor het tegenwoordig Nederlandsen wapen, maar dat van genoemden Souvereinen Vorst, een wapen dat glecnis kortstondig heeft bestaan en daarom slechts sporadiccu voorkomt. Achter dit wapen zijn attributen aangebracat en het geheel is weer geplaatst op een mantel, die sierk herinneren aan de attributen en den mantel van het wapen van koning Lodewijk Napoleon en van den keizer van Frankrij R, Napoleon I. Een en ander doet uiij vermoeden, dat aanvankelijk de bedoeling is geweest, hier een keizerlijk wapen aau te Drengen. Toen eciHer tijdens de bewerking de regerings zaken in ons land een keer namen, heeft men hoogst waarschynlijk het keizerlijk wapensctiild met d. n adelaar laten vervallen en daarvoor in de plaats gesteld dat van den Souvereinen Vorst der Vereenigde Neder landen. Om na te gaan, of mijn veronderstelling jnist wa<, heb ik een onderzoek doen initellen, waaruit o. a het volgende bleek: Tydens da Franeche overheersching (die men gewoonlyk, vooral onder het volk, den Franschen tijd" noemt) werd de stad Amsterdam erg geplaagd door herhaalde en soms vry langdurige inkwartiering. Weldra werd voor deze zeer lastige en veeleischende gasten slechts zeven stuivers per penoon en per dag bekomen... alt deze 't goed gehad hadden, zoodat er niets te klagen viel. Meenden zy iets aan te merken te hebben, dan werd eenvoudig niets uitgekeerd, wat men nog wel zoo voordeelig en. gemakkelyk vond. De ingezetenen beklaagden zich hierover ernstig bij den bevelhebber der stad, den hertog van Reggio, die ook reeds lang on tevreden was orer de verstrooiing van zijn manschappen door die inkwartiering. Hy begreep, hoe moeilyk het zon zy'n, die bij een overval of wanneer 't om een andere reden noodig was, spoedig te vereenigen. Daarom waren reeds vroeger drie houten cazernen" of barakken voor de soldaten gebouwd, de eerste in de Plantage (waarnu 't Wertheimplantsoen en de ruïne van den Parkschouwburg gevonden worden) De tweede kwam by de Utrechtsche Poort, over de toenmalige Ojsenmarkt". De derde werd by de Leideche Poort ingericht. Voorts kwam de hoofdwacht in een loods op het Reguliersplein over de Waag. Toen dit alles nog lang niet voldoende was en steeds veel inkwartiering noodig bleek, stelde de hertog van Reggio aan de ingezetenen voor, een flinke som by'een te brengen voor het bonwen van een groote steenen" kazerne, te bouwen op den grond van de Heertjes Lynbaan, tnsschen de Muidtrpoort en het Funen. In ongelooflijk korten ty'd werd een bedrag ingezameld, dat ruim voldoende bleek voor een steenen kazerne van 959 voet lang en 95 voet breed, met drie verdiepingen en ingericht voor 2400 man. De bevelhebber der stad, genoemde hertog van Reggio, legde in 18 U den eersten steen en noemde de kazerne: Sint Charles". In 1813, na 't verdry'ven der Franschen, werd deze naam veranderd in: Oranje Nassau' en kreeg het gebouw in het frontis pies het wapen van den Souvereinen Vorst prins Willem Frederik, die als prins Willem VI het landsbestuur aanvaardde. Voorts werd ze versierd met oorloggattributen. Het gebouw heeft den hoofdingang in 't midden en ia verdeeld in een rechter- en linkervleugel". Tot zoover deze inlichtingen. *.* By de samenstelling van het wapenschild van den Sauvereinen Vorst heeft men blijk baar dat van koning Lodewyk Napoleon gevolgd. Dit was a s volgt samengesteld: Schild gevierendeeld; I en IV het oude Statenwapen, of, zooala men 't kortweg noemde: de leeuw met de pijlen' en nog korter: de eendracat", II en III bevatten den Franschen adelaar. Wat was nu natuurlyker, dan dat by den terugkeer van ons Oranjehuis de adelaar werd vervangen d»or het wapen van Oranje met het stamwapen van Nassau als hartschild.' Het wapen was dus nog al gecompliceerd en koning Willem I, ztker aan de spreuk gedachtig: Hoe grooter man, hoe eenvou diger zy» wapen", tchonk op zijn eersten koninklijken verjaardag aan ons land en Zijn Koninklijk Huis een nieuw wapen. In dit nieuwe wapsn werd gesymboliseerd het Huis van Oranje-Nassau, verheven tot den Kouinklyken Troon der Vereenigde Nederlanden. IJaartoe gaf hij den leeuw van zy'n Nassau's stamwapen de attributen van den Statenleeuw in de pooten en plaatste de koninklyke kruon op den kop van dien leeuw. Uitgezonderd enkele wijzigingen, die later zy'n aangebracht, is dit het wapen van Neder land en zijn Vorstenhuis gebleven. Vroeger (tot aan de Fransche Overheersching), voerden Staten en Vorstenhuis elk hun eigen waper. Thans was dus ook gesymboliseerd, dat nu Vorst en valk n, wj.ren, zooals ook alty'd het geval was geweest met onze koninklyke en nationa:e oranje of rood, wit en blauwe vlag. Zoo is het wapenschild van den Sauvereinen Vorst een belangrijke schakel in de geschie denis van ona Nederlandsen wapen, dat opgebouwd is uit de wapms van Oranje-Nassau en Holland en uit de attributen van de Unie van Utrecht met die van de Koninklijke waardigheid. Tevens blijkt uit het bovenstaande, dat ons Nederlandach en Koninklijk wapen beant woordt aan de Geschiedenis van Ne Ierland en aan die van het Hun van Oranje-Nassau en dat het tecens een afspiegeling is van den geest van den tijd, waarin het wapen is ontworpen. T. v. D, LAARS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl