Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAM M E il WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1711
Fingch meer in den omtrek van Helsingfors.
Finland en de Pinnen.
Het groote Russische Rijk in Europa,
met zijn vrijwel gelijkvormig
landschapgkarakter, dat men in het algemeen ala de
Oost-Buropeesche laagvlakte aanduidt, gaat
naar het Noord-Westen met een nagenoeg
zelfstandig geologisch en morpholpgisch
gewest over in het bergland van
bkanainavië. Daar ligt, tusgchen de Botnische
Golf in het Westen, de Pinsche Golf m het
Zuiden, en de lijn, getrokken van de Witte
Zee naar het Onega- en Ladogameer in
het Oosten, een overgangsland, dat in
uiterlijk zoowel van Skandinaviëals van
de Russische laagvlakte verschilt, en dat
men als de Fintche landbrug aanduidt.
Het grootste gedeelte van dit land bestaat
uit een plateau van 130 tot 200 M. hoogte
alleen in het Noorden verheft het zich tot
hoogstens 700M. geyormdmtarchaeïsche
gesteenten, vooral gneis. kristallijnen lei en
graniet, en maakt dus, wat den geologischen
bouw betreft, n geheel uit met oostelijk
Skandinavië. Deze twee gebieden dragen
wegens hun in morphologisch opzicht
eigenaardigen reliefvorm te zamen den naam
van het Baltische schild, dat de Botnische
Golf aan drie zijden omringt. In het
geolofisch verleden was deze landstreek langs
e inzinking van de Finsche Golf en het
Ladoga- en Onegameer tot aan de Witte
Zee van bet overige Rusland gescheiden,
welke scheiding zich langs de meren van
Zuid-Zweden verder voortzette.
Het gedeelte van dit gebied, dat zich ten
Oosten van de Oostzee uitstrekt, maakt het
Grootvorstendom Finland uit. Eigenaardig
is, dat het geologisch samenhooren gedu
rende langen tijd ook met een staatkundig
aan elkander verbonden zijn gepaard ging;
tot 1809 toch behoorde Finland tot Zweden,
en eerst in dat jaar werd Finland het
slachtoffer eener rampspoedige staatkunde,
die het aan Rusland vastketende.
Wat de kustformatie betreft, komt Fin
land in vele opzichten sterk met Skandinavi
overeen. Het geologisch proces, dat de Bot
nische Golf heeft gevormd, verbrokkelde
ook de kust van Finland in ontelbaar vele
kleine rotseilandjes, de merkwaardige klip
pen der zgn. Scheeren, van de kust afge
sneden stukken rots, die groepsgewijze, als
kleine eilanöjes,in groote menigte de kust
omzoomen. Merkwaardig zijn hier de afgeronde,
glad geslepen vormen, vol krassen en lijnen
in n bepaalde richting, welke duidelijk
aantoonen, dat de machtige hand der natuur
vele eeuwen geleden met bewegend
gletscnerüs het landschap geformeerd heeft. Die
eilandjes staan daar als de overblijfselen
der landverbinding in vroegere tijden, welke
thans diep onder het water der binnenzee
verborgen ligt.
Na een smalle, lage, op vele plaatsen
moerassige kuststrook, uit welken lossen,
aangeslibden bodem hier en daar nog de
gneis- en granietmasea van den diepen onder
grond met koppen en ruggen opduikt, stijgt
het terrein landwaarts spoedig tot het eigen
lijke plateau van Finlasd. In vogelvlucht
gezien, trekt het terstond de aandacht, dat
dit land, hoewel overal rotsachtig, zich ner
gens tot een aanzienlijke hoogte boven het
overige plateau verheft. Het is een reus
achtige rotsvlakte, ongeveer van de grootte
van Duitschland, rijzend en weer dalend
met zachte glooiingen, zoodat de verhef
fingen nauwelijks in het oog vallen Wie
de rotsmassa nader beschouwt, als de dunne
laag teelaarde, die haar bedekt, verwijderd
is, ziet ook hier weer de werking
derdiluviale gletschers, welke den rotsbodem in een
arbeid van duizenden jaren hebben
afgeslepen. Doch diezelfde gletschers hebben ook
diepten uitgeschuurd of opengehouden, elders
door moraines lage dammen van rotspuin
bij elkander gebracht, waardoor de lichte
schakeeringen in het terrein zijn ontstaan,
welke een landschap schiepen, meer dan eenig
ander aangewezen tot het vormen van meren.
De meren met hun woeste Noorsche
schoonheid vormen het eigenaardige van
het Finsche landschapskarakter. Geen land
is rijker aan meren dan Finland; zij nemen
ongeveer V' der oppervlakte in beslag.
Niet ten onrechte wordt Finland hetiand
der duizend meren" genoemd! Overal, waar
een uitholling in het rot s vlak is gevormd,
verzamelde zich het kristalheldere water,
door grillige vormen der oevers begrensd, ter
wijl uit den waterspiegel talrijke kleine
rotseilandjes opduiken. De meestemeren hebben
een langwerpige gedaante, van het Noorden
naar het Zuiden, en slechts weinige vor
men afzonderlijke, afgesloten
waterbekkens; het meerendeel gaat in andere over
door versmallingen, waar niet zelden het
water zich over de rotsruggen in schoone
watervallen naar beneden stort. Zoo is
Finland in zijn binnenste gedeelten een
labyrinth van land en water door elkander,
van meren en moerassen, met lage heuvel
rijen en komvormige, slenkaehtige, onvol
tooide dalen, waarlangs het water weg
vloeit door beddingen van zeer afwisselende
breedte en met grillige vormen. Nu eens
verbreeden de rivieren zich tot meren, dan
weer worden zij afgebroken door rotseiland j es
en klippen, hier zijn de oevers steil en
rotsachtig, elders bestaan zij uit breede
mperaizoomen. Zoo is het binnenland van
Finland.
Evenwel, trots dien overvloed van water
bedekking ziet men er zelden een groote,
aaneensluitende watervlakte, daar de meren
zich door grillige bochten in alle richtingen
verliezen. De naaldhout wouden op de heuvel
ruggen, de groene weiden in de dalen tusschen
de dennen wouden, zich overal weerspiegelend
in het heldere water, dit alles geeft aan het
Finsche landschap een eenig karakter in
Europa. Weide, woud, rots en water
groepeeren er zich tot landschappen, die, hoe
gelijksoortig ze door dezelfde elementen in
het algemeen ook zijn, toch door hun steeds
wisselende vormen overal van elkander af
wijken, en bij elke schrede, die men er zet,
nieuwe verrassingen bereiden.
De binnenlanden van Finland, waar de
wegen nog weinige zijn, en de bevolking
gering is, geven thans nog een beeld van
de natuurtoestanden, zooals die in
NoordEuropa waren gedurende de eerste eeuwen
des geschiedenis, toen de oudste stammen
zich hier vestigden. In de onmetelijke
wouden des lands ruischen nog de natuur
stemmen, die den luisterenden woudbewo
ners met plechtigen ernst hun mythen en
sagen verhalen. Het binnenland met meer
aan meer, afgebroken door boomrijke ei
landen en landtongen, door beken, velden
en heuvels, is onnoemelijk rijk aan afwis
selende effecten van licht en schaduw,
vooral wanneer de zomerzon door een half
bewolkten hemel haar stralen over het
landschap uitgiet. Van de bijna zwarte
sparren in de moerassige laagten tot het
donkere dennen woud op de hoogere gedeelten
en de lichtgroene berken met hun witte
stammen, die in een krans den voet en de
hellingen der hoogste heuvels omringen,
ziet men in Finland alle kleurentonen in
schilderachtige schakeering.
In dit eigenaardige landindividu met
oude vormen vindt men nog de overblijf
selen van eene bevolking, die tot de oudste
vgn Europa kan gerekend worden. Finland
heeft zijn naam van den volksstam der
Finnen, een tak van het Mongpolsche ras.
De Finsche stam wordt in vier familiën
ingedeeld: 1. de Oegriërs (Oatjaken,
Wogoefen en Magyaren), 2 de ll'ulga-Jtoelgaren
(Tsjeremissen en Mordwinen), 3. de Pertinërs
(Permiërs, Syrjenen en Wotjaken), en 4.
de Finnen in engeren zin.
De Finnen in ergeren zin, ook wel Tsjoeden
geheeten, zijn de oude bewoners van het
tegenwoordige Finland. Zij noemen zich zelf
Soeömalaiset, hun land Soeoini, wat
moerasvolk en moerasland moet beteekenen, een
naam, die het karakter des lands juist aan
geeft. Den naam Finnen hebben zij van de
Duitschers gekregen,en hangt samen met Let
woord Fenn, d. i. veen. Ook in Nederland
hebben wij den naam ven, venne nog om een
moerassig stuk lands aan te duiden. Da
Finnen aan de Botnische Golf hebben zich
sedert lang sterk met Germanen (Z weden) en
Slaven vermengd, en van hen vele gewoon
ten, woorden en kunsten overgenomen.
In ouden tijd vormden de Finnen hier een
primitief volk, met een half nomadisch
karakter,en dat des zomers in lederen tenten,
des winters in ondergrondsche J oerten"
woonde. Reeds Herodotus schijnt een opper
vlakkig bericht van deze kinderen van het
noorden gehad te hebben, ze beschouwende
als een volk, dat aan gene zijde der
akkerbouwende Skythen woonde, met een eigen
taal en in een land, waar de zon niet meer
schijnt. Tacitus noemt het eerst den naam
Finnen, en zegt van hen, dat zij van
kruiden leefden, zich met dierenhuiden
kleedden, geen paarden bezaten en geen
ijzer kenden. In het tegenwoordige Finland
woonden in den voorhistorischen tijd de
Lappen, die later door de Finnen onder
worpen en verdrongen werden. Hier bleven
de Finnen als vrije mannen gevestigd, tot
dat zij in 1157 door koning Erik van Zwe
den onderworpen en tot het Christendom
Finsche boerenwoning. Tegen den grooten oven aan, niet zooals in vele streken van Rusland er bovenop, is een slaapgelegenheid.
gebracht werden. Dit belette evenwel niet,
dat het volk nog tal van oude heidensche
gewoonten en opvattingen bewaarde. Na
de Hervorming werd hier, evenals in Zwe
den, de Luthersche godsdienst ingevoerd.
Finland bleef van de Zweedsche bezittingen
ten Oosten der Oostzee het langst staat
kundig met Zweden vereenigd, maar in
1809, in den tijd der Napoleontische oor
logen, moobt Zweden het aan Rusland
afstaan. .-Sedert dien tijd is Finland met
Rusland vereenigd.
Finland was in den laatsten tijd van het
Zweedsche bestuur een constitutioneele
monarchie, op grond van de Zweedsche
grondwet van 29 Augustus 1772 en 21 Febr.
en 3 April 1789. Toen den 29en Maart 1809
Alexander I op den landdag van Finland
als Grootvorst gehuldigd werd, beloofde hij,
de religie en de grondwet des lands en de
privilegiën en rechten des volks, zooals zij
die tot nu toe bezaten, te zullen handhaven
en bewaren. Finland was met Rusland ver
eenigd, doch had eigen wetten en vertegen
woordiging en een zelfstandig bestuur. De
verbinding met Rusland had het karakter
van een dynastiek* of personeele Unie,
zonder dat Finland deel uitmaakte van
Rusland. Zoo was de toestand, totdat het
bekende Februarimanifest van den Czaar
(5 Febr. 1899) die autonomie van Finland
aan banden legde.
Wij zullen hier de verdere geschiedenis
niet behandelen, doch ons bepalen tot eenige
mededeelingen over het Finsche volk.
Finland heeft een oppervlakte van
373604 K.M-'. d.i. grooter dan Groot
Brittanniëen Ierland, en daarvan bestaat
41660 K.M'-', uit meren. Het aantal in
woners bedraagt ruim 2 7 mill., dat is
ruim 82 per K.M-. Finland heeft, evenals
Zweden, het voordeel, sedert 168G een goede
bevolkingsstatistiek te bezitten, die sedert
1750, toen de bevolking 421537 zielen
bedroeg, geregeld gepubliceerd werd. Het
was de kerk, die deze bevolkingsregisters
bijhield. De hoofd bevolking maken de
Finnen uit, ongeveer 86 pCt., verdeeld in
twee hoofdstammen, de Tawasten in het
Zuidwesten en de Kareliërs in het Oosten
en Noorden. De Zweden maken er ± 14
pCt. der totale bevolking uit, en behooren
tot de aanzienlijken. De meest ontwikkel
den spreken ook de Zweedsche taal. De
Zweden wonen meest in de kuststeden,
op de eilandjes van de Finsche Golf, op
Aland (Ooiand) en in Ooster-Botnië.
liet zuiverste Finsche element wordt ver
tegenwoordigd door de Tawasten, sterk ge
bouwde personen, zwaar van hoofd, met
grooten mond, blauwe, kleine oogen, die een
weinig scheef staan, en blond haar, dat by
velen in het gele overgaat. Blom als een
Fin" is een spreekwoord in de Russische
grensgewesten De Tawastea worden be
schouwd als langzaam, met een karakter,
dat naar het melancholieke overhelt; zij
spreken weinig, zijn eerlijk, rechtschapen,
erkentelijk voor weldaden, geduldig in ziekte
en ellende, fatalisten in de hoogste mate,
conservatiefin merg en been. Gaarue noemen
zij zich [lémóltüet", d.i bewoners van
de meren.
De Kareliers zijn van geheel anderen aard
en uiterlijk. Zij ziin groot van gestalte,
hebben een welgevormden moni, breed voor
hoofd en niet het geelblonde haar der
Tawasten,maar kastau.JBbruine,langelokken.
In karakter zijn zij vroolijker en levendiger,
meer ondernemend en met een geest van
initiatief.
Finland is hoofdzakelijk een land van
veehouderij en bqsschen; de eigenlijke ak
kerbouw treedt bij deze takken van bestaan
op deri achtergrond.
Het klimaat zoowel als de bodem maken
het cultuurland het best voor do veehou
derij geschikt. Het doel der veehouderij is
vooral de melkerij en de boterbereiding;
daarbij treedt het vetmesten van het vee
geheel op den achtergrond. De geringe
ontwikkeling der varkensteelt staat hier
mede in verband.
De wouien nemen een groote oppervlakte
in: ongeveer 56 pCt. der oppervlakte des
lands. De producten van de wouden zijn
er het eerste uitvoerartikel; houtproducten
en papier maken 70 pCt van den uitvoer
uit. Daarop volgt de boter met 13jCt. Aan
de ontwikkeling der rund veeteelt worden
in de laatste kwarteeuw alle krachten ge
wijd.
Van groote beteekenis is verder de
vischscherij voor dit land: de meren zijn schier
alle rijk aan visch.
De rnijiibouw is in Finland nog niet hoog
ontwikkeld. Goud en ijzer werden als delf
stoffen gewonnen, doch de goudopbreLtJSt is
achtergeguan. Hoewel geen nij verheidsland
heeft men zich toch in den laatsten tijd
kracntig op de industrie toegelegd, hetgeen door
de Rogeering bevorderd werd. Wegens den
grooteu rijkdom aan hout en de vele water
vallen, wier arbeidsvermogen kan geëxploi
teerd worden, staat de houtindustrie
bovenaan; zaagmolens en fabrieken van cellulose
voor de papierbereiding zijn er van groote
beteekenis. Ook het aantal leerlooierijen is
van belang.
De grondeigendom is voor 60 pCt. in
handen van particulieren. In het noorden
van Finland is de staat meest eigenaar; in
het Zuiden zijn 90 pCt. en meer privaat
eigendom. Van de privaat-eigendommen is
16 pCt. in cultuur, 44 pCt. is bosch en 40
pCt. is woeste grond of water.
Wy moesten ons in de mededeelingen
omtrent dit eigenaardige land en zijn volk
beperken tot een kleine schets. Doch mogen
wübesluiten met de verzekering, dat dit
land en dit volk in menig opzicht een diepere
studie en een grootere belangstelling dan
hun tot nu toe ten deel vielen, ten zeerste
verdienen. Finland, hoewel tusschen 60 en
67°N.B. gelegen, hoewel met een schralen
bodem en een ruw klimaat, heeft door den
ver en den ernst des volks een
zekerewelvaart verworven, en ook aan o itwikkeling
en beschaving is de zorg van regeering en
bevolking gewijd. Om slechts iets te noemen,
zij er op gewezen, dat de lessen aan de
Universiteiten gratis toegankelijk zijn voor
het publiek. De Finsche volksgeest wordt
verder door de volgende beide feiten schoon
geteekend, en in een helder licht geplaatst:
trots de verstrooide nederzettingen des lands
is de volksontwikkeling er veel hooger
dan in de meeste Europeesche staten, en
schier nergens is het gebruik van
alkoholiiche dranken zoo gering ali hier.
Den Haag. Dr. H. BLIXK.
HenlM,
DB ONAFHANKELLJKHEIDSFEESTEN EN DEKA/ERNE
OEANJE-NASSAU TB AMSTERDAM.
Overal in ons land worden pogingen aan
gewend om het honderdjarig herden kmgéfeest
van Nederlands' onafhankelijkheid waardig
te vieren. Ook Z. K. H. Prins Hendrik werkt
hiertoe krachtig mede.
Vóór nog bepaald plannen worden gemaakt,
wijs ik hier op de kazerne ranja-Nassau,
als een karakteristiek gebouw uit net laatst
van den tijd onzer afhankelijkheid, toen wy
bij Frankryk ingelijfd waren.
Mag ik er autoriteiten, feestcommissie,
architecten, beeldhouwers, decorateurs enz.,
enz., op attent maken, dal zij hier een motief
voor toepatsilijke venieringen kunnen vinden,
dat nergens anders zoo goed en duidelijk voor
komt? Een motief dat zoowel t,den Franschen
tijd' als hel Huis van Oranje Nassau"
tymboliseert?
't Is vooral nu, na de restauratie, duidelijk
te zien in het frontispies dezer kazerne.
Hulde en dank daarom aan den onoekenden
lastgever dezer restauratie voor het
oeeidhouwwerk in dit frontispiep, die (oewust of
onbewust) de gelukkige gedachte heeft gehad,
dit hoogst belangrijk en karakteristiek teeken
des tijds", onveranderd te laten.
Bezien wij 't nu eens nauwkeurig.
1S18-1913.
De herstelling van het beeldhouwwerk in
het frontispies van de kazerne Oranje Nassau
is, nu ik dit schrijf, zicntbaar geworden. De
bewerking is in goede handen geweest. Men
besft alles gelaten, precies, zooals het
vroeger was.
In dit speciaal geval is dat van groot be
lang, want uit het kolossaal relief is af te
leiden, dat de O/anje-Nassau" is gebouwd
in den Franseaen lijd" en voltooid onder
Prins Willem Frederik, oudste zoon van
onzen, naar Engeiand uitgeweken en daar
overleden Stadhouder Prins Wülem y. Deze
zoon waa m 1813, terstond na 't verjagen
der Frauschen, iu ons Jand teruggekeerd en
na 't bezweren der nieuwe grondwet, tot
Souverein Vorst uitgeroepen als Prins
Willem VI.
Toen in 1815 het Weener Congres" de
Zuidelijke Nederlanden by Noord-Nederland
had gevoegd, werd deze als WiJem I
Koning over de nu weer Vereenigde Neder
landen en Groothertog van Luxemburg.
Hiermee in overeenstemming 19 ook het
beeldhouwwerk. Dit sielt niet voor het
tegenwoordig Nederlandsen wapen, maar
dat van genoemden Souvereinen Vorst, een
wapen dat glecnis kortstondig heeft bestaan
en daarom slechts sporadiccu voorkomt.
Achter dit wapen zijn attributen
aangebracat en het geheel is weer geplaatst op
een mantel, die sierk herinneren aan de
attributen en den mantel van het wapen
van koning Lodewijk Napoleon en van den
keizer van Frankrij R, Napoleon I.
Een en ander doet uiij vermoeden, dat
aanvankelijk de bedoeling is geweest, hier
een keizerlijk wapen aau te Drengen. Toen
eciHer tijdens de bewerking de regerings
zaken in ons land een keer namen, heeft
men hoogst waarschynlijk het keizerlijk
wapensctiild met d. n adelaar laten vervallen
en daarvoor in de plaats gesteld dat van
den Souvereinen Vorst der Vereenigde Neder
landen.
Om na te gaan, of mijn veronderstelling
jnist wa<, heb ik een onderzoek doen
initellen, waaruit o. a het volgende bleek:
Tydens da Franeche overheersching (die
men gewoonlyk, vooral onder het volk,
den Franschen tijd" noemt) werd de stad
Amsterdam erg geplaagd door herhaalde en
soms vry langdurige inkwartiering. Weldra
werd voor deze zeer lastige en veeleischende
gasten slechts zeven stuivers per penoon en
per dag bekomen... alt deze 't goed gehad hadden,
zoodat er niets te klagen viel. Meenden zy
iets aan te merken te hebben, dan werd
eenvoudig niets uitgekeerd, wat men nog
wel zoo voordeelig en. gemakkelyk vond.
De ingezetenen beklaagden zich hierover
ernstig bij den bevelhebber der stad, den
hertog van Reggio, die ook reeds lang on
tevreden was orer de verstrooiing van zijn
manschappen door die inkwartiering. Hy
begreep, hoe moeilyk het zon zy'n, die bij
een overval of wanneer 't om een andere
reden noodig was, spoedig te vereenigen.
Daarom waren reeds vroeger drie houten
cazernen" of barakken voor de soldaten
gebouwd, de eerste in de Plantage (waarnu
't Wertheimplantsoen en de ruïne van den
Parkschouwburg gevonden worden) De tweede
kwam by de Utrechtsche Poort, over de
toenmalige Ojsenmarkt". De derde werd by
de Leideche Poort ingericht. Voorts kwam
de hoofdwacht in een loods op het
Reguliersplein over de Waag.
Toen dit alles nog lang niet voldoende
was en steeds veel inkwartiering noodig
bleek, stelde de hertog van Reggio aan de
ingezetenen voor, een flinke som by'een te
brengen voor het bonwen van een groote
steenen" kazerne, te bouwen op den grond
van de Heertjes Lynbaan, tnsschen de
Muidtrpoort en het Funen.
In ongelooflijk korten ty'd werd een bedrag
ingezameld, dat ruim voldoende bleek voor
een steenen kazerne van 959 voet lang en
95 voet breed, met drie verdiepingen en
ingericht voor 2400 man.
De bevelhebber der stad, genoemde hertog
van Reggio, legde in 18 U den eersten steen
en noemde de kazerne: Sint Charles".
In 1813, na 't verdry'ven der Franschen,
werd deze naam veranderd in: Oranje
Nassau' en kreeg het gebouw in het frontis
pies het wapen van den Souvereinen Vorst
prins Willem Frederik, die als prins Willem
VI het landsbestuur aanvaardde. Voorts
werd ze versierd met oorloggattributen.
Het gebouw heeft den hoofdingang in 't
midden en ia verdeeld in een rechter- en
linkervleugel".
Tot zoover deze inlichtingen.
*.*
By de samenstelling van het wapenschild
van den Sauvereinen Vorst heeft men blijk
baar dat van koning Lodewyk Napoleon
gevolgd. Dit was a s volgt samengesteld:
Schild gevierendeeld; I en IV het oude
Statenwapen, of, zooala men 't kortweg
noemde: de leeuw met de pijlen' en nog
korter: de eendracat", II en III bevatten
den Franschen adelaar.
Wat was nu natuurlyker, dan dat by den
terugkeer van ons Oranjehuis de adelaar
werd vervangen d»or het wapen van Oranje
met het stamwapen van Nassau als hartschild.'
Het wapen was dus nog al gecompliceerd
en koning Willem I, ztker aan de spreuk
gedachtig: Hoe grooter man, hoe eenvou
diger zy» wapen", tchonk op zijn eersten
koninklijken verjaardag aan ons land en Zijn
Koninklijk Huis een nieuw wapen.
In dit nieuwe wapsn werd gesymboliseerd
het Huis van Oranje-Nassau, verheven tot
den Kouinklyken Troon der Vereenigde
Nederlanden.
IJaartoe gaf hij den leeuw van zy'n Nassau's
stamwapen de attributen van den Statenleeuw
in de pooten en plaatste de koninklyke kruon
op den kop van dien leeuw.
Uitgezonderd enkele wijzigingen, die later
zy'n aangebracht, is dit het wapen van Neder
land en zijn Vorstenhuis gebleven. Vroeger
(tot aan de Fransche Overheersching), voerden
Staten en Vorstenhuis elk hun eigen waper.
Thans was dus ook gesymboliseerd, dat nu
Vorst en valk n, wj.ren, zooals ook alty'd het
geval was geweest met onze koninklyke en
nationa:e oranje of rood, wit en blauwe vlag.
Zoo is het wapenschild van den Sauvereinen
Vorst een belangrijke schakel in de geschie
denis van ona Nederlandsen wapen, dat
opgebouwd is uit de wapms van Oranje-Nassau
en Holland en uit de attributen van de Unie van
Utrecht met die van de Koninklijke waardigheid.
Tevens blijkt uit het bovenstaande, dat
ons Nederlandach en Koninklijk wapen beant
woordt aan de Geschiedenis van Ne Ierland en
aan die van het Hun van Oranje-Nassau en
dat het tecens een afspiegeling is van den geest
van den tijd, waarin het wapen is ontworpen.
T. v. D, LAARS.