Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1712
De wonderbare bloem in Hannele's hand itraalt een magisch
licht nit. De schoolmeester, die streng gericht heeft gehouden
over Hannele's vader, den dronkaard, neemt den schijn aan
van Jeans. Hannele's vader, dit ziende, ontzet hevip, wankelt
de kamer uit, zeggend: Ich hang mich u-ufl'
De drie engelen, zingend bjj Hannele's ziekbed van lente en nieuw leven, van geluk en heerlijkheid
in de eeuwige stad.
De geest van Hannele's moeder, zooals ze b\j haar leven er
uitzag, mager en uitgemergeld, de oogen diep in de kassen.
Za spreekt tot Hannele van de heerlijkheid hier boven.
Hannele" van
Gerhart Hauptmann.
lan den avond van den vertienden
November 1893 werd in den Koninklijken
Schouwburg te Berlijn, Hannele" ge
speeld, dat toen den titel had va a
Hannele Mattern's Himmelfihrt". Om
kleinzielige inzichten tot nul te herleiden
werd het stuk later kort-weg: Hannele"
genoemd.
Het was een gedenkwaardige avond.
Voor- en tegenstanders van Gerhart
Hauptmann wisten niet wat ze er van
denken moesten. Hij, de hoofdman der
naturalistische richting, hun Gerhart,
eensklaps symbolist en mysticus; hij,
de socialist van gisteren, heden de man
van het behoud; hij, de niet-geloovige
eensklaps de geloovige; hij, de realist,
ongehoopt en onverwacht zich latende
gaan in het vage. Niemand, zelfs de
kritiek, wist onmiddellijk wat hij van
Gerhart Hauptmann en zijn
droomdichtwerk denken moest, dat in den aan
vang diep steekt in het naturalisme en
aan het einde zich verliest in het
symbolisch-mystische.
Velen, vooral de leden der vrijwillige
Hauptmann-gemeente huldigden Haupt
mann geestdriftig, maar nog meerderen
veroordeelden hem en zijn dichtwerk.
Aan beide zijden werd overdreven. De
vrienden, die hem eensklaps gelijk stel
den met Shakespeare en Goethe, zoowel
als de tegenstanders, die knorven in de
biezen zochten, onder welken er waren
die zelfs censuur op Hannele" toegepast
wenschten en er niet tegen geweest
zouden zjjn als de politie op hem ware
afgekomen.
In n oordeel waren vriend en vijand
eenstemmig, in het oordeel over de
hoogst poëtische uitbeelding van Hannele
door de tooneelspeelster: Paula Conrad".
De storm heeft zich gelegd, de be
oordeelaars zijn rustig geworden en
hebben het schoon en het onschoon van
Hannele" weten te scheiden en aan het
blijvende schoon den palm toegekend.
Het ontstaan en de beteekenis van
Hannele'' zijn eenvoudig. Het
droomgedicht wijst in geenen deele, noch op
het ontrouw worden van Gerhart Haupt
mann aan zijne socialistische o vertui gingen
noch op een breken met het naturalisme.
In Hannele" is Hauptmann gebleven
wie hij was, dezelfde als in DeWevers",
het socialistische werk, dat het ontstaan
dankt aan Hauptmann's waarnemen van
het leven der wevers in Silezië, aan de
herinneringen van zijn grootvader, die
er zelf wever was, aan den onbewusten
invloed van twee voorname socialisten,
Bruno Wille en Wilhelm Bölsche, met
wie hij te Jena in den tijd dat hij er
college liep in zoölogie bij Haeckel, in
de geschiedenis der revolutie en in de
en
IL
Brtitner. Rott. kunstkring. (13 Maart 1910).
Langzamerhand wordt het de tijd van
katalogiseeren. Van iedereen der omstrreki 1860
geborenen wordt de optelling voltrokken. Deze
tentoonstellingen, als nu van Breitner weer
in den Rotterdamschen kunstkring, zijn niet s
anders. Za zijn een tegemoetkomen aan een
behoefte. Ze zijn niet altijd volledig genoeg
en ze zijn nog niet van allen gebonden. De
optelling van Voerman's wezen die m\j
intresgeert, zag ik nog niet gebeuren niet in deze
kunstkring, niet die van Witsen; niet die van
Van Looy, niet die van Hart Nibbrig; niet
een volledige van Van Deyaselhoff; om bij
n school, by n wezensuiting te blijven
hoezeer ook verschillend. Er zijn daarnaast
nog vele andere te honden... Deze tentoon
stelling van Breitner was een nuttige. De
activiteit van den kunstkring schijnt na eenig
aarzelen den j disten weg hervonden te hebben,
en in een aangename wisseling buitenlandsch
tar leering en binnenlandsch ter herstelling
te zien te zullen geven.
Er waren hier naar de opgegeven data in
den lijst der weiken schilderijen etc van
1878 toen hij den eersten prjjs: levend model,
haalde tot 1907. De schilderijtjes uit '78
(Breitner was toen 19 jaar ongeveer) zijn
beide landschappen, het eene een fel geac
centueerd licht in een gele lucht met aan de
linkerzij een groep boomen, het tweede een
vaart met schuiten. In het fel geaccentueerde
is de ras-schilder Breitner, met zijn zucht
tot leven, al te tasten. Uit 1879 was hier
een jongen (eigendom van der Weele) waarin
de schildering van het naakt verdiensten had.
Uit omstreeks 1880 de Ruiters in de Sneeuw
en de Artillerie op de Heide. In het eerste
letteren over Goethe en diens tijd bij
Boegtlingk, avond aan avond in maat
schappelijke vraagstukken zich had ver
diept, en aan zijn eigen levenservaringen:
als jongman in het door zijn vader gehou
den logement in Ober-Salzbrunn in Silezi
kennis makend met hoog en laag, aan
den tegenspoed welken den vader trof,
aan de moeiten en zorgen der ouders,
aan eigen leven, nu dit dan dat bij
de hand nemend, werkend in eea
wijnpakhuis, later acteur willende worden,
dan declamator en bij een tooneelspeler
te Leipzig les nemend in het wél-zeggen,
vervolgens naar Breslau aan de
teekenschool, dan naar Jena aan de Universiteit,
naar Malaga en Napels er het verworden
leven der vrouwen en de sociale ellende
ziende, naar Rome, er als beeldhouwer
werkend in eigen atelier, vervolgens
reizen makend over land en zee, twintig
jaar oud een rijk huwelijk doende, ein
delijk in Berlijn in kennis gerakend
met jonge strevers in de litteratuur, wier
invloed hij ondergaat, meer nog van Zola,
Tolstoïen Ibsen, tot er hem door?Papa
Hamlet" van Arno Holz een licht opgaat,
en hij denkend en zoekend, en alles,
verleden en heden in hart en hoofd ver
werkend, zij neroeping gevoelt, die hem als
schooljongen al, beter verzen makend dan
kunnende rekenen en in niets uitblinkend
dan in teekenen, vaag had voorgezweefd
en in zijn zin tot boetseeren, tot het
nascheppen, het zeer nauwkeurig na
bootsen in klei van mensch en voor
werp duidelijker was geworden, en hij,
na enkele proefnemingen als drama
schrijver, tusschen 1888?1889 het too
neel werk: Vor Sonnenaufgang" schrijft
en het 20 Oktober 188!) vertoond ziet op
het tooneel van de Preie Bühne" te
Berlijn.
Dien 20sten Oktober werd een gedenk
dag in de Duitsche tooneel schrijf- en de
Duitsche tooneelspeelkunst. Het natura
lisme zegevierde. Gerhart Hauptmann
werd voor het tooneel er een der pro
feten van.
L*e strijd van het ware en het werke
lijke tegen het gefabuleerde leverde op
het tooneel van de Freie Bühne" slag
op slag, en schier iedere slag leidde tot
overwinning. Gerhart Hauptmann was
de eerste in het strijdgewoel.
Op l Juni 1890 ging" er van hem :
Das Friedensfest" tot 26 Pebruari 181)3
het levenswerk kwam: Die Waber", in
Silezisch dialect, in gewoon Duitsch ver
taald: Die Weber", dat de roem wend
van de Freie Bühne" en later van het
Deutsches Theater", nadat Hauptmann
reeds 11 Januari 1892 op het tooneel
der Freie Bühne" met zijn treflijk werk:
Einsame Menschen" had laten zien wat
stemmiugskunst vermag, den Duitschers
volgens oordeel van hen zelf?eerst
recht duidelijk geworden en schier in
volmaaktheid getoond toen de
Nederlandsche Tooneelvereeniging uit
Amsteris de invloed van den leermeester te bespeuren,
in de Artillerie komt een Frangche geaard
heid naar voren, een soort beschouwing zooals
de Franschen die ook hebben, en die ge
soms eveneens vindt in de platen van de
teekenaars oorlogs-correspondenten. Het werk
is even haast te sierlijk. Even voelt ge er
haast iets van den dandy in, wat in Breitner
verder weinig te vinden is. Het schilderijtje,
vrij uitvoerig geschilderd, hetfc een gemak
kelijke verdeeling voor het oog in de drie
Ruiters die hoofdpunten gever. Het is merk
waardig hoe op deze tentoonstelling weer
bleek hoezeer een gemakkelijk te volsjen ver
deeling van het werk het rustig genieten ver
hoogt en versterkt. Uit 1881 (ik volg de
data der catalogus) waren de Hoefsmid en
In het Atelier. Da Hoefsmid met een enkele
fijne combinatie van kleuren, waa niet wat
ik verwachtte; terwijl In het Atelier een
schilderij is, dat, enkel kleur, door een schil
der als Verster, toen deze zelf leefde in 't
jachtende van den hartstocht en waarvan
hem nu nog volle herinneringen moeten ge
bleven zyn, dat toen ter tijd en nog door
Verster genoten zou worden. Uit 1882 is het
zelfportret (van Jan Vetb) (er is hier nog een
van pi.m. 1886). Het portret van 1882 is 3/4
rechts. De baard is kort. Het haar is wat
verward. De zakdoek steekt uit de zak. Een
wit dasje is om den hals De verdienste ervan
is de laatdunkende hooghartigheid der oogen,
die uit de zinnelijke kop stout neerziet. Het
portret uit ongeveer 1886 is veel minder.
Maar deze beide portretten zijn nog geen
portretten. In een zeker opzicht is van deze
kunst, die tevreden is met het leven te be
reiken, en het levend doen schijnen als eerst
doel stelt, niets verders te verwachten. Toch
is het portret meer. Er is geen statigheid in
geen van deze twee uitingen van een op
De zwarte Engel met het groote zwsard
veifchiJDt Hanne'.e en beangstigt haar.
De diakones troost haar, zeggend: Het
is de Dood hij brengt verlossing."
dam in 1895 dit werk in de Nederlandsche
taal te Berlijn speelde.
Het leven te en in de nabijheid van
Berlijn, het waarnemen van het leven
der kunstenaars daar, deed Hauptmann:
Kollege Crampton" scheppen, 16 Januari
1892 het eerst vertoond door de Freie
Bühne, weldra gevolgd door Biberpelz",de
dievenkomedie, spelend in de buurt van
Berlijn en vertoond 21 September 1893,
tot twee maanden later het groote en
onverwachte kwam: de vertooning in
het Schauspielhaus van Hannele Mat
tern's Ilimmelfahrt", 15 November 1893.
Welk eene bevreemding, welk een
onverdiemden aanstoot de vertooning van
Hannele" ook gave, Hauptmann werd
zich in de richting zijner kunst in deze
schepping in geen enkel opzicht ontrouw.
Hannele" dankt zoo goed als de De
Wevers" het ontstaan aan het
waargenomene liet Weefde - niet het
doorleet'de ... daarin schiet Hauptmann vaak
bepaalde wijze belangrijk schilder. Het psy
chisch element is te klein, en de vastheid
der ordening die in de oude portretten trekt,
verbaast, en ze groot doet schijnen (gedeel
telijk) wordt hier gemist. Breitner is meer
een lyrikus van kleur, dan analytikes. Inde
Dame met kat (een vrouw in het r, wart op
een gele sofa met wit en zwarte kat, etc.) is
het pv-ychologisch meer gegeven in da oogen,
maar mij dunk t da t het meer met onbewustheid
lukte dan met wel bewustheid geg-iven wordt.
De strie der Naakten was hier te zwak ver
tegenwoordigd, met een vrouw met opgetrok
ken knieën, liguend. De smeltende kleuren
van het bloote lichaam zijn bij Breitner
voortreffelijker te zien gegeven dan in deze
schets die het eigendom ia van Bagtert. Uit
84 te Parijs waa bier niet het belangrijke
werk te zien maar alleen een straatgezicüt.
In 8G?87 is hij weer op de Akademie te
Amsterdam. Uit 88 is er een Portret, uit 90
is er een Huzaren op de Heide en op ver
kenning; uit 1891, 92, 93 zijn er stadegezich
ten met sneeuw en een aquarel van Tram
paarden. De bezigheid van het stadsleven is
door dezen zoeker van levend, in tegenstel
ling met Witsen gezocht. Als mildheid is die
uit 1892 te noemen, om het fijne licht die
aquarel uit '92; om het nachtmerrie-achtige
van een leelijk kindergezicht; de Trampaar
den (uit 93). De Artillerie op de Heide uit
'94 (eip. Van Bilderbeek, Dordi) is een werk
vol rust. Op een bruinen bodem, tegen een
lucht met wolkend grijp, staan
aanspanningtn van de Rijdende Artillerie. De overzien
baarheid is in dit werk een der te eeren
hoedanigheden. De heele voorstelling lijkt
onder n lijn gevangen; het schilderij is daar
door op aangenaam aandoende wijze in 2
deelen verdeeld. De détails zijn verder, zonder
uit het geheel te treden, juist en zuiver
gete kort -? in zijn geboorteplaats. Want de
echte kunst van Hauptmann is
,,Heimathskunst". Hij en zijne kun&t zijn ge
bonden aan de plek waar hij geboren,
gewoond en geleefd heeft, ook aan de
taal, het dialect. Hannele" schreef hij
in 1891 na een vernieuwd bezoek aan
zijn geboorteplaats, waarbij voor het
symbolische en mystische niet ongenoemd
mag blijven Maeterlinck's: ,, L'intruse",
een jaar te voren verschenen., en Ibsen's
Wilde eend:' met het jonge meisje dat
zich zelf doodt, meenend een offer te
moeten brengen.
In Hannele" leeft het oude leven der
Silezische mindere lieden op, het geloof
en het bijgeloof nog uit de middeleeuwen,
het lied, dat eeuwen oud en gemeengoed
is van den geheelen Germaansche stam,
zooals het lied dat er in gezongen wordt,
van ,,Slaap-kindje, slaap"; zelfs de
echt middeleeuwsche voorstelling van
den dood als een bode van vleesch en
bloed, en van een even oud begrip, dat
in Hannele ontwaakt: de bruid des
heeren te zijn, vol verlangen naar den
hemelschen bruidegom.
Het verlangen naar den hemelschen
bruidegom is de kern van Hannele",
het jonge, veertienjarige meisje. Het
heeft zich willen verdrinken, uit kommer
en verdriet. lederen avond werd het door
een zuiplap van een vader, een metselaar,
uitgezonden om te bedelen, opdat hij
geld zou hebben om te drinken. Komt zij
zonder geld thuis, dan ranselt hij haar.
Om uit de ellende te geraken, stort het
kind zich op een stormachtigen winter
avond in een wak in den toegevroren
vijver. Een werkman ziet het en haalt haar
uit het water. De schoolmeester die voor
bijkwam, laat het kind naar zijn woning
brengen en droge kleeren aandoen. Dan
neemt hij haar op den schouder en brengt
haar in een der huisjes van de bedeeling,
waar zij woont, en legt haar te bed.
Het gaat daar in de woning der be
deelden vreemd toe. Een jonge vrouw,
een deerne schelt de andere, een oudere,
den huid vol. De oude, al heeft ze pas
een psalm gezongen, geeft de deerne
in ruwheid niets toe.
En bij die vrouwen komt Hannele!
Er wordt om den dokter gestuurd, om
een zuster, terwijl de burgemeester uit
zichzelf komt, om naar het geval te
informeeren.
Het kind licht in een ijlende koorts,
terwijl in de aangrenzende kamer het
ver wordene volk op een draai-orgel speelt.
De zuster vraagt er mee op te houden.
Als het stil is, gaat de zuster even uit
om water te halen. Hannele staat in haar
ijlen op, meenende de stem van haar
hemelschen bruidegom te hooren. die haar,
naar zij zich voorstelt, geroepen had toen
zij in het water lag. Zij valt tegen de
kachel aan, te zwak om zich op de been
te houden. De zuster vindt haar zoo. Met
teedere zorg legt zij het kind weer te
geven, en niet zonder zwier (zie b.v. de wielen
van een caisson). Uit 1894 was hier een Dame
in het rood: Óp een divan met peisisch
kleed, een vrouw in roode bebloemde kimano.
Er is in zulke werkjes van Breitner meer
het stillevenachtige gevonden dan gewoonlijk
bij dezen bewogene. De Regulieregracht uit
1895 met het te stijf figuurtje op den voor
grond, heeft het overdrevene in het eil'ect
van een koortsige. De Reyendag (18 35) met
een rijtiipje van achter gezien, en twee meisjes
op een pleintje is een natuurgetrouwe weer
gave van alle de weerkaatsingen die een natte
straat zoo diep en zoo vroolijk maken. Uit
'96 is een Artillerie op de Heide, een groep
ladenden. Het geheel is wat weinig
doorspeeld van atmosfeer. Uit '97 en '98
Werkpaarden. Heiwerk Paleistttraat. De werkpaarden
uit 1899 (eigendom Uillissen, Baarn) ia hft
mre»t forscke schilderij ter tentoonstelling. De
bontheid van Breitner's hartstocht is hier
genoeg bedwongen om het nog wat onbe
storven schilderij te doen erkennen als een
goede, zeer goede Breitner. De voorstelling:
Twee witte paarden, groot vooraan. Links
vent met lange blauwe jas. Rechts meer naar
de diepte een waterige put met beiers; hier
doet de fluweelen kleur even aan Jacob Maris
denken. Daarachter een aantal huizen in aan
bouw ; een licht met evenwijdige strepen.
Het belang van dit werk is de toover van
het licht en het inderdaad grootsche. Ook
de aquarel (1898) van de paarden is te roemen
om de xu-t in het beweeglijke. De schepen
in het dok (1901) met felkleurige koppen
der roeren, en mat het niet geharmoniseerd
figuur der masten op den achtergrond is een
schilderwerk dat mij niet verrukt, en dat
nut van het overdrevene heeft, in den niet
Echoonen zin, wat ook het schilderij met de
te stij ve figuur, boven besproken,karakteriseert
bed. Plotseling is het Hannele of de
hemelsche bruigom haar weder roept. Een
vreemd licht komt in de kamer, haar
moeder, onlangs gestorven, verschijnt,
zet zich op het ledekant en vertelt van
de heerlijkheid des hemels;?dan komt
er een zwarte engel met een groot zwaard,
later een snijdertje, een booheltje, een
mannetje uit een sprookje die haar aan
kleedt als Hemelsch bruidje en glazen
muiltjes aandoet. Mannen met een glazen
doodkist komen binnen en leggen er
Hannele in met den krans om het hoofd.
Een nog vreemder licht: de school
meester, die zoo goed voor haar is, komt
met de schoolkinderen om bij haar begra
fenis te zingen, even als de drie engelen
die haar reeds, nahet?slaap kindekëslaap"
hadden toegezongen. Plotseling een
angstig gevoel. Haar stiefvader, de ver
zopen metselaar, doemt op en wil haar
slaan, doch, en steeds met nieuwe licht
verandering, staat de schoolmeester in
het vertrek en bestraft den stiefvader,
legt hem het vuur zoo nauw aan de
scheenen, dat hij, ook ontzet door het
geheimzinnige licht, uit den wonderbloem
schijnend, den bloem Hannele in de hand
gegeven, angstig achteruitwijkt, zeggend:
ik ga mij verhangen" en wegloopt. Op
dat oogenblik valt de opperkleeding den
schoolmeester van het lijf en staat hij als
het evenbeeld van den Heiland, in een wit
kleed naast Hannele, nu in het kleed
der errefrechtvaerdigheyt", neemt haar
bij de hand om haar den hemel binnen
te leiden. Klokken luiden, hemelsche
zangen ruischen en om Hannele en den
Schoolmeester is een hemelsche klaarheid.
Het luiden der klokken verstomt, do
hemelsche zang verzwakt, verflauw c
versterft, de hemelsche klaarheid ver
dwijnt,...duisternis alom. Een flauw kaars
licht verlicht het armoedig kamertje,
waar Hannele in het ledikant ligt, de
dokter luistert naar haar hart, de pleeg
zuster vraagt met gedempte stem:
Dokter ?" ... en de dokter antwoordt :
Dood!"
Bij deze aanduiding van Hauptmann's
Hannele" blijve het, om den heer
Frans Mijnssen niet de gelegenheid te
ontnemen na de vertooning door de
Nederlandsohe Tooneel vereeniging op
heden, Zaterdag 16 April, zijn oordeel
over het kunstwerk te zeggen.
Voor het uitbeelden van Hannele"
heeft de Nederl. Tooneelvereeniging
eene jonge tooneelspeelster Tilly Lus,
die het juiste beeldje is, het teere figuurtje,
dat spreekt met een stemmetje zacht als
stil gefluister gelijk ze ontroerend schoon
deed in het karakter van het jongetje
in Herman Heyerrran's Uitkomst",
spel van Droom en Leven, dat, als
Hannele, een kind, een jongetje, heeft,
't welk in ijlende koorts zag wat niemand
zag en hoorde wat niemand hoorde.
Hannele is een mooi kerstavondspel.
J. H. R.
De laatste schilderijen naar de datum zijn
verbouwingen, het Rokin en Grondkruiers
(uit 1907).
II. Van Breitner is een tijdperk te
kritieeeren. Hij heeft eenvoudig en voluit zijn
hartstocht gegeven. Waarschijnlijk is dit niet
zonder moeiten voor hem nu geworden, en
was het niet zonder innerlijke moeite. Het
tijdperk, dat achter ons begint te zijn, is ge
karakteriseerd door het niet tot vrede en
rust rangschikken van de elementen der ont
roering. Het enkel levende is aanbeden.
Breitner heeft dit gedaan met stoutheid en
meestentijds met een brute kracht. Het te
kort aan innerlijk en aan phychologischinzicht
komt onmiddelijk aan het licht bij zijn por
tretten. Het werk is meer een dat den geest
ontstelt of aangenaam verbaast, dan dat het
tot voortdurend beschouwen overredendor
wijze wekt. Het treft meer door de stout
heid van den worp dan door het treffen van het
doel. En het is niet tot het logiscn eind van
zijn uiting nog gekomen. Het dikwyls voor
komende op den lateren leeftijd is versobering
en verwijding der vormen. Ieder kunstenaar
die wat is, neigt ten slotte naar grooteren
eenvoud. Breitner die op een leefiijd komt
(hy is van 1857) waarop dit zijn talent even
eens natuurlijk zou worden, is stellig inden
overgang naar verwijding der vormen, maar
een zeer eigenaardige en heus niet gelukkende
poging tot blank zijn maakt dat het werk nog
niet die eigenschappen zich verwierf, die ge
in dezen schilder van het bewogen stads
gezicht gaarne zoudt ontdekken. Ge zoudt
gaarne een neiging ontdekken tot eenvoud
van kleur bij statigheid van lijnen. Het
zoeken dat in Breitner is, brengt ten slotte
ons deze winst... wellicht...
PLASSCHAKRT.