Historisch Archief 1877-1940
A°. IftlO
OLAD VOÖK NEDEELAND
Dit nvmttur bevat een bijvoegsel.
recLa.otie -VRTT 'A£g. H. F. L. "W l tAJSSHsTGK
Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENLORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
per 3 maanden f 1.50, fr. p. post / 1.65
Vow tröpe» jaar, bij vooruitbetaling , . mail . 10.
Nummer» aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/*
Zondag 17 April
Adyertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
. O30
,QM
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Zoet
verbond tnescken pen en toga?Kroniek.
D* statistiek is eene onbestaanbare methode,
door Jacob Israël de Haan. De beteekenis
?ener monarchie, door M. G. W. Aan alle
l*Bdg4teoten langa Neerlands grenêlyn!, door
A. B. Dndok van Heel. FEUILLETON:
De broedmetjien. door Daan van der Zee.
KUNST EN LETTEREN: FrenBSen'sjongste
roman, b» oord. door dr. H. L. Oort.?Een
?tem nit de bergen, door jhr. A. W. G. van
Ktemsdjjk, enz. beoord. door J.Ererts.?Eerste
internationaal congres voor moreele opvoe
ding, door dr. N. J. Singels. Holland doctor?,
door X. Berichten. VROUW ENR
BRIEK: I. Bescherming van Vrouwenarbeid
«f algemeere arbeidsbescherming?. II. Arbeid
van de gehuwde vrouw, door mevr. M. W.
H. Rntgers Hoitsema, .beoord. door Martina
6. Kramers. ALLERLEI, door Interim.
UIT DE NATUUR, door K Heimans.
Hannele's van Gerhart Hanptmann, met afb.,
door J. H. R. Beecbouwingen en
na-becchonwingen, II, door Plasechaert. Een
-heerljjke streek, door mr. F. Erens.
TooBee), door Frans Mynssen. Onze
Fioragefcbiedenis, door Taco H. de Beer.
Wetemcbappeljjke Varia: Een voorvader en een
veire achterneef, door F. van Olst. Feiten
en Fantazieën, door St. Veit en Van Tast.
FIN. EN OECONOM. KRONIEK, door v.d. M.
en v. d. 8. Brieven van Oom Jodocnp.
IiXVII. DAMRÜBRIEK. SCHAAK
SPEL^?ADVERTENTIËN.
Zoet verbond tnsschen pen
en toga.
Stel u voor den geest den heer mr. Slob :
advocaat en procureur te Rotterdam,
president-cootmissaris van de antirer.
Rotterdammer, kerkelijk Raadslid, enz.
enz. Als raadsman van een melkslijtertje,
die wegens melk ver valsching veroordeeld,
zijn vonnis liever niet gepubliceerd zag,
biedt deze mr. Slob aan een verslag
gever van een ander Rotterdamsch orgaan,
hetniet-kerkelijkeEott. Nieuwsblad een
paar tientje s", als hij zwijgt. Later,
tegenover de rechters, zal deze milddadige
natuur het aldus voorstellen, dat hij den
verslaggever dit geld heeft aangeboden
niet voor het zwijgen zelf, maar voor het
overbrengen van zijn, mr. Slobs verzoek
aan de directie der krant, voor het in
orde brengen van die zaak" zullen wij
zejrgen.
In plaats van zich aldus te laten
demoraliseeren als journalist, vertelt de ver
slaggever alles aan zijn directeur. Samen
ergeren zij zich natuurlijk aan het
beleedigende gedrag van den te genereusen
advocaat, tevens Christen-politicus en
kerkelijke pers-paladijn, reeds spoedig
Ondanks deze geschiedenis tot Burge
meester gemaakt; en, meer of min met
het consent van zijn directeur, geeft de
Verslaggever er dien mr. Slob in de krant
van langs: er heel erg van langs
misschien wel erger dan precies oirbaar
was- Tot vijf malen toe noemde hij
mr. Slob een omkooper".
Toen daagde deze den directeur voor
't gerecht. Bjj weigering van den direc
teur om den naam te noemen van den
schrijver der gewraakte artikelen, werd
hij zelf aansprakelijk gesteld. En achter
eenvolgens voor rechtbank en hof hoorde
hij zich veroordeelen tot... een geldboete P
Neen tot drie dagen gevangenis
straf.
Men heeft nu dezer dagen in de kranten
kunnen lazen, dat het van vele zijden
gesteunde verzoek om gratie niet is
ingewilligd.
Nu is het er ver en zeer ver van af,
dat een dergelijk vonnis en een dergelijke
weigering om gratie te verleenen hoe
vettelqk alles in zijn werk mag zijn
gegaan beantwoordt aan een normaal
billijkheidsgevoel.
Ia de eerste plaats moet poging tot
omkpopin g van persmannen
zooveelmoge1 ij k gesignaleerd worden en was dus de
openlijke aanval op mr. Slob in beginsel
uitstekend. Vervolgens was het overmatig
scherpe van den aanval begrijpelijk en
dus voor eea belangrijk deel
verschoonbaar, waar deze de pers beleedigende
advocaat een verheven man was in de
kerkelijke, d.i. bij uitstek zedelijk" zich
voordoende journalistiek. Ten slotte be
hoorde de Justitie, waar reeds zóó weinig
strafwaardigs overbleef,nogbizondere
consideratie te hebben, nu een man terecht
stond, die alle schuld in een respectabel
gevoej van collegialiteit op zich nam,
terwijl hij de eigenlijke dader toch niet
wasMaar
Wij krantengchrijvers zijn bij de heeren
rechters niet in de pas ! De toon vaa by.
den advocaat-generaal in de hierboven
vermelde zaak, den beroemden en ook
door ons uiterst geëerden heer Reitsma
te 's Gravenhage, wordt bij wijlen als
het publicisten geldt bijna even welluidend
als die van den (juist dezer dagen
e m e r i t u s'ge worden..) vice-president van
hetBosscheHoftegenoverPapendrechtsche
getuigen. De pers... wat heeft de rechter
lijke macht aan de pers? Ze beleeft er
alleen verdriet van! De schoonewel
komstreden, tot nieuw optredende sub
stituut-officieren en rechters en zelfs
rechtertjes plechtig gehouden, als ze van
Ylissingen naar Meppel gaan of na
Meppel te 's-Gravenhage belanden, wor
den, al te vaak tot stijgend vermaak der
buitenstaanders, a 5 cent het nummer
door die oolijke pers verspreidt Wer
kende met verouderde wetboeken en
vaak door stands- en kastegevoel
binnen muren gehouden, die 't verder
uitzien beletten, zijn verscheidene heeren
van de Justitie gedoemd vonnissen te
vragen of te geven, die het gezonde
verstand en het gezonde billijkheidsgevoel
heelemaal niet bevredigen. De meegaand
ste pers komt daardoor tot soms felle
critiek. Ieder beroep heeft wel een krant,
waardoor het steeds wordt verdedigd. Er
is echter geen eenigszins verspreid blad,
dat met hart en ziel de Justitie behoort.
En dat is natuurlijk een slechte aan
beveling voor ons, courantiers".
Intusschen: een paar dagen zitten"
is het ergste niet. Het in aanraking
komen als beklaagde, en zelfs als ge
tuige, met sommige heeren van de Justitie
en hun eingefrohrener Dünkel" is tot
schande van ons land somwijlen veel
erger.
De veroordeelde en niet gegratiëerde
dagbladdirecteur kan daarover als hij in
de gevangenis zit rustig nadenken. Hij
is dan tenminste veilig alleen!
KRONIEK.
BROEDEROORLOG.
Als de kok met de keukenmeid kijft,
"Weet men waar de boter blijft
Als de Tijd met de Maasbode küft
"Weet men waar de zuivere waarheid blijft.
De Tijd had de Maasbode op een heel
klein snoepetig foutje gewezen, een voor
dit blad minuscuul en werkelijk
honneponnig onvoorzichtigheidje. Dat kan daar
om nog wel iets van nige afmeting zijn!
Furie van de Maasbode. De Maasbode
blijkt ditmaal zeer op de hoogte van de
Tijd! Ze verwellustigt zich aan een heele
reeks peccadilles van het zusterorgaan.
Een proefje:
"We waren (die) goede informatie van
de Tijd al lang wel een beetje ont
wend, bizonder juist wanneer het voor
de Katholieken belangrijke aangelegen
heden betrof.
Zóó b.v. by de quaegtie-Giovannini,
toen de Tijd tot het einde toe volhield,
dat het vertrek van den zaakgelastigde
uit Den Haag geen verband hield met
zijn gezondheidstoestand. Ofschoon dit
nu toch officieel vaststaat, heeft de Tijd,
zoover we konden nagaan, dit nog niet
aan hare lezers medegedeeld.
Ei, ei!
Zien we eens nader: Van algemeene be
kendheid en nergens serieus bestreden
is het feit, dat mgr. Giovannini zich al
golfspelende onmogelijk had gemaakt
als zaakgelastigde in den Haag. Nu geniet,
sedert jaren al, monseigneur ook een slechte
gezondheid. "WÜzeggen geniet", omdat
de roep van een slechte gezondheid aan
Chineezen en diplomaten (ook kerkelijke)
van pas kan komen. Het Vaticaan beraad
slaagt over zijn golfspelen en... over zijn
slechten gezondheidstoestand.
Van dit laatste nog onkundig en voor n
keer eens flink uit haar slof schietend,
wraakt de Tijd het gedrag van den mon
seigneur. Zonder nog met Luther te vergelij
ken is er toch s t y l in haar optreden. Zii
blaakt van nietsontziende veront
waardiging. Het dcet iedereen goed, want
dat gebeurt de juffrouw zoo dikwijls niet!
Het Vaticaan intusschen, alles overwegend,
en nog eens óver-wegend, besluit mon
seigneur Giovannini terug te roepen we
gens den slechten staat van zijn ge
zondheid.
"Wat moet de Tijd nu doen?
Moet ze zeggen, waar ze zelf van over
tuigd is, en waar ieder verstandig mensch
van overtuigd ia, dat we hier te doen hebben
met een zeer gewoon diplomatiek" middel
om den schijn te redden: familiair gespro
ken: met een smoesje? Dat is lastig! Het
geldt 't Vaticaan!
Moet ze gaan jokken en verkondigen:
"Wij met al onze relaties in den Haag en
met al de zekerheid van ons optreden, wij
hebben ons vergist; monseigneur was zie
kelijk; wat hu golf* pelende af babbelde
was op zichzelf van niet genoeg gewicht
om hem terug te roepen.... P
Zy weet een beteren weg. Lastige zaken
ontwijkt men! "Waarom, als ze ons
kolommenlang Ferrer-betoog negeerde, zou ze
het dit kleine peuterig» berichtje van het
verre Vaticaan niet kunuen doen, waar wel
niemand van haar lezers naar zou vragen ? ?
Maar hoe fel moet de geachte redactie
van de Maasbode haar concnrreerend zuster
orgaan liefhebben om het voor zulk een
dilemma te plaatsen ?!
***
VREDE is 'T ZICHT.
Men is reeds bezig, en wel van hoog
geachte zijde", de twee vrome haantjes te
verzoenen.
Wij hopen dat het lukt. Alg 't zoover is
zal men behoefte hebben aan een
verzoeningsmaal.
Ziehier een daarvoor expreeselijk door ons
gecomponeerd lied, waarvan wij hartelijk
hopen, dat het dan ook zal gezongen worden.
Kom Maasbó geef de Tijd een zoen
Hei, 't is weldra Mei!
Je mag het nog wel zesmaal doen,
Zesmaal is geen zeven,
Zeven maal is geen acht,
O! wat zoent die Maasbó zacht!
O! wat zoent die Maasbu zacht!
Geen wonder", lispelt in een roes van
geluk de Tijd, je hebt ook zoo'n grooten
mond!"
De statistiek is een e zeer onbe
trouwbare methode
In de laatste aflevering van het Tijdschrift
voor Strafrecht probeerde ik naar aanlei
ding van eene crimineele statistiek van de
Joden aan te tooneo, dat de statistische
methode zeer veel minder waardeering en
vertrouwen verdient, dan haar gewoonlijk
wordt toegekend.
In de juisiheid van de cijfers zie ik niet
de minste waarborg voor de juistheid van
de conclusies. Terwijl het toch om juiste
conclusiën en niet om juiste cijfers gaat.
Mijne bezwaren, zelfs tegen de best inge
richte statistiek, vatte ik aldus samen:
I. Statistieken worden dikwijls, zonder
bepaalde cijfervervalaching tendentieus in
gericht.
II. Meerdere statistieken spreken elkan
der soms vierkant tegen.
IIL Uit dezelfde statistiek kunnen dikwijls
zonder moeite of geweld de meest tegen
strijdige conclusies worden getrokken.
IV. Er zijn statistieken, waaruit men met
den besten wil en de meeste moeite geene
enkele gevolgtrekking maken kan."
Vooral statistieken, die iets zouden moeten
bewijzen ten nadeele van eenen bepaalden
Godsdienst, overtuigen toch nooit hen, die
den bedoelden Godsdienst belijden, of dien
goed gezind zijn. Het is een bekend
feit, dikwijls besproken en nooit betwist,
dat de criminaliteit van de Joden veel
geringer is dan de criminaliteit van de
Protestanten, terwijl deze wederom veel
geringer is dan die van de Katholieken.
Maar wat heeft men aan dat feit, al is het
onbetwistbaar, wanneer men er geene
conclusien uit kan trekken, die evenzeer onbe
twistbaar zijn en kunnen leiden tot
practische maatregelen van crimineele politiek ?
De Katholieken zullen de hoogere crimina
liteit in de Katholieke streken toch nooit
op rekening willen stellen van hunnen Gods
dienst. Zij schrijven haar hoofdzakelijk toe
aan rasverschil en reel hooger drankgebruik.
Bovendien denkt geen redelijk mensch er
aan de criminaliteit te bestrijden door het
Katholicisme tegen te gaan of door het
Jodendom te bevorderen. Maar ik vraag:
wa< heeft men dan aan de verdeeling der
veroordeelden naar den Godsdienst?''1
De tijd en de moeite, die daaraan worden
besteed, zijn erger dan nutteloos verloren,
want zij zijn gevaarlijk. De cijfers worden
voortdurend gebruikt als propagandamiddel
tegen den Godsdienst in het algemeen en
tegen den Katholieken Godsdienst in het
byzonder. Vooral de Marxisten hebben zich
door middel van Mr. W. A. Bon ger, aan dit
gehalte van propaganda schuldig gemaakt.
Ik noem vooral twee artikelen over Crimi
naliteit en Ongeloof, in Het Volk van 14
December en van 25 December van de hand
van Mr. Bonger. Daaruit zou blijken, dat
ongeloovigen veel minder misdadjg dan
geloovigen zouden zyn. Nu wil ik hier slechts
beweren, wat ik elders uitvoerig zal bewij
zen, dat Mr. Bonger dwaalt. Maar ik wil
de vraag stellen: wat doen we met die
waardelooze en kwaadwillige cijfers?"
De crimineele statistiek der Godsdiensten
dateert van de reorganisatie van de gerech
telijke statistiek, dat is dus van 1896. Mr.
A. A. de Pinto, heeft er in het Weekblad
van het Recht krachtig tegen geprotesteerd,
en meer dan eens (No. 7060 en 7248). De
uitkomst heeft hem gelijk gegeven. Nut
heeft niemand er van. Het is een propa
gandamiddel, dat slechts door eene bepaalde
politieke partij wordt aanvaard, die er
overrigens niet licht een verwerpen zal. Dat
wij van die hatelijke cijfers verlost zullen
worden, valt meer te hopen dan te verwach
ten. Het kwaad is trouwens voor het grootste
gedeelte toch niet meer te stuiten. Gesteld,
dat de verdeeling van de veroordeelden naar
de Godsdiensten nu dadelijk weggelaten
werd, dan zouden de cijfers over de laatste
veertien jaren, toch hij voortduring gebruikt
worden.
En het slechte voorbeeld doet natuurlijk
slecht volgen. Ik ben hier aan het eigen
lijke onderwerp van mijn artikel gekomen,
waarover ik in het Tijdschrift voor Strafrecht
reeds iets heb gezegd, maar dat ik gaarne
bekend zag ook buiten den altijd beperkten
kring van de lezers van een rechtskundig
vaktijdschrift. De zaak is zooals zij hier
volgt.
En bestaat in ons land eene Vereeniging
Onderlinge Vrouwenbescherming," die zich
ten doel stelt, stoftelijken en geestelijken
steun te verleenen aan ongehuwde moeders.
Zij behandelde in de jaren 1905, 1906, 1907
een aantal van 170 gevallen, die door Dr.
C. J. Wynaendts Francken statistisch be
werkt zijn, naar de volgende punten : Leef
tijd; Woonplaats; Beroep; Godsdienst;
Afkomst en huiselijke omstandigheden;
Gezondheidstoestand en Gedrag.
De bewerker meent, dat de 170 gevallen
een voldoend aantal is om van waarde te
zyn, waar sprekende cijfers verkregen
worden.
Van waarde, heb ik my afgevraagd, waar
voor? Om conclusies te trekken voor ons
geheele land ? De bewerker meent het klaar
blijkelijk. Maar daarvoor is het aantal van
170 veel te klein. Immers: er werden in
1906 geboren byna 4000 onwettige kinderen.
Dat is dui over de drie jaren, die Dr.
Wijnaendts Francken heeft bewerkt ongeveer
12000. Van die 12000 gevallen bewerkte hij
er 170. Dat is ongeveer \%%. Ik meen te
mogen zeggen, dat dit aantal te klein is
voor het trekken van algemeene conclusies.
Bovendien kreeg de Heer "Wynaendts
Francken zijne gevallen niet gelijkmatig
uit het geheele land. Dit blijkt uit zijn
eigen statistiek der woonplaatsen, die ik
hier geheel zal overnemen, omdat ik er nog
op terug moet komen.
Woonplaats Het leeuwenaandeel werd
genomen door de stad 's-Gravenhage met
niet minder dan 40% of Vo der gevallen.
Daarna komt Amsterdam met 22 K en ver
volgens, Rotterdam en Middelburg. Deze
vier steden te zamen leveren alleen reeds
77 K d. i. meer dan % der gevallen. De
resteerende 23% verdeelden zich o ver aller
lei andere gemeenten."
Ik kan mij begrijpen, dat het van eenige
wetenschappelijke waarde is te weten, waar
de meeste onwettige geboorten plaats heb
ben : in de stad of op het platte land. Maar
wie heeft er iets aan te weten waar precies
de 1>*H van de ongehuwde moeders woon
den, die zich bij Onderlinge Vrouwenbe
scherming hebben aangemeld? Dit te be
rekenen is eene onnoozele statistiekwoede,
die niet meer beduidenis heeft dan dat
40% gelijk is aan z,'a of 77% meer is dan %..
Bovendien geeft die statistiek eenen ver
keerden indruk. Het moet wel lijken alsof
in Den Haag veel meer onwettige geboorten
voorkomen dan in Amsterdam. Immers Den
Haag is ongeveer half zoo klein als Am
sterdam, en geeft ongeveer twee maal zoo
veel gevallen. Toch is die iudruk onjuist.
Het aantal onwettige geboorten is juist
relatief, in Den Haag meestal kleiner dan
in Amsterdam. Van de jaren 1897-1906 niet
minder dan acht maal. Hoe komt het dan,
zou men willen vragen, dat juist Den Haag
zoovele gevallen geeft? Wel: omdat de
Vereeniging in Den Haag veel meer leden
heeft dan te Amsterdam: 413 tegen 186.
In het Haagsche Hofdorp wonen blijkbaar
veel dames voor wie in den omgang met
ongehuwde moeders eene eigenaardige be
koring schuilt.
Zooals wij zagen heeft Dr. Wynaendts
Francken zijne 170 ongehuwde moeders ook
naar den Godsdienst ingedeeld. Waarvoor
is dat noodig? Meent Dr. Wynaendts Franc
ken inderdaad, dat er een causaal verband
bestaat tusschen Godsdienst en ongehuwde
moederschap? En is de Vereeniging O
nderlingeVrouwenbescherming bereid, dien Gods
dienst te bestrijden, welke naar hare mee
ning overveel ongehuwde moeders heeft?
Indien de Vereeniging daartoe niet is bereid,
heeft de indeeling van de moeders naar
haren Godsdienst absoluut geen zin. Even
min als de verdeeling der misdadigers naar
den Godsdienst eenige beteekenis heeft dan
als propagandamiddel van gering en Mar
xistisch gehalte, zooals Mr. W. A. Bonger
die voert in Het Volk, en de Heer J. E. W.
Duijs, in Volksvergadering.
Bovendien is de statistiek der Godsdien
sten door Dr. Wynaendts Francken geheel
verkeerd uitgelegd, zoodat hij tot eene
conclusie kwam, die verregaand onwys is,
om nu eens een byzonder zacht woord te
gebruiken. De paragraaf over den Gods
dienst zal ik in zijn geheel overnemen.
Godsdienst. De groote meerderheid, name
lijk 64% of ongeveer
P
Protestant of Ned. Hervormd. Het aantal
Israëlieten, hoewel op zich zelf gering (7)
was toch tweemaal zoo groot AI.S AMAK DE
BEVOLKINGSSTATISTIEK ZOU MOGEN VERWACHT
WORDEN. Juist omgekeerd was het bij de
Katholieken, die slechts 20% of \-, der ge
vallen leverden terwijl zij toch 35% der
bevolking uitmaken."
De cursiveering is van my. En ik moet
zeggen, dat het wel mooi is! Inderdaad
wonen er in ons land 2% Joden, en bedraagt
het aantal ongehuwde Joodsche moeders,
dat zich bij Onderlinge Vrouwenbescher
ming heeft aangemeld 7 op 170, dat is 4%.
Maar wat is de fout van Dr. Wvnaendts
Francken geweest? Deze: dat hij zyn per
centage van Joodsche moeders heeft verge
leken met de Joodsche bevolking van het
geheele land en niet met de Joodsche bevol
king van de gemeenten, waar zijne 170
moeders thuis behoorden. Wanneer hij dat
had gedaan, dan zou hij hebben gezien, dat
het aantal ongehuwde Joodsche moeders re
latief juist zeer klein is. Voor de Katho
lieken komt Dr. Wynaendts Francken tot
eene geheel andere conclusie. Maar ook
onjuist. Van de geheele bevolking maken
zij 35 H uit. Van de 170 moeders leveren
zij 20%. Doch hoe komt dat? Eenvoudig
omdat zich relalief weinig Katholieken by
de Vereeniging aanmelden, die in Brabant
en Limburg geene enkele afdeeling heeft
en slechts een enkele correspondent te
Den Bosch.
Dr. Wijnaendts Francken is zelf verbaasd
over zyn resultaat. Hij heeft eene goede'
gelegenheid voorbij laten gaan iets niet te
publiceeren. Het is een bekend feit, dat de
joden in alle landen relatief weinig onechte
geboorte hebben. Gegevens daaromtrent
vindt men bij Dr. Arthur Euppin in: Die
Juden der Gegenwart". Dit behoeft volstrekt
niet verklaard te worden uit eene grootere
waarde van den Joodschen godsdienst op
zich zelven. Voor ieder is er slechts een
goed geloof: het zijne. Maar er zijn twee
momenten, die het aantal onechte geboorten
bij de Joden klein houden: het inniger
familieleven en het gerioge alcoholgebruik.
Die ontbreken ook in ons land niet. Dr.
Wijnaendts Francken had dus kunnen ver
wachten, dat het aantal onwettige geboorten
by Joden ook in ons land relatief klein zou
zijn geweest. Nu hij tot een geheel ander
resultaat kwam, had hij wel eens mogen
denken aan eene fout in zijne wijze van
berekenen. Nu-heb ik zijne fout gevonden
en beschreven. Maar intusschen is het
jaarverslag met die imbeciele statistiek aan
de ruim 1500 leden van de Vereeniging
toegezonden, die nu allen hebben kunnen
lezen, dat de Nederlandsche Joden tweemaal
zoovele onechte geboorten hebben dan men
op grond van de bevolkingsstatistiek ver
wachten kon.
Dat is onjuist. Ook in Nederland hebben
de Joden relatief weinig onechte geboorten.
Het aantal onwettige geboorten was in ons
land in 1906 groot: 3943. Het aantalJoden
in dat jaar bedroeg 2.04 pCt. Men kon dus
bij de Joden aan onechte geboorten ver
wachten 80. Inderdaad hadden zij er 38,
een gegeven dat ik ontleen aan een artikel
van Dr. J. Segall: DieJuden in Holland"
in het Zeitschrift für Demographie und
Statistiek der Juden" van November 1909.
Dr. Wijnaendts Francken spreekt in de
Inleiding tot zijne statistiek de wensch uit,
dat latsr een ander op soortgelijke wijze de
volgende driejaarlijksehe periode 19C8?1911
zal bewerken. Dat een ander het doen zal
hoop ik ook. Dat het pp eene soortgelijke
wijze zal gebeuren hoop ik niet. De paragraaf
over den Godsdienst kan met voordeel
vervallen.
* *
«?
Ik noemde hierboven de statistiek eene
zeer gevaarlijke en weinig waardevolle
methode. Nu weet ik wel, dat men aan
eene methode in het algemeen niet mag
verwijten het imbeciele gebruik, dat iemand
van haar maakt. Doch aan den anderen
kant is ook dit waar, dat Dr. Wijnaendts
Francken niet Ie premier venu is. Hij is
stellig de beste compilator van ons land.
En wanneer hij dan al zulke grove fouten
maakt, hoe brengen dan de mindere com
pilators het er af: Mr. Bonger en de Heer
J. E. W. Duys? Hierboven wees ik reeds
op de onaangename propoganda, die met
allerlei statistieken wordt gemaakt tegen
den godsdienst in het algemeen en den
Katholieken godsdienst in het bijzonder.
Uitvoerig verzet daartegen ligt heden niet
in mijn plan. Slechts op n element wil
ik wijzen: dit dat de Marxisten er dikwijls
twee waarheden op schijnen na te houden,
n voor propagandistisch en een voor
wetenschappelijk of quasi-wetenschappelijk
gebruik. Wanneer zij propaganda maken
tegen den godsdienst in het algemeen en
tegen de Katholieken in het b$zonder, dan
doen zij het altijd voorkomen alsof hunne
statistieken onweersprekelijk zijn. In andere
gevallen weten zij het zoo stellig en zoo
zeker niet. Een merkwaardig voorbeeld van
die dubbele waarheid geeft Mr. Bonger. In
een artikel Ongeloof en Misdaad" in Het
Volk van Dinsdag 28 December 1909 schryft
hij: Ongeloof voert tot onzedelijkheid in
haren ernstigsten vorm: de misdaad, zoo
luidt de in den treure herhaalde uitspraak
der klerikalen. Wanneer dit waar was, had
dit uit de cijfers, DIE EENE ONPARTIJDIGE
TAAL SPREKEN, moeten blijken.
En in De Groene van 16 Jan. schrijft hij:
De cijfers, MITS KRITISCH BESCHOUWD, spreken
een zeer duidelijke taal".
Is het niet merkwaardig, dat de eisch
van kritische beschouwing, die aan den
lezers van De Groene wordt gesteld, weg
viel voor de lezers van Het Volk? Zonder
kritiek moeten zij als waarheid slikken de
betwistbare statistieken, waarmede van
Marxistische zijde de godsdienst in het
algemeen en de Katholieke godsdienst in
het byzonder worden bestookt.
Hoever een propagandist kan gaan, die
zijn kritisch vermogen thuis laat, bewees
Mr. W. A. Bonger ten duidelijkste. In eene
vergadering van min of minder ontwikkelde
leeken sprak hij als volgt: Les sociétés ont
les criminels qu'elles méritent." Dat wil
zeggen: ledere maatschappij heeft de
misdadigers, die zij verdient". Daarom zal