Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1714
Mart Twaitt t.
De Amerikaansche humoriat Mark Twain (T. B. Clemens) met zijn dochter
Clara, die hem kort voor zijn dood ontviel.
HeriBDeriiip.
Herr Donwes Dekker?" Der wohnt
da oban gans allein au f der Ho hè," ant
woordde een kleine boerenjongen aan een
JOB g mei'je, dat, uit Frankfnrt gekomen, op
het perron van het station im 't dorpje
Nieder-Igelheim vragend rondzag. Zy was op
weg naar Holland, naar buis, aan 't eind
van een mnüek-studietijd in Dnitschland, en
bad den sneltrein te Mainz verlaten en de
zijlyn naar Nieder-Ingelaeim genomen, om
den grooten vriend Multatnli" even de hand
te mosten drukken, om hem even te mogen
danken. Zjj kende hem persoonlijk niet, z|j
wist niets van zijn leven, zij wist alleen, dat,
ginds ztj zijne werken had leeren kennen, zjj
geheel door hem beheerscht was. Doordron
gen v»n een Byroniaanschen Weltschmerz",
verplaatste baar eene Mnltatuii studie" als
'i ware plotseling van eene dorre, beete
vlakte in bet koele, groene wond, waar een
friMche luchtstroom alle schadelijke dampen
met zich voert. Woorden als: doe steeds
uw n. b. 1. plicht" voerden telkens op den
goeden weg terug;, waar het haar duizelde
voor het vele, dat er te weten is, voor de
stemmen van het omringende, die baar
schenen toe te roepen: Kent ge mij? begrijpt
ge dit?
Mnltatuli leerde begrijpen, genieten. ..
ja, wat leerde bij niet?...
En, zich spoedend op den eenzamen weg,
in de brandende 200, op dien warmen
Angustns-middag, werd het baar wonderlijk
te moede. Het pad steeg, de horizon
verbreeide zich, en het landschap werd wijder,
beneden haar. Daar zag zij den Rjjn kron
kelen als een zilver lint; hoe ver lag het
dorpstorent je reeds acbter baar! Zoo stil
was bet en zoo vreemd: niemand, ook niet
haren vader, den vertrouwden vriend, had
zy zelf* het denkbeeld van 'ut bezoek kunnen
mededeelen l Zou hy" haar trouwens
ontvanger 1 Op hare, tot kort voor 't ver
trek uit F/ankfurt uitgestelde, met motieven
omkleede vraag om een onderhoud, was im
mers geen antwoord meer mogelijk geweest!...
Daar, auf der Höap,'een landhuis, wit, met
groene bliaden, in een uitstrekten tui*.
Vriendelijk, doch wat verveloos was de wo
ning ; in den tuin groeide het gras tusschen
de steenen. Die Dame aas Frankfnrt? Der
Herr erwartet Sie." En, door een net dienst
meisje in zijn studeervertrek geleid, het
eenvoudig tapijt kom slechts gedeeltelijk da
reten in de u vloer bedekken, greep een
slank man, bleek, met licht-blauwe
zienergoogen, bare beide banden. Is u niet boos,
dat ik gekomen ben?" Kindlief, dan zon
ik wei een hart van steen moeten hebben..."
Bly ven moest zij dien dag, zijne vrouw,
Woutertje den. Eo, in de lichte huiskamer,
met prachtig uitzicht op de Bynvlakte,
welke onvergetelijke uren volgden daar l
't Was er zoo veilig en rustig, zoo'n
heerlijk luisteren. Want lk onderwerp,
door htm aangeroerd, vertoonde zich in tal
van nieuwe klenren, als in een
kaleidoscoop, waar, by de geringste beweging, de
glasdeeltjes, geheel andere figuren vormen,
of als een somber landschap, dat, plotseling
verlicht door de zon, geheel nieuwe effecten
biedt. Het kleinste in zy'ne band werd urooter
en grooter, en- men kon slechts, diep aan
gegrepen, zich laten opvoeren. Geruiichloos,
met fijnen tact, verhief zich nu en dan de
sympathieke gestalte zy'ner vrouw tot bet
verrichten eener kleine huishoudelijke bezig
heid. En, als na 't eenvoudig maal, en 't
door Woutertje gebracht dessert: een appel
in een krantje van madeliefjes en boter
bloempjes, wy den tuin afdaalden naar de
met wiJDgaardracken bekleede Laube,"
hoe lieflijk werd toen het gesprek. Hoe
toonde hij, Nederlands groote dichter,
met zér bescheiden middelen in den vreemde
wonend, in 't afgelegen woonhuis, hem door
een vriend geschonken, zich tot in 't kleinste
zorgzaam voor de zynen, voor ieder die met
hem in aanraking k wam. Hu, die zy'n bestaan
geofferd bad om het niet willen dulden van
onrecht, hoe leed hy onder de minste ruwe
aanraking aan anderen. Groote goedheid,
groote zachtheid spraken uit tij n wezen, en
drukten baren stempel op het stille gezin
In 't verre Ingelheim ).
Nieder Ingelheim, 9 Sept. 1835
... M'n waarschuwing (rooral niet om
mijnentwil uw positie of loopbaan te beder
ven) is de vrucht der eerlyke toepassing van
veel opmerkingen. Eén der vel* voorbeelden,
die ik zou kunnen aanbalen, zal voldoende
zgn. Iemand die aan 'n H .B. S. onderwijs
gaf in de Nederlandsche Letterkunde ('n
raar vak, vind ik, en hoe men daarin on
derwijs" kan geven, begrijp ik niet), ant
woordde op de vraag van den inpecteur 8.
welke auteurs hij gebruikte?'1 dat hy met
z'n leerlingen geen andere werken behan
delde dan die van Multatuli. De heer 8.
berispte hem hierover. Daaruit vloeiden
oraangenaamheden voort, en 't slot van de
historie was dat die leeraar met vrouw en
kind broodeloos werd l Ge begrijpt hoe me
dat smartte, vooral omdat ik nog de grief
had, hem te moeten zeggen dat ik de ge
grondheid van 's ontevredenheid beamen
moet.
Ik kón niet anders.
2) Het brengen van offers aan overtuiging is
plichtmatig en schoon, maar elke deugd
heeft onechte zusters die de familie schande
aan ioerj." Offersucht nu, oSoiziekte liever
houd ik voor zoo'n onechte zuster. Wilt ge
zorgen, beste meid, niet in die fout te ver
vallen. Niet om mijnentwille zullen de steenen,
waarmee men u werpt, in brood veranderen.
Uw streven om door eigen inspanning n 'n
weg door 'c leven te banen, is achtenswaardig,
en 't is uw n. b. l. plicht dat plan dapper
uit te voeren...
2 Juli 18S6.
Ik ontvang daar vandaag 'n brief van 'n
spoorweg-ingenieur die me schrijft dat op
den Noord-Italiaanechen spoorweg de methode
is ingevoerd die ik voorstelde op 't slot van
m'n Millioenen Studiën 3). In de Zeiiuog
des Vereins Deutscher
Eisenbahnverwaltnngen staat dat hei reeds aanvankelijk 6uO franc
opbrengt op de 10,000 billetten. Welnu, ik
zeg, o»er 10 jaar zal 'c overal ingevoerd zyn,
en honderdduizenden opbrengen! Het doet
me genoegen omdat het den stempel zet op
m'n beweren dat de ware poëzie zich grondt
op werkelijkheid en dus praktisch is. De val
sche la phragel is wolkerig, onbruik
baar, schadelijk en in hooge opvatting
van 't woord: zedeloos.
Zoo was 't me ook zoo aangenaam onlangs
uit 'n stuk in 'n Groninger blad te ontwaren
dat m'n meening over 't melken (zie parabel
Thugater in de Minnebrieven) gegrond is.
Een landbouwer verklaarde dat hy de proef
had ga&omen, en bevonden dat de laatste melk
(ik weet niet meer hoeveel maal) meer room
bevatte dan de eerste. Zie je, dat is de ware
dichters-roeping (teggo de roeping van ieder
mensch, want de hier bedoelde dicQterlijkbeid
is plicht) nl ziener te zyn, en zich niet te ver
beelden dat men dit is door zinnelooze on
gerijmdheden uit te kramen. 2 X 8 * i*
pcëutcaer dan goda troon met serafa en
cherubs, want: het is, het was, het zal zijn l
Ziedaar de majesteit van den ouden Jebovab -"
het zijn zelf wat het woord dan ook beteekeut.
Maar belangzuchtige priesters hebben de
domme menigte die altijd wil gefopt
worden! bedrogen en er 'n persoons
poppetje van gemaakt.
Toch weer zwaar op de band! Hm 'n
kwaal van den ouden man. Nu, beter dit
dan valsche poëzie. Dag, beste meid, groet
de uwen en houd je goed. Uw vriend,
DKK.
M'n huisnaam dien ik n aanbeveel.
MARIE BERDENIS VAN BEBLEKOM.
23 April 1910.
1) Dit bezoek werd gebracht 22 Augustus
1885 door schrijfster dezes. Eene corres
pondentie vo.gde, waarvan Multatuli's brieven
gedeeltelijk door zijne weduwe in Brieven
van Mullatu'i", Laatste Perioie". A'dam, W.
V<.nluy.i 1896, werden gepubliceerd.
Eenige onuitgegeven fragmenten dier brie
ven volgen hieiby.
2) Deze passage werd gepubliceerd in
bovengenoemde Blieven" bladz. 274.
Naar mijne meening moeten de plaats
en bagagebriefjes dienstbaar gemaakt worden
aan de Pen. Om dit doel te bereiken behoeft
men slecats den aanmaak en de levering
dier billetten te gunnen aan den
meetlbiedende, die daarvoor het recht verkrijgen zou,
de achterzijde en de ongebruikte ruimte aan
den voorkant, aan te wenden voor Publiciteit
in den meest uitgeetrekten zin.'' Aan zijn
Excellentie den Minister van Binnenl. Zaken
te" ... Millioenen Studiëu". MULTATULI.
BjörM's Troepte je
(Naar Collin's Ltvtn van Björnson).
Björnstjerne Björnaon werd den len Decem
ber 1832 te Kvikne in het Osterdal op de
pastorie Björgan boog in de bergen geboren.
In zyn mooie kleine vertelling Bles" geeft
Björnson zyn eerste jengdindrnkken raneen
Noorschen winter.
De kou was zoo hevig, dat ik de klink
van de deur niet dntfde aan te raken, omdat
om n vingers zich als 'c ware brandden aan
bet ijzer. Mijn vader, die opgevoed was in
Land aan de Randsfjord en zoodoende nog
al geaard was, moest zelfs dikwijls met een
masker voor het gezicht rijden. De sneeuw
lag vaak tot de tweede verdieping van de
groote huizen, de kleine waren beelemaal
bedolven, heuvels, struiken en hagen waren
verdwenen, n groote sneeuwzee breidde
zich uil'"
Naar deze ruwe plaats hoog in de bergen
was Peder Bj rnson het j aar vóór Bj i nstj erce's
geboorte verhuisd. HU was toen 35 jaar.
Behalve dat het een van de armste ge
meenten van' het heele land was, was het
ook ver van gemakkelijk om er preat te zijn.
Kvikne had ia dien tyd een vrij wilde
bevolking, voor het mterendeel nakomelin
gen van de Duitsche, Zweedecheen Noorsche
arbeidere, die vroeger in de kopergroeve,
welke door een overstrooming vernield werd,
gewerkt hadden.
Björnson vertelt in Bles" hoe nog niet
laag geleden de prest zyn pistool mee
naar de kerk had moeten nemen.
De laatste prest was gevlucht en had ge
weigerd om terug te seeren.
Vele jaren was er toen geen prest ge weest,
tot Björnstjerne's vader het beroep aannam.
Hij was oorspronkelijk boer geweest, was
pas iaat met de studie negonnen en bad dan
ook geen schitterend examen afgelegd. Maar
op dit eigenaardige plaatsje bad men met
veel aan groote geleerdueid. Velen in Kvikne
moesten het Christendom leeren op de manier
zooals de oude Noormannen het geleerd had
den. In hun voorganger moesten zy een held
zien, die vóór alles moed en lichaamskracht
bezat. Tot Björnstjerne's vroegste en meest
trolsche herinneringen hoort zijn Vaders
renzenkracht.
Ik herinner mij nog duidelijk hoe ik op
een Zaterdagmorgen op banden en voeten het
trapje naar de studeerkamer opkroop; het was
bevroren, nadat het geschrobd wae. Ik was
pas een paar treden naar boven gekrabbeld,
toen ik een vreeseiijk lawaai hoorde in de
studeerkamer en verschrikt terugvloog. Daar
boven bad een van de reuzen uit de gemeente
den weerbarstigen prest eens eventjes op de
hoogte willen brengen van de zeden van het
volk. Maar hij merkte, dat de prest hem eerst
eens eventjes de zyne wilde leeren."
Het gevoel van een krachtigen reus tot Vader
te hebben, heeft zonder twijfel een grooten
rol in Björnstjerne's verbeeldingskracht ge
speeld.
Toen Peder Björnson vele jaren later prest
te Sogne werd, bracht hij al zyn nieuwe ge
meenteleden in de grootste verba sing door de
eene roggeton na de andere omhoog te tillen,
alsof het de makke'ijkate zaak van de heele
wereld was. Toen hu een nieuwe ploeg heel
Björnstjerne Björneon. f
alleen voorttrok, werd de verwondering van
bet volk nog grooter. Ook zijn stem was ge
weldig. In het Romsdal vertelt men nu nog,
dat men de preek net zoo goed buiten als in
de kerk kon booreo.
In het eenzame Dorre had de kleine Bj
rcson geen andere kamera ien dan zijn ouders.
Dikwijls kon hij 'a winters op de tafel vóór
het raam va a de huiskamer verlangend staan
staren naar de ecbaatBenryders in de verte
en 's zomers even verlangend naar de
menecben die op het land werkten.
Maar toen kwam er een speelmakker, die
naast Vader zy'n grootste held zon worden.
Het was een paard, dat den naam kreet; van
de Bles." De Bles was aog sterker dan Vader
en bovendien stond hij altijd klaar om een
proefje van zijn kracht te geven.
Ata herinnering da«raan heeft Björnson
nog een lidteeken boven zijn rechteroog.
Net zoo tronv alg Bles, liep by ook de
merrie en het veulen achterna; hu gliep naast
ze in de weide en kroop door hun beenen
heen, terwijl ze aten.
Bles en ik," vertelt Björnson, kregen
gauw genoeg andere vriendjes Eerst een hond,
die mij een lesje gaf in het suiker stelen, en
kort daarna een kat, die op een g >eden dag
onverwacht in de keuken ver s-c heen. Ik bad
nog nooit een kat gezien; doodsbleek kwam
ik binnen stormen en riep, dat er een groote
rat uit de kelder was gekropen."
Het volgend jaar kwam er een klein var
kentje t>ü, en altijd als Bles meeging naar
het land, waren het de hond, de kat, het
varkentje en ik, die van de partij waren. Ik
gaf alles aan mijn kameraden wat ik zelf
graag bad, zoo bracbt ik het varken een
zilveren lepel, omdat bet dan een beetje
netter zou kunnen eten, het goede beest
probeerde bet werkelijk, n.l. door de lepel
in te «likken.
Ah ik met mijn ouders naar het dal gin?,
gingen de hond, de kat en bet varken mee.
De twee eerste stapten bij ons in de boot,
het varken knorde een beetje maar zwom
eindelijk over. Aan de overzijde werden we
dan elk op zijn manier getracteerd."
Betren m to Zcpplin II", lijj feilborg.
immilllHHIIIIIMifilllllllllllllllMIINIMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII
Zoo had Björnson dus een heele rij trouwe
volgelingen, maar de tijd kwam, dat bij ze
allemaal moest verlaten, behalve Bles. Vader
Björnson had een beroep gekregen naar
Naesset in bet Rouesdal.
Het was een wonderlijke dag, toen wij
weggingen. Wij zaten met een kindermeisje
in een klein hokje, dat op een lange sleede
was gezet, zoodac wind noch sneeuw ons
kon binderen. Vader en moeder zawn in een
andere slee en er stonden allemaal menechen
om ons been, die ons nog eens even goeden
dag wilden zeggen. Ik kan niet zeggen, dat
ik erg bedroefd was; ik was pas zes jaa* en
ik wist dat ik, zoodra we in Naesset zonden
zijn, het mooie hoedje op en het pakje aan
zou krijgen, dat in Trondhjeu voor my ge
kocht was. En dan, nu zou ik voor het eerst
de zee zien. En Bles ging immers meel"
Björnson herinnert zich, dat het eerste
gezicht van de zee hem tegenviel. Hij vond
baar beangstigend groot en beschouwde baar
als «en soort monster of liever als een hee e
verzameling van monsters. Veel grooter was
de indruk, die, toen het vooij tar en zomer
werd, de tegenstelling tusechen bet blijde
en het sombere in de Noorsche natuur op
hem maakte. In zijn gedicht Het Romsdal"
heeft hij die indrukken geuit. Als een
melodie, die men maar niet kwijt kan raken,
zoo heeft dat dramatische c* ntra^t in de
natuur hem zijn heele leven gevolgd, omdat
het als 't ware was gaamgeweven met zijn
eigen zieleleven.
Björns'jerne had in Kvikne al vele ver
halen gehoord va a reuzen en van geveci ten,
en nu leefde by aan een fjord, die voor hem
een goedüartigen reus voorstelde, die echter
zoo nu en dan in woede kou uitbarsten. Ook
in de rotsen zag hq diezelfde ingehouden
kracht, die hu ook vond bjj de Noorsche
boeren en alleree) s t bij zyn vader.
Door de vele indrukken, die hij ontving,
werd hij beschermd tegen het romantisch
idealiseert n, dat de natuur dikwijls te
menschelyk maakt en evenzeer tegen de pessi
mistische reactie, die haar te onmenschelyk
kan maken.
De natuur was hem aan den eenen kant
een tempel van vrede en aan den anderen
kant een tooneel van eeuwigen strijd. Dat
was zy ook. Nu eens wonderlye idyllisch
dan weer wild en biutaal.
Te vroeg kreeg het kind den indruk dat
wij in zoo booge mate van de natuur afhan
kelijk zijn. In Kviane had hij ge den hoe
zijn vader probeerde om in den korten zomer
tijd op een veld wat koren te laten groeien.
Maar een akker, die vader vroeg in het
roorjtar bezaaid had, lag op een morgen geheel
onder de sneeuw". Ook in het Romsdal,
waar het voor den landbouw veel beter was,
voelde bij stert den voortdurenden strijd van
de menachea tegen de grillen van de natuur.
Het weer speelde in de pastorie een groote
rol. Zijn vader bebouwde toch met de
grootste volharding den grond van de
pastorie en zijn moeder had een niet
onbeteekenend tuinbouwbedrijf. Vader en Moeder
allebei waren werkslaeen", zegt Björnson.
Van hen heb ik geleerd te werken."
In Kvikne had hij uiisiuitend dieren tot
vrienden gehad, hier vond hu twee kinderen
om mee te spelen, een jongen en een mti-je.
Dan eersten tijd kon hij bijna niet van ze
scheiden en geen maabyd thuis smaakte hem
zoo lekker ais de baiing en de soep by
Malide, moeder van de twee kinderen. Door
hen werd hij in het boerenleven ingewijd.
Hij zegt zelf: Ik werd onwillekeurig bewust
van de willekeur van het leven door lat
ik de vertrouwde was van de bedienden.
Björneon schreef liefdesbrieven voor ze, zij
kenden hem in alles.
Mijn beroemde naïveteit heeft niet zijn
grond in gebrek aan kennis van het leven.
Vroeg, tévroeg werd ik bekend met allerlei
menecheiijke willekeur. De menschenkecnis,
die ik toen opdeed, is later als een muur
voor mij geweest, waar alles op steunde.
Mijn nkï/eteit berustte daarop, dat ik alle
menschen vertrouwde. Er was een jongen,
die stal. Maar ik vertrouwde hem toch, ik
hield zooveel van hem. En de meisjes, die
een kind kregen ik hield zooveel van ze,
ik kende ze zoo goed l'
Björnstjerne piag op school bij Jacobsen,
de koster en tegelijkertijd klokkenlnider van
bet dorp.
Uit Björnsons vertelling de Berenjajer"
zien we dat hij door zijn levendige fantasie
geen makkelijke leerling was.
Hij was nog geen acht dagen op school of
een van de kinderen komt doodsbleek binnen
rennen en vertelt, dat hij onderweg een dwerg
ontmoet heeft en een ander, nog bleeker,
vertelt dat hy een man zonder hoofd ge
zien heeft.
Op dit kleine schooltje, werd hij zich voor
het eerst bewust, dat hij macht had over de
fantasie van anderen. De schoolmeester vond
het iets vreeselijks, dat de zoon, van een
prest nog wel, zoo kon liegen. Wat zou de goede
man gezegd hebben, als hij geweten had dat
de jongen het vertellen van spookgeschiede
nissen leerde vaa zijn eigen ernstigen vader?
Later kreeg Björnson een huisonderwijzer,
een zeer ernstig man, die veel praatte over
het laatste oordeel en de eeuwige straffen.
De fantasie van het kind werkte mee om
al dat vreeselyke nog werkelijker te maken.
Hy herinnert zich hoe bang die niets kwaads
bedoelende onderwijzer hem maakte.
Maar ook nu bleef by een ongemakkelijke
IIIMIMtltllllllllllllllHIIMIIIIIIIIIHIIIIIimillmillllllllllHllllillllllllimilimHIl
leerling, die steeds in zijn eigen
gedachtenwereld verdiept was en b§voerkeur achter
de arbeiders aanliep, die mooi konden ver
tellen. Vooral was by graag by een steenbak
ker, die hem vertelde hoe de menschen hun
ziel aan den duivel verkochten om al de
heerlijkheden van de wereld te veroveren.
Maar het vreeselyke van het leven zon hem
nog dichter onder de oogen worden gebracht.
Björnson was pas negen jaar oud toen zijn
vader hem meenam naar een terechtstelling.
Er was een moord gepleegd en Björnson
'vertelt, hoe hij zich herinnert, dat bet was
alsof da zon verduisterde, de 'gezichten ver
stijfden, de fjord van kleur veranderde, ea
bosch en kerspel als bet ware wegkropen in
eikaars schaduw.
En toen de mannen naderden met den
moordenaar, kreeg ik een gevoel, dat ik nooit
gedacht bad te zullen hebben: een heel groot
medelijden. Die jonge fl nke man met donker
haar en heldere stem, daar ging een bekoring
van uit; hij boorde niet bij den dood, hij
hoorde by bet leven, by vreugde en bly hei d.
Het slachtoffer van den moord, een boeren
meisje, was na 26 dagen gestorven. Za had
den moordenaar vergeven en gesmeekt dat
men hem geen kwaad zou doen.
Het maakte op den jongt n Björnson een
ont zettenden indruk, dat geen van de rechters
op da bede van het meisje gelet had.
Hier voelde hu voor het eerst het koude
eerder persoonlijke van de staatsmacht en
van de menschelyke rechtspraak. Denzelfden
indruk ontving Victor Jbugo als kind; het
maakte beide dichters tot tegenstanders van
de doodstraf.
Ziek van ellende ging Björnstjerne naar
huis, maar Prest Björnson had het kind
meegenomen, omdat het met zijn
opvoedingssysteem zoo uitkwam. De wilde knaap moest
den ernst van het leven leeren kennen.
Maar het was of de natuur er voor zorgde,
dat hu s t eed i drie (tappen van bet leven
werd afgehouden door de heerlijke
betooverende oogenblikken, die zij hem gaven.
Het lichtpunt uit zijn kinderjaren in Nazset
was echter het vertrouwelijk opleven met
dat beele, dat kleine menscaenwereldje, dat
om Eidsvaagbngt" woonde. Een
miniatuurwereldje, waar fantasie en nieuwsgierigheid
zich alty'd weer moesten concentreeren op
dezelfde meischen. Meer innerlijk leven
men moest leeren kennen uit kleine trekjes
brokstukjes, bij uitstek geschikt tot het
vormen van een fijne zielenkennis.
C. B.
Van bet Byzitinin in ie Witte ie Witnstraat.
Een abonnévan de N. R. Ct., verbolgen
wegens de zy'ns inziens afkeurenswaardige
artikelen over Prins Hendrik in dat blad,
zendt ons het volgende rijmpje:
AAN DB N. R. CT.
Stop uw verslagen, Rotterdammer
jammer[iwaurrer!
Uw vleierij wordt steeds maar lammer,
tam[mer, klammer,
Uw wee geschrijf, o krant, verveelt al lang
[ontzaRgelijk,
De Prins is populair GIJ maakt den Prins
[oelachelyk!
CnariTari,
De Hollandsche Lelie schrijft:
Het is onbedriegelijk, als mijn lin
keroor jeukt, krijg ik een onaangenaam
bericht, rechts daarentegen een heugelijke
tijding."
Een man van Rechts, in angstige spanning
over den uitslag van bet onderzoek van den
Eereraad, heeft aan de redactie van de H. L.
verzocht hem onmiddellijk te telegrafeeren
als haar linkeroor begint te jeuken.
In een daarvoor gebouwde tent zit
ten hedenmiddag de directie en perso
neel van de Nederl. Giat- en
Spiritusfabriek, met vrouwen of verliefden."
(N. R. Ct)
Beteekent dit dat alle vrouwen verliefd
zyn, of dat geen der vrouwen verliefd is?
Menschen in vogelcostnum trekken de aan
dacht niet meer; men valt veeleer op zonder
dien tooi. Van morgen," schryft een der
bladen, reed de Prins met zoo'n primitief
span, zonder veeren."
*
De Prins boet wel zwaar voor dien nen
vriendelyken daad bij de schipbreuk van de
Berlin. De bladen houden niet op met hun
ellenlange verhalen over zijn belangstelling in
alles wat de redding betreft;" hij moet zitting
nemen ia reddings-commissies, diners met
reddingsmenns worden hem aangeboden,
reddingsvnurtorensbloemitukkea worden hem
toegezonden. Z inden wy er na maar niet
eens een eind aanmaken, met desnoods tot
slot een herinneringsmélaille met het rand
schrift : HEJJBICUS RKDDISHUS. GOD zu MET
ONS. LAAT HET uu UIT WEZÏN"?