Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD tf O Q R NEDERLAND.
No. 1713
*-,"
Maar het leven fltaat niet stil voor het
gazin-Cioes. Henk, de gestoten, koude
verstaadeliaf, de enperienre man" in de familie,
die uit de algenteene decadentie niet de (lapte
van wil, maar de dorheid van gevoel mee
bracht, gaat bedaard en onbewogen zyn zelf
gekozen weg, die naar Amerika en geld ver
dienen leidt.
Wjj zien verder Theo in zijn nieaw
winkelbestaantje tobbe», hu met zijn kiac mooi,
vaag begeeren tog alt^d luiend onder be
krompen beid en gemis aan comfort, met
zyn rtëe ?rou w, de zsl re volkomen tevreden
is in dit leven en gelukkig in haar beide
kinderen. Noortjes hu*eliJK blijkt OOK al
meer een mislukking, waar an d« vader, de
voor zijn lievelinnsdochter i.et beste nauw
goed genoeg achtte, scherp en durend
erdriet heef. Dan wordt Joanne, die al zoo
lang zwak en overwerkt scheen, bediegerig
en 'c is een druk temser op »at van 't
ge«in nog in 't oudarJjjk huisoreris: Croasen
«jn jongsten zoon Bas, den oE-intelltctueele,
die een meubelmaker geworden is, OOK al
aan 'c vrijen...
Stiller en valer wordt het om al déze
menccfaen bü't onder worden, als nog eens een
sware ramp opschudding en ontsteltenis
brengt, en een diepe break na laar. Ka,
d« ondate zoon, de kranige zakenman,
maakt bankroet ea vlucht naar het buiten
land. Dit i* ro« een erger scuandedanTneo
door qjn méialliance de familie ooit aandeed...
Allen gevoelen het, geschokt en ver'jiiterd,
maar niemand zwaarder dan de oude Croes,
die in dit ongeluk al zyn durf en vertrouwen
ia het leven achterlaat. Voortaan zal bij een
htel oud,eenzelvig man zijn, schuw gewor
den en bang dat de meBScatn hem zonden
apen."
Zoo staat hij daar bij de begrafenis van
zijn dochter Jeanne, die twee maanden na
di» groote catastrophe sterft, daarmee wol de
laatste» band verbredend, die net gezin nog
?amen hield. Zy was 't, die van den een
naar den ander ging, meegevoelend eo
helpend, zoover .mogelijk, z|j bekleedde
de moederplaats in het ouderlijk huis,
in baar werkte de geest van het gezin, zijn
emhfid, het sterkst en meest berust. Nu zy
weg ie, bluft er enkel de oude
versomberde vader, m wien de leden vaa het gezin,
?oe weinigen als zq nog zyn, hun eenheid
moeten zoeken. Ei ook de standsheerlijkheid
der familie ia verloren, met die twee zonen
tot kleinburgerly'kaeid en een benauwd be
ltaan vervallenen met dien ander, wiens naam
men liever niet meer noemt. . . .
Dit boek van Robbers is eigenlijk de ver
vulling van het vorige. . . . Hetgeen toen,
ietwat langademig, werd voorbereid en
goms in zijn opvolging van kleinigheden
wat dof-gewoon, wat al te neutraal scheen,
komt hier tot aan zyn en werkelijkheid. De
toon rijst of dialt maar weinig. Het is
eenzelfde strakke, doelbewuste en
zelfbeheerschte epische stem, die hier spreekt van
aanvang tot einde, met maar heel zelden
tets van lyrische ontroering. En de indruk
op den lezer is niet die van grootheid of
wqd aeid of schoenen weemoed, maar van
een Loome zwaarmoedigheid, van kroppende
ellende en hooplooze neerslachtigheid.
Dat .doet Robbers ons aan, omdat zijn
theoretische overtuiging hem de burger
klasse, waartoe zijn familie Croes behoort,
n toenemend zedelijk ver 'al doet zien. Zoo
is er wel eens een weinig parti-pris in het
langzaun ontredderd- raken van dit gezinenkan
men meenen, dat het ongeluk deze menschen
wat heel hardnekkig vervolgt, waar toch
zoo velen, nog zwakker en dommer, vrij loopen
en slagen in 't leven.
Miar de groote reden, waarom dit werk
zoo moedeloos en somber stemt, ligt toch
niet in des schrijvers verstandelijke
meeynUNtlllHlIUHIIIIIIIIHtlllllHNIIIIIIIIItlltlllllllllllllllllllllllllllllllllllll
ONCHRISTELIJKE WANDEL,
DOOR
GEORGr GRÖNENWALD KZN.
I.
HS was toch nog altijd dezelfde ouwe gek
gebleven van vroeger, al was hij nu drie
jaren dominee. Bij gelegenheden als deze
werd het hem volkomen duidelijk, dat die
dwaze verlieflerigheid van zijn
Piet-Paaltjenstyd eigenlijk toch nog geheel ongeschonden
leefde op een vergeten plekje mooi zijner
ziel; en dat die niet dood was gegaan ge
durende dezen nieuwen tijd van plicht en
deftigheid, maar slechts tijdelijk verdord
en in staat om onder een koesterend
lentezonnetje met volle kracht te herleven.
En dat lentezonnetje was nu gaan schijnen,
plotseling, onverwacht als na Maarteche
grauwheid zoo inéns maar alles in vreezaden
bloei kan staan, en Natuur, zelf niet wetend
hoe ze 't heeft, schreit en lacht tegelijk van
wee-blijde ontroering.
Dat was dan ook al hél wonderlijk in zijn
werk gegaan. Dina, z'n goeie, doch ietwat
saaie vrouw, had plotseling op reis gemoe
ten naar haar schoonzuster, die ontijdig
bevallen was. En juist een week te voren
was de meid met influenza naar huis ge
transporteerd, en haar moeder had het jongere
zn«je zoolang als plaatsver vanggter aan
Mevrouw afgestaan.
En dit jongere zu^je deed het hem nu!
Daar zat hij dan weer alg gewoonlijk
zyn genoegely'k thee-uurtje te smaken, 't Was
in den tyd der lengende dagen, maar van
schemeren hield hy niet; liever trok hij de
overgordijnen wat toe, stak het licht op en
genoot een after-dinner-lectuurtje.
Altyd was dis wel zyn heerlijkste moment
van het dagleven, maar hoe kwam het
dat hu die laatste dagen zoo by zo ader genoot ?
Was 't van Klaus Hinrich Baas, waarin hy
zooveel van zijn eigen verliefdeiige illusietjes
terugvond, teeder-mooi weergegeven ?
Waren 't de krookjes, die vrooly k opdoken
en wier lieflgk geel reeds den ouden Homerus
schoonheid had gesaggereerd ? Of da spreeu
wen, die 's morgens vroeg by' 't ontwaken
hem Lente boodschapten, krabbalpootend
op het zinken dak, en in stille verrukking
hun zoeten-jnbel terughoudend achter
klankgorgelende koeltjes?
, Was het zyn jonge schoonheidsdweepende
natuur, die reageerde op Lente's liefderoep ?
Och, 't wa«, ja, dit alles, maar 't was in
ning van den loop der maatschappelijke
dingen, maar in zyn levensgevoel.
Robbers ia een pessimist ge «orden in deze
boeken.
Niet enkel of zelfs groatendeels in dat
zedely'k verral en de daardoor veroorzaakten
materieel en achteruitgang van de kinderen
Croes, ligt het benauwende en d ruikende.
Want dat zijn eigenlye by kom bigbeden, toe
valligheden, die by°een klas-e en een tijd
schijnen te behooren. Doch in 't ALGEMEEN
gevoel van het leven ligt hier het zwaar
moedige, het leven met zyn duistere toekomst
van dood en graf, die elk«-n mensch wachten,
in bet wreed onherroepelijke van een
Hcheiding van hen die zich verwant gevoelen eo
elkaar liefhebben, een scheiding welker
schaduw merkbaar wordt la; g eer de
slag valt. En ook is er de macateloosheid
elkander te nadaren in vertrouwelijkheid, het
hoop- en vruc itelooze om een ander het
innerlijke wezen ie openbaren, zoo dat hij
'c leert verstaan....
D*t is hei bovenal .wat tns zoo
terneerdruKt en wat de schrijver geeft, omdat hij
't vond in da wereld, die hij herscneppen
wilde. Het is niets anders dan die verenkeling,
die wy individualisme noemen, de
eenzeivigheid van het individu, dat zich van het
geheel en het verband der wereld al flauwer
bewust wordt, niets meer ziet, op niets meer
betrouwt, om niets meer geeft dan om 'c delf
en bet armelijk kringe je van ouders en wat
familie. En ooz dat verband wordt al zwakker
gevoeld in die burgerlijke kringen, dia d?ze
schrijver tegelijk verafschuwt en liefheeft.
Zoo is zijn peesimisme eigenlijk die vereen
zaming, die hg vond en weergeeft en die
smaiteiyker, benauwender, neerdrukkende
«verkt, dan een groote tragiek zou vermogen
te doen
Want er is hier, in deze vale schemering,
strijd noch toekomst meer te onderkennen.
Er is geen ondergang, die een nieuwen opgang
waarborgt, geen «martelyke dood, die t-tgelyk
nieuw leven baart. Er is vermaling, verdoffiag
en verdorring. De figuren ay'n geen helden
ea hun leven is geen strijd, zy zyn gansch
niet tragisch en maar een heel klein beetje
comisch, gelijk Ro obers hen ziet, doch zy zyn
al te zamen n dofi'a, mieserige wanhoop,
als een klomp vliegen, die in het
goregootwater vergaan. Zj zelf, een voor een, mogen
onbelangrijk zyn en ons niet kunnen schelen
...achter hen grimt het diepe d u ij t er van
onbegrepen leven, dat ook ons leven is.
En daarom slaat huu lot 003 ter neer,
daarom voelen wy in machtlooze bitterheid
met hen mee... al weten wij ook waarom
zy' zoo verloren en rampzalig zyn.
Met nog meer soberheid, en niet minder
vermogen dan in zijn eerste deel, heeftRobbers,
de realist, ons deze weield, die triestig is
als een wintersene r eg in lag, afgebeeld. In
het vorig boek waren hier en daar nog brok
ken, die den naturalist kenteekejden,
beschry ringen, karakteriseeringen, om zelfjwil
gegeven. Hier echter behoort alles (rf by'oa)
tot het verhaal en helpt tot zijn trage, troe
bele strooming. De eenheid, de samenvatting
die men nog miste ia De Gelukkige Familie,
is hier en volkomen bereikt. W elke die
eenheid ie, hoe zy heeten moet, heb ik al
gezegd : de vereenzaming van het burgerlijk
leven, en het zal mij benieuwen of de gewone
romanlezera deze boeken van den bekenden
schryver even gretig zullen aanvaarden als
de vroegere.
Onder on9 gezegd: als zy 't niet deden,als
zy zelfs verontwaardigd protesteerden...
men zou 't kunnen begrijpen.
Er was een ty'd, dat het romansc'iryven
een arglooie en pretentielooze bezigneid
was, mogelijk een iwutny'verheid, maar in
elk geval meer nijverheid dan kunst. Daze
echter troonde hoog en breed in drama en
poëzie, die toen evenmin als thans voor al
gemeen gebruik waren. Maar de menigte
veriililiiniilllMlliillliliniiuiiMiilllliiiifiiiiilllltitllllllliiiiiiiiiiiiiHiiiilllii
't bijzonier toch Eiske, het jongere zusje,
dat nu dagmeisje was.
Hu moest er toch ti^enlyk om lachen!
Want hy was nu immers niet meer 't
jongstudentje, dat leefde in Heine en het Buch
der Lieder als zak-bvjbel met zich droeg!
Toen hy trouwde, nu drie jaren geleden,
had hy gekscherend aas z'n boezemvriend
gezegd, dat Piet Paalt j una nu dool was, en
vervangen door Mevrouw Po:hof'g plechtigen
schoonzoon.
Toen hadden even hu a oogen tegen elkaar
geglimpst, want beiden begrepen, vroolyk
verbaasd, ineens dat hier mér dan een
woordspeling gezegd was!
Want dat gezin, waarvan zyn vrouw een
dochter was, waa zoo cht een Pothof-gezin.
En later vooril hal hij 't gemerkt,
z'n vrouw was een Pothofl
O7erigens, ze hielden oprecht van elkaar,
en hy vond haar flegmatisch karakter en haar
zakelijke opvatting der dingen een gelukkig
tegengif tegen zyn fantastische
droomersnatuur.
Hij was haar dan ook, zelf^ in gedichten,
altijd nog trouiv gewe»st; al moest hij r.ich
dan ook telkens bektnnen, van 't
huwelijksleren meer idylle te hebben verwacht.
Maar nu deze Eiake. Zestien jaar was te,
en nog niet door de ruwheid van 'c arbei
dersleven gegrepen, 'c Verwende popjetbui*,
was ze door moeder gespaard en hal na haar
schooljaren wat naaien geletrd.
Iets fijn» en tesrs Lad za over zien me'
haar blanke tint, waar 'c zacate rood der
wangen zwakjes doorb'oosde. Mot aw
dweep-oogen hél zacht biauvv, en ala zy ae
opsloeg, groot eii verwonderd kijiend. Met
haar zachte geel-blonde haar, nog in een
dikke vlecht gehangen. Iets iijas en teer.-t...
Van z'n meisjes-ieeriingen wan Eieliealtijd
al zijn lieveliugelje geweest. Hij ».as duur
hitiir dikwyls or.der een zoete bekoring na
komen. Als zy met haar innemend ge .icb'ja
vertrouwelijk tot hem opke(-k,dan zat ze daar
vóór hem, ia haar eenvoudig k:eec!je. aise n
engeltje rein ea vroom i u «enen de
meergrove en pronkerige arbeid/rsmei.-'iu'S. Ea
zou je onder deze kinderen een ;.6ó zuiver
ge! ui i hebben verwacht? Och, ha.ir j<.m«p,
mooie stem, zoo vul van moliig-we^ke klank,
en EOO wonder-henlijk vrij gebleven \Tau de
onvermydeüjk-Bchynande be'scnaiisjirg door
d:alect en milieu... Hij had er al t-eus mot
'h vrouw over gesproken, dit kind u;> te lei
den voor zang ...
Maar ziagen kon ze niet. Vóórlewu en
verzen zeggen, dat kon ze. En clan gaf ze
haar heele maagdelijke kinderziel in haar
voordracht. Want ze meende het nog zoo ciit,
was nog zoo heerlyk-vertrouwend, zoo
geioovig-naïief, dit lieye kind van zestien j aar ...
slond romans, speciaal ingaricht tot baar
vermaak en stichting, als dingen tmschen
een preek en een humoristisch blaadje. Oe
gangbare moraal en dito geestigheid moest
men er in terug vinden, anders deugde het
merk niet van een artikel, dat immers op
daielykecb gebruik was aangelegd.
Doen de tijden veranderden De poëzie, maar
vooral het dr^ma, trokken zich te ug in
booger afaren, naarmate het burgerlijk leven,
waarvan zjj de afspiegeling zou Ien zyn,
minder levend en heldhaftig tragisch werd,
de verbeelding er minder ppelen kon. En
zelden werden zy' meir hier btneden ae'.ien.
Maar de kun«t, die toch niet zonder vorm
kon blijven, greep toen naar dat luu <tige
vormsel, dat de Roman was, als juis"
het meest geschikt om er dai vormloo ,e ier
huidige samenleving in af te drukken. Kn
zoo werd de Romm serieus.... aonder dat
het groote puoliek, meist en liefst elders
bezig gehouden, het zoo daielyk merkte.
Dat gin< voort OB romans te roepen, die
st'chtelyk en grappig moesten zyn, om ge
noten te worden ia de leege uren na den
ernst der zaken, en was eerst verwonderd,
vervolgens verontwaardigd zyn lieveling*
kost, den Roman, zoo veranderd te vinden.
zoo luguber meenlngeuol, en onstichtelyk ..,
ja, tot onzedelijkheid toe... Wat had &y, de
menigte, m H kniat van doanl O atspinning
begeerde zy... door spanning van het onge
wone en aandoenlijke, maar op het grauwe en
vormlooze harer eigen wereld was zy
allerminit gesteld.
Zoo on-stond er het misverstand, dat wy
allen kennen. De massa des beschaafden pu
bliek?, die maling had en heefc aan knust,
raatt texen haar wil daar midden in ver
zeild, Omdat nog niet, als by de kunstbeter,
verplicht gesteld werd de boeken met
de waarschuwing te bedrukken, dat hier kuntt
verkocht wordt. De bona-fi ie koopers loopen
er aldus telkens in, oedarven bat humeur
van hun vrijen tijd, besmetten hun salon
tafels, en zien radeloos om naar een
afcerdinner-artikel, dat het zware roggebrood der
literatuur verhangen kan. Doch dit blijft nog
altijd uit.
Weliswaar haastte zich de vrye concur
rentie, oplettend voor el te behoefte, iets
nieuws aan te bieden toen ook zy het ver
schil met vroeger ging merken, doch het
scheen wel of onderwyi de ware fabrikanten
overleden waren en het recept in hun graf
hadden meegenomen. Het vak is verloopen,
de nijverheid g'ng bankroet en de kunst
bloeit, bloeit zelf* alleen ia dan ronan, als
een harde, sterke, zilverige, maar over't ge
heel toch stugge en onhandsame bloam.
Gsen sticately'khft'd en erenmin een waarlijk
dichterlijke verheffiig
Waar zou die in godsnaam ook van d aan
komen uit de vooie, vale wereld die het
objact dezer kunst is! Het jroo'ySheid
en verheflini? begeerig publiek is inderdaad
onrelely'k. Zio geheel zondar kunst was
de roman nooit, maar in vroeger dageu
konden de schrijvers over de burgerlijke
wereld zich nog illusies maken vaa haar kracht
en waardy. Zjifs bastoad er toen nog iets
van dien aard. Tegenwoordig is dat vrijwel
onmogelijk en zelfs de professioneale
grappenmakeis, die toch gaarne hu a klanten
zouden believen, kunnen niet meer lachen
of 't wordt een grijnzen, een vermoeide gryns
van verdeling en pynlijke ged (vongenbeid.
Niets mér luguber tegenwoordig dan een
z.g. humirittitihe roman.
Z>o staat daar nu ook Robbers, die een
vaa hun laatste beminde" scaryvers was,
die idealisme en le/ensmosd pleegde in
Annii de Biojh, met zijn twea zware, som
bere roman brokken op da markt der ijdel
heid. En velen zullen nog koopen, uit oude
kennis ea plezierige herinnering.
Miar hè: zal hun waarachtig niet meevallen,
iiiiiiiiiiiMiiiiiiiHiMiiiiimMmiiiiiHiiiMimmiiiiiiiHiMiiimiiiiimimiii
Bepaald, zy' had hem vaak ndler tot Vroom
heid gebracht...
Dweepte hy weer?
Ou ie, verderft j ke gaast van Piet P^altj ans l,
verdwijn, al kan het hier in my'n
domineeshuiskamer niet zijn tmschentwae bilj»rtenl''
Daar kwam ze hem weer zyn theewater
brengen!
Ea meteen raair weer even afrekenen ?"
Ze ging haar lei halen.
Eiske kind, j» bent toch maar een
knappe huishoudster. Ga hier nu maar weer
eens naast me zitten, dan gaan we weer
tellen en cijferen."
Za lei hem de verschillend» posten uit, en
hy' noteerda ze in 'c huishoadboek. 'c Wai
hem een knus, prettig spelletje, met zoo'n
lief kind zoo vertrouvelyk naast je.
Een :ht kind vrouwtje, en ze babbelde
zoo wy's en zake'ijk over die praktykjes van
't huishouden ! Vreemd, zooaU zij dat deed
met haar zuiver, sentimenteel stemmetje,
vond hy die dingan niets vervelend; hij
plaatste zijn dwa^e opmerkingen speels er
tmschen, en zy lachte, een melodieusen
lach. Ze lachte hél adders dan die gewone
gichelmeisjes van haar leeftijd. Haar gezichtje
ontvouwde zich al» een groote teerwitte
bloem, dia blij-verrast zich wy'd-opent voor
een onverwacht zonnestraaltje; 2,60 was
haar kinderlach.
Ea ineecs kwam weer die weeke, vrome
stemming over tie.n, die haar vertrouwelijk
nabyxyn hem vak«r bracht; hy voelde zich
haar oeschermer ; MUnon's Wilhelm Meister.
Ea terwijl sij, 'c b!a ike hoofdje gebogen o?er
haar lei, fluisterend zat, in tellen verdiept,
zei hij raat vroms aandoening stil in zich
die teera Heine-regels:
Du bist wie cine Blume
ba hola uud schüu uud rein;
Ich HchKii' dic'a iin u;id WeamuS
Scbleicat inir ins Herz hinein.
Mir ist, ais ob ich d^e Hinde
Aufi Haupt dir legan Hout'
Betend, dasz Gj'.t dich (-rhalte
So rein uai schön und hold.
wil ik ben waarschuwen. Een article de luxe
is het n et meer. Goddank, Marie Corelli
blijft ons nog over I.
FBANS CÓENEN.
Illllllllllllllllllllllllllllll llllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIim HUM
efny&zonbvn.
\ Eiske, kind, zeg dat vers nog '/i's voor |
j ma op, dat we van 't winter yale:;eii hebbsn, i
j eii dat je zoo mooi kondt voordragen op 't i
| naai-avoudjtt hij Mevrouw? Je wpet .vel, ras l
die eugien die de slechte aielen beschu tMU..." i
Ma «r 't ia nou toch geen '.ijl van vè.ven- i
opzeggen l ? Hé, w**et u ook, waarom Van |
Dierea toch 200 kwaad oj> u is?1' f
Van Dieren, de veekooprnaa bedoel j e?
Hoe bom je daa> zo; ineens bij?"
Ta, ik kan 't niet heipan, maar bij
slechte zielen7' denk ik altyd aan die Van
Dieren. En die man kan toch zóó vloeken,
* Amsterdam, 17 April 1910.
Aan de litiactie van
De Amsterdammer, Weekblad voor Nedtrland.
Het artikel van den heer J. I. de Haan:
de statistiek is eene zeer onbetrouwbare
methode", voorkomende in uw nummer van
ht-daD, geefc my aanleiding tot eene opmer
king, waarvoor ik een plaatsje vraag in
uw b,ad.
De Bchry ?er zelf is zich, blijkens het laatste
gedeelte van zijn stuk, zeer wel bewust, dat
de door hem gekozen titel niet geheel juist
is, maar eigenlijk lallen moest: verkeerd
gebruik van statistische gegevens". O per het
kiezen ech er van eenen meer pakkeoden
titel wil ik hen niet te hard vallen; maar
hei: komt mij niet ongewenscht voor mei een
enkel voorbe-tld aan te toonen, dat hy' zijne
o'er i gen s nuttige waarschuwing ontsierde
door duidelijk blijk te geven van zelfde ge
varen, di* aan eene would-be-statistiek
k.even, niet als zoodanig waar te nemen.
De statistiek leert ve.leer vragen stellen
dan dat zy die zou beantwoorden. Hare
. methode, juist toegepast, stelt in het licht
in hoever eeaig gegeven als grondslag voor
de beantwoording eener vraag mag worden
beschouwd, en vraagt, bij onvoldoende vast
heid van dien grondslag, om nieuwe gegevens.
Beschouwen wij naar hare methode even
het, ook in het artikel besproken fait, dat er
in de gemeente 's G -a ?enhage relatief minder
onwettige geboorten worden geregistreerd
dan in Amster lam. Dit feit is reeds lang
bekend; maar de aandacht is wellicht minder
gevallen op het daarnaast staande feit, dat
de sterf e in het eerste Ie vensjaar van on wet
tig geborenen te 's Gravenhage hooier was
dan te Amsterdam en in den regel die d «r
andere groote steden verre overtrof. De
statistiek, deze feiten constateerende, stelt de
vraag: hoe komt dit? en vraagt meer gege
vens. Zj vindt na daarnaast hei fait, dat
Leiden een relatief hoog cijfer van onwettige
geboorten heeft en daarentegen t>
oppervlaK&ige beschouwing den onwettig gebore
nen een gunstiger levenskans, althans wat het
Ie lerensjür betreft, schijnt aan te bieden
dan andere steden. Verder blijkt, dat een zeer
belangrijk aantal ongehuwde vrouwen, tot
de oevolking van den Haag behoorende,
moeder worden in het Academisch ziekenhuis
te Leiden en na enkele weten met da jong
geborenen weder naar den Haag vertrekken,
waar dan de laatsten in grooteu getale het
slachtoflir worden van de vele
oontaniighe ien, die de levenskans der onwettig gebo
renen overal onguaatiger maken dan die der
wettig geborenen. Da verhouling van het
aantal d^zer gestorvenen tot dat der in dezelfie
gemaente buiten echt geborenen most door
dezau samenloop voor den Haag een onguns
tiger, voor Lallen een gunstiger cyfar ople
veren, dan gevonden zou worden door
vergelijking van het aar tal in beide gemeente
levende benedenjarige onwettige kinderen met
dat der diaronder overledenen, terwijl omge
keerd het aantal onwettige geboorten,
vergelekea met dat der wettige, in den Haag,
relatief te klein moet zijn, in Leiden te groot
Wanneer nu de Onderlinge
Vrouwenbeschetminj; bericht, dat er te s'Gravenhage
een zooveel grooter aantal ongehuwden zich
om hare hulp aanmeldden dan te Amsterdam.
dan zullen wij, de;e gegevens kennende, niet
meer, zooals de Heer de Haan doet, het
feit, dat deze Vereeniging in eerstgenoemde
plaats een grooter aantal leden heef D, dan in
HllllinitlHIHlIlllllltllllllNllllllinMIlmlIIMIMIIMUlmilllttllMIIIIIHIIIII
vooral als ie 'a. slokje opheeft, en laatst
óók nog was hjj weer zóó over u aan de
gang:. Vader vertelde 'c, en dia zegt, dat hij
n hélemaal niet mag, en of u 'ria ruzie met
hem gehad hebt?"
Hg kon dit reine kind toch niet vertellen,
dat hij dat ruwe stuk vee eens duchtig de
les had gelezen over zijn treurig gedrag
jegens vrouw en kinderen?
Och kind, nee l ruzie hebben we nooit
gehad, ma»r ie Ier heeft zoo zyn eigen vo
>rliefle en afkeer. Dat hij m\j niet mag, kan
zijn. En dat-ie vloekt, i j leely k... Maar laten
we over wat anders praten. Drink j« thee
esna uit, dan schenk ik je nog eens in vóór
ja naar huis gaat.
Ja, dit wou ik 65k nog v/agen. Ik heb
suiker gehaald bij Douares, maar die heeft
me naar de andere winkel gestuurd, waut
Djminee bul de nooit bij hem. En Lsna
vertelde me toch, dat u altij l oaa den ander
ging, da ne week bij de ae winkel en
de volgende week by de andere? Vorige
week ben 'k bij Krun geweest, das nu was
toch Doü^es aan beurt?''
Ja, zie je... Merrouiv beeft liever niet
m«er van Dou ves. Waarom? Ja, eh .,. dat
moet je M-tvroti v maar vragen."
Z'jn stemming was weg; dit waren juist
zijn naarste mensohen uit het dorp. ie
eeuwige d irpsruzietjes, die beierven je soo
alïef! 'c Heele geval kwam hem weer voor
d-;n geest: hoe smerig die Douwes hen in
hun nog argt-loase eerste periode voort lureud
bedrogen hal en hoe die man, di« nog wel
in dea kerkeraad zat, natuurlijk zijn vrouw
en hem bij ds rnenschen had ,;srart gemaakr.
Waat in da oogon der dorpalingen heeft de
..vreemde", de meneer of mevrouw" altijd
ongelijk; ffu prachtig stuk solidariteit toci
eigenlijk overigen?, z'.>o'n d'wpsgeaijente!
Ea ze im.ldeu hui baule aog 'n héle tijd
kwaad aiugoki'keu en hielden de party v<m
den w.nkeimau, 'oen die, verontwaardig;!
omdat D.miinea 'ra verongelijkt hal, ais
onderling ontslag r-a-n.
Eiske Lel.i-i haar renten na; alles klopte
«n jüflt ?:alv-6 aaadac ;t ruaar meer,
bearitwoordda iiy La<ir afscheidsgroet.
TJLU ging .'jij aan zyn prosk over da
Kakelen die de sleehie zieit-a be<c:m'ten en
schreef laat :n Jen a; o u A no» een brief aan
zyu vrou.v.
II.
'E Was een -v^-ek iater nu morgen zou
Mevrouw vaa Du::ain&-) terugkom*»'] ita was
liet ui l met E'sks'a huisuoudstertje-s^elen.
Hit.ro /e r liepen 23 te raden oer en, een drj.rtal
vrieu iiuueijes, dia ia ';, in wie schemerweer
van dan lente-avond bij de pastorie
ronddrenteidun, om op iv.ke's uuisga.au te wachten.
Za is nou '11 htc-en tijd domineesjuüar
geweest. .."
laatsgenoamde, aanstond* aanmerken a's eene
voldoende verklaring veor dit groote aantal
aanmeldingen en ons daarvan met eene
schampere opmerking afmaken; maar, ten
einde over de werking der vereniging een
billijk oordeel te kannen vellen, veeleer
ons genoopt voelen tot de vrapen: in welke
gemeente de cliënten der Vereeniging hare
kinderen hebben ter wereld gebracht, of de
toeloop dezer vrouwen naar het icademisch
Ziekenhuis te Leiden aedart het optreden
der Vereenigibg dezelfde is geble 'en als
vroeger en of nadien ook de verhouding
tusschen de hier in aanmerking kooiende
sterftecijfers voor den Haag en Laiden ge
wijzigd is.
Ik herhaal: de statistiek heeft ten doel
vragen juist te leeren stellen en by hare
beantwoording nauwkeurig in achtte leeren
nemen tot welke mate van beslistheid daarbij
de voorhanden gegevens recht gevt-n. Zy
voorkomt daardoor juist het uyfergegoocbel,
dat maar al te dikwijls ik geeft dit aan
stonds toe zich onder haren naam aandient.
Als de heer Da Haan dit wil inzien, zal hij
haar niet onbetrouwbaar noemen; maar
trachten, zoowel by zie i zelf als bij anderen,
het misbruik van dien naam te voorkomen,
daardoor het vertrouwen in degelijke stati
stiek helpen versterken.
J. M. H.
M. de B.
In uw blad van 17 April jl werd doar U
een extract uit een artikel van den heer J. I.
de Haan in het Tijdschrift voor Strafrecht
opgenomen. Deze heer betoogt daarin dat de
statistiek eene '.eer onbetrouwbare', weinig
waardevolle" methode is. Zjne bezwaren
komen hierop neer, 1°dat eene statistiek
tendentieus kan w orden ingericht, 2°dat men
zich gemakkelijk kan vergissen met het trek
ken van conclusies (ie hoofdinhoud is eane
demonstratie hiervan aan eau bepaald geval),
3°dat de statistiek niet op iedere vraag ant
woord gieft. Dit alles is reed) dikwijls en
veel beter gezegd; deze bezwaren zijn door
kritiek en anti-kritiek reeds lang tot hunne
ware proporties teruggebracht. Nieu w is alleen
in genoemd artikel de arrogante wij :e waarop
dit wordt herhaald en de lichtvaar iige con
clusie omtrent de onbetrouwbaarheid en het
gemis aan waarde dezar methode in het alge
meen. N'en déplaise dezen heer heef c de
statistiek ain bijna alle weteagckappan groote
diensten bewezen, en is voor vele een vol
strekt onontbeerlijk hulpmiddel geworden.
Aan te toonen dat de genoemde bezwaren
de conclusie omtrent de waarde der
ma^sawaarneming" niet rechtvaardigen, dat eene
verkeerde t jepassing of de rnaeiely'kheideener
methode niet tegen de mathole zelf pleiten,
lijkt my ean even onnut en uitvoerig
bedry'f als tegen een gesoadbidder te gaan
betoogen dat de medische wetenschap groote
beteekenis heeft, ondanks de moeielykheid
van hare beoefening en de vergissingen lie
daarvan het gevolg zijn. Misschien zjn er
statistici die desondanks dit betoog op sich
willen nemen ; mij lijkt het boter aan gatgen
smeren, eene bezig aeid die ik gaarne aan
anderen overlaat.
In genoemd artikel in het Ty'dscarift v.
Strafrec it deelt de hearde H made dat volgena
hem, o. a. ie lettersunda voor de criminaale
aetiologie* eene stere en meer betrouwbare
hulpwetenschap dan zelfs de allerbeste sta
tistiek i»." Mocht deze hulpwetenschap" den
heer de H. in den loop der tijden niet geheel
voldoen, dan kan hem nog in overweging
gegeven worden, de hulp der clairroyance
in te roepen. Immers daar made schijnt hij
zich pok te occapearen. Hg dealt nl. mede
buiten een reohtstreeksch verband met zijn
onderwerp dat ik de schrijver ben vaa
niet-onderteekende dagbladartikelen en weet
iiiliiitiMiimyiiflMlllluiHiiiiimiilinimmMuimtmiiiiiiiiiiiiHiitiMiiiii
Ze is er krekt geschikt voor; zoo'n fijn
dametj a..."
Za kon eigenlijk best Mevrouw wez«!"
Ja wrempel! Aj ze een
domineesdochter was, zou ze 't ver brenge. Zoo knap
ook op school en mat 't leeren. Wat ka a ze
voorlezen! Ze doet 't nog mooier as Dominee,
vind ik wel ris..."
Ia 't werk is ze anders niet veel waard,
'n popke. Dan is haar zuster nd«rs, Lana
meen ik."
Hoe zou 't met L?na zijn?"
En ze drentel ien verder. De veekooper,
die uit de herberg kwam, maakte 'n grapje
met ze en ze giebelden. Die Van Dieren
is toch altijd zoo'n rare l"
Opeens, ze werden stil als muiskes.
Hu had het ontdekt: bij Doom'nie was licht
te zie», 't Gordijn niet goed toegetrokken, er
gaapte, slordig, een kier.
Zal' we 's loera?"
l>e pastorie heeft voor de dorpelingen altijd
iets geheimzinnigs.
Stil, op hu a teentjes, klompan uit l,
slopen ze nader. Maar dat werd een verba
zing: 't hart stond stil.
God, Hill zie je 'c? M", fluisterde
Geertje, en ze hoorde haar hart luider slaan
dan haar bevende mond sprak.
E skezat naiHt Dajm'nie?aaar hoofdje .. .
tegen zijn schouder... en hij kürte haar...
hij künte haar... op 't voorhoofd.. .11
Niet om te gelöo7en, maar ze zajen 't, alle
drie.
Griezelige ontdekking!, - akelig, maar
toc'a gaf 't een prettig gevoel: als'n
tooneelmoord op de kermis.
Van Dieren kwain weer voorby. Hij zag ze
en wou uitvaren. Maar HU, in verbijstering,
aaaakte wilde mimes van stü-zijn!" en
wenkte hem. mof 3H!lrveu3-rap handbaweeg.
Van Diaren kwam ook loeren.
Wel Goidöme!" vosr hij uii, spra
keloos verder van verrassing.
Toen bonkte hij met z'n vuist op de ruit, en
allen draaflen hard weg, den schemer in.
Dit was me e?n smul, den volenden dag
op 't dorp! Smul van akeligheitd en ontzet
ting; een schokkende emotie, zooals er op
het stille dorp gewoonlijk sl«chts n par
mensehenleeftijd genoten wordt. Daar w«3
geen ged;Vjhie aan zaken meer, en de
bedrijvigste haid-si stond stil; de arbsidar
hing sprakeion* verbaasd te drooraan over
zy'n spa, en verga', dat het wtêr was om in
te halen". De timmerlui bij 't nieuwe huis
dat gebouwd werd, hadden geen bekiiks meer,
ea voegden zioh werkeloos onder de pratende
groepjes vóór hun steiger. De postbode kwam
een uur later dan gewoonlijk en de
bollevrouivenkwamanhöalamaalniet.waatzewaren