Historisch Archief 1877-1940
r, 1714
DB AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOE NEDEBLAND
Onder recLa.ctl<
Dit nummer bevat twee bijvoegsels.
S. ^. L. "W
Uitgever*: VAN HOLKEMA & WABENDOBF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
pur 3 maanden ? 1.50, ft. p. post f 1.65
«or h4BI por jaar, bij vooruitbetaling, ..... ». » mail 10.
i Nununen aan de Kiosken verkrijgbaar t 0.121/»
Zondag l Mei
Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel ............
?025
.O3Q
(UO
INHOUD:
Bericht. VAN VERRE EN VAN NABIJ:
Max Havelaar, door Albert Verwey.
Nedarlandsch Indiëen Anetral {door Chr.
van Balen Jr. FEUILLETON: Mark T wain,
door C. A. Ikkink. - KUNST EN
LETTEBEN: Tooneel, door Frans Managen.
Schilderjj-tentoonstelliogen voorloopig aan
gekondigd, door W. S. De schrijver van
Bembrandt als Erzieher", I, door Wenzel
Frankemöl'e. De wraak van Maltatuli,
door d. 8. Berichten.
VROUWENRUBKIEK: Portretten van: Mina Kruseman,
Qaiharina Beersmans en Sophie de Vrie?.
Natuurlijke voeding van zuigelingen door
81 - ALLERLEI. UIT DE NATUUR,
door E. Heimane. Twee onbekende en
onuitgegeven brieven van Multatuli, aan Derk
Haspels, met af b., door J. H. Rö;sing.
Over de repetities en de eerste vertoonirjg
van Mnltatnli's Vorstenschool", door J. H.
Böseing. Multatnü-souvenirs, door
Alexardre Cohen. -Mark Twain, |. Herin
neringen, door Marie Berdenis van
Beilekom. Björnsons vroegste
jeugdherinreringen, door C. B. Het vergaan van
de Zeppelin II", bij Weilburg. met afb.
Charivari. FINANCIEELE EN
OECONOMI8CBE KRONIEK, door v. d. M. en v. d.
8. Brieven van Oom Jodocna, LXVIII.
SCHAAKSPEL. DAMRUBRIEK. AD
VERTENTIËN.
nillIinilllHIIIIIIIIIIIHIHIMIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIllllllllllllllllllll
BERICHT.
Het meerendeel der in dit nummer
gereproduceerde Multatuliana zal
met nog veel andere te zien z\jn op
de 7 Mei a. s. te openen
Multatulitentoonstelling in het Suasso-museum.
De reproductie geschiedde met toe
stemming van eigenaars en
Multatulicommissie. Als tweede bijvoegsel bevat
dit nummer een facsimile van een
brief van Douw es Dekker aan Mr.
Jacob van Lennep, waarbij een ont
werp voor een schrjjven aan den
Koning.
Redactie.
aflllllllllllllllllllllllHinilllHIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIMIIMIIIII
MAX HAVELAAR
1860?1910
Honden we ons vandaag aan den Max
Havelaar. Het ia niet onbillijk, wanneer
wto vijftigjarige menschen vieren, dat we
het ook boeken doen. Zij zijn het on*
sterfelijke deel van menschan en bevatten
van hun vergankelijke persoon niet zel
den een gelijkend en onvergankelijk af
beeldsel. Bovendien i» het voor een boek
veel moeielijker vijftig jaar te worden,
dan voor een menich.
Ik heb Havelaar herlezen en au ver
baast het müdat ik er den Multatuli
dien we kennen, dien van de latere wer
ken, van de brieven en van Ed. Douwes
Dekker's persoonlijke leven, zoo volledig
ia vind afgeteekend. Ja, er is tuischen
het Havelaar-portret en alle latere beel
tenissen juist dit onderscheid, dat het
eerste zoo volledig is.
Dit is geen wonder. De voormalige
ambtenaar, die zich met al de kracht
van zijn talent, en met zijn toekomst als
inzet, tot zijn landgenooten wendde, zag
zichzelf als heroïsch, en geloofde nog,
dat hij, om erkend te worden, zich slechts
te geven had zooals hij zich zag. Hij gaf
zich geheel, in het licht van zijn
zelfbewondering, met den hartstocht dien de
nood van een ellendig heden in hem aan
zette.
Er is nog iets waarover ik me ver
baasd heb. Het boek is dikwijls een roman
genoemd. Er werd gevraagd of de schrij
ver goed gedaan had dien vorm" te
kiezen. Als roman is het een onbenullig
produkt: Droogstoppel, noch zijn gezin,
noch zijn kranaje, noch de jeugdige
Duitscher die het boek heet te schrijven,
hebben werkelijkheid of waarschijnlijk
heid. Werkelijkheid en waarschijnlijk
heid heginnen pas als het verhaal, met
het relaas van de indische wederwaar
digheden, ophoudt verdicht te zijn. Men
noemde het ook een pleidooi. En dat was
het. Maar dan een pleidooi voor den
Inlander." En dat was het niet. Een plei
dooi voor den Inlander lag er in opge
sloten, en dat kon niet anders, omdat
de man die het schreef, als verdediger
van den Inlander zijn betrekking in
Indiëop het spel gezet en verloren had.
Saïdjah, zei men, Saïdjab,
dejbemmnenswaardige en door de schuld van het
hollandsch bestuur in ellende gestorte
Saïdjah, deed zulk een rilling" door
het land gaan. Ja, maar Saïdjah was niet
de hoofdpersoon, en ware het alleen
terwille van hem geschreven, dan zou in
derdaad het pleidooi omslachtig en
grillig-gekunsteld zijn. Nochtans is het dat
geenszins. Ik was wel bang, toen ik het
herlezen gin r, dat ik de schoone geestdrift
verspelen zou die me als knaap, bij de
eerite lezing, had aangegrepen. Maar,
integendeel. Ik heb het in n adem
uitgelezen. Met stijgende, en nu bewuste,
bewondering volgde ik sprong na sprong
van die schijnbaar-grillige ontwikkeling.
De spanning ontstond, werd sterker,
sleurde me mee tot aan het einde, en
waarlijk de werking die het slot
op me maakte was nu zooveel geringer
dan vroeger niet, nu, daar ik glimlachte
om zijn naïeveteit.
Ziedaar dacht ik dit boek is een
pleidooi, maar niet voor den Inlander,
maar voor den ontslagen assistent-resi
dent die Eduard Douwes Dekker heette,
en meesterlijk heeft hij het er afgebracht.
***
Dreogstoppel is daarom niet... Droog
stoppel, omdat hij het verpersoonlijkte
sarkasme is. Het sarkasme ra a Multatuli.
Huet heeft het eens heel goed uitgespro
ken: Hij (Multatuli) ia in Nederland
de virtuoos van het sarkasme." Welnu,
Droogstoppel die het type van een zeker
soort Nederlanders zijn moest, is niets
anders dan de schrijver in die
virtuozerol. Daardoor alleen al, is de gedachte
dat de Havelaar een roman en Multatuli
een beeldend kunstenaar zijn zou, uit
gesloten. Kunst, in dien zin, is het boek
niet. Het staat, als zoodanig, beneden de
Camera.
Maar temidden van de sarkasmen op
den gemiddelden Nederlander, verschijnt
als in een op wekken den hagel de held
Havelaar. Hij is het die, als jongetje,
op de kermis, den Griek dorst aanval
len, Droogstoppel uit zijn handen be
vrijdde, en zelf een pak slaag opliep.
Hij is het die, als jonkman, een voorbeeld
van dichterlijke kinderliefde, het aan
doenlijke vers aan zijn moeder dichtte
waarvan hij later, toen hij het drukken
liet, de onoorspronkelijkheid en de onbe
duidendheid niet heeft ingezien. Hij is
het die als man, zelf blijkens de bij
Droogstoppel aangereikte lijst van zijn
geschriften een magazijn tot
verbijiterens toe gevuld met wijsheid en weten
schap, bij den boekverkooper Gaafzuiger
in betrekking trad om brood voor vrouw
en kind te verdienen, maai de Aylaja
vallen liet, en als lui, pedant en ziekelijk
ontslagen werd. Hij is het... Maar nu
wij van zijn edelaardigheid, en zijn
ongeluk, van zijn voortreffelijkheid ook
boven zijn omgeving, den eeraten schemer
ontvangen hebben, zullen wij hem zien
in zijn indische waardigheid. Een enkele
maal verschijnt dan nog Droogstoppel
tegen het sarkastisch gesmade moe
derland moet de held in de tropen uit
komen maar al onze aandacht wordt
gevraagd en verkregen voor Havelaar.
Havelaar die in het water sprong om
een hond te redden van de haaien,
Havelaar die als jong ambtenaar
spotverzen op zjjn chef, den generaal, maakte,
die bij uitblijven van aijn traktement
's mans kalkoenen stal, die uit edel
moedigheid, niet eens maar herhaaldelijk,
duelleerde voor anderen, zóó wordt
de nieuw-benoemde assistent-resident
van Lebak, een oogenblik voor zijn aan
komst, ons geschilderd. AU hij verschijnt
en met ridderlijke courtoisie zelfs de
baboe van zijn kind het uitstappen heeft
vergemakkelijkt, beginnen in verstrooide
trekken en opzettelijke beschrijving, de
idealiseerende lijnen ons te omsingelen.
Yan het land waarheen hij verplaatst is,
weet hij alles, ook voor hij het gezien
heeft; zijn bijbelsch-oostersche welspre
kendheid boeit en overweldigt Euro
peanen zoowel als inlanders; zijn geest,
zijn plichtsgevoel, zijn ijver, zijn hart en
zijn eerlijkheid overtreffen al wat men
van een menech en een ambtenaar hopen
of verwachten kan. Zijn vrouw aanbidt
hem. Zijn kind is een koningszoon. Zijn
ondergeschikten, zijn vrienden, staan
verbaasd en ontstellen zich over zooveel
moed bij zooveel natuurlijkheid, over
zooveel wijsheid bij zooveel verhevenheid.
De inlanders, verdrukt en uitgezogen door
den Regent die hen moest beschermen,
komen tot hem en vertrouwen zich toe
aan zijn itilzwügen en aan de belofte
van hulp, die hij hun gezworen heeft.
Hijzelf, hoewel een liefhebbend echtge
noot en teerhartig vader, kent alleen
zijn plicht, zijn eed, dien hij houden
zou ook als hij geen eed was. Dag en
nacht werkt hij, zwoegt hij, worstelt hij,
trotseert het vereif van den Regent dien
hij heeft aangeklaagd, tart de ongenade
van zijn meerdere die hem niet steunen
wil, weigert een regeering te dienen die
geen recht doet, en verlaat Indië, arm
en zonder uitzichten, maar vastbesloten
om in Europa te strijden voor die be
volking wie hij hulp (heeft) toegezegd,
(hij) Multatuli". Want de pen is den
jongen Duitscher die het boek heette te
schrijven uit de hand genomen door den
eigenlijken schrijver, en die schrijver
zelf verklaart zich n met zijn held.
Dit pleidooi, dat het nederlandsche
volk en zijn ambtenaren en regeerders
in Indiëals een verachtelijk ras op de
kaak laat staan tegenover het edelaardig
genie dat erdoor miskend werd, is een
meesleepend meesterstuk.
Alles wat Multatuli later geschreven
en geleefd heeft ligt erin opgesloten,
honderden kleine eigenaardigheden van
zijn karakter, zoowel als beginselen van
kritiek en ideeën, maar al wat hij later
met inspanning en onder den dwang van
c e omstandigheden schreef en deed, is
hier vrij en feestelijk: een verbeelding
die het echrijver en lezers maar weinig
moeite kostte te aanvaarden als werke
lijkheid.
» *
Niemand moet meenen dat ik de
waarde van het werk verklein door het
te zien als een pprsoons-verheerlijking
van zijn schrijver. Met name in die ver
heerlijking ligt, naar mijn meening, zijn
groote beteekenis. Toen Multatuli zich
een held voelde, en ernaar handelde, en
zich als zoodanig af beeldde, toen gaf hij
aan de Nederlanders juist wat zij be
hoefden, wat in hun leven en in hun
letteren niet bestond: een geïdealiseerde
opstandige, een aartsengel van het ver
zet, een heros, bettormer van een ver
ouderden hemel.
Alleen de volgroeide vervuiler van
een meer evenwichtig ideaal het
vaderlandsche alleen een Potgieter,
kon zich het recht nemen hem zijn
tekortkomingen natehouden, de an
dere tijdgenooten die het deden, mis
kenden de kracht die van de nieuwe
gedaante uit zou gaan. Om Multatuli
hebben zich, langzamerhand, en ten
laatste in een heel geslacht van jon
geren, allen geschaard die het oude
ideaal verbleekt zagen, en achter dat
van dazen Prometheus de toekomst van
een nieuwe aaide.
Wij kunnen dat nu uitspreken, want
Multatuli vertegenwoordigt voor OES zoo
duidelijk een verleden, dat wij hem recht
kunnen doen zonder hem in iets te ver
minderen. Deze verkondiger van het ver
zet, deze afbreker, heeft voor ons den
weg vrij gemaakt. Deze yerheerlijker
van zichzelf, deze yergoddelijker van zijn
eigen natuurlijkheid, heeft de bezieling
in ons gestort tot het vinden en bouwen
van een natuurlijke samenleving.
Multatuli hoorde, evenals Huet en
Fan Vloten, tot de woordvoerders die
een nieuwen tijd voorbereidden. Huet
vergeleek hem met den laatste. Wij
kunnen het doen met beiden. Van Vloten
die het beginsel van den
zestiendeeeuwschen opstand in zijn eigen eeuw
overbracht. Huet die zijn tijdgenooten
in Nederland het vertrouwen ontnam in
de onsterfelijkheid van hun stokpaardjes.
Multatuli die de voortreffelijkheid van
verleden en heden loochende, al had hij
voor toekomst niets aan te wijzen dau
zijn eigene die niet komen zou.
Na deze drie werd het geloof in een
toekomst mogelijk. Wij, die haar in den
geest beleefd hebben, zien van dag tot
dag haar verwerkelijking.
Wanneer dus, op dit oogenblik, groe
pen die ons toeschenen van verzet en
opstandigheid ver af te staan, Multatuli
verheerlijken, dan moeten we dat toe
juichen. Het is noodig dat zij eerst den
afbreker en omwentelaar op een voet
stuk stellen, opdat zij daarna de Toe
komst zien.
ALBERT VERWET.
Nederlandsch Indiëen Australië.
EEN IDEE VOOR PREFERENTIAL-TRADE".
Zooals bekend ie, heeft de heer
Bosschaert, consul-generaal van Nederland in
Australië, voor eenigen tijd een bezoek ge
bracht aan Java, waar bij op verschillende
plaatsen lezingen over Australiëheeft ge
houden.
De heer Bosschaert heeft dat bezoek ge
bracht, niet zoozeer als officieel
regeeringspersoon als in zijn hoedanigheid van afge
vaardigde van de Nederlandsche Kamers
van Koophandel in Australië, voornamelijk
in Sydney en Melbourne, met het doel
handelsbetrekkingen tusschen Australiëen
onze Oost aan te kweeken.
Verwondering kan deze poging allerminst
baren: integendeel, het is zonderling, dat
dergelijke pogingen niet reeds lang, en ook
van officiëele zijde, in het werk zijn gesteld.
Immers, hier hebben we twee landen,
betrekkelijk dicht bij elkander gelegen
ten minste dichter dan Indiëligt bij eenigen
staat met eene Europeesche cultuur, ?
waarvan de ne een nagenoeg geheel
blanke bevolking heeft, en wat zijn culture?,
afgezien nog van zyn behoeften, aangaat,
geheel kan geluk gesteld worden met een
Middel-Europeeschen Staat.
Tellen we de Noordelijke bewoonde stre
ken van Australië, die wel i'ts doen aan
tropische cultures rijst, suiker, rubber,
maar dan toch in zeer geringe mate
niet mee, dan blijven ons nog Victoria,
New South Wales, South- en West-Australië,
die, behalve de opbrengst aan metalen,
welke niet afhankelijk is van klimaat, als
voortbrengselen geven: wol, vleesch, machi
nerieën, automobielen, rijwielen, wijn,vruch
ten en vruchten-producten, en graan ; dit
alles grootendeels bestemd voor uitvoer,
terwijl het land tevens, doch tot nog toe
uitsluitend voor eigen gebruik, zich toelegde
op den zich daar meer en meer
uitbreidenden tabaksbouw.
Daartegenover stellend ons Indiëmet
zijn rijkdom aan tropische producten : thee,
koffie, tabak, cacao, rubber, doch zijn
armoede aan de juist door Australiëgepro
duceerde artikelen, begrijpen we, hoe groot
het nut van een systematlachen ruilhandel
tusschen beide landen zou zyn.
Java had wel reeds een
aanknoopingsj unt met Australiëdoor den haniiel in
paarden. Niet alleen betrekt de
cavalerieremonte hare paarden grootendeels uit
Australië, maar ook komen met byi a iedere
boot van Melboume en Sydney, Australische
handelaren mede, die hun paarden en ook
koeien op Java aan den man brengen. En
dit heeft van zelf tot uitbreiding van rela
ties aanleiding gegeven.
De booten, die ook passagiers medenemen,
waren verplicht voor hen in ijskasten het
Australische vleesch te importeeren en
Australische wijnen in voorraad te hebben.
Zoo kwamen op Java eerst particulieren,
daarna handelaren, met deze producten in
kennis.
Het gevolg hiervan it», dat nu op elke
plaats van eenige beteekenis Australian
frozen meat and butter", Australian wines"
en Australian fruit-conserves" verkrijg
baar zijn.
In vergelijking met het inheemsche vee,
verdient het vleescb, dat uit Australi
wordt uitgevoerd, verreweg de voorkeur,
terwijl boter en conserven, vooral
rundvleesch, van dezelfde kwaliteit zijn als de
uit Holland geïmporteerde, docb, wegens
den korteren overtocht en de minieme
vleesehprijzen in Australië, belangrijk
goedkooper zijn.
Zooals wij reeds zeiden : Java heeft daar
van reeds geprofiteerd; meer en meer vin
den de Australische producten daar aftrek.
Was echter op Java eene opwekking tot
het aanknoopen van handelsconnectics
gewenscht, hoeveel te meer ware dit niet in
de rest van Indiëhet geval, waar van derge
lijke betrekkingen nog zoo goed als geen
spoor te bekennen valt.
Mij dunkt, dat het alleszins aanbeveling
zou verdienen, door het aanknoopen van
handelsbetrekkingen met Australiëook de
schepen der geregeld op Australiëvarende
lijnen, als b.v. de Cairie-Line en de Burns
Philip-Line, die tot dusverre niet verder
komen dan Singapore, Sumatra en Borneo
te laten aandoen, wat, bij de grootte en den
diepgang dezer booten, niet onmogelijk
zou zijn.
Maar daarbij komen nog andere motieven.
Tot nog toe hebben wij uitsluitend gespro
ken over uitvoer van Australiënaar
Ned.Indië. Maar men vergete niet, dat ook wij
voor elk product dat Australiëons levert,
er een in ruil kunnen geven.
Hierboven maakten wij reeds melding
"van de grootere vlucht, die de tabaksteelt
in Australiëlangzamerhand begint te nemen.
Echter is dit hoofdzakelijk de
Virginiasoort, en ontbreekt het in Australië, ook
al om klimaat-reden en, geheel aan dekblad.
De Australische sigaren-fabrieken de
grootste, de Standard cigisrs and cigarettes
manufacturing Cy" te Melbourne staat
onder leiding van een Hollander, den heer
Schuh betrekken dan ook hun dekblad
grootendeels van de Filippijnen of uit
WeatIndië, aangezien onze Indische planters
nog steeds vasthouden aan het principe
om hun tabak naar Holland te zenden,
zoodat zij, bij gebruik in Australië, dan
ook tevens den dubbelen vrachtprijs zonden
moeten opbrengen. Zou dit, vooral voor
onze kleinere tabaksmaatschappijen, niet
eens kunnen leiden tot het aanknoopen van
directe betrekkingen met Australië?
Voorts is de Australiër een sterk
cigaretten rooker: als Engelsch afstammeling
houdt hij van een strongly flavoured
cigaretie", en gebruikt dus bij voorkeur de
Virginia-cigarette, waarvoor hij l Va ets. of,
bij de iets betere soorten, 3 ets. per stuk
betaalt. De cigaretten, gemaakt van Indi
sche tabak Pajacombok e. d. be
zitten deze zelfde eigenschap van een scher
pen geur te hebben, en vallen schrijver
deze» weet het bij ondervinding bij de
Australiërs, als ze hen bereiken, zeer in
den smaak, doch kunnen, ondanks de hoo
gere invoerrechten, voor een veel lageren
prijs plm. f 10 de duizend daar gele
verd worden. Ware ook hierin niet iets te
bereiken ?
Zooals we zeiden: Australiëheeft uitge
breide machine-fabrieken; het bouwt zijn
eigen spoorwegen grootendeels, legt zijn
eigen kabels, maakt automobielen en
rijwielen. Ken gevolg daarvan is, dat Au
straliëveel rubber verbruikt.
De Nstherlands Guttapercha Co. Ltd"
heeft dit dan ook goed ingezien; zij heeft
agentschappen te Sydney en Melbourne,
En waarom dan onze eigen Indische
rubberondernemingen niet? Omgekeerd kunnen
wij, in ruil als het waie voor die levering
van rubber aan machine-fabrieken, wederom
onze land bouwgereedschappen, onze machi
nerieën, smahpqor-inrichtingen enz., die na
alle en natuurlijk met veel hoogere vracht
prijzen, alweer uit Europa komen, betrek
ken van Australische maatschappijen.
Kort. en goed: waarom zou het nut
mogelijk zijn een ruilhandel tot stand te
brengen tusschen beide landen, Australi
en onze koloniën, die, wat producten aan
gaat, zooveel van elkaar verschillen, dat zi)
elkander als het ware aanvullen.
De reis naar Europa duurt op het oogen
blik toch minstens 24 dagen, terwijl di»
naar de groote Australische havens
Fremantle, Adelaide, Melbourne, Sydney
en Brisbane gemakkelijk in 12 dagen
gemiddeld is af te leggen. De vracht op
verschillende artikelen wordt dus voor het
traject IndiëAustraliëaanmerkelijk min
der dan die op het tegenwoordige traject,
waarbij nog komt, dat dan de vrij hooge
belastinggelden voor de doorvaart van het
Suez-kanaal worden vermeden.
We maakten zooeven de opmerking, dat
de producten der beide landen zoo uiteen
loopen, dat concurrentie in voortbrengselen
tusschen beide landen practisch wel onmo
gelijk is.
En dit feit doet het idee bij ons opkomen:
zou een verdrag voor preferential trade"
tusschen beide landen niet mogelijk zijn?
D. w. z eene verlaging, of desnoods eene
afschaffing van in- en uitvoerrechten voor
tusschen beide landen gewisselde producten ?
Natuurlijk rijst dan de vraag: zou de
Australische regeering niet eer geneigd zijn
een zoodanig verdrag te sluiten met de
Engelscbe koloniën in Indië, die toch over
het algemeen men zondere tabak uit
dezelfde producten geven als Ned. Indië?
En we kunnen hierop antwoorden: wel
licht zou de Australische regeering hier
voor te vinden zijn ; de Engelsche regeering
met vrij groote zekerheid niet. Het ver
schil is namelijk dit: Het verschil tus
schen productie der Engelsch?Indische
koloniën en het verbruik dier producten in
Engeland zelf is quantitatief niet zoo groot
als dit het geval is met Nederland en
Ned.Indië. M. a. w. de producten der
EngelschIndische koloniën worden grootendeels ver
bruikt in Engeland zelf, terwijl die van
Ned.-Indiëuiteraard zoo kolossaal zijn, dat
een klein landje als Nederland daarvan
slechts een zeer klein gedeelte kan
consnmeeren, zoodat de rest dan toch weer i aar
den vreemde wordt geëxporteerd.
Waar Engeland dus de producten zijner
eigene koloniën niet missen kan, is dat met
Nederland wel het geval.
Men zal ons natuurlijk tegenwerpen:
Maar de groote voordeelen dan, die het
transit verkeer met de Indische producten
voor Nederland zelf oplevert ? '
Daarentegen vragen wij ons af: Is het
niet recht, dat Ned -Indiëde producente
zelf de voordeelen harer productie geniet
meer, dan dat de aan Ned.-Indiëtoekomende
gelden ten deel vallen aan Nederland ?
Het hemd is nader dan de rok, en
Ned.Indiëdient in de eerste plaats op zijn eigen
voordeel bedacht te zijn.
En waar het daartoe door de geringe
mate van het aan de kolonie toegekende
zelfbestuur, niet in staat is, daar dient men
pressie uit te oefenen op het moederland.
Een dergelijk preferential trade"-verdrag
met Australiëmoet onze kolonie groot voor
deel brengen en Ned.-Indiëis verplicht,
met het oog op den steeds toenemenden
bloei der Australische Staten en hunne
groote mate van om fhankelijkheid, hierop
bedacht te zijn.
In ieder geval: preferential-trade of niet,
een grootere afwisseling van producten
tuBschen Australiëen Ned.-Indiëis niet
alleen gewenscht en rechtvaardig, maar zal
eisch worden.
En de handel zie toe, dat men zich niet
door andere tropische landen het gras voor
de voeten late wegmaaien!
CHR. VAX BALEN JR.
Tooneel,
Hanna." (N eder la n d sch Tooneel).
In het eerste bedrijf van dit tooneelspel des
heeren C. F. Brandt van Door D e, doet het
jonge meisje Hanna de Brnrjn afstand van
haren verloofde, ter wille van bare familie :
ouders en zuster. Deze familie is in moeilijke
finantieele omstandigheden geraakt en Hanna
vermeent te moeten steunen. Zy' zal een be
trekking aanvaarden die ze verfoeit en het
salaris inbrengen in de huishouding. Het was
niet haar bedoeling het engagement te ver
breken ; zrj wilde slechts het huwelijk eenige
jaren uitstellen; doch haar verloofde, Karel
Horst, stelt het meisje r u w-weg voor de
keuze: trouwen of afmaking van het engage
ment. Zjj zrjn reeds vele jaren verloofd ge
weest ; zijne fïnantiën maken het den jongen
man thans mogelijk te trouwen; hy wil en
kan niet langer wachter.
In het vierde en laatste bedrijf valt een