De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 24 april pagina 2

24 april 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD tf O Q R NEDERLAND. No. 1713 *-," Maar het leven fltaat niet stil voor het gazin-Cioes. Henk, de gestoten, koude verstaadeliaf, de enperienre man" in de familie, die uit de algenteene decadentie niet de (lapte van wil, maar de dorheid van gevoel mee bracht, gaat bedaard en onbewogen zyn zelf gekozen weg, die naar Amerika en geld ver dienen leidt. Wjj zien verder Theo in zijn nieaw winkelbestaantje tobbe», hu met zijn kiac mooi, vaag begeeren tog alt^d luiend onder be krompen beid en gemis aan comfort, met zyn rtëe ?rou w, de zsl re volkomen tevreden is in dit leven en gelukkig in haar beide kinderen. Noortjes hu*eliJK blijkt OOK al meer een mislukking, waar an d« vader, de voor zijn lievelinnsdochter i.et beste nauw goed genoeg achtte, scherp en durend erdriet heef. Dan wordt Joanne, die al zoo lang zwak en overwerkt scheen, bediegerig en 'c is een druk temser op »at van 't ge«in nog in 't oudarJjjk huisoreris: Croasen «jn jongsten zoon Bas, den oE-intelltctueele, die een meubelmaker geworden is, OOK al aan 'c vrijen... Stiller en valer wordt het om al déze menccfaen bü't onder worden, als nog eens een sware ramp opschudding en ontsteltenis brengt, en een diepe break na laar. Ka, d« ondate zoon, de kranige zakenman, maakt bankroet ea vlucht naar het buiten land. Dit i* ro« een erger scuandedanTneo door qjn méialliance de familie ooit aandeed... Allen gevoelen het, geschokt en ver'jiiterd, maar niemand zwaarder dan de oude Croes, die in dit ongeluk al zyn durf en vertrouwen ia het leven achterlaat. Voortaan zal bij een htel oud,eenzelvig man zijn, schuw gewor den en bang dat de meBScatn hem zonden apen." Zoo staat hij daar bij de begrafenis van zijn dochter Jeanne, die twee maanden na di» groote catastrophe sterft, daarmee wol de laatste» band verbredend, die net gezin nog ?amen hield. Zy was 't, die van den een naar den ander ging, meegevoelend eo helpend, zoover .mogelijk, z|j bekleedde de moederplaats in het ouderlijk huis, in baar werkte de geest van het gezin, zijn emhfid, het sterkst en meest berust. Nu zy weg ie, bluft er enkel de oude versomberde vader, m wien de leden vaa het gezin, ?oe weinigen als zq nog zyn, hun eenheid moeten zoeken. Ei ook de standsheerlijkheid der familie ia verloren, met die twee zonen tot kleinburgerly'kaeid en een benauwd be ltaan vervallenen met dien ander, wiens naam men liever niet meer noemt. . . . Dit boek van Robbers is eigenlijk de ver vulling van het vorige. . . . Hetgeen toen, ietwat langademig, werd voorbereid en goms in zijn opvolging van kleinigheden wat dof-gewoon, wat al te neutraal scheen, komt hier tot aan zyn en werkelijkheid. De toon rijst of dialt maar weinig. Het is eenzelfde strakke, doelbewuste en zelfbeheerschte epische stem, die hier spreekt van aanvang tot einde, met maar heel zelden tets van lyrische ontroering. En de indruk op den lezer is niet die van grootheid of wqd aeid of schoenen weemoed, maar van een Loome zwaarmoedigheid, van kroppende ellende en hooplooze neerslachtigheid. Dat .doet Robbers ons aan, omdat zijn theoretische overtuiging hem de burger klasse, waartoe zijn familie Croes behoort, n toenemend zedelijk ver 'al doet zien. Zoo is er wel eens een weinig parti-pris in het langzaun ontredderd- raken van dit gezinenkan men meenen, dat het ongeluk deze menschen wat heel hardnekkig vervolgt, waar toch zoo velen, nog zwakker en dommer, vrij loopen en slagen in 't leven. Miar de groote reden, waarom dit werk zoo moedeloos en somber stemt, ligt toch niet in des schrijvers verstandelijke meeynUNtlllHlIUHIIIIIIIIHtlllllHNIIIIIIIIItlltlllllllllllllllllllllllllllllllllllll ONCHRISTELIJKE WANDEL, DOOR GEORGr GRÖNENWALD KZN. I. HS was toch nog altijd dezelfde ouwe gek gebleven van vroeger, al was hij nu drie jaren dominee. Bij gelegenheden als deze werd het hem volkomen duidelijk, dat die dwaze verlieflerigheid van zijn Piet-Paaltjenstyd eigenlijk toch nog geheel ongeschonden leefde op een vergeten plekje mooi zijner ziel; en dat die niet dood was gegaan ge durende dezen nieuwen tijd van plicht en deftigheid, maar slechts tijdelijk verdord en in staat om onder een koesterend lentezonnetje met volle kracht te herleven. En dat lentezonnetje was nu gaan schijnen, plotseling, onverwacht als na Maarteche grauwheid zoo inéns maar alles in vreezaden bloei kan staan, en Natuur, zelf niet wetend hoe ze 't heeft, schreit en lacht tegelijk van wee-blijde ontroering. Dat was dan ook al hél wonderlijk in zijn werk gegaan. Dina, z'n goeie, doch ietwat saaie vrouw, had plotseling op reis gemoe ten naar haar schoonzuster, die ontijdig bevallen was. En juist een week te voren was de meid met influenza naar huis ge transporteerd, en haar moeder had het jongere zn«je zoolang als plaatsver vanggter aan Mevrouw afgestaan. En dit jongere zu^je deed het hem nu! Daar zat hij dan weer alg gewoonlijk zyn genoegely'k thee-uurtje te smaken, 't Was in den tyd der lengende dagen, maar van schemeren hield hy niet; liever trok hij de overgordijnen wat toe, stak het licht op en genoot een after-dinner-lectuurtje. Altyd was dis wel zyn heerlijkste moment van het dagleven, maar hoe kwam het dat hu die laatste dagen zoo by zo ader genoot ? Was 't van Klaus Hinrich Baas, waarin hy zooveel van zijn eigen verliefdeiige illusietjes terugvond, teeder-mooi weergegeven ? Waren 't de krookjes, die vrooly k opdoken en wier lieflgk geel reeds den ouden Homerus schoonheid had gesaggereerd ? Of da spreeu wen, die 's morgens vroeg by' 't ontwaken hem Lente boodschapten, krabbalpootend op het zinken dak, en in stille verrukking hun zoeten-jnbel terughoudend achter klankgorgelende koeltjes? , Was het zyn jonge schoonheidsdweepende natuur, die reageerde op Lente's liefderoep ? Och, 't wa«, ja, dit alles, maar 't was in ning van den loop der maatschappelijke dingen, maar in zyn levensgevoel. Robbers ia een pessimist ge «orden in deze boeken. Niet enkel of zelfs groatendeels in dat zedely'k verral en de daardoor veroorzaakten materieel en achteruitgang van de kinderen Croes, ligt het benauwende en d ruikende. Want dat zijn eigenlye by kom bigbeden, toe valligheden, die by°een klas-e en een tijd schijnen te behooren. Doch in 't ALGEMEEN gevoel van het leven ligt hier het zwaar moedige, het leven met zyn duistere toekomst van dood en graf, die elk«-n mensch wachten, in bet wreed onherroepelijke van een Hcheiding van hen die zich verwant gevoelen eo elkaar liefhebben, een scheiding welker schaduw merkbaar wordt la; g eer de slag valt. En ook is er de macateloosheid elkander te nadaren in vertrouwelijkheid, het hoop- en vruc itelooze om een ander het innerlijke wezen ie openbaren, zoo dat hij 'c leert verstaan.... D*t is hei bovenal .wat tns zoo terneerdruKt en wat de schrijver geeft, omdat hij 't vond in da wereld, die hij herscneppen wilde. Het is niets anders dan die verenkeling, die wy individualisme noemen, de eenzeivigheid van het individu, dat zich van het geheel en het verband der wereld al flauwer bewust wordt, niets meer ziet, op niets meer betrouwt, om niets meer geeft dan om 'c delf en bet armelijk kringe je van ouders en wat familie. En ooz dat verband wordt al zwakker gevoeld in die burgerlijke kringen, dia d?ze schrijver tegelijk verafschuwt en liefheeft. Zoo is zijn peesimisme eigenlijk die vereen zaming, die hg vond en weergeeft en die smaiteiyker, benauwender, neerdrukkende «verkt, dan een groote tragiek zou vermogen te doen Want er is hier, in deze vale schemering, strijd noch toekomst meer te onderkennen. Er is geen ondergang, die een nieuwen opgang waarborgt, geen «martelyke dood, die t-tgelyk nieuw leven baart. Er is vermaling, verdoffiag en verdorring. De figuren ay'n geen helden ea hun leven is geen strijd, zy zyn gansch niet tragisch en maar een heel klein beetje comisch, gelijk Ro obers hen ziet, doch zy zyn al te zamen n dofi'a, mieserige wanhoop, als een klomp vliegen, die in het goregootwater vergaan. Zj zelf, een voor een, mogen onbelangrijk zyn en ons niet kunnen schelen ...achter hen grimt het diepe d u ij t er van onbegrepen leven, dat ook ons leven is. En daarom slaat huu lot 003 ter neer, daarom voelen wy in machtlooze bitterheid met hen mee... al weten wij ook waarom zy' zoo verloren en rampzalig zyn. Met nog meer soberheid, en niet minder vermogen dan in zijn eerste deel, heeftRobbers, de realist, ons deze weield, die triestig is als een wintersene r eg in lag, afgebeeld. In het vorig boek waren hier en daar nog brok ken, die den naturalist kenteekejden, beschry ringen, karakteriseeringen, om zelfjwil gegeven. Hier echter behoort alles (rf by'oa) tot het verhaal en helpt tot zijn trage, troe bele strooming. De eenheid, de samenvatting die men nog miste ia De Gelukkige Familie, is hier en volkomen bereikt. W elke die eenheid ie, hoe zy heeten moet, heb ik al gezegd : de vereenzaming van het burgerlijk leven, en het zal mij benieuwen of de gewone romanlezera deze boeken van den bekenden schryver even gretig zullen aanvaarden als de vroegere. Onder on9 gezegd: als zy 't niet deden,als zy zelfs verontwaardigd protesteerden... men zou 't kunnen begrijpen. Er was een ty'd, dat het romansc'iryven een arglooie en pretentielooze bezigneid was, mogelijk een iwutny'verheid, maar in elk geval meer nijverheid dan kunst. Daze echter troonde hoog en breed in drama en poëzie, die toen evenmin als thans voor al gemeen gebruik waren. Maar de menigte veriililiiniilllMlliillliliniiuiiMiilllliiiifiiiiilllltitllllllliiiiiiiiiiiiiHiiiilllii 't bijzonier toch Eiske, het jongere zusje, dat nu dagmeisje was. Hu moest er toch ti^enlyk om lachen! Want hy was nu immers niet meer 't jongstudentje, dat leefde in Heine en het Buch der Lieder als zak-bvjbel met zich droeg! Toen hy trouwde, nu drie jaren geleden, had hy gekscherend aas z'n boezemvriend gezegd, dat Piet Paalt j una nu dool was, en vervangen door Mevrouw Po:hof'g plechtigen schoonzoon. Toen hadden even hu a oogen tegen elkaar geglimpst, want beiden begrepen, vroolyk verbaasd, ineens dat hier mér dan een woordspeling gezegd was! Want dat gezin, waarvan zyn vrouw een dochter was, waa zoo cht een Pothof-gezin. En later vooril hal hij 't gemerkt, z'n vrouw was een Pothofl O7erigens, ze hielden oprecht van elkaar, en hy vond haar flegmatisch karakter en haar zakelijke opvatting der dingen een gelukkig tegengif tegen zyn fantastische droomersnatuur. Hij was haar dan ook, zelf^ in gedichten, altijd nog trouiv gewe»st; al moest hij r.ich dan ook telkens bektnnen, van 't huwelijksleren meer idylle te hebben verwacht. Maar nu deze Eiake. Zestien jaar was te, en nog niet door de ruwheid van 'c arbei dersleven gegrepen, 'c Verwende popjetbui*, was ze door moeder gespaard en hal na haar schooljaren wat naaien geletrd. Iets fijn» en tesrs Lad za over zien me' haar blanke tint, waar 'c zacate rood der wangen zwakjes doorb'oosde. Mot aw dweep-oogen hél zacht biauvv, en ala zy ae opsloeg, groot eii verwonderd kijiend. Met haar zachte geel-blonde haar, nog in een dikke vlecht gehangen. Iets iijas en teer.-t... Van z'n meisjes-ieeriingen wan Eieliealtijd al zijn lieveliugelje geweest. Hij ».as duur hitiir dikwyls or.der een zoete bekoring na komen. Als zy met haar innemend ge .icb'ja vertrouwelijk tot hem opke(-k,dan zat ze daar vóór hem, ia haar eenvoudig k:eec!je. aise n engeltje rein ea vroom i u «enen de meergrove en pronkerige arbeid/rsmei.-'iu'S. Ea zou je onder deze kinderen een ;.6ó zuiver ge! ui i hebben verwacht? Och, ha.ir j<.m«p, mooie stem, zoo vul van moliig-we^ke klank, en EOO wonder-henlijk vrij gebleven \Tau de onvermydeüjk-Bchynande be'scnaiisjirg door d:alect en milieu... Hij had er al t-eus mot 'h vrouw over gesproken, dit kind u;> te lei den voor zang ... Maar ziagen kon ze niet. Vóórlewu en verzen zeggen, dat kon ze. En clan gaf ze haar heele maagdelijke kinderziel in haar voordracht. Want ze meende het nog zoo ciit, was nog zoo heerlyk-vertrouwend, zoo geioovig-naïief, dit lieye kind van zestien j aar ... slond romans, speciaal ingaricht tot baar vermaak en stichting, als dingen tmschen een preek en een humoristisch blaadje. Oe gangbare moraal en dito geestigheid moest men er in terug vinden, anders deugde het merk niet van een artikel, dat immers op daielykecb gebruik was aangelegd. Doen de tijden veranderden De poëzie, maar vooral het dr^ma, trokken zich te ug in booger afaren, naarmate het burgerlijk leven, waarvan zjj de afspiegeling zou Ien zyn, minder levend en heldhaftig tragisch werd, de verbeelding er minder ppelen kon. En zelden werden zy' meir hier btneden ae'.ien. Maar de kun«t, die toch niet zonder vorm kon blijven, greep toen naar dat luu <tige vormsel, dat de Roman was, als juis" het meest geschikt om er dai vormloo ,e ier huidige samenleving in af te drukken. Kn zoo werd de Romm serieus.... aonder dat het groote puoliek, meist en liefst elders bezig gehouden, het zoo daielyk merkte. Dat gin< voort OB romans te roepen, die st'chtelyk en grappig moesten zyn, om ge noten te worden ia de leege uren na den ernst der zaken, en was eerst verwonderd, vervolgens verontwaardigd zyn lieveling* kost, den Roman, zoo veranderd te vinden. zoo luguber meenlngeuol, en onstichtelyk .., ja, tot onzedelijkheid toe... Wat had &y, de menigte, m H kniat van doanl O atspinning begeerde zy... door spanning van het onge wone en aandoenlijke, maar op het grauwe en vormlooze harer eigen wereld was zy allerminit gesteld. Zoo on-stond er het misverstand, dat wy allen kennen. De massa des beschaafden pu bliek?, die maling had en heefc aan knust, raatt texen haar wil daar midden in ver zeild, Omdat nog niet, als by de kunstbeter, verplicht gesteld werd de boeken met de waarschuwing te bedrukken, dat hier kuntt verkocht wordt. De bona-fi ie koopers loopen er aldus telkens in, oedarven bat humeur van hun vrijen tijd, besmetten hun salon tafels, en zien radeloos om naar een afcerdinner-artikel, dat het zware roggebrood der literatuur verhangen kan. Doch dit blijft nog altijd uit. Weliswaar haastte zich de vrye concur rentie, oplettend voor el te behoefte, iets nieuws aan te bieden toen ook zy het ver schil met vroeger ging merken, doch het scheen wel of onderwyi de ware fabrikanten overleden waren en het recept in hun graf hadden meegenomen. Het vak is verloopen, de nijverheid g'ng bankroet en de kunst bloeit, bloeit zelf* alleen ia dan ronan, als een harde, sterke, zilverige, maar over't ge heel toch stugge en onhandsame bloam. Gsen sticately'khft'd en erenmin een waarlijk dichterlijke verheffiig Waar zou die in godsnaam ook van d aan komen uit de vooie, vale wereld die het objact dezer kunst is! Het jroo'ySheid en verheflini? begeerig publiek is inderdaad onrelely'k. Zio geheel zondar kunst was de roman nooit, maar in vroeger dageu konden de schrijvers over de burgerlijke wereld zich nog illusies maken vaa haar kracht en waardy. Zjifs bastoad er toen nog iets van dien aard. Tegenwoordig is dat vrijwel onmogelijk en zelfs de professioneale grappenmakeis, die toch gaarne hu a klanten zouden believen, kunnen niet meer lachen of 't wordt een grijnzen, een vermoeide gryns van verdeling en pynlijke ged (vongenbeid. Niets mér luguber tegenwoordig dan een z.g. humirittitihe roman. Z>o staat daar nu ook Robbers, die een vaa hun laatste beminde" scaryvers was, die idealisme en le/ensmosd pleegde in Annii de Biojh, met zijn twea zware, som bere roman brokken op da markt der ijdel heid. En velen zullen nog koopen, uit oude kennis ea plezierige herinnering. Miar hè: zal hun waarachtig niet meevallen, iiiiiiiiiiiMiiiiiiiHiMiiiiimMmiiiiiHiiiMimmiiiiiiiHiMiiimiiiiimimiii Bepaald, zy' had hem vaak ndler tot Vroom heid gebracht... Dweepte hy weer? Ou ie, verderft j ke gaast van Piet P^altj ans l, verdwijn, al kan het hier in my'n domineeshuiskamer niet zijn tmschentwae bilj»rtenl'' Daar kwam ze hem weer zyn theewater brengen! Ea meteen raair weer even afrekenen ?" Ze ging haar lei halen. Eiske kind, j» bent toch maar een knappe huishoudster. Ga hier nu maar weer eens naast me zitten, dan gaan we weer tellen en cijferen." Za lei hem de verschillend» posten uit, en hy' noteerda ze in 'c huishoadboek. 'c Wai hem een knus, prettig spelletje, met zoo'n lief kind zoo vertrouvelyk naast je. Een :ht kind vrouwtje, en ze babbelde zoo wy's en zake'ijk over die praktykjes van 't huishouden ! Vreemd, zooaU zij dat deed met haar zuiver, sentimenteel stemmetje, vond hy die dingan niets vervelend; hij plaatste zijn dwa^e opmerkingen speels er tmschen, en zy lachte, een melodieusen lach. Ze lachte hél adders dan die gewone gichelmeisjes van haar leeftijd. Haar gezichtje ontvouwde zich al» een groote teerwitte bloem, dia blij-verrast zich wy'd-opent voor een onverwacht zonnestraaltje; 2,60 was haar kinderlach. Ea ineecs kwam weer die weeke, vrome stemming over tie.n, die haar vertrouwelijk nabyxyn hem vak«r bracht; hy voelde zich haar oeschermer ; MUnon's Wilhelm Meister. Ea terwijl sij, 'c b!a ike hoofdje gebogen o?er haar lei, fluisterend zat, in tellen verdiept, zei hij raat vroms aandoening stil in zich die teera Heine-regels: Du bist wie cine Blume ba hola uud schüu uud rein; Ich HchKii' dic'a iin u;id WeamuS Scbleicat inir ins Herz hinein. Mir ist, ais ob ich d^e Hinde Aufi Haupt dir legan Hout' Betend, dasz Gj'.t dich (-rhalte So rein uai schön und hold. wil ik ben waarschuwen. Een article de luxe is het n et meer. Goddank, Marie Corelli blijft ons nog over I. FBANS CÓENEN. Illllllllllllllllllllllllllllll llllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIim HUM efny&zonbvn. \ Eiske, kind, zeg dat vers nog '/i's voor | j ma op, dat we van 't winter yale:;eii hebbsn, i j eii dat je zoo mooi kondt voordragen op 't i | naai-avoudjtt hij Mevrouw? Je wpet .vel, ras l die eugien die de slechte aielen beschu tMU..." i Ma «r 't ia nou toch geen '.ijl van vè.ven- i opzeggen l ? Hé, w**et u ook, waarom Van | Dierea toch 200 kwaad oj> u is?1' f Van Dieren, de veekooprnaa bedoel j e? Hoe bom je daa> zo; ineens bij?" Ta, ik kan 't niet heipan, maar bij slechte zielen7' denk ik altyd aan die Van Dieren. En die man kan toch zóó vloeken, * Amsterdam, 17 April 1910. Aan de litiactie van De Amsterdammer, Weekblad voor Nedtrland. Het artikel van den heer J. I. de Haan: de statistiek is eene zeer onbetrouwbare methode", voorkomende in uw nummer van ht-daD, geefc my aanleiding tot eene opmer king, waarvoor ik een plaatsje vraag in uw b,ad. De Bchry ?er zelf is zich, blijkens het laatste gedeelte van zijn stuk, zeer wel bewust, dat de door hem gekozen titel niet geheel juist is, maar eigenlijk lallen moest: verkeerd gebruik van statistische gegevens". O per het kiezen ech er van eenen meer pakkeoden titel wil ik hen niet te hard vallen; maar hei: komt mij niet ongewenscht voor mei een enkel voorbe-tld aan te toonen, dat hy' zijne o'er i gen s nuttige waarschuwing ontsierde door duidelijk blijk te geven van zelfde ge varen, di* aan eene would-be-statistiek k.even, niet als zoodanig waar te nemen. De statistiek leert ve.leer vragen stellen dan dat zy die zou beantwoorden. Hare . methode, juist toegepast, stelt in het licht in hoever eeaig gegeven als grondslag voor de beantwoording eener vraag mag worden beschouwd, en vraagt, bij onvoldoende vast heid van dien grondslag, om nieuwe gegevens. Beschouwen wij naar hare methode even het, ook in het artikel besproken fait, dat er in de gemeente 's G -a ?enhage relatief minder onwettige geboorten worden geregistreerd dan in Amster lam. Dit feit is reeds lang bekend; maar de aandacht is wellicht minder gevallen op het daarnaast staande feit, dat de sterf e in het eerste Ie vensjaar van on wet tig geborenen te 's Gravenhage hooier was dan te Amsterdam en in den regel die d «r andere groote steden verre overtrof. De statistiek, deze feiten constateerende, stelt de vraag: hoe komt dit? en vraagt meer gege vens. Zj vindt na daarnaast hei fait, dat Leiden een relatief hoog cijfer van onwettige geboorten heeft en daarentegen t> oppervlaK&ige beschouwing den onwettig gebore nen een gunstiger levenskans, althans wat het Ie lerensjür betreft, schijnt aan te bieden dan andere steden. Verder blijkt, dat een zeer belangrijk aantal ongehuwde vrouwen, tot de oevolking van den Haag behoorende, moeder worden in het Academisch ziekenhuis te Leiden en na enkele weten met da jong geborenen weder naar den Haag vertrekken, waar dan de laatsten in grooteu getale het slachtoflir worden van de vele oontaniighe ien, die de levenskans der onwettig gebo renen overal onguaatiger maken dan die der wettig geborenen. Da verhouling van het aantal d^zer gestorvenen tot dat der in dezelfie gemaente buiten echt geborenen most door dezau samenloop voor den Haag een onguns tiger, voor Lallen een gunstiger cyfar ople veren, dan gevonden zou worden door vergelijking van het aar tal in beide gemeente levende benedenjarige onwettige kinderen met dat der diaronder overledenen, terwijl omge keerd het aantal onwettige geboorten, vergelekea met dat der wettige, in den Haag, relatief te klein moet zijn, in Leiden te groot Wanneer nu de Onderlinge Vrouwenbeschetminj; bericht, dat er te s'Gravenhage een zooveel grooter aantal ongehuwden zich om hare hulp aanmeldden dan te Amsterdam. dan zullen wij, de;e gegevens kennende, niet meer, zooals de Heer de Haan doet, het feit, dat deze Vereeniging in eerstgenoemde plaats een grooter aantal leden heef D, dan in HllllinitlHIHlIlllllltllllllNllllllinMIlmlIIMIMIIMUlmilllttllMIIIIIHIIIII vooral als ie 'a. slokje opheeft, en laatst óók nog was hjj weer zóó over u aan de gang:. Vader vertelde 'c, en dia zegt, dat hij n hélemaal niet mag, en of u 'ria ruzie met hem gehad hebt?" Hg kon dit reine kind toch niet vertellen, dat hij dat ruwe stuk vee eens duchtig de les had gelezen over zijn treurig gedrag jegens vrouw en kinderen? Och kind, nee l ruzie hebben we nooit gehad, ma»r ie Ier heeft zoo zyn eigen vo >rliefle en afkeer. Dat hij m\j niet mag, kan zijn. En dat-ie vloekt, i j leely k... Maar laten we over wat anders praten. Drink j« thee esna uit, dan schenk ik je nog eens in vóór ja naar huis gaat. Ja, dit wou ik 65k nog v/agen. Ik heb suiker gehaald bij Douares, maar die heeft me naar de andere winkel gestuurd, waut Djminee bul de nooit bij hem. En Lsna vertelde me toch, dat u altij l oaa den ander ging, da ne week bij de ae winkel en de volgende week by de andere? Vorige week ben 'k bij Krun geweest, das nu was toch Doü^es aan beurt?'' Ja, zie je... Merrouiv beeft liever niet m«er van Dou ves. Waarom? Ja, eh .,. dat moet je M-tvroti v maar vragen." Z'jn stemming was weg; dit waren juist zijn naarste mensohen uit het dorp. ie eeuwige d irpsruzietjes, die beierven je soo alïef! 'c Heele geval kwam hem weer voor d-;n geest: hoe smerig die Douwes hen in hun nog argt-loase eerste periode voort lureud bedrogen hal en hoe die man, di« nog wel in dea kerkeraad zat, natuurlijk zijn vrouw en hem bij ds rnenschen had ,;srart gemaakr. Waat in da oogon der dorpalingen heeft de ..vreemde", de meneer of mevrouw" altijd ongelijk; ffu prachtig stuk solidariteit toci eigenlijk overigen?, z'.>o'n d'wpsgeaijente! Ea ze im.ldeu hui baule aog 'n héle tijd kwaad aiugoki'keu en hielden de party v<m den w.nkeimau, 'oen die, verontwaardig;! omdat D.miinea 'ra verongelijkt hal, ais onderling ontslag r-a-n. Eiske Lel.i-i haar renten na; alles klopte «n jüflt ?:alv-6 aaadac ;t ruaar meer, bearitwoordda iiy La<ir afscheidsgroet. TJLU ging .'jij aan zyn prosk over da Kakelen die de sleehie zieit-a be<c:m'ten en schreef laat :n Jen a; o u A no» een brief aan zyu vrou.v. II. 'E Was een -v^-ek iater nu morgen zou Mevrouw vaa Du::ain&-) terugkom*»'] ita was liet ui l met E'sks'a huisuoudstertje-s^elen. Hit.ro /e r liepen 23 te raden oer en, een drj.rtal vrieu iiuueijes, dia ia ';, in wie schemerweer van dan lente-avond bij de pastorie ronddrenteidun, om op iv.ke's uuisga.au te wachten. Za is nou '11 htc-en tijd domineesjuüar geweest. .." laatsgenoamde, aanstond* aanmerken a's eene voldoende verklaring veor dit groote aantal aanmeldingen en ons daarvan met eene schampere opmerking afmaken; maar, ten einde over de werking der vereniging een billijk oordeel te kannen vellen, veeleer ons genoopt voelen tot de vrapen: in welke gemeente de cliënten der Vereeniging hare kinderen hebben ter wereld gebracht, of de toeloop dezer vrouwen naar het icademisch Ziekenhuis te Leiden aedart het optreden der Vereenigibg dezelfde is geble 'en als vroeger en of nadien ook de verhouding tusschen de hier in aanmerking kooiende sterftecijfers voor den Haag en Laiden ge wijzigd is. Ik herhaal: de statistiek heeft ten doel vragen juist te leeren stellen en by hare beantwoording nauwkeurig in achtte leeren nemen tot welke mate van beslistheid daarbij de voorhanden gegevens recht gevt-n. Zy voorkomt daardoor juist het uyfergegoocbel, dat maar al te dikwijls ik geeft dit aan stonds toe zich onder haren naam aandient. Als de heer Da Haan dit wil inzien, zal hij haar niet onbetrouwbaar noemen; maar trachten, zoowel by zie i zelf als bij anderen, het misbruik van dien naam te voorkomen, daardoor het vertrouwen in degelijke stati stiek helpen versterken. J. M. H. M. de B. In uw blad van 17 April jl werd doar U een extract uit een artikel van den heer J. I. de Haan in het Tijdschrift voor Strafrecht opgenomen. Deze heer betoogt daarin dat de statistiek eene '.eer onbetrouwbare', weinig waardevolle" methode is. Zjne bezwaren komen hierop neer, 1°dat eene statistiek tendentieus kan w orden ingericht, 2°dat men zich gemakkelijk kan vergissen met het trek ken van conclusies (ie hoofdinhoud is eane demonstratie hiervan aan eau bepaald geval), 3°dat de statistiek niet op iedere vraag ant woord gieft. Dit alles is reed) dikwijls en veel beter gezegd; deze bezwaren zijn door kritiek en anti-kritiek reeds lang tot hunne ware proporties teruggebracht. Nieu w is alleen in genoemd artikel de arrogante wij :e waarop dit wordt herhaald en de lichtvaar iige con clusie omtrent de onbetrouwbaarheid en het gemis aan waarde dezar methode in het alge meen. N'en déplaise dezen heer heef c de statistiek ain bijna alle weteagckappan groote diensten bewezen, en is voor vele een vol strekt onontbeerlijk hulpmiddel geworden. Aan te toonen dat de genoemde bezwaren de conclusie omtrent de waarde der ma^sawaarneming" niet rechtvaardigen, dat eene verkeerde t jepassing of de rnaeiely'kheideener methode niet tegen de mathole zelf pleiten, lijkt my ean even onnut en uitvoerig bedry'f als tegen een gesoadbidder te gaan betoogen dat de medische wetenschap groote beteekenis heeft, ondanks de moeielykheid van hare beoefening en de vergissingen lie daarvan het gevolg zijn. Misschien zjn er statistici die desondanks dit betoog op sich willen nemen ; mij lijkt het boter aan gatgen smeren, eene bezig aeid die ik gaarne aan anderen overlaat. In genoemd artikel in het Ty'dscarift v. Strafrec it deelt de hearde H made dat volgena hem, o. a. ie lettersunda voor de criminaale aetiologie* eene stere en meer betrouwbare hulpwetenschap dan zelfs de allerbeste sta tistiek i»." Mocht deze hulpwetenschap" den heer de H. in den loop der tijden niet geheel voldoen, dan kan hem nog in overweging gegeven worden, de hulp der clairroyance in te roepen. Immers daar made schijnt hij zich pok te occapearen. Hg dealt nl. mede buiten een reohtstreeksch verband met zijn onderwerp dat ik de schrijver ben vaa niet-onderteekende dagbladartikelen en weet iiiliiitiMiimyiiflMlllluiHiiiiimiilinimmMuimtmiiiiiiiiiiiiHiitiMiiiii Ze is er krekt geschikt voor; zoo'n fijn dametj a..." Za kon eigenlijk best Mevrouw wez«!" Ja wrempel! Aj ze een domineesdochter was, zou ze 't ver brenge. Zoo knap ook op school en mat 't leeren. Wat ka a ze voorlezen! Ze doet 't nog mooier as Dominee, vind ik wel ris..." Ia 't werk is ze anders niet veel waard, 'n popke. Dan is haar zuster nd«rs, Lana meen ik." Hoe zou 't met L?na zijn?" En ze drentel ien verder. De veekooper, die uit de herberg kwam, maakte 'n grapje met ze en ze giebelden. Die Van Dieren is toch altijd zoo'n rare l" Opeens, ze werden stil als muiskes. Hu had het ontdekt: bij Doom'nie was licht te zie», 't Gordijn niet goed toegetrokken, er gaapte, slordig, een kier. Zal' we 's loera?" l>e pastorie heeft voor de dorpelingen altijd iets geheimzinnigs. Stil, op hu a teentjes, klompan uit l, slopen ze nader. Maar dat werd een verba zing: 't hart stond stil. God, Hill zie je 'c? M", fluisterde Geertje, en ze hoorde haar hart luider slaan dan haar bevende mond sprak. E skezat naiHt Dajm'nie?aaar hoofdje .. . tegen zijn schouder... en hij kürte haar... hij künte haar... op 't voorhoofd.. .11 Niet om te gelöo7en, maar ze zajen 't, alle drie. Griezelige ontdekking!, - akelig, maar toc'a gaf 't een prettig gevoel: als'n tooneelmoord op de kermis. Van Dieren kwain weer voorby. Hij zag ze en wou uitvaren. Maar HU, in verbijstering, aaaakte wilde mimes van stü-zijn!" en wenkte hem. mof 3H!lrveu3-rap handbaweeg. Van Diaren kwam ook loeren. Wel Goidöme!" vosr hij uii, spra keloos verder van verrassing. Toen bonkte hij met z'n vuist op de ruit, en allen draaflen hard weg, den schemer in. Dit was me e?n smul, den volenden dag op 't dorp! Smul van akeligheitd en ontzet ting; een schokkende emotie, zooals er op het stille dorp gewoonlijk sl«chts n par mensehenleeftijd genoten wordt. Daar w«3 geen ged;Vjhie aan zaken meer, en de bedrijvigste haid-si stond stil; de arbsidar hing sprakeion* verbaasd te drooraan over zy'n spa, en verga', dat het wtêr was om in te halen". De timmerlui bij 't nieuwe huis dat gebouwd werd, hadden geen bekiiks meer, ea voegden zioh werkeloos onder de pratende groepjes vóór hun steiger. De postbode kwam een uur later dan gewoonlijk en de bollevrouivenkwamanhöalamaalniet.waatzewaren

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl