De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 1 mei pagina 1

1 mei 1910 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

r, 1714 DB AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOE NEDEBLAND Onder recLa.ctl< Dit nummer bevat twee bijvoegsels. S. ^. L. "W Uitgever*: VAN HOLKEMA & WABENDOBF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). pur 3 maanden ? 1.50, ft. p. post f 1.65 «or h4BI por jaar, bij vooruitbetaling, ..... ». » mail 10. i Nununen aan de Kiosken verkrijgbaar t 0.121/» Zondag l Mei Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ............ ?025 .O3Q (UO INHOUD: Bericht. VAN VERRE EN VAN NABIJ: Max Havelaar, door Albert Verwey. Nedarlandsch Indiëen Anetral {door Chr. van Balen Jr. FEUILLETON: Mark T wain, door C. A. Ikkink. - KUNST EN LETTEBEN: Tooneel, door Frans Managen. Schilderjj-tentoonstelliogen voorloopig aan gekondigd, door W. S. De schrijver van Bembrandt als Erzieher", I, door Wenzel Frankemöl'e. De wraak van Maltatuli, door d. 8. Berichten. VROUWENRUBKIEK: Portretten van: Mina Kruseman, Qaiharina Beersmans en Sophie de Vrie?. Natuurlijke voeding van zuigelingen door 81 - ALLERLEI. UIT DE NATUUR, door E. Heimane. Twee onbekende en onuitgegeven brieven van Multatuli, aan Derk Haspels, met af b., door J. H. Rö;sing. Over de repetities en de eerste vertoonirjg van Mnltatnli's Vorstenschool", door J. H. Böseing. Multatnü-souvenirs, door Alexardre Cohen. -Mark Twain, |. Herin neringen, door Marie Berdenis van Beilekom. Björnsons vroegste jeugdherinreringen, door C. B. Het vergaan van de Zeppelin II", bij Weilburg. met afb. Charivari. FINANCIEELE EN OECONOMI8CBE KRONIEK, door v. d. M. en v. d. 8. Brieven van Oom Jodocna, LXVIII. SCHAAKSPEL. DAMRUBRIEK. AD VERTENTIËN. nillIinilllHIIIIIIIIIIIHIHIMIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIllllllllllllllllllll BERICHT. Het meerendeel der in dit nummer gereproduceerde Multatuliana zal met nog veel andere te zien z\jn op de 7 Mei a. s. te openen Multatulitentoonstelling in het Suasso-museum. De reproductie geschiedde met toe stemming van eigenaars en Multatulicommissie. Als tweede bijvoegsel bevat dit nummer een facsimile van een brief van Douw es Dekker aan Mr. Jacob van Lennep, waarbij een ont werp voor een schrjjven aan den Koning. Redactie. aflllllllllllllllllllllllHinilllHIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIMIIMIIIII MAX HAVELAAR 1860?1910 Honden we ons vandaag aan den Max Havelaar. Het ia niet onbillijk, wanneer wto vijftigjarige menschen vieren, dat we het ook boeken doen. Zij zijn het on* sterfelijke deel van menschan en bevatten van hun vergankelijke persoon niet zel den een gelijkend en onvergankelijk af beeldsel. Bovendien i» het voor een boek veel moeielijker vijftig jaar te worden, dan voor een menich. Ik heb Havelaar herlezen en au ver baast het müdat ik er den Multatuli dien we kennen, dien van de latere wer ken, van de brieven en van Ed. Douwes Dekker's persoonlijke leven, zoo volledig ia vind afgeteekend. Ja, er is tuischen het Havelaar-portret en alle latere beel tenissen juist dit onderscheid, dat het eerste zoo volledig is. Dit is geen wonder. De voormalige ambtenaar, die zich met al de kracht van zijn talent, en met zijn toekomst als inzet, tot zijn landgenooten wendde, zag zichzelf als heroïsch, en geloofde nog, dat hij, om erkend te worden, zich slechts te geven had zooals hij zich zag. Hij gaf zich geheel, in het licht van zijn zelfbewondering, met den hartstocht dien de nood van een ellendig heden in hem aan zette. Er is nog iets waarover ik me ver baasd heb. Het boek is dikwijls een roman genoemd. Er werd gevraagd of de schrij ver goed gedaan had dien vorm" te kiezen. Als roman is het een onbenullig produkt: Droogstoppel, noch zijn gezin, noch zijn kranaje, noch de jeugdige Duitscher die het boek heet te schrijven, hebben werkelijkheid of waarschijnlijk heid. Werkelijkheid en waarschijnlijk heid heginnen pas als het verhaal, met het relaas van de indische wederwaar digheden, ophoudt verdicht te zijn. Men noemde het ook een pleidooi. En dat was het. Maar dan een pleidooi voor den Inlander." En dat was het niet. Een plei dooi voor den Inlander lag er in opge sloten, en dat kon niet anders, omdat de man die het schreef, als verdediger van den Inlander zijn betrekking in Indiëop het spel gezet en verloren had. Saïdjah, zei men, Saïdjab, dejbemmnenswaardige en door de schuld van het hollandsch bestuur in ellende gestorte Saïdjah, deed zulk een rilling" door het land gaan. Ja, maar Saïdjah was niet de hoofdpersoon, en ware het alleen terwille van hem geschreven, dan zou in derdaad het pleidooi omslachtig en grillig-gekunsteld zijn. Nochtans is het dat geenszins. Ik was wel bang, toen ik het herlezen gin r, dat ik de schoone geestdrift verspelen zou die me als knaap, bij de eerite lezing, had aangegrepen. Maar, integendeel. Ik heb het in n adem uitgelezen. Met stijgende, en nu bewuste, bewondering volgde ik sprong na sprong van die schijnbaar-grillige ontwikkeling. De spanning ontstond, werd sterker, sleurde me mee tot aan het einde, en waarlijk de werking die het slot op me maakte was nu zooveel geringer dan vroeger niet, nu, daar ik glimlachte om zijn naïeveteit. Ziedaar dacht ik dit boek is een pleidooi, maar niet voor den Inlander, maar voor den ontslagen assistent-resi dent die Eduard Douwes Dekker heette, en meesterlijk heeft hij het er afgebracht. *** Dreogstoppel is daarom niet... Droog stoppel, omdat hij het verpersoonlijkte sarkasme is. Het sarkasme ra a Multatuli. Huet heeft het eens heel goed uitgespro ken: Hij (Multatuli) ia in Nederland de virtuoos van het sarkasme." Welnu, Droogstoppel die het type van een zeker soort Nederlanders zijn moest, is niets anders dan de schrijver in die virtuozerol. Daardoor alleen al, is de gedachte dat de Havelaar een roman en Multatuli een beeldend kunstenaar zijn zou, uit gesloten. Kunst, in dien zin, is het boek niet. Het staat, als zoodanig, beneden de Camera. Maar temidden van de sarkasmen op den gemiddelden Nederlander, verschijnt als in een op wekken den hagel de held Havelaar. Hij is het die, als jongetje, op de kermis, den Griek dorst aanval len, Droogstoppel uit zijn handen be vrijdde, en zelf een pak slaag opliep. Hij is het die, als jonkman, een voorbeeld van dichterlijke kinderliefde, het aan doenlijke vers aan zijn moeder dichtte waarvan hij later, toen hij het drukken liet, de onoorspronkelijkheid en de onbe duidendheid niet heeft ingezien. Hij is het die als man, zelf blijkens de bij Droogstoppel aangereikte lijst van zijn geschriften een magazijn tot verbijiterens toe gevuld met wijsheid en weten schap, bij den boekverkooper Gaafzuiger in betrekking trad om brood voor vrouw en kind te verdienen, maai de Aylaja vallen liet, en als lui, pedant en ziekelijk ontslagen werd. Hij is het... Maar nu wij van zijn edelaardigheid, en zijn ongeluk, van zijn voortreffelijkheid ook boven zijn omgeving, den eeraten schemer ontvangen hebben, zullen wij hem zien in zijn indische waardigheid. Een enkele maal verschijnt dan nog Droogstoppel tegen het sarkastisch gesmade moe derland moet de held in de tropen uit komen maar al onze aandacht wordt gevraagd en verkregen voor Havelaar. Havelaar die in het water sprong om een hond te redden van de haaien, Havelaar die als jong ambtenaar spotverzen op zjjn chef, den generaal, maakte, die bij uitblijven van aijn traktement 's mans kalkoenen stal, die uit edel moedigheid, niet eens maar herhaaldelijk, duelleerde voor anderen, zóó wordt de nieuw-benoemde assistent-resident van Lebak, een oogenblik voor zijn aan komst, ons geschilderd. AU hij verschijnt en met ridderlijke courtoisie zelfs de baboe van zijn kind het uitstappen heeft vergemakkelijkt, beginnen in verstrooide trekken en opzettelijke beschrijving, de idealiseerende lijnen ons te omsingelen. Yan het land waarheen hij verplaatst is, weet hij alles, ook voor hij het gezien heeft; zijn bijbelsch-oostersche welspre kendheid boeit en overweldigt Euro peanen zoowel als inlanders; zijn geest, zijn plichtsgevoel, zijn ijver, zijn hart en zijn eerlijkheid overtreffen al wat men van een menech en een ambtenaar hopen of verwachten kan. Zijn vrouw aanbidt hem. Zijn kind is een koningszoon. Zijn ondergeschikten, zijn vrienden, staan verbaasd en ontstellen zich over zooveel moed bij zooveel natuurlijkheid, over zooveel wijsheid bij zooveel verhevenheid. De inlanders, verdrukt en uitgezogen door den Regent die hen moest beschermen, komen tot hem en vertrouwen zich toe aan zijn itilzwügen en aan de belofte van hulp, die hij hun gezworen heeft. Hijzelf, hoewel een liefhebbend echtge noot en teerhartig vader, kent alleen zijn plicht, zijn eed, dien hij houden zou ook als hij geen eed was. Dag en nacht werkt hij, zwoegt hij, worstelt hij, trotseert het vereif van den Regent dien hij heeft aangeklaagd, tart de ongenade van zijn meerdere die hem niet steunen wil, weigert een regeering te dienen die geen recht doet, en verlaat Indië, arm en zonder uitzichten, maar vastbesloten om in Europa te strijden voor die be volking wie hij hulp (heeft) toegezegd, (hij) Multatuli". Want de pen is den jongen Duitscher die het boek heette te schrijven uit de hand genomen door den eigenlijken schrijver, en die schrijver zelf verklaart zich n met zijn held. Dit pleidooi, dat het nederlandsche volk en zijn ambtenaren en regeerders in Indiëals een verachtelijk ras op de kaak laat staan tegenover het edelaardig genie dat erdoor miskend werd, is een meesleepend meesterstuk. Alles wat Multatuli later geschreven en geleefd heeft ligt erin opgesloten, honderden kleine eigenaardigheden van zijn karakter, zoowel als beginselen van kritiek en ideeën, maar al wat hij later met inspanning en onder den dwang van c e omstandigheden schreef en deed, is hier vrij en feestelijk: een verbeelding die het echrijver en lezers maar weinig moeite kostte te aanvaarden als werke lijkheid. » * Niemand moet meenen dat ik de waarde van het werk verklein door het te zien als een pprsoons-verheerlijking van zijn schrijver. Met name in die ver heerlijking ligt, naar mijn meening, zijn groote beteekenis. Toen Multatuli zich een held voelde, en ernaar handelde, en zich als zoodanig af beeldde, toen gaf hij aan de Nederlanders juist wat zij be hoefden, wat in hun leven en in hun letteren niet bestond: een geïdealiseerde opstandige, een aartsengel van het ver zet, een heros, bettormer van een ver ouderden hemel. Alleen de volgroeide vervuiler van een meer evenwichtig ideaal het vaderlandsche alleen een Potgieter, kon zich het recht nemen hem zijn tekortkomingen natehouden, de an dere tijdgenooten die het deden, mis kenden de kracht die van de nieuwe gedaante uit zou gaan. Om Multatuli hebben zich, langzamerhand, en ten laatste in een heel geslacht van jon geren, allen geschaard die het oude ideaal verbleekt zagen, en achter dat van dazen Prometheus de toekomst van een nieuwe aaide. Wij kunnen dat nu uitspreken, want Multatuli vertegenwoordigt voor OES zoo duidelijk een verleden, dat wij hem recht kunnen doen zonder hem in iets te ver minderen. Deze verkondiger van het ver zet, deze afbreker, heeft voor ons den weg vrij gemaakt. Deze yerheerlijker van zichzelf, deze yergoddelijker van zijn eigen natuurlijkheid, heeft de bezieling in ons gestort tot het vinden en bouwen van een natuurlijke samenleving. Multatuli hoorde, evenals Huet en Fan Vloten, tot de woordvoerders die een nieuwen tijd voorbereidden. Huet vergeleek hem met den laatste. Wij kunnen het doen met beiden. Van Vloten die het beginsel van den zestiendeeeuwschen opstand in zijn eigen eeuw overbracht. Huet die zijn tijdgenooten in Nederland het vertrouwen ontnam in de onsterfelijkheid van hun stokpaardjes. Multatuli die de voortreffelijkheid van verleden en heden loochende, al had hij voor toekomst niets aan te wijzen dau zijn eigene die niet komen zou. Na deze drie werd het geloof in een toekomst mogelijk. Wij, die haar in den geest beleefd hebben, zien van dag tot dag haar verwerkelijking. Wanneer dus, op dit oogenblik, groe pen die ons toeschenen van verzet en opstandigheid ver af te staan, Multatuli verheerlijken, dan moeten we dat toe juichen. Het is noodig dat zij eerst den afbreker en omwentelaar op een voet stuk stellen, opdat zij daarna de Toe komst zien. ALBERT VERWET. Nederlandsch Indiëen Australië. EEN IDEE VOOR PREFERENTIAL-TRADE". Zooals bekend ie, heeft de heer Bosschaert, consul-generaal van Nederland in Australië, voor eenigen tijd een bezoek ge bracht aan Java, waar bij op verschillende plaatsen lezingen over Australiëheeft ge houden. De heer Bosschaert heeft dat bezoek ge bracht, niet zoozeer als officieel regeeringspersoon als in zijn hoedanigheid van afge vaardigde van de Nederlandsche Kamers van Koophandel in Australië, voornamelijk in Sydney en Melbourne, met het doel handelsbetrekkingen tusschen Australiëen onze Oost aan te kweeken. Verwondering kan deze poging allerminst baren: integendeel, het is zonderling, dat dergelijke pogingen niet reeds lang, en ook van officiëele zijde, in het werk zijn gesteld. Immers, hier hebben we twee landen, betrekkelijk dicht bij elkander gelegen ten minste dichter dan Indiëligt bij eenigen staat met eene Europeesche cultuur, ? waarvan de ne een nagenoeg geheel blanke bevolking heeft, en wat zijn culture?, afgezien nog van zyn behoeften, aangaat, geheel kan geluk gesteld worden met een Middel-Europeeschen Staat. Tellen we de Noordelijke bewoonde stre ken van Australië, die wel i'ts doen aan tropische cultures rijst, suiker, rubber, maar dan toch in zeer geringe mate niet mee, dan blijven ons nog Victoria, New South Wales, South- en West-Australië, die, behalve de opbrengst aan metalen, welke niet afhankelijk is van klimaat, als voortbrengselen geven: wol, vleesch, machi nerieën, automobielen, rijwielen, wijn,vruch ten en vruchten-producten, en graan ; dit alles grootendeels bestemd voor uitvoer, terwijl het land tevens, doch tot nog toe uitsluitend voor eigen gebruik, zich toelegde op den zich daar meer en meer uitbreidenden tabaksbouw. Daartegenover stellend ons Indiëmet zijn rijkdom aan tropische producten : thee, koffie, tabak, cacao, rubber, doch zijn armoede aan de juist door Australiëgepro duceerde artikelen, begrijpen we, hoe groot het nut van een systematlachen ruilhandel tusschen beide landen zou zyn. Java had wel reeds een aanknoopingsj unt met Australiëdoor den haniiel in paarden. Niet alleen betrekt de cavalerieremonte hare paarden grootendeels uit Australië, maar ook komen met byi a iedere boot van Melboume en Sydney, Australische handelaren mede, die hun paarden en ook koeien op Java aan den man brengen. En dit heeft van zelf tot uitbreiding van rela ties aanleiding gegeven. De booten, die ook passagiers medenemen, waren verplicht voor hen in ijskasten het Australische vleesch te importeeren en Australische wijnen in voorraad te hebben. Zoo kwamen op Java eerst particulieren, daarna handelaren, met deze producten in kennis. Het gevolg hiervan it», dat nu op elke plaats van eenige beteekenis Australian frozen meat and butter", Australian wines" en Australian fruit-conserves" verkrijg baar zijn. In vergelijking met het inheemsche vee, verdient het vleescb, dat uit Australi wordt uitgevoerd, verreweg de voorkeur, terwijl boter en conserven, vooral rundvleesch, van dezelfde kwaliteit zijn als de uit Holland geïmporteerde, docb, wegens den korteren overtocht en de minieme vleesehprijzen in Australië, belangrijk goedkooper zijn. Zooals wij reeds zeiden : Java heeft daar van reeds geprofiteerd; meer en meer vin den de Australische producten daar aftrek. Was echter op Java eene opwekking tot het aanknoopen van handelsconnectics gewenscht, hoeveel te meer ware dit niet in de rest van Indiëhet geval, waar van derge lijke betrekkingen nog zoo goed als geen spoor te bekennen valt. Mij dunkt, dat het alleszins aanbeveling zou verdienen, door het aanknoopen van handelsbetrekkingen met Australiëook de schepen der geregeld op Australiëvarende lijnen, als b.v. de Cairie-Line en de Burns Philip-Line, die tot dusverre niet verder komen dan Singapore, Sumatra en Borneo te laten aandoen, wat, bij de grootte en den diepgang dezer booten, niet onmogelijk zou zijn. Maar daarbij komen nog andere motieven. Tot nog toe hebben wij uitsluitend gespro ken over uitvoer van Australiënaar Ned.Indië. Maar men vergete niet, dat ook wij voor elk product dat Australiëons levert, er een in ruil kunnen geven. Hierboven maakten wij reeds melding "van de grootere vlucht, die de tabaksteelt in Australiëlangzamerhand begint te nemen. Echter is dit hoofdzakelijk de Virginiasoort, en ontbreekt het in Australië, ook al om klimaat-reden en, geheel aan dekblad. De Australische sigaren-fabrieken de grootste, de Standard cigisrs and cigarettes manufacturing Cy" te Melbourne staat onder leiding van een Hollander, den heer Schuh betrekken dan ook hun dekblad grootendeels van de Filippijnen of uit WeatIndië, aangezien onze Indische planters nog steeds vasthouden aan het principe om hun tabak naar Holland te zenden, zoodat zij, bij gebruik in Australië, dan ook tevens den dubbelen vrachtprijs zonden moeten opbrengen. Zou dit, vooral voor onze kleinere tabaksmaatschappijen, niet eens kunnen leiden tot het aanknoopen van directe betrekkingen met Australië? Voorts is de Australiër een sterk cigaretten rooker: als Engelsch afstammeling houdt hij van een strongly flavoured cigaretie", en gebruikt dus bij voorkeur de Virginia-cigarette, waarvoor hij l Va ets. of, bij de iets betere soorten, 3 ets. per stuk betaalt. De cigaretten, gemaakt van Indi sche tabak Pajacombok e. d. be zitten deze zelfde eigenschap van een scher pen geur te hebben, en vallen schrijver deze» weet het bij ondervinding bij de Australiërs, als ze hen bereiken, zeer in den smaak, doch kunnen, ondanks de hoo gere invoerrechten, voor een veel lageren prijs plm. f 10 de duizend daar gele verd worden. Ware ook hierin niet iets te bereiken ? Zooals we zeiden: Australiëheeft uitge breide machine-fabrieken; het bouwt zijn eigen spoorwegen grootendeels, legt zijn eigen kabels, maakt automobielen en rijwielen. Ken gevolg daarvan is, dat Au straliëveel rubber verbruikt. De Nstherlands Guttapercha Co. Ltd" heeft dit dan ook goed ingezien; zij heeft agentschappen te Sydney en Melbourne, En waarom dan onze eigen Indische rubberondernemingen niet? Omgekeerd kunnen wij, in ruil als het waie voor die levering van rubber aan machine-fabrieken, wederom onze land bouwgereedschappen, onze machi nerieën, smahpqor-inrichtingen enz., die na alle en natuurlijk met veel hoogere vracht prijzen, alweer uit Europa komen, betrek ken van Australische maatschappijen. Kort. en goed: waarom zou het nut mogelijk zijn een ruilhandel tot stand te brengen tusschen beide landen, Australi en onze koloniën, die, wat producten aan gaat, zooveel van elkaar verschillen, dat zi) elkander als het ware aanvullen. De reis naar Europa duurt op het oogen blik toch minstens 24 dagen, terwijl di» naar de groote Australische havens Fremantle, Adelaide, Melbourne, Sydney en Brisbane gemakkelijk in 12 dagen gemiddeld is af te leggen. De vracht op verschillende artikelen wordt dus voor het traject IndiëAustraliëaanmerkelijk min der dan die op het tegenwoordige traject, waarbij nog komt, dat dan de vrij hooge belastinggelden voor de doorvaart van het Suez-kanaal worden vermeden. We maakten zooeven de opmerking, dat de producten der beide landen zoo uiteen loopen, dat concurrentie in voortbrengselen tusschen beide landen practisch wel onmo gelijk is. En dit feit doet het idee bij ons opkomen: zou een verdrag voor preferential trade" tusschen beide landen niet mogelijk zijn? D. w. z eene verlaging, of desnoods eene afschaffing van in- en uitvoerrechten voor tusschen beide landen gewisselde producten ? Natuurlijk rijst dan de vraag: zou de Australische regeering niet eer geneigd zijn een zoodanig verdrag te sluiten met de Engelscbe koloniën in Indië, die toch over het algemeen men zondere tabak uit dezelfde producten geven als Ned. Indië? En we kunnen hierop antwoorden: wel licht zou de Australische regeering hier voor te vinden zijn ; de Engelsche regeering met vrij groote zekerheid niet. Het ver schil is namelijk dit: Het verschil tus schen productie der Engelsch?Indische koloniën en het verbruik dier producten in Engeland zelf is quantitatief niet zoo groot als dit het geval is met Nederland en Ned.Indië. M. a. w. de producten der EngelschIndische koloniën worden grootendeels ver bruikt in Engeland zelf, terwijl die van Ned.-Indiëuiteraard zoo kolossaal zijn, dat een klein landje als Nederland daarvan slechts een zeer klein gedeelte kan consnmeeren, zoodat de rest dan toch weer i aar den vreemde wordt geëxporteerd. Waar Engeland dus de producten zijner eigene koloniën niet missen kan, is dat met Nederland wel het geval. Men zal ons natuurlijk tegenwerpen: Maar de groote voordeelen dan, die het transit verkeer met de Indische producten voor Nederland zelf oplevert ? ' Daarentegen vragen wij ons af: Is het niet recht, dat Ned -Indiëde producente zelf de voordeelen harer productie geniet meer, dan dat de aan Ned.-Indiëtoekomende gelden ten deel vallen aan Nederland ? Het hemd is nader dan de rok, en Ned.Indiëdient in de eerste plaats op zijn eigen voordeel bedacht te zijn. En waar het daartoe door de geringe mate van het aan de kolonie toegekende zelfbestuur, niet in staat is, daar dient men pressie uit te oefenen op het moederland. Een dergelijk preferential trade"-verdrag met Australiëmoet onze kolonie groot voor deel brengen en Ned.-Indiëis verplicht, met het oog op den steeds toenemenden bloei der Australische Staten en hunne groote mate van om fhankelijkheid, hierop bedacht te zijn. In ieder geval: preferential-trade of niet, een grootere afwisseling van producten tuBschen Australiëen Ned.-Indiëis niet alleen gewenscht en rechtvaardig, maar zal eisch worden. En de handel zie toe, dat men zich niet door andere tropische landen het gras voor de voeten late wegmaaien! CHR. VAX BALEN JR. Tooneel, Hanna." (N eder la n d sch Tooneel). In het eerste bedrijf van dit tooneelspel des heeren C. F. Brandt van Door D e, doet het jonge meisje Hanna de Brnrjn afstand van haren verloofde, ter wille van bare familie : ouders en zuster. Deze familie is in moeilijke finantieele omstandigheden geraakt en Hanna vermeent te moeten steunen. Zy' zal een be trekking aanvaarden die ze verfoeit en het salaris inbrengen in de huishouding. Het was niet haar bedoeling het engagement te ver breken ; zrj wilde slechts het huwelijk eenige jaren uitstellen; doch haar verloofde, Karel Horst, stelt het meisje r u w-weg voor de keuze: trouwen of afmaking van het engage ment. Zjj zrjn reeds vele jaren verloofd ge weest ; zijne fïnantiën maken het den jongen man thans mogelijk te trouwen; hy wil en kan niet langer wachter. In het vierde en laatste bedrijf valt een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl