De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 1 mei pagina 6

1 mei 1910 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1714 Collectie S. Kalft*. Twee onbekende en onuitge geven brieven van Multatuli aan Derk Haspels. Naar aanleiding der rertooning van Vorstenschool" en gesloten vriendschap. Zonder Mina Kruseman, die zich bij hare voorlezingen over de vrijwording der vrouw noemde Scella Oratorio di frama" zou het kunnen zijn, dat Multatuli's Vorstenschool" nooit gespeeld ware. Zij heef c er de heeren Legras, Van Zuylen en Haspels vóór en na 1875 directeuren van den Kleinen Schouw burg te Rotterdam toe aangespoord. Het was een waag! Geen enkel 'ooneelgezelschap had den moed het stuk te spelen, omdat men er algemeen eeoe bespotting in zag op Koning Willem III. Misschien staat daarom wel op het programma der eerste vertjoning, die te Utrecht, l Maart 1875: Het stuk .speelt in Duitschland". Derk Haspels ?heeft door zijne Koning George te ty peeren met een vol, rond gezicht, zonder baard en door de waardigheid en den ?ernst, waarmede hij de rol van het be gin tot het einde speelde, alle overeen komst met Koning Willem III gelogengestraft. Multatuli zelf heefc verklaard, dat hij allerminst met Koning George Koning Willem III had bedoeld. Multatuli was over de creatie van Derk Haspels in de wolken. Maar wie niet! Tuaschen hem evenals tusschen zijn broer Jaap (Jacob) en Aug. Legras ontwikkelde zich groote vriendschap. Bovenal met Derk Haspels. Bij een der eerste voorstellingen te Rotterdam was Multatuli weer uitge roepen", d. i. op het tooneel geroepen en had hij iegelijk met Derk Haspels kransen in ontvangst te nemen, die Toon, de tooneelknecht, beiden na de voorstelling of den volgenden morgen thuis bracht. Daarover schreef Multatuli aan Derk Haspels een brief, aan het hoofd van welken hij uit sleur Wiesbaden zette, in plaats Rotterdam. Deze brief luidt: Wiesbaden, 11 Maart 1875. Zeer waarde hter Haspels! Kijk, 't lot, het toeval, heeft soms 'n geestigheid op z'n eigen handje. Onze lauweren en palmen aijn door elkander geraakt. De beste Toon die zoo even kwam aansjouwen met 'n kist vol eer, zei eenigszins piteus (alsof de zaak moeilijk te ontwarren zou zijn): Maar daar zijn eenige kransen van m'nheer Haspels bij l" Ik las op z'n gelaat de vraag: hoe zullen we dat regelen?" Ik nam 't voor m'n rekening, en vond het alleraardigst dat de zoo welverdiende erkenning^ uwer belangrijke bijdrage in het succes van V(orsten)S(chool) nu tactisch in-een smolt met de blijken van hartelijkheid die voor den auteur bestemd waren, 't Eon niet beter! Gij hebt door uw waardig spel de fout hersteld die ik maakte in de teekening van den Koning, en (geluk ik meermalen zeide) 't was mij 'n ware verrassing m'n werk voorgedragen te zien op 'n wijze die den breuk tusschen de He en Ye akte volkomen heelde. Niets billijker alzoo dan dat ik U de fisterenavond geoogste blijken van goed euring aanbied, op de weinigen na, die uitdrukkelijk door 'n inscriptie bleken voor mij bestemd te zijn. Met uw gewone bescheidenheid zult ge beweren dat ik u meer zend dan u toekomt. Doch ge vergist u. Al wat hier? nevens gaat, bied ik u aan, en van harte! Mocht ge nu misschien twijfelen, of al de bijgaande kransen u gister-avond toe behoorden, die twijfel is opgelost, nu ge ze ontvangt (of nojj-eens ontvangt) uit handen van den dankbaren auteur van ? Vorsten«chool. Ik wensch u hartelijk beterschap met uw... al te voorname ziekte. Wél is 't 'o rykelui's kwaal, maar 't zou al te jammer zijn, indien de pen u belette den koning te spelen. Büal de uitstekende verdiensten der an iere heeren, is 't de vraag of V(or»ten S(chool) U missen kan zonder zelf 't pootje te krijgen. Dus: asjeblieft houd u goedl Na onze vriendelijke groete, ook aan Mevrouw H(aspels), noem ik mij met vereering en vriendschap t. a. v. (w g.) DOUWES DEKKER. Zoodra ik eventjes 'n uurtje kan uit sparen vragen wij verlof u te bezoeken. Een dergelijke schuld van 't hart, heb ik ook aan de anderen heeren. E a ik moet wel'n kwade betaler zijn: Funke klaagt. De ziekte, met welke Haspels vaak te kampen had en waarop Multatuli dacht, was: een jicht-lijden. Haspel's voornaam was Derk, men sprak echter altijd tot en over hem als Dirk. Funke klaagt" eindigt het schrijven. J. L. Fuoke was Multatuli's uitgever, die steeds zorgde dat Multatuli's geldzorgen tot een minimum werden herleid. Multatuli was over de humane en liberale behandeling nooit uitgepraat. Hij schreef en sprak luid zijne dankbaarheid aan hem uit. Funke had geloof in Multatuli, en Multatuli vertrouwen in Funke. E-fn werkelijk onbaatzuchtig vriend is Funke voor Multatuli geweest. Hoewel in veel van een geheel andere, zelfs van een diep godsdienstige overtuiging, eer biedigde hij die van den schrijver. Ook durfde hij hem vierkant de waarheid Collectie P. J. A. Meersmans. G. L, Fuake, een van Multatuli's voornaamste uitgevers. zeggen en hem zelfs aanraden dit of dat te schrappen, met de opmerking bijv.: Dat is poerig." Zonder Funke zou Multatuli misschien nooit al zijne werken geschreven heb oen. Hij mocht wel eens klagen, dat er geen werk inkwam, maar hij zond Multatuli toch geld. En kwam hij in Amsterdam, dan was hij Funke's gast. | Er is nog een anderen brief van Multa tuli aan Derk Haspels, van een jaar later, van 1876, en toen, werkelijk uit Wiesbaden gezonden. De vriendschap tusschen beiden is inniger, grooter gewor den, en de sympathie voor Derk's broer, Jaap (Jacob) en voor het geheele gezel schap nog toegenomen. Mea leze den brief en oordeele zelf. Wiesbaden, 14 Maart 1876. Beste Haspels, reeds twaalf dagen ligt uw brief op m'n tafel, met vele anderen die op antwoord wachten. Ik heb ver driet. Dit is de oorzaak van m'n schijn bare lompheid. Ik ben aan alle kanten achterstallig, en moet telkens de welwil lendheid van m'n vrienden inroepen, Daarvoor treurde ik dan ook zooeyen in 'n brief aan Legras, die natuurlijk ook Jacob in handen krijgt. Yraag hem van uw broer te lezen. Dan zult ge zien hoe m'n stemming is. Vergeef me m'n lang wachten. De weken voor en na m'n ver jaardag, zat ik in allerlei b^slommerering. M'n leven is vervloekt onkalm. Har t el y k dank voor uwen lieven, schoonen brief. Ja, ook ik verlang terug naar 't za m en zij n zooals dat was in 't be gin van dit jaar. Het is een fan de liefe lijkste herinneringen uit m'n loven, en tel kens betreurde ik 't dat ik niet'p 30 jaar jonger was om me voor goed bij u aan te «luiten. Er is in zoo'n kring veel goeds te genieten en te geven Z -ker hebt ge goen tijd gehad het boek van Cremer Tooneelspelers" te lezen, 't Geheel is, wat de zoogenaamde strekking aangaat, beneden kritif k, 'n waar vod. Maar er zijn brokken in die heel verdienstelijk zijn op zich zelf, bijv. 'n paarstraattuooeeltjes. Het zonder ling begrip dat die man van zich maakt van 't artiatenschap is ergerlijk Het loon der kunst (in zijn boek, namelijk!) is: dut 'n kommissaris des Konings je 'n handje geeft.' Van zielkundige ontwikkeling der oorzaken die 'n kunstenaar onderscheidt van de nering- en winkel wereld, is bij Cremer geen woord te vinden. Hy heeft geen oog voor 't wegwerpen van zekere kinderachtige vorm n die in de groote maatschappij vóór wezen gaan, en waar over de artist makkelijk heenstapt, niet omdat hij minder fatsoenlijk" is dat zouden ze wel willen, de kruieniers die met hun stijfseldeftigbeid de kat in 't donker knijpen! maar omdat hij 't goede en schoone breeder opvatter de, met heel andere maat meet. Van hier dan ook dat fileele, gezelliga. Ge weet hoe dikwijls ik ia Holland soupers bijwoonde. Ik moet erkennen dat daaronder waren, waar de toon allerpretdgst was, o ja, maar.... nergens voelde ik me zoo aan genaam gestemd als in 't Vergulde poortje'. Ja, ik was graag bij jelui ge bleven, voor goed! Maar ik ben 'n perceel waarop zware servituten rusten, o.a. 56 jaar levens! En dat leven was zeer gevuld 't Zit'm juist niet in de lengte! Voor 20 jaar al, zei m'n vrouw: gut, Dik, als jij eens memoires schrijft, dat zal wat geven! Ja. Maar ik kan 't niet d >en. omdat ik te veel men» c hen moet aantasten. Ook daarom niet, wijl veel zaken die inderdaad ge schied zij a, zullen voorkomen als opge smukt, of als geheel verzonnen. Om dit tegen te gaan, zou ik moeten br.wijzrn, stukk. en overleggen, en dit wordt vervelend. De maat van ondervinding wordt meer bepaald door de wijze waarop men de zaken opneemt, dan door die zaken zelf. Een steen oniergaat minder indrukken dan 'n plant, 'n plant minder dan 'n dier, etc. Ik ben altijd zeer impressionabel geweest, en 't gevolg is nu: vermoeienis! 't Komt nu slecht te pas, want ik bea wel verplicht me evenzeer of meer in te spannen dan vele anderen die nog niet vermoeid zijn. Maar juist daarom waar deer ik de aangename indrukken zoo, gelijk ik die van u (nu weer in uw brief van l Maart) ontvang. Ik ben u daar innig dankbaar voor. De beeld j "s ? Ja, wat de hoofdzaak aan gaat, heel graag \ Maar... de wijze van uit voering P Hour eene, mag ik 't laten doen ? Ik moet toch in Holland komen! Och, laat my 't dan beredderen. De opschrif ten moeten niet gelijk wezen, ja, ik weet wel hoe Och laat mij 't zelf bezorgen. Ik heb er plezier in. En 'n reden te meer om m'n werk oi' te maken, dat ik spoedig komen kan. Toe, wacht daarop! Groet uw lief vrouwtj', ook van de mijne en geloof me met de grootste har telijkheid en achting, (w,g.) Uw Vriend DOUWES DEKKER. Met het vergulde Poortje" doelt Multatuli op het logement te Utrecht, waar hij na de eerste voorstelling van Vorstenschool de gast was van Legras, Haspels en Van Zuijlen, en waar in het kleiue, gezellige eetzaaltje het onvergete lijke vriendenmaal werd gehouden. Deze brief zoowel als de voorgaande kenmerkt zich door eenvoudigheid. Geen enkele darteling met eenig onderwerp, geen woordschermutseling, geen aanstellerij. in beide brieven is Multatili waar. Zelfs bekroop hem er niet in 't minst de lust om er met opzet een vorm aan te geven, alsof de brief voor de nakomelingschap geschreven werd. Dit is met vele schrijvers het geval geweest. Hunne brieven zijn stuitetd van aan matiging en mooi-doenerij. De brieven zijn mij op na-en aanvrage welwillend ter opneming verstrekt door Mevrouw de wed. Haspels-Valois door vriendelijke tusschenkomst van haar dochter, Mevr. Rika Ternooy-Ap lHaspels. Beiden daarvoor dank. J. H. Rössixc. Collectie P. J. A. Meersmans. Over de repetities en de eerste vertooning van M al t a tuli's Vorstenschool." 'k Zie het nog. We stonden allen op het koude, half donkere tooneel van den kleinen Schouwburg te Rotterdam, op den Coolsingel nu het Casino, een Variet -theater de leden van het orkest meer op den achtergrond, bijna in 't duister. Ik was pas een jaar aan 't tooneel en drong mij dus niet op den voorgrond. Maar ik nam alles goed waar. Nieuwsgierig is ieder meisje. Ik begreep niet wat er zou gebeuren. Een groot schrijver zou komen om zijn stuk te lezen, een man die veel verdriet gehad moet hebben, en die nu een stuk gemaakt had, dat heel mooi moest zijn. We wachtten en wachtten. Een beetje zenuwachtig. T jen kwam er een magere man, het tooneel op met een bruin deukhoedje op en een bruine jas aan. We letten niet op hem. Ik dacht, wie kan dat zijn. En daar op eens muziek en buigingen. En de man met de bruine winterjas aan en het bruine deukhoedje op, stond kaarsrecht, de oogen al maar naar boven, en trekkingen om de mondhoeken. De muziek zweeg. E o toen liep een onzer directeuren, Jaap Haspels, op den man met de bruine jas toe, keek hem strak aan, en zei: Mijnheer Douwes Dekker!" Douwes D jkker ? .,. dus het was Mul tatuli niet!... En toch was hij het. Want uit de toespraak maakte ik op dat Douwes Dekker dezelfde was als Multatuli. Jaap heeft heel mooi gesproken en Legras ook, maar Multatuli toch het mooist. Wat ze nou precies gezegd hebben, weet ik niet meer 1). 't Is zoo lang geleden. Laat eens zien, het was in 1875... dat is 25 jaar en nog 10... precies 85 jaar. Multatuli sprak Collectie P. J. A. Meeremans. R. Ch. d'Abla'ng van Giesenburp, Firma R. C. Meijer, een van Multatuli's voornaamste uitgevers. ,_j erg zenuwachtig, eerst hakkelend, en al met de oogen in de lucht. Met open mond. stond ik naar hem te luisteren, zoo iets had ik nooit gehoord, 't was alsof een heel mensen anders dan wij voor ons stond. Ik werd onder zijn spreken geheel beduusd, soms schrok ik bij een heftig woord op, doch het maakte op ons allen indruk, we gingen iets voor den man gevoelen, hij greep ons in 't hart, en ik begon stilletjes te huilen. Goddank niemand zag het. Een glaasje Cham pagne deed me goed. Toen kwam de lezing. Ik was niet in het stuk ik hoorde dat het Vorsten school heette toch heb ik de lezing bijgewoond. Bij ons onder de regie van Legras wat 'n regisseur! was altijd de grootste orde en aandacht. Maar zulk een aandacht als op de lezing van Vorstenschool" heb ik nooit gezien. We gingen op in al het mooie; met open mond luisterden we naar wat de Koningin zei, we smulden aan haar woorden, en we kregen tranen in de oogen bij het lijden van Hanna. Toen het stuk gelezen was, bleef het eenige oogenblikken dood-stil, niemand zei iets. We waren vol van wat we gehoord hadden. Da repetities woonde Multatuli allen bij. Met juffrouw Mina Kruseman, die de koningin speelde, kon hij het niet vinden. Er vielen harde woorden. Multatuli kon geweldig opstuiven. Op 't laatst waren ze geslagen vijanden. Ze kon niets doen, of het hinderde hem. Toen ze eens trotsch als een pauw Mina Kruseman was een knappe vrouw op het tooneel heen en weer liep en het ritselen van den slepp hem hinderde, riep hij uit: God juffrouw Kruseman houd u toch op." En toen zij antwoordde: het is m'n sleep!" riep Multatuli woedend uit: Mijn Louise draagt geen sleep!" Ik zag en hoorde dat alles stilletjes aan op een bank in het parterre in de donkere tooneelzaal, want ik was, zoo als ik zei, niet in het stuk. Het waa zoo ontzettend koud, dat ik bang was, dat m'n teenen zouden afvriezen. Op een morgen zit ik weer in 't parterre. M'n mantel dicht om, en daar hoor ik in eens: Neen m'nheer Legras, dat gaat niet. Jan Buderman is te vier kant en te zwaar voor een groom. Heeft u niemand anders. Heeft u geen jong actricetje die het doen kan ? Een travesti is eigentlijk het best voor den grooin." Legras beet op zijn potlood, en zei twijfelachtig, ja!?" en, mét draait hu het staande licht de zaal in, naar mij toe. Wetend, dat ik stilletjes de repetities bijwoonde, dacht hij aan mij, en nog hoor ik hem roepen, het licht naar mij toedraaiende en met de hand boven de oogen, zoekend de zaal inziende: Hes!... Hes!... kom jij eens hier, kind!" Angstig ging ik naar achter (naar het tooneel). Legras naar me toe, keek me aan, nam me op en zei: kindje, je moet in de broek!" (tooneeluitdrukking voor: je moet een travesti-rol epden). Niet graag, m'nheer. Maar als het moet, moet het. Op de tweede repetitie die ik had, zei Multatuli me, dat ik het naar zijn zin deed, en tot Legras: Di's heel goed, zoo'n mager ding moest ik juist hebben!"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl