De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 17 april pagina 1

17 april 1910 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

A°. IftlO OLAD VOÖK NEDEELAND Dit nvmttur bevat een bijvoegsel. recLa.otie -VRTT 'A£g. H. F. L. "W l tAJSSHsTGK Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENLORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). per 3 maanden f 1.50, fr. p. post / 1.65 Vow tröpe» jaar, bij vooruitbetaling , . mail . 10. Nummer» aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/* Zondag 17 April Adyertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel . O30 ,QM INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Zoet verbond tnescken pen en toga?Kroniek. D* statistiek is eene onbestaanbare methode, door Jacob Israël de Haan. De beteekenis ?ener monarchie, door M. G. W. Aan alle l*Bdg4teoten langa Neerlands grenêlyn!, door A. B. Dndok van Heel. FEUILLETON: De broedmetjien. door Daan van der Zee. KUNST EN LETTEREN: FrenBSen'sjongste roman, b» oord. door dr. H. L. Oort.?Een ?tem nit de bergen, door jhr. A. W. G. van Ktemsdjjk, enz. beoord. door J.Ererts.?Eerste internationaal congres voor moreele opvoe ding, door dr. N. J. Singels. Holland doctor?, door X. Berichten. VROUW ENR BRIEK: I. Bescherming van Vrouwenarbeid «f algemeere arbeidsbescherming?. II. Arbeid van de gehuwde vrouw, door mevr. M. W. H. Rntgers Hoitsema, .beoord. door Martina 6. Kramers. ALLERLEI, door Interim. UIT DE NATUUR, door K Heimans. Hannele's van Gerhart Hanptmann, met afb., door J. H. R. Beecbouwingen en na-becchonwingen, II, door Plasechaert. Een -heerljjke streek, door mr. F. Erens. TooBee), door Frans Mynssen. Onze Fioragefcbiedenis, door Taco H. de Beer. Wetemcbappeljjke Varia: Een voorvader en een veire achterneef, door F. van Olst. Feiten en Fantazieën, door St. Veit en Van Tast. FIN. EN OECONOM. KRONIEK, door v.d. M. en v. d. 8. Brieven van Oom Jodocnp. IiXVII. DAMRÜBRIEK. SCHAAK SPEL^?ADVERTENTIËN. Zoet verbond tnsschen pen en toga. Stel u voor den geest den heer mr. Slob : advocaat en procureur te Rotterdam, president-cootmissaris van de antirer. Rotterdammer, kerkelijk Raadslid, enz. enz. Als raadsman van een melkslijtertje, die wegens melk ver valsching veroordeeld, zijn vonnis liever niet gepubliceerd zag, biedt deze mr. Slob aan een verslag gever van een ander Rotterdamsch orgaan, hetniet-kerkelijkeEott. Nieuwsblad een paar tientje s", als hij zwijgt. Later, tegenover de rechters, zal deze milddadige natuur het aldus voorstellen, dat hij den verslaggever dit geld heeft aangeboden niet voor het zwijgen zelf, maar voor het overbrengen van zijn, mr. Slobs verzoek aan de directie der krant, voor het in orde brengen van die zaak" zullen wij zejrgen. In plaats van zich aldus te laten demoraliseeren als journalist, vertelt de ver slaggever alles aan zijn directeur. Samen ergeren zij zich natuurlijk aan het beleedigende gedrag van den te genereusen advocaat, tevens Christen-politicus en kerkelijke pers-paladijn, reeds spoedig Ondanks deze geschiedenis tot Burge meester gemaakt; en, meer of min met het consent van zijn directeur, geeft de Verslaggever er dien mr. Slob in de krant van langs: er heel erg van langs misschien wel erger dan precies oirbaar was- Tot vijf malen toe noemde hij mr. Slob een omkooper". Toen daagde deze den directeur voor 't gerecht. Bjj weigering van den direc teur om den naam te noemen van den schrijver der gewraakte artikelen, werd hij zelf aansprakelijk gesteld. En achter eenvolgens voor rechtbank en hof hoorde hij zich veroordeelen tot... een geldboete P Neen tot drie dagen gevangenis straf. Men heeft nu dezer dagen in de kranten kunnen lazen, dat het van vele zijden gesteunde verzoek om gratie niet is ingewilligd. Nu is het er ver en zeer ver van af, dat een dergelijk vonnis en een dergelijke weigering om gratie te verleenen hoe vettelqk alles in zijn werk mag zijn gegaan beantwoordt aan een normaal billijkheidsgevoel. Ia de eerste plaats moet poging tot omkpopin g van persmannen zooveelmoge1 ij k gesignaleerd worden en was dus de openlijke aanval op mr. Slob in beginsel uitstekend. Vervolgens was het overmatig scherpe van den aanval begrijpelijk en dus voor eea belangrijk deel verschoonbaar, waar deze de pers beleedigende advocaat een verheven man was in de kerkelijke, d.i. bij uitstek zedelijk" zich voordoende journalistiek. Ten slotte be hoorde de Justitie, waar reeds zóó weinig strafwaardigs overbleef,nogbizondere consideratie te hebben, nu een man terecht stond, die alle schuld in een respectabel gevoej van collegialiteit op zich nam, terwijl hij de eigenlijke dader toch niet wasMaar Wij krantengchrijvers zijn bij de heeren rechters niet in de pas ! De toon vaa by. den advocaat-generaal in de hierboven vermelde zaak, den beroemden en ook door ons uiterst geëerden heer Reitsma te 's Gravenhage, wordt bij wijlen als het publicisten geldt bijna even welluidend als die van den (juist dezer dagen e m e r i t u s'ge worden..) vice-president van hetBosscheHoftegenoverPapendrechtsche getuigen. De pers... wat heeft de rechter lijke macht aan de pers? Ze beleeft er alleen verdriet van! De schoonewel komstreden, tot nieuw optredende sub stituut-officieren en rechters en zelfs rechtertjes plechtig gehouden, als ze van Ylissingen naar Meppel gaan of na Meppel te 's-Gravenhage belanden, wor den, al te vaak tot stijgend vermaak der buitenstaanders, a 5 cent het nummer door die oolijke pers verspreidt Wer kende met verouderde wetboeken en vaak door stands- en kastegevoel binnen muren gehouden, die 't verder uitzien beletten, zijn verscheidene heeren van de Justitie gedoemd vonnissen te vragen of te geven, die het gezonde verstand en het gezonde billijkheidsgevoel heelemaal niet bevredigen. De meegaand ste pers komt daardoor tot soms felle critiek. Ieder beroep heeft wel een krant, waardoor het steeds wordt verdedigd. Er is echter geen eenigszins verspreid blad, dat met hart en ziel de Justitie behoort. En dat is natuurlijk een slechte aan beveling voor ons, courantiers". Intusschen: een paar dagen zitten" is het ergste niet. Het in aanraking komen als beklaagde, en zelfs als ge tuige, met sommige heeren van de Justitie en hun eingefrohrener Dünkel" is tot schande van ons land somwijlen veel erger. De veroordeelde en niet gegratiëerde dagbladdirecteur kan daarover als hij in de gevangenis zit rustig nadenken. Hij is dan tenminste veilig alleen! KRONIEK. BROEDEROORLOG. Als de kok met de keukenmeid kijft, "Weet men waar de boter blijft Als de Tijd met de Maasbode küft "Weet men waar de zuivere waarheid blijft. De Tijd had de Maasbode op een heel klein snoepetig foutje gewezen, een voor dit blad minuscuul en werkelijk honneponnig onvoorzichtigheidje. Dat kan daar om nog wel iets van nige afmeting zijn! Furie van de Maasbode. De Maasbode blijkt ditmaal zeer op de hoogte van de Tijd! Ze verwellustigt zich aan een heele reeks peccadilles van het zusterorgaan. Een proefje: "We waren (die) goede informatie van de Tijd al lang wel een beetje ont wend, bizonder juist wanneer het voor de Katholieken belangrijke aangelegen heden betrof. Zóó b.v. by de quaegtie-Giovannini, toen de Tijd tot het einde toe volhield, dat het vertrek van den zaakgelastigde uit Den Haag geen verband hield met zijn gezondheidstoestand. Ofschoon dit nu toch officieel vaststaat, heeft de Tijd, zoover we konden nagaan, dit nog niet aan hare lezers medegedeeld. Ei, ei! Zien we eens nader: Van algemeene be kendheid en nergens serieus bestreden is het feit, dat mgr. Giovannini zich al golfspelende onmogelijk had gemaakt als zaakgelastigde in den Haag. Nu geniet, sedert jaren al, monseigneur ook een slechte gezondheid. "WÜzeggen geniet", omdat de roep van een slechte gezondheid aan Chineezen en diplomaten (ook kerkelijke) van pas kan komen. Het Vaticaan beraad slaagt over zijn golfspelen en... over zijn slechten gezondheidstoestand. Van dit laatste nog onkundig en voor n keer eens flink uit haar slof schietend, wraakt de Tijd het gedrag van den mon seigneur. Zonder nog met Luther te vergelij ken is er toch s t y l in haar optreden. Zii blaakt van nietsontziende veront waardiging. Het dcet iedereen goed, want dat gebeurt de juffrouw zoo dikwijls niet! Het Vaticaan intusschen, alles overwegend, en nog eens óver-wegend, besluit mon seigneur Giovannini terug te roepen we gens den slechten staat van zijn ge zondheid. "Wat moet de Tijd nu doen? Moet ze zeggen, waar ze zelf van over tuigd is, en waar ieder verstandig mensch van overtuigd ia, dat we hier te doen hebben met een zeer gewoon diplomatiek" middel om den schijn te redden: familiair gespro ken: met een smoesje? Dat is lastig! Het geldt 't Vaticaan! Moet ze gaan jokken en verkondigen: "Wij met al onze relaties in den Haag en met al de zekerheid van ons optreden, wij hebben ons vergist; monseigneur was zie kelijk; wat hu golf* pelende af babbelde was op zichzelf van niet genoeg gewicht om hem terug te roepen.... P Zy weet een beteren weg. Lastige zaken ontwijkt men! "Waarom, als ze ons kolommenlang Ferrer-betoog negeerde, zou ze het dit kleine peuterig» berichtje van het verre Vaticaan niet kunuen doen, waar wel niemand van haar lezers naar zou vragen ? ? Maar hoe fel moet de geachte redactie van de Maasbode haar concnrreerend zuster orgaan liefhebben om het voor zulk een dilemma te plaatsen ?! *** VREDE is 'T ZICHT. Men is reeds bezig, en wel van hoog geachte zijde", de twee vrome haantjes te verzoenen. Wij hopen dat het lukt. Alg 't zoover is zal men behoefte hebben aan een verzoeningsmaal. Ziehier een daarvoor expreeselijk door ons gecomponeerd lied, waarvan wij hartelijk hopen, dat het dan ook zal gezongen worden. Kom Maasbó geef de Tijd een zoen Hei, 't is weldra Mei! Je mag het nog wel zesmaal doen, Zesmaal is geen zeven, Zeven maal is geen acht, O! wat zoent die Maasbó zacht! O! wat zoent die Maasbu zacht! Geen wonder", lispelt in een roes van geluk de Tijd, je hebt ook zoo'n grooten mond!" De statistiek is een e zeer onbe trouwbare methode In de laatste aflevering van het Tijdschrift voor Strafrecht probeerde ik naar aanlei ding van eene crimineele statistiek van de Joden aan te tooneo, dat de statistische methode zeer veel minder waardeering en vertrouwen verdient, dan haar gewoonlijk wordt toegekend. In de juisiheid van de cijfers zie ik niet de minste waarborg voor de juistheid van de conclusies. Terwijl het toch om juiste conclusiën en niet om juiste cijfers gaat. Mijne bezwaren, zelfs tegen de best inge richte statistiek, vatte ik aldus samen: I. Statistieken worden dikwijls, zonder bepaalde cijfervervalaching tendentieus in gericht. II. Meerdere statistieken spreken elkan der soms vierkant tegen. IIL Uit dezelfde statistiek kunnen dikwijls zonder moeite of geweld de meest tegen strijdige conclusies worden getrokken. IV. Er zijn statistieken, waaruit men met den besten wil en de meeste moeite geene enkele gevolgtrekking maken kan." Vooral statistieken, die iets zouden moeten bewijzen ten nadeele van eenen bepaalden Godsdienst, overtuigen toch nooit hen, die den bedoelden Godsdienst belijden, of dien goed gezind zijn. Het is een bekend feit, dikwijls besproken en nooit betwist, dat de criminaliteit van de Joden veel geringer is dan de criminaliteit van de Protestanten, terwijl deze wederom veel geringer is dan die van de Katholieken. Maar wat heeft men aan dat feit, al is het onbetwistbaar, wanneer men er geene conclusien uit kan trekken, die evenzeer onbe twistbaar zijn en kunnen leiden tot practische maatregelen van crimineele politiek ? De Katholieken zullen de hoogere crimina liteit in de Katholieke streken toch nooit op rekening willen stellen van hunnen Gods dienst. Zij schrijven haar hoofdzakelijk toe aan rasverschil en reel hooger drankgebruik. Bovendien denkt geen redelijk mensch er aan de criminaliteit te bestrijden door het Katholicisme tegen te gaan of door het Jodendom te bevorderen. Maar ik vraag: wa< heeft men dan aan de verdeeling der veroordeelden naar den Godsdienst?''1 De tijd en de moeite, die daaraan worden besteed, zijn erger dan nutteloos verloren, want zij zijn gevaarlijk. De cijfers worden voortdurend gebruikt als propagandamiddel tegen den Godsdienst in het algemeen en tegen den Katholieken Godsdienst in het byzonder. Vooral de Marxisten hebben zich door middel van Mr. W. A. Bon ger, aan dit gehalte van propaganda schuldig gemaakt. Ik noem vooral twee artikelen over Crimi naliteit en Ongeloof, in Het Volk van 14 December en van 25 December van de hand van Mr. Bonger. Daaruit zou blijken, dat ongeloovigen veel minder misdadjg dan geloovigen zouden zyn. Nu wil ik hier slechts beweren, wat ik elders uitvoerig zal bewij zen, dat Mr. Bonger dwaalt. Maar ik wil de vraag stellen: wat doen we met die waardelooze en kwaadwillige cijfers?" De crimineele statistiek der Godsdiensten dateert van de reorganisatie van de gerech telijke statistiek, dat is dus van 1896. Mr. A. A. de Pinto, heeft er in het Weekblad van het Recht krachtig tegen geprotesteerd, en meer dan eens (No. 7060 en 7248). De uitkomst heeft hem gelijk gegeven. Nut heeft niemand er van. Het is een propa gandamiddel, dat slechts door eene bepaalde politieke partij wordt aanvaard, die er overrigens niet licht een verwerpen zal. Dat wij van die hatelijke cijfers verlost zullen worden, valt meer te hopen dan te verwach ten. Het kwaad is trouwens voor het grootste gedeelte toch niet meer te stuiten. Gesteld, dat de verdeeling van de veroordeelden naar de Godsdiensten nu dadelijk weggelaten werd, dan zouden de cijfers over de laatste veertien jaren, toch hij voortduring gebruikt worden. En het slechte voorbeeld doet natuurlijk slecht volgen. Ik ben hier aan het eigen lijke onderwerp van mijn artikel gekomen, waarover ik in het Tijdschrift voor Strafrecht reeds iets heb gezegd, maar dat ik gaarne bekend zag ook buiten den altijd beperkten kring van de lezers van een rechtskundig vaktijdschrift. De zaak is zooals zij hier volgt. En bestaat in ons land eene Vereeniging Onderlinge Vrouwenbescherming," die zich ten doel stelt, stoftelijken en geestelijken steun te verleenen aan ongehuwde moeders. Zij behandelde in de jaren 1905, 1906, 1907 een aantal van 170 gevallen, die door Dr. C. J. Wynaendts Francken statistisch be werkt zijn, naar de volgende punten : Leef tijd; Woonplaats; Beroep; Godsdienst; Afkomst en huiselijke omstandigheden; Gezondheidstoestand en Gedrag. De bewerker meent, dat de 170 gevallen een voldoend aantal is om van waarde te zyn, waar sprekende cijfers verkregen worden. Van waarde, heb ik my afgevraagd, waar voor? Om conclusies te trekken voor ons geheele land ? De bewerker meent het klaar blijkelijk. Maar daarvoor is het aantal van 170 veel te klein. Immers: er werden in 1906 geboren byna 4000 onwettige kinderen. Dat is dui over de drie jaren, die Dr. Wijnaendts Francken heeft bewerkt ongeveer 12000. Van die 12000 gevallen bewerkte hij er 170. Dat is ongeveer \%%. Ik meen te mogen zeggen, dat dit aantal te klein is voor het trekken van algemeene conclusies. Bovendien kreeg de Heer "Wynaendts Francken zijne gevallen niet gelijkmatig uit het geheele land. Dit blijkt uit zijn eigen statistiek der woonplaatsen, die ik hier geheel zal overnemen, omdat ik er nog op terug moet komen. Woonplaats Het leeuwenaandeel werd genomen door de stad 's-Gravenhage met niet minder dan 40% of Vo der gevallen. Daarna komt Amsterdam met 22 K en ver volgens, Rotterdam en Middelburg. Deze vier steden te zamen leveren alleen reeds 77 K d. i. meer dan % der gevallen. De resteerende 23% verdeelden zich o ver aller lei andere gemeenten." Ik kan mij begrijpen, dat het van eenige wetenschappelijke waarde is te weten, waar de meeste onwettige geboorten plaats heb ben : in de stad of op het platte land. Maar wie heeft er iets aan te weten waar precies de 1>*H van de ongehuwde moeders woon den, die zich bij Onderlinge Vrouwenbe scherming hebben aangemeld? Dit te be rekenen is eene onnoozele statistiekwoede, die niet meer beduidenis heeft dan dat 40% gelijk is aan z,'a of 77% meer is dan %.. Bovendien geeft die statistiek eenen ver keerden indruk. Het moet wel lijken alsof in Den Haag veel meer onwettige geboorten voorkomen dan in Amsterdam. Immers Den Haag is ongeveer half zoo klein als Am sterdam, en geeft ongeveer twee maal zoo veel gevallen. Toch is die iudruk onjuist. Het aantal onwettige geboorten is juist relatief, in Den Haag meestal kleiner dan in Amsterdam. Van de jaren 1897-1906 niet minder dan acht maal. Hoe komt het dan, zou men willen vragen, dat juist Den Haag zoovele gevallen geeft? Wel: omdat de Vereeniging in Den Haag veel meer leden heeft dan te Amsterdam: 413 tegen 186. In het Haagsche Hofdorp wonen blijkbaar veel dames voor wie in den omgang met ongehuwde moeders eene eigenaardige be koring schuilt. Zooals wij zagen heeft Dr. Wynaendts Francken zijne 170 ongehuwde moeders ook naar den Godsdienst ingedeeld. Waarvoor is dat noodig? Meent Dr. Wynaendts Franc ken inderdaad, dat er een causaal verband bestaat tusschen Godsdienst en ongehuwde moederschap? En is de Vereeniging O nderlingeVrouwenbescherming bereid, dien Gods dienst te bestrijden, welke naar hare mee ning overveel ongehuwde moeders heeft? Indien de Vereeniging daartoe niet is bereid, heeft de indeeling van de moeders naar haren Godsdienst absoluut geen zin. Even min als de verdeeling der misdadigers naar den Godsdienst eenige beteekenis heeft dan als propagandamiddel van gering en Mar xistisch gehalte, zooals Mr. W. A. Bonger die voert in Het Volk, en de Heer J. E. W. Duijs, in Volksvergadering. Bovendien is de statistiek der Godsdien sten door Dr. Wynaendts Francken geheel verkeerd uitgelegd, zoodat hij tot eene conclusie kwam, die verregaand onwys is, om nu eens een byzonder zacht woord te gebruiken. De paragraaf over den Gods dienst zal ik in zijn geheel overnemen. Godsdienst. De groote meerderheid, name lijk 64% of ongeveer P Protestant of Ned. Hervormd. Het aantal Israëlieten, hoewel op zich zelf gering (7) was toch tweemaal zoo groot AI.S AMAK DE BEVOLKINGSSTATISTIEK ZOU MOGEN VERWACHT WORDEN. Juist omgekeerd was het bij de Katholieken, die slechts 20% of \-, der ge vallen leverden terwijl zij toch 35% der bevolking uitmaken." De cursiveering is van my. En ik moet zeggen, dat het wel mooi is! Inderdaad wonen er in ons land 2% Joden, en bedraagt het aantal ongehuwde Joodsche moeders, dat zich bij Onderlinge Vrouwenbescher ming heeft aangemeld 7 op 170, dat is 4%. Maar wat is de fout van Dr. Wvnaendts Francken geweest? Deze: dat hij zyn per centage van Joodsche moeders heeft verge leken met de Joodsche bevolking van het geheele land en niet met de Joodsche bevol king van de gemeenten, waar zijne 170 moeders thuis behoorden. Wanneer hij dat had gedaan, dan zou hij hebben gezien, dat het aantal ongehuwde Joodsche moeders re latief juist zeer klein is. Voor de Katho lieken komt Dr. Wynaendts Francken tot eene geheel andere conclusie. Maar ook onjuist. Van de geheele bevolking maken zij 35 H uit. Van de 170 moeders leveren zij 20%. Doch hoe komt dat? Eenvoudig omdat zich relalief weinig Katholieken by de Vereeniging aanmelden, die in Brabant en Limburg geene enkele afdeeling heeft en slechts een enkele correspondent te Den Bosch. Dr. Wijnaendts Francken is zelf verbaasd over zyn resultaat. Hij heeft eene goede' gelegenheid voorbij laten gaan iets niet te publiceeren. Het is een bekend feit, dat de joden in alle landen relatief weinig onechte geboorte hebben. Gegevens daaromtrent vindt men bij Dr. Arthur Euppin in: Die Juden der Gegenwart". Dit behoeft volstrekt niet verklaard te worden uit eene grootere waarde van den Joodschen godsdienst op zich zelven. Voor ieder is er slechts een goed geloof: het zijne. Maar er zijn twee momenten, die het aantal onechte geboorten bij de Joden klein houden: het inniger familieleven en het gerioge alcoholgebruik. Die ontbreken ook in ons land niet. Dr. Wijnaendts Francken had dus kunnen ver wachten, dat het aantal onwettige geboorten by Joden ook in ons land relatief klein zou zijn geweest. Nu hij tot een geheel ander resultaat kwam, had hij wel eens mogen denken aan eene fout in zijne wijze van berekenen. Nu-heb ik zijne fout gevonden en beschreven. Maar intusschen is het jaarverslag met die imbeciele statistiek aan de ruim 1500 leden van de Vereeniging toegezonden, die nu allen hebben kunnen lezen, dat de Nederlandsche Joden tweemaal zoovele onechte geboorten hebben dan men op grond van de bevolkingsstatistiek ver wachten kon. Dat is onjuist. Ook in Nederland hebben de Joden relatief weinig onechte geboorten. Het aantal onwettige geboorten was in ons land in 1906 groot: 3943. Het aantalJoden in dat jaar bedroeg 2.04 pCt. Men kon dus bij de Joden aan onechte geboorten ver wachten 80. Inderdaad hadden zij er 38, een gegeven dat ik ontleen aan een artikel van Dr. J. Segall: DieJuden in Holland" in het Zeitschrift für Demographie und Statistiek der Juden" van November 1909. Dr. Wijnaendts Francken spreekt in de Inleiding tot zijne statistiek de wensch uit, dat latsr een ander op soortgelijke wijze de volgende driejaarlijksehe periode 19C8?1911 zal bewerken. Dat een ander het doen zal hoop ik ook. Dat het pp eene soortgelijke wijze zal gebeuren hoop ik niet. De paragraaf over den Godsdienst kan met voordeel vervallen. * * «? Ik noemde hierboven de statistiek eene zeer gevaarlijke en weinig waardevolle methode. Nu weet ik wel, dat men aan eene methode in het algemeen niet mag verwijten het imbeciele gebruik, dat iemand van haar maakt. Doch aan den anderen kant is ook dit waar, dat Dr. Wijnaendts Francken niet Ie premier venu is. Hij is stellig de beste compilator van ons land. En wanneer hij dan al zulke grove fouten maakt, hoe brengen dan de mindere com pilators het er af: Mr. Bonger en de Heer J. E. W. Duys? Hierboven wees ik reeds op de onaangename propoganda, die met allerlei statistieken wordt gemaakt tegen den godsdienst in het algemeen en den Katholieken godsdienst in het bijzonder. Uitvoerig verzet daartegen ligt heden niet in mijn plan. Slechts op n element wil ik wijzen: dit dat de Marxisten er dikwijls twee waarheden op schijnen na te houden, n voor propagandistisch en een voor wetenschappelijk of quasi-wetenschappelijk gebruik. Wanneer zij propaganda maken tegen den godsdienst in het algemeen en tegen de Katholieken in het b$zonder, dan doen zij het altijd voorkomen alsof hunne statistieken onweersprekelijk zijn. In andere gevallen weten zij het zoo stellig en zoo zeker niet. Een merkwaardig voorbeeld van die dubbele waarheid geeft Mr. Bonger. In een artikel Ongeloof en Misdaad" in Het Volk van Dinsdag 28 December 1909 schryft hij: Ongeloof voert tot onzedelijkheid in haren ernstigsten vorm: de misdaad, zoo luidt de in den treure herhaalde uitspraak der klerikalen. Wanneer dit waar was, had dit uit de cijfers, DIE EENE ONPARTIJDIGE TAAL SPREKEN, moeten blijken. En in De Groene van 16 Jan. schrijft hij: De cijfers, MITS KRITISCH BESCHOUWD, spreken een zeer duidelijke taal". Is het niet merkwaardig, dat de eisch van kritische beschouwing, die aan den lezers van De Groene wordt gesteld, weg viel voor de lezers van Het Volk? Zonder kritiek moeten zij als waarheid slikken de betwistbare statistieken, waarmede van Marxistische zijde de godsdienst in het algemeen en de Katholieke godsdienst in het byzonder worden bestookt. Hoever een propagandist kan gaan, die zijn kritisch vermogen thuis laat, bewees Mr. W. A. Bonger ten duidelijkste. In eene vergadering van min of minder ontwikkelde leeken sprak hij als volgt: Les sociétés ont les criminels qu'elles méritent." Dat wil zeggen: ledere maatschappij heeft de misdadigers, die zij verdient". Daarom zal

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl