De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 1 mei pagina 8

1 mei 1910 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1714 Mart Twaitt t. De Amerikaansche humoriat Mark Twain (T. B. Clemens) met zijn dochter Clara, die hem kort voor zijn dood ontviel. HeriBDeriiip. Herr Donwes Dekker?" Der wohnt da oban gans allein au f der Ho hè," ant woordde een kleine boerenjongen aan een JOB g mei'je, dat, uit Frankfnrt gekomen, op het perron van het station im 't dorpje Nieder-Igelheim vragend rondzag. Zy was op weg naar Holland, naar buis, aan 't eind van een mnüek-studietijd in Dnitschland, en bad den sneltrein te Mainz verlaten en de zijlyn naar Nieder-Ingelaeim genomen, om den grooten vriend Multatnli" even de hand te mosten drukken, om hem even te mogen danken. Zjj kende hem persoonlijk niet, z|j wist niets van zijn leven, zij wist alleen, dat, ginds ztj zijne werken had leeren kennen, zjj geheel door hem beheerscht was. Doordron gen v»n een Byroniaanschen Weltschmerz", verplaatste baar eene Mnltatuii studie" als 'i ware plotseling van eene dorre, beete vlakte in bet koele, groene wond, waar een friMche luchtstroom alle schadelijke dampen met zich voert. Woorden als: doe steeds uw n. b. 1. plicht" voerden telkens op den goeden weg terug;, waar het haar duizelde voor het vele, dat er te weten is, voor de stemmen van het omringende, die baar schenen toe te roepen: Kent ge mij? begrijpt ge dit? Mnltatuli leerde begrijpen, genieten. .. ja, wat leerde bij niet?... En, zich spoedend op den eenzamen weg, in de brandende 200, op dien warmen Angustns-middag, werd het baar wonderlijk te moede. Het pad steeg, de horizon verbreeide zich, en het landschap werd wijder, beneden haar. Daar zag zij den Rjjn kron kelen als een zilver lint; hoe ver lag het dorpstorent je reeds acbter baar! Zoo stil was bet en zoo vreemd: niemand, ook niet haren vader, den vertrouwden vriend, had zy zelf* het denkbeeld van 'ut bezoek kunnen mededeelen l Zou hy" haar trouwens ontvanger 1 Op hare, tot kort voor 't ver trek uit F/ankfurt uitgestelde, met motieven omkleede vraag om een onderhoud, was im mers geen antwoord meer mogelijk geweest!... Daar, auf der Höap,'een landhuis, wit, met groene bliaden, in een uitstrekten tui*. Vriendelijk, doch wat verveloos was de wo ning ; in den tuin groeide het gras tusschen de steenen. Die Dame aas Frankfnrt? Der Herr erwartet Sie." En, door een net dienst meisje in zijn studeervertrek geleid, het eenvoudig tapijt kom slechts gedeeltelijk da reten in de u vloer bedekken, greep een slank man, bleek, met licht-blauwe zienergoogen, bare beide banden. Is u niet boos, dat ik gekomen ben?" Kindlief, dan zon ik wei een hart van steen moeten hebben..." Bly ven moest zij dien dag, zijne vrouw, Woutertje den. Eo, in de lichte huiskamer, met prachtig uitzicht op de Bynvlakte, welke onvergetelijke uren volgden daar l 't Was er zoo veilig en rustig, zoo'n heerlijk luisteren. Want lk onderwerp, door htm aangeroerd, vertoonde zich in tal van nieuwe klenren, als in een kaleidoscoop, waar, by de geringste beweging, de glasdeeltjes, geheel andere figuren vormen, of als een somber landschap, dat, plotseling verlicht door de zon, geheel nieuwe effecten biedt. Het kleinste in zy'ne band werd urooter en grooter, en- men kon slechts, diep aan gegrepen, zich laten opvoeren. Geruiichloos, met fijnen tact, verhief zich nu en dan de sympathieke gestalte zy'ner vrouw tot bet verrichten eener kleine huishoudelijke bezig heid. En, als na 't eenvoudig maal, en 't door Woutertje gebracht dessert: een appel in een krantje van madeliefjes en boter bloempjes, wy den tuin afdaalden naar de met wiJDgaardracken bekleede Laube," hoe lieflijk werd toen het gesprek. Hoe toonde hij, Nederlands groote dichter, met zér bescheiden middelen in den vreemde wonend, in 't afgelegen woonhuis, hem door een vriend geschonken, zich tot in 't kleinste zorgzaam voor de zynen, voor ieder die met hem in aanraking k wam. Hu, die zy'n bestaan geofferd bad om het niet willen dulden van onrecht, hoe leed hy onder de minste ruwe aanraking aan anderen. Groote goedheid, groote zachtheid spraken uit tij n wezen, en drukten baren stempel op het stille gezin In 't verre Ingelheim ). Nieder Ingelheim, 9 Sept. 1835 ... M'n waarschuwing (rooral niet om mijnentwil uw positie of loopbaan te beder ven) is de vrucht der eerlyke toepassing van veel opmerkingen. Eén der vel* voorbeelden, die ik zou kunnen aanbalen, zal voldoende zgn. Iemand die aan 'n H .B. S. onderwijs gaf in de Nederlandsche Letterkunde ('n raar vak, vind ik, en hoe men daarin on derwijs" kan geven, begrijp ik niet), ant woordde op de vraag van den inpecteur 8. welke auteurs hij gebruikte?'1 dat hy met z'n leerlingen geen andere werken behan delde dan die van Multatuli. De heer 8. berispte hem hierover. Daaruit vloeiden oraangenaamheden voort, en 't slot van de historie was dat die leeraar met vrouw en kind broodeloos werd l Ge begrijpt hoe me dat smartte, vooral omdat ik nog de grief had, hem te moeten zeggen dat ik de ge grondheid van 's ontevredenheid beamen moet. Ik kón niet anders. 2) Het brengen van offers aan overtuiging is plichtmatig en schoon, maar elke deugd heeft onechte zusters die de familie schande aan ioerj." Offersucht nu, oSoiziekte liever houd ik voor zoo'n onechte zuster. Wilt ge zorgen, beste meid, niet in die fout te ver vallen. Niet om mijnentwille zullen de steenen, waarmee men u werpt, in brood veranderen. Uw streven om door eigen inspanning n 'n weg door 'c leven te banen, is achtenswaardig, en 't is uw n. b. l. plicht dat plan dapper uit te voeren... 2 Juli 18S6. Ik ontvang daar vandaag 'n brief van 'n spoorweg-ingenieur die me schrijft dat op den Noord-Italiaanechen spoorweg de methode is ingevoerd die ik voorstelde op 't slot van m'n Millioenen Studiën 3). In de Zeiiuog des Vereins Deutscher Eisenbahnverwaltnngen staat dat hei reeds aanvankelijk 6uO franc opbrengt op de 10,000 billetten. Welnu, ik zeg, o»er 10 jaar zal 'c overal ingevoerd zyn, en honderdduizenden opbrengen! Het doet me genoegen omdat het den stempel zet op m'n beweren dat de ware poëzie zich grondt op werkelijkheid en dus praktisch is. De val sche la phragel is wolkerig, onbruik baar, schadelijk en in hooge opvatting van 't woord: zedeloos. Zoo was 't me ook zoo aangenaam onlangs uit 'n stuk in 'n Groninger blad te ontwaren dat m'n meening over 't melken (zie parabel Thugater in de Minnebrieven) gegrond is. Een landbouwer verklaarde dat hy de proef had ga&omen, en bevonden dat de laatste melk (ik weet niet meer hoeveel maal) meer room bevatte dan de eerste. Zie je, dat is de ware dichters-roeping (teggo de roeping van ieder mensch, want de hier bedoelde dicQterlijkbeid is plicht) nl ziener te zyn, en zich niet te ver beelden dat men dit is door zinnelooze on gerijmdheden uit te kramen. 2 X 8 * i* pcëutcaer dan goda troon met serafa en cherubs, want: het is, het was, het zal zijn l Ziedaar de majesteit van den ouden Jebovab -" het zijn zelf wat het woord dan ook beteekeut. Maar belangzuchtige priesters hebben de domme menigte die altijd wil gefopt worden! bedrogen en er 'n persoons poppetje van gemaakt. Toch weer zwaar op de band! Hm 'n kwaal van den ouden man. Nu, beter dit dan valsche poëzie. Dag, beste meid, groet de uwen en houd je goed. Uw vriend, DKK. M'n huisnaam dien ik n aanbeveel. MARIE BERDENIS VAN BEBLEKOM. 23 April 1910. 1) Dit bezoek werd gebracht 22 Augustus 1885 door schrijfster dezes. Eene corres pondentie vo.gde, waarvan Multatuli's brieven gedeeltelijk door zijne weduwe in Brieven van Mullatu'i", Laatste Perioie". A'dam, W. V<.nluy.i 1896, werden gepubliceerd. Eenige onuitgegeven fragmenten dier brie ven volgen hieiby. 2) Deze passage werd gepubliceerd in bovengenoemde Blieven" bladz. 274. Naar mijne meening moeten de plaats en bagagebriefjes dienstbaar gemaakt worden aan de Pen. Om dit doel te bereiken behoeft men slecats den aanmaak en de levering dier billetten te gunnen aan den meetlbiedende, die daarvoor het recht verkrijgen zou, de achterzijde en de ongebruikte ruimte aan den voorkant, aan te wenden voor Publiciteit in den meest uitgeetrekten zin.'' Aan zijn Excellentie den Minister van Binnenl. Zaken te" ... Millioenen Studiëu". MULTATULI. BjörM's Troepte je (Naar Collin's Ltvtn van Björnson). Björnstjerne Björnaon werd den len Decem ber 1832 te Kvikne in het Osterdal op de pastorie Björgan boog in de bergen geboren. In zyn mooie kleine vertelling Bles" geeft Björnson zyn eerste jengdindrnkken raneen Noorschen winter. De kou was zoo hevig, dat ik de klink van de deur niet dntfde aan te raken, omdat om n vingers zich als 'c ware brandden aan bet ijzer. Mijn vader, die opgevoed was in Land aan de Randsfjord en zoodoende nog al geaard was, moest zelfs dikwijls met een masker voor het gezicht rijden. De sneeuw lag vaak tot de tweede verdieping van de groote huizen, de kleine waren beelemaal bedolven, heuvels, struiken en hagen waren verdwenen, n groote sneeuwzee breidde zich uil'" Naar deze ruwe plaats hoog in de bergen was Peder Bj rnson het j aar vóór Bj i nstj erce's geboorte verhuisd. HU was toen 35 jaar. Behalve dat het een van de armste ge meenten van' het heele land was, was het ook ver van gemakkelijk om er preat te zijn. Kvikne had ia dien tyd een vrij wilde bevolking, voor het mterendeel nakomelin gen van de Duitsche, Zweedecheen Noorsche arbeidere, die vroeger in de kopergroeve, welke door een overstrooming vernield werd, gewerkt hadden. Björnson vertelt in Bles" hoe nog niet laag geleden de prest zyn pistool mee naar de kerk had moeten nemen. De laatste prest was gevlucht en had ge weigerd om terug te seeren. Vele jaren was er toen geen prest ge weest, tot Björnstjerne's vader het beroep aannam. Hij was oorspronkelijk boer geweest, was pas iaat met de studie negonnen en bad dan ook geen schitterend examen afgelegd. Maar op dit eigenaardige plaatsje bad men met veel aan groote geleerdueid. Velen in Kvikne moesten het Christendom leeren op de manier zooals de oude Noormannen het geleerd had den. In hun voorganger moesten zy een held zien, die vóór alles moed en lichaamskracht bezat. Tot Björnstjerne's vroegste en meest trolsche herinneringen hoort zijn Vaders renzenkracht. Ik herinner mij nog duidelijk hoe ik op een Zaterdagmorgen op banden en voeten het trapje naar de studeerkamer opkroop; het was bevroren, nadat het geschrobd wae. Ik was pas een paar treden naar boven gekrabbeld, toen ik een vreeseiijk lawaai hoorde in de studeerkamer en verschrikt terugvloog. Daar boven bad een van de reuzen uit de gemeente den weerbarstigen prest eens eventjes op de hoogte willen brengen van de zeden van het volk. Maar hij merkte, dat de prest hem eerst eens eventjes de zyne wilde leeren." Het gevoel van een krachtigen reus tot Vader te hebben, heeft zonder twijfel een grooten rol in Björnstjerne's verbeeldingskracht ge speeld. Toen Peder Björnson vele jaren later prest te Sogne werd, bracht hij al zyn nieuwe ge meenteleden in de grootste verba sing door de eene roggeton na de andere omhoog te tillen, alsof het de makke'ijkate zaak van de heele wereld was. Toen hu een nieuwe ploeg heel Björnstjerne Björneon. f alleen voorttrok, werd de verwondering van bet volk nog grooter. Ook zijn stem was ge weldig. In het Romsdal vertelt men nu nog, dat men de preek net zoo goed buiten als in de kerk kon booreo. In het eenzame Dorre had de kleine Bj rcson geen andere kamera ien dan zijn ouders. Dikwijls kon hij 'a winters op de tafel vóór het raam va a de huiskamer verlangend staan staren naar de ecbaatBenryders in de verte en 's zomers even verlangend naar de menecben die op het land werkten. Maar toen kwam er een speelmakker, die naast Vader zy'n grootste held zon worden. Het was een paard, dat den naam kreet; van de Bles." De Bles was aog sterker dan Vader en bovendien stond hij altijd klaar om een proefje van zijn kracht te geven. Ata herinnering da«raan heeft Björnson nog een lidteeken boven zijn rechteroog. Net zoo tronv alg Bles, liep by ook de merrie en het veulen achterna; hu gliep naast ze in de weide en kroop door hun beenen heen, terwijl ze aten. Bles en ik," vertelt Björnson, kregen gauw genoeg andere vriendjes Eerst een hond, die mij een lesje gaf in het suiker stelen, en kort daarna een kat, die op een g >eden dag onverwacht in de keuken ver s-c heen. Ik bad nog nooit een kat gezien; doodsbleek kwam ik binnen stormen en riep, dat er een groote rat uit de kelder was gekropen." Het volgend jaar kwam er een klein var kentje t>ü, en altijd als Bles meeging naar het land, waren het de hond, de kat, het varkentje en ik, die van de partij waren. Ik gaf alles aan mijn kameraden wat ik zelf graag bad, zoo bracbt ik het varken een zilveren lepel, omdat bet dan een beetje netter zou kunnen eten, het goede beest probeerde bet werkelijk, n.l. door de lepel in te «likken. Ah ik met mijn ouders naar het dal gin?, gingen de hond, de kat en bet varken mee. De twee eerste stapten bij ons in de boot, het varken knorde een beetje maar zwom eindelijk over. Aan de overzijde werden we dan elk op zijn manier getracteerd." Betren m to Zcpplin II", lijj feilborg. immilllHHIIIIIMifilllllllllllllllMIINIMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII Zoo had Björnson dus een heele rij trouwe volgelingen, maar de tijd kwam, dat bij ze allemaal moest verlaten, behalve Bles. Vader Björnson had een beroep gekregen naar Naesset in bet Rouesdal. Het was een wonderlijke dag, toen wij weggingen. Wij zaten met een kindermeisje in een klein hokje, dat op een lange sleede was gezet, zoodac wind noch sneeuw ons kon binderen. Vader en moeder zawn in een andere slee en er stonden allemaal menechen om ons been, die ons nog eens even goeden dag wilden zeggen. Ik kan niet zeggen, dat ik erg bedroefd was; ik was pas zes jaa* en ik wist dat ik, zoodra we in Naesset zonden zijn, het mooie hoedje op en het pakje aan zou krijgen, dat in Trondhjeu voor my ge kocht was. En dan, nu zou ik voor het eerst de zee zien. En Bles ging immers meel" Björnson herinnert zich, dat het eerste gezicht van de zee hem tegenviel. Hij vond baar beangstigend groot en beschouwde baar als «en soort monster of liever als een hee e verzameling van monsters. Veel grooter was de indruk, die, toen het vooij tar en zomer werd, de tegenstelling tusechen bet blijde en het sombere in de Noorsche natuur op hem maakte. In zijn gedicht Het Romsdal" heeft hij die indrukken geuit. Als een melodie, die men maar niet kwijt kan raken, zoo heeft dat dramatische c* ntra^t in de natuur hem zijn heele leven gevolgd, omdat het als 't ware was gaamgeweven met zijn eigen zieleleven. Björns'jerne had in Kvikne al vele ver halen gehoord va a reuzen en van geveci ten, en nu leefde by aan een fjord, die voor hem een goedüartigen reus voorstelde, die echter zoo nu en dan in woede kou uitbarsten. Ook in de rotsen zag hq diezelfde ingehouden kracht, die hu ook vond bjj de Noorsche boeren en alleree) s t bij zyn vader. Door de vele indrukken, die hij ontving, werd hij beschermd tegen het romantisch idealiseert n, dat de natuur dikwijls te menschelyk maakt en evenzeer tegen de pessi mistische reactie, die haar te onmenschelyk kan maken. De natuur was hem aan den eenen kant een tempel van vrede en aan den anderen kant een tooneel van eeuwigen strijd. Dat was zy ook. Nu eens wonderlye idyllisch dan weer wild en biutaal. Te vroeg kreeg het kind den indruk dat wij in zoo booge mate van de natuur afhan kelijk zijn. In Kviane had hij ge den hoe zijn vader probeerde om in den korten zomer tijd op een veld wat koren te laten groeien. Maar een akker, die vader vroeg in het roorjtar bezaaid had, lag op een morgen geheel onder de sneeuw". Ook in het Romsdal, waar het voor den landbouw veel beter was, voelde bij stert den voortdurenden strijd van de menachea tegen de grillen van de natuur. Het weer speelde in de pastorie een groote rol. Zijn vader bebouwde toch met de grootste volharding den grond van de pastorie en zijn moeder had een niet onbeteekenend tuinbouwbedrijf. Vader en Moeder allebei waren werkslaeen", zegt Björnson. Van hen heb ik geleerd te werken." In Kvikne had hij uiisiuitend dieren tot vrienden gehad, hier vond hu twee kinderen om mee te spelen, een jongen en een mti-je. Dan eersten tijd kon hij bijna niet van ze scheiden en geen maabyd thuis smaakte hem zoo lekker ais de baiing en de soep by Malide, moeder van de twee kinderen. Door hen werd hij in het boerenleven ingewijd. Hij zegt zelf: Ik werd onwillekeurig bewust van de willekeur van het leven door lat ik de vertrouwde was van de bedienden. Björneon schreef liefdesbrieven voor ze, zij kenden hem in alles. Mijn beroemde naïveteit heeft niet zijn grond in gebrek aan kennis van het leven. Vroeg, tévroeg werd ik bekend met allerlei menecheiijke willekeur. De menschenkecnis, die ik toen opdeed, is later als een muur voor mij geweest, waar alles op steunde. Mijn nkï/eteit berustte daarop, dat ik alle menschen vertrouwde. Er was een jongen, die stal. Maar ik vertrouwde hem toch, ik hield zooveel van hem. En de meisjes, die een kind kregen ik hield zooveel van ze, ik kende ze zoo goed l' Björnstjerne piag op school bij Jacobsen, de koster en tegelijkertijd klokkenlnider van bet dorp. Uit Björnsons vertelling de Berenjajer" zien we dat hij door zijn levendige fantasie geen makkelijke leerling was. Hij was nog geen acht dagen op school of een van de kinderen komt doodsbleek binnen rennen en vertelt, dat hij onderweg een dwerg ontmoet heeft en een ander, nog bleeker, vertelt dat hy een man zonder hoofd ge zien heeft. Op dit kleine schooltje, werd hij zich voor het eerst bewust, dat hij macht had over de fantasie van anderen. De schoolmeester vond het iets vreeselijks, dat de zoon, van een prest nog wel, zoo kon liegen. Wat zou de goede man gezegd hebben, als hij geweten had dat de jongen het vertellen van spookgeschiede nissen leerde vaa zijn eigen ernstigen vader? Later kreeg Björnson een huisonderwijzer, een zeer ernstig man, die veel praatte over het laatste oordeel en de eeuwige straffen. De fantasie van het kind werkte mee om al dat vreeselyke nog werkelijker te maken. Hy herinnert zich hoe bang die niets kwaads bedoelende onderwijzer hem maakte. Maar ook nu bleef by een ongemakkelijke IIIMIMtltllllllllllllllHIIMIIIIIIIIIHIIIIIimillmillllllllllHllllillllllllimilimHIl leerling, die steeds in zijn eigen gedachtenwereld verdiept was en b§voerkeur achter de arbeiders aanliep, die mooi konden ver tellen. Vooral was by graag by een steenbak ker, die hem vertelde hoe de menschen hun ziel aan den duivel verkochten om al de heerlijkheden van de wereld te veroveren. Maar het vreeselyke van het leven zon hem nog dichter onder de oogen worden gebracht. Björnson was pas negen jaar oud toen zijn vader hem meenam naar een terechtstelling. Er was een moord gepleegd en Björnson 'vertelt, hoe hij zich herinnert, dat bet was alsof da zon verduisterde, de 'gezichten ver stijfden, de fjord van kleur veranderde, ea bosch en kerspel als bet ware wegkropen in eikaars schaduw. En toen de mannen naderden met den moordenaar, kreeg ik een gevoel, dat ik nooit gedacht bad te zullen hebben: een heel groot medelijden. Die jonge fl nke man met donker haar en heldere stem, daar ging een bekoring van uit; hij boorde niet bij den dood, hij hoorde by bet leven, by vreugde en bly hei d. Het slachtoffer van den moord, een boeren meisje, was na 26 dagen gestorven. Za had den moordenaar vergeven en gesmeekt dat men hem geen kwaad zou doen. Het maakte op den jongt n Björnson een ont zettenden indruk, dat geen van de rechters op da bede van het meisje gelet had. Hier voelde hu voor het eerst het koude eerder persoonlijke van de staatsmacht en van de menschelyke rechtspraak. Denzelfden indruk ontving Victor Jbugo als kind; het maakte beide dichters tot tegenstanders van de doodstraf. Ziek van ellende ging Björnstjerne naar huis, maar Prest Björnson had het kind meegenomen, omdat het met zijn opvoedingssysteem zoo uitkwam. De wilde knaap moest den ernst van het leven leeren kennen. Maar het was of de natuur er voor zorgde, dat hu s t eed i drie (tappen van bet leven werd afgehouden door de heerlijke betooverende oogenblikken, die zij hem gaven. Het lichtpunt uit zijn kinderjaren in Nazset was echter het vertrouwelijk opleven met dat beele, dat kleine menscaenwereldje, dat om Eidsvaagbngt" woonde. Een miniatuurwereldje, waar fantasie en nieuwsgierigheid zich alty'd weer moesten concentreeren op dezelfde meischen. Meer innerlijk leven men moest leeren kennen uit kleine trekjes brokstukjes, bij uitstek geschikt tot het vormen van een fijne zielenkennis. C. B. Van bet Byzitinin in ie Witte ie Witnstraat. Een abonnévan de N. R. Ct., verbolgen wegens de zy'ns inziens afkeurenswaardige artikelen over Prins Hendrik in dat blad, zendt ons het volgende rijmpje: AAN DB N. R. CT. Stop uw verslagen, Rotterdammer jammer[iwaurrer! Uw vleierij wordt steeds maar lammer, tam[mer, klammer, Uw wee geschrijf, o krant, verveelt al lang [ontzaRgelijk, De Prins is populair GIJ maakt den Prins [oelachelyk! CnariTari, De Hollandsche Lelie schrijft: Het is onbedriegelijk, als mijn lin keroor jeukt, krijg ik een onaangenaam bericht, rechts daarentegen een heugelijke tijding." Een man van Rechts, in angstige spanning over den uitslag van bet onderzoek van den Eereraad, heeft aan de redactie van de H. L. verzocht hem onmiddellijk te telegrafeeren als haar linkeroor begint te jeuken. In een daarvoor gebouwde tent zit ten hedenmiddag de directie en perso neel van de Nederl. Giat- en Spiritusfabriek, met vrouwen of verliefden." (N. R. Ct) Beteekent dit dat alle vrouwen verliefd zyn, of dat geen der vrouwen verliefd is? Menschen in vogelcostnum trekken de aan dacht niet meer; men valt veeleer op zonder dien tooi. Van morgen," schryft een der bladen, reed de Prins met zoo'n primitief span, zonder veeren." * De Prins boet wel zwaar voor dien nen vriendelyken daad bij de schipbreuk van de Berlin. De bladen houden niet op met hun ellenlange verhalen over zijn belangstelling in alles wat de redding betreft;" hij moet zitting nemen ia reddings-commissies, diners met reddingsmenns worden hem aangeboden, reddingsvnurtorensbloemitukkea worden hem toegezonden. Z inden wy er na maar niet eens een eind aanmaken, met desnoods tot slot een herinneringsmélaille met het rand schrift : HEJJBICUS RKDDISHUS. GOD zu MET ONS. LAAT HET uu UIT WEZÏN"?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl