De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 8 mei pagina 2

8 mei 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AM S TEE D AM M ER WEEKBLAD V O O R, N E D ERL A N D. . L715 JHA-l kri»g -ran Amsterdammers, officieele en offieieuse heerea vertegenwoordigers ook van handel en geldbedrijf en verkeerswezes, alsmede de rector onzer Universiteit, genoodigd om onze hoofdstad daarbij mee te vertegenwoordigen. Wie dat lijstje bekijkt zal zich moeten afvragen of deze representatie van Amster damsen leven niet wat te eenzijdig was samengesteld? Of het juist was, heel onze Pers ongenood te laten büde ont vangst van dessen Pereman? Ea bovenal, om onze Kunst te vergeten? Als op dit oogenblik ons volk in het -buitenland meetelt, het is toch wel aller eerst dank zij onze kunstenaars, de schep pende en de vertolkende, onze schilders en onze musici. In Amsterdam woont 't is vandaag, meen ik al, woonde de in Amerika hoog geëerde schilder Albert Neuhuys; woont Brtitner, woont ook Mengelberg en Bontgen en anderen. Men doet, door bij zulke officieele gele genheden onze cultuur als nietbestaand te . verwaarloozen, die cultuur en haar dragers zelf geen schade. Maar men doet het zich «elf en ons volk, door den vreemdeling den indruk te geren van een gemis aan cultuur «? cvltunrwaardeering, dat niet vleiend is : voor wie bet treft, en voor de burgerij, die men vertegenwoordigt. Artists doa't seem to connt in yoar native country." Ea ik dacht aan Noorwegen en Björnson. Aan een oude klacht van Carl Fleseh; aan klachten van acteurs en actrices, in ant woord op mijn enquête. En, wat ik niet dikw^ls doe, hield mijn mond. Bonhill, 2 Mei 1910. L. SIMONS. iiiniiiiiiHiiniiifiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini Das uelöMs m Comelie m Oosterzee, De opvoering van een dramatisch werk «ener Nederlandsche componiste aan een Dniteeh hoftheater is een feit dat in dit blad niet onopgemerkt mag voorby gaan. Gornelie van O asterzee heeft zich hier reeds van de gunstigste zijde doen kennen als componiste van enkele werken op symphomscb. gebied, zooals de Yolanthe-ouvertnre, Königsidyllen en eene symphonie! Voorts heeft aij in liederen, kleinere koorwerkjes en piaoocompositiëa blijk gegeven van hare. begaafdheid op velerlei gebied. Hare opera echter is als zoodanig een eer steling. De stof van haar werk is ontleend aan een novelle van Richard Voss, evenals de opera das Gelöbnis" geheeten. Gertrud Klett en Lonise von Witticn bewerkten het onder werp als opara-libretto in ry'mloo:e accentverzen. De handeling speelt te Ricco Priora it, Italië, omstreeks 1790. Zjoals te verwachten is, houdt de stof nc i bezig met een geschiedenis uit het la .-en ener baniietenfamilie. Ieder dorps bewoner was vroeger zoo vertelt ons har voorwoord van het tekstboek en ik mag er wel by voegen, in sommige streken vau Italiëthans nog evenzeer een ban diet. Men sag daarin volstrekt niets misdadigs en wanneer zulk een bandiet door de o'er beid, na een hardnekkige verdediging gedood werd, bleef zijn nagedachtenis als die van een held onder het volk voortleven. Naast het doen en dry yen dezer bandieten, kende men de Vendetta", de bloedwraak, en »üdoor wie deze werd uitgeoefend, be schouwde men vaak als de aanzienlij ksten van het dorp. Wanneer iemand den plicht der wraak op zich nam, bond hjj zichzelven meestal door een gelofte en het fatalisme in het Napoleontische tijdperk, maakte het hon den eener dergelijke gelofte tot een heiligen plicht, die niet geschonden mocht worden, wilde men zich niet blootstellen aan de ver achting zijner dorpsgenooten. Orao M ar eau o is in das Gelöonis' de bandiet en Marji Mincini is het meisje dat door een gruwelijk noodlot aangewezen werd de bloedwraak op den door haar hartstochtelijk beminden O rso uit te oefénen. Marji wordt tegen haar wil door hare ouders uitgehuwelijkt aan Cencio Ponso. Op het oogenblik dat deze zijn jonge bruid naar huis wil geleiden, treft hem een kogel, die hem dood ter aarde doet storten. Simona, d» moeder van Cencio, bezweert Marji den dader te zoeken en bloedwraak aan hem te vergelden. Marji weet niet dat Orso de moordenaar is van Cancio en belooft hem eeuwige trouw. Bastiano, die een onbeant woorde liefde koestert voor Marji, verraadt GOEDE VANGST. - Naar het Spaansch van DON PEDRO ANTOJIO DE ALAKCÓS, door WILL, D. ?3*, De.&uccessieoorlog was geëindigd. Beladen met roem en eereteekenen, maar zondereen maravedis op zak, het lot van bijna alle helden in dien tijd begaf zich de edele baron van Mequinenza weer naar zijn ont redderd kasteel om daar uit te rusten van de vermoeienissen van den krygstocht en er in peis en vree te leven van de schamele, aan zijn titel verbonden inkomsten. Een woordje over den krijger zelf en ook esn woordje over 's mans landhuis. Don Jaime de Mequinenza, die als kapitein gediend had in 't leger van den kleinzoon van Lodewjjk XIV, was toen een man van vijfendertig j aar, Kroot, mooi, moedig en ondernemend, niet bijster geleerd, maar erg praatziek en die graag een mooi meisje zag. Als ge nu ook nog weet, dat hu een wees was, ongetrouwd en de laatste van zijn ras, kunt ge a onzen aragoneesehen hidalgo best voorstellen. Wat het kasteel betreft, dit geleek sprekend op zijn eigenaar. Het was natnu/lyk niet zoo stevig, maar zeker, brj God l zoo verlaten, ellendig en fier als wie ook ter wereld. Stel u deze zonderlinge hnizinge voor (ik zeg itel u voor, omdat er nu niets meer van over is) half gebouwd óp en half uitgehouwen in den wand van een rots, die aan eene zijde door het water van den Ebro bespoeld werd en haar wie Cencio gedood heeft. Als een ont zettende drukkende last gevoelt nu Marji kaar gelofte, maar zich er aan onttrekken, mag aq niet. Zq maakt 4e dienaren van het gerecht bekend met de plaats waar zij Orso vinden kunnen. Ten slotte wil zy Orso nog redden en dringt er by hem op aan dat hij vluchten zal. Te laat echter. De Sbhren maken zich van hem meester, nadat hij Marji met ?en gebaar van verachting verstooten heeft, wegens het op hem gepleegde verraad. Marji hult het luk van Orso ia haar purperen mantel en begraaft hem onder bloemen. Dan wordt z\j neergeschoten door een der gerechtsdienaars, omdat zij, die gevallen slachtoffers begraven, des doods icbuldig zijn. Hoe vaak komt het niet voor dat eerste lingen op dramatisch gebied nog een on ervaren band verraden in het gebruik van het technische apparaat. Bij Corntlie van Oostersee treft juist in nooge mate de meesterlijke behandeling van bet orchest, in de moderne muziek het medium, waardoor men büvoorkeur de gebeurtenissen op bet tooneel tracht weer te geven of te illustreeren. Ry'k van kleur en voi afwisseling in orcheattint en, daarbij steeds interessant in harmonisch en rhythmisch opzicht, boeit de orchest bewer king als een symphonie van voorna-n e schoon heid. Heeft de handeling wel iets van het zuidelijke pathos, dat ons noordelingen wel eens ietwat brutaal voorkom*, de scheppende hand van Cornelie van Oosterzee heef c daaraan alle hardheid ontnomen. Wel vindt men er gloed en warmte, ook hartstocht en drama tische effecten, maar alles getemperd door een fijagevoelenden voornamen geest. In de orcheitbewerking van Das Galöonis" ligt de groote kracht van het werk. Daarnaast zijn er in de vocale behandeling momenten die grooten indruk maken; ook ensembles van gemengd en vrouwenkoor vol poëeen klankschoonheid. Ti>ch zouden enkele hoofd personen op vocaal gebied een grootere plastiek kunnen verdragen, naar het mg voorkwam. De uitvoering wa? in allen deele schitterend. Het orchest was prachtig van klank, soepel en elastisch van rbythmiek. Het koor frisch en mooi van toon en vol leven in spel. Onder de hoofdpersonen trok in hooge mate de aandacht de Marji van mejuffrouw Gjertsen, een jonge Noorsche zangeres uit de schooi van Mathilde Mallinger. Begaafd met een fraai orgaan van jeugdig dramatisch timbre en een zeer schoon, bekoorlijk uiterlijk, wist zij ook wat spel betreft, hare party volkomen recht te doen 'wedervaren. Ik denk my mej. Gjertsea een uitmuntende figuur voor jeug dige Wagnerrollen, zooals Seat», E'.isabeth en Elsa. Deze jonge zangeres zal ongetwijfeld nog van zich doen spreken. Orso vond in den heer Strathmann een vertolker met een schoon omvangrijk baritongeluid. Alle andere partijen werden zeer goed vertolkt. Er lag over bet geheel een weldadig cachet van beschaving en voornaamheid; men kon daaruit zien dat er met opgewektheid en ware liefie tot de kunst te Wei mar gewerkt wordt. Peter Raabe, de voortreffelijke dirigent van het theater te Weima», mag zeker voor zich de eer opeitcben , het werk van mej. v. Oosterzee op zoo schitterende wij ia te hebhen doen slager. De uitvoering vond plaats voor een volle zaal. Het succe was volkomen. Da compo niste werd ontelbare malen te a tooneele ge roepen n met bloemen en kransen geëerd. Terecht liet zij den heer Raabe en de beide hoofdpersonen in haar succes deeler. Moge nu het werk ook op andere plaatsen en vooral ook in ons land worden uitgevoerd. Me dunkt, het zal der componiste een gioote vreugde verschaffen in haar vaderland zoo geëerd te worden als Zondag 11. te Weimar. AST. AVERKAMP. Naar hooger fferen. Roman van PAUL BEBTNAY, vertaald door J. L. A. SCHUT. Da Erven H. Van Munster & Zoon. Amsterdam (1910). Zulk een Fransch romanwerkje zelfs als het vertaald is heelt niet meer ver dienste dan men verwachten kan van een soort, waarbij allicht dertien in een dozijn gaan, een soort dat op zijn best handig maakwerk is ... ofschoon dan maakwerk van een uit dat kunst en smaakvol aangelegde volk der Franschen. Het is vlug en vluchtig geschreven, met zekere lichte, losse sierlykheid en nergens hinderlijk lelelyk of ge voelig, als een dito Engelach boekje zou zijn. Engelsche schrijvers, nl. de gewone, moeten altijd de voorhanden moraal verwerken met de evenzeer nog voorhanden romintieke senti mentaliteit, terwyl dan de schotel gegarneerd behoort te worden met wat goedkoope earikatuur over oude juffrouwen of dwaze figuren uit het volk, die zoo vermakelijk plat spreken. aan de andere steunend tegen een berg, waarvan de top in de wolken verdween. Aan den voet van dien rots stonden een twaalftal huizen en hutten, waar de vazallen van den baron woonden, wij bedoelen de ?lieden die de vier morgsn lands bebouwden, welke zijn bezit vormden. Van 't gehucht naar de nobele huizir ge leidden vy'ftien steile rats trappen, die uitkwamen op een breede gracht met ophaalbrug. Het water, dat deze gracht voedde, werd op ongeveer een half uur afstand van het kasteel aan den Ebro onttrokken en stortte zich vandaar weer met woeste kracht in den stroom. Tegen denzelfden ruwen bergwand leucend, van het kasteel gescheiden door dit water valletje en eveneens over den Ebro hellend, verhief zich een tweede, kleinere rots, waarop een hutje stond met een boomgaard, een soort hangend tuintje, dat eene moedige menschenhand daar had aangelegd. Een breede noten-houten plank vormde als een brug tnsschen het kasteel en 't hutje en, zoo bet al onmogely'k was het eerste te be reiken, wanneer de val van de ophaalbrug in de hoogte was, het was nog moeilyker het andere te genaken zonder de hulp van die plank. Op de heerlijke rots wooude don Jaime de Mequinenza, terwijl de andere, het leen, als wij ons zoo mogen uitdrukken, bewoond werd door een paling-visscher, die toen lang zamerhand fortuin maakte, dank zij het voortreflelyke denkbeeld, dat hem dit onher bergzaam en schrikwekkend oord tot woon plaats had doen kiezen. Damian zoo heette de visscher was op 't idee gekomen een fuik-vormig net aan 't bruggetje te bevestigen. Het water vloeide er rustig doorheen, maar de palingen, die, Maar een Franechman heeft nooit zolke overwegende redenen het werkelijk leven te verstoppen voor zijn lazers, die over het algemeen verfijnd genoeg zijn om het dwaze ook van het doodgewone op te merken en te genieten Aldus behoeft er dan geen aparte saus van al te opzettelijke grappigheid te worden bijgevoegd. Ten andere dient erkend, dat zulk een gemiddelde Fransche schrijver evenmin als zijn Engehche vakbroeder het pathos t da kan, dat hij, zij 't ook om andere redenen, geanszins vermag den indruk van hartstochtelijkheid, of zelf j maar van gewone smart en huiseelijk lijden, te gaven, zoo dat wy het nage roeien. Hy is daartoe te weinig bezield bij zy'n werk, misschien ook over 'c geheel wat cynisch. Het Franeche volk wekt soms den schijn alsof zy'n gevoel een weinig te veel gebruikt en daardoor opgebruikt ware. Zg vervallen daarginds zoo licht in het rhetorische, ge maakte of... de fynheid hunner réserve wekt het vermoeden van leegte, welke beide scha keeringen van het onechte men vooral in de tooneeistukkeu bemerken kan. Waar de gewone Engelsche autear huilerig en zwaar sentimenteel wordt, daar krijgen wij het gevoel of de Fransche letterkundigen te zeer bewust zy'n om nog groote spontane ontroeringen te gevoelen. Of zy zoo veel en nauwkeurig hnn emotie hebben beschreven, dat »y bühet opwekken van een zeldzame traan onmiddellijk weten, onder welke lite raire rubriek dia behoort.... Terwijl zij er tevens by denken: maar hoeden wij ons voor de belacaely'kneid der overdrijving, big ven wij sober, ingehouden en uiterst fijn beschaafd.... Ea daarom doet zich literatuur als deze het beat voor in den middenefeer, daar waar niet geklaagd, geliefd noch geleden wordt, maar luchtig en los gekarakteriseerd het zeer simpele leven van gewone meoschen, die voor ons, vanwege hun uitheemschheid, iets zeer belangwekkends bezitten. Het zou boven dien ook kunnen zy'n, dat oc-Hollandacbe menseden van zelf ai niet dat vaal-neutrale, inderdial dood-fatsoenlijke vertoo&eo, dat aan landgenooten te zeer eigen is en hen voor tragisch gebruik zoo weinig geschikt maakt. ? e eenvoudige lieden van wie in dit boek de spraak gaat, zijn een muzikale familie in een provinciestad in Savoye, d.w.z. de mosder en de drie dochters zijn muzikaal en leven daarvan door midlel van lessen. De vader is een volkomen onbeduidend ambtenaartje, die niets in te brengen heeft in 't huishouden dan zy'n salaris en zich in zijn leegen tijd onledig houdt niet veel houtsnijden, waarschy'niy'k omdat hy' gewoonlijk zoo «reinig zegt dat hout enijdt. Lange jaren geleden was deze heer getrouwd met een jonge dame, die toen al de dertig zeer dicht genaderd was, juffrouw Vignou, proffeueur de piano, en een zeer gezochte, te Annecey. la het kalm en beredeneera bestaan dezer jonge dame was dit huwelijk eigenlijk een uitzondering van ondoordacht heid, die dan ook, gely'krecntvaardigif, haar eigen straf niet mee maar wctbracat in den vorm van drie kinderen, meisjes, in den loop van acht jaren geboren. Daar de moeder de meest hechte fiaantieele steaupyler van dit familiale bouwwerk was en uit muziek en noten zooveel haalde, als bij een werkdag van maar een beperkt aantal uren ia een provin ciestadje mogelijk bleak, lag het voor de hand dat ook de toekomst der dochters in de noten zon liggen. Zg werden dan ook opgevoed, niet tot kunatenare?, beware! maar tot professear in zang eu viool. Alleen het jongste dochtertje mocht pianiste worden, als haar moeder en toen zij ,,klaar" was, kon het huis-Lsfaurel (zoo heette de vader) aan alle redelyke ehchen, hetzy voor piano, zang, vioolspel, ensemble of accompagnement, vol doen en zich een volkomen monopolie verwer ven. Mama Lsfaurel wist precies wat men in haar omgeving van jonge dames eischt, die zich als onderwijzeressen aanbieden,. OJK als zy ter reclame solospelen. Badaarder, kindlief" zoo vermaande zij haar jongste, Juliette. die voor 'c eerst op een a rond by een notabele der stad zou uit komen." Je speelt die passage te tneatraal, te melodramatisch ... te onbestemd De oudera der kerlingen houden daar niet van. En, zij hebben gelijk: zoo'n overdreven voordracht is niet paaiend, vooral niet voor een jong meisje. Ikzelf neem my altijd daar tegen in acht. Wees zooveel virtuose als je wilt, maar zorg er voor je steeds te beheerschen, dat is 't ware." Aldus vermaant de practische mama, d!e perfect haar stad kent, die weet dat men er wat bacg is voor hartstochtelijkheid, welke dan ook geen pas geeft in een jong meisje... dat haar brood moet verdienen in een regel matig leven. En wie het ook niet past al te veel talent te toonen, wijl de leerlingen allicht minder hebben.... Het zou anders den schijn hebben of de leermeesteres zich vernedeide door les te geven en in deze bezigdoor den stroom meegesleept, genoodzaakt waren den gevaarlijken doortocat te wagen om weer naar den Ebro, vanwaar zij kwamen, terug te keeren, bleven gevangen in de netten van Damidn en deze verkocht ze dadelijk in de naburige dorpjes, minder vragend naarmate de vangst hem zelf minder moeite had gekost. Na deze topografische inleidir g, gaan we over tot de geschiedenis zelf. Wy zeiden, dat Damida rijk werd bij deze wondere viscbvangst, maar wij vergaten te zeggen, dat by desondanks toch nooit een cent beaat. Damian was namelijk, evenals vele andere manner, zoo dom geweest te trouwen met een lief en al-lergracieust meisje, dat rg veel van toilet hield esn behaag ziek dienje, eene geboren kokette. Carmela, een liefkoozend verkleinnaampje voor Carmen, Carmelita, zooals hy' haar noemde, was eeu meisje uit de streek. Zs kon niet lezen en vond dat ook niet noodig, maar ze had den heiligen Antouiua in per soon in verzoeking kuaneu brengen, als de vrome kluizenaar niet door de goddelijke gratie was bijgestaan, hetgean bewijst dat zij ie gratie van eea mooi duivelinnetje bad. Ze was bloni ej, zoaals de vrouwen van haar soort, klein van gestalte en mollig, maar tevens slank eu lenig als een riet. Het was een pracht van een meiejel Wat een verrukkelijk middeltje, wat eea scaouders, wat een boezem I En die bonding, die ioop en dat kopje l Blank als sneeuw, warm en kleurig als een Mei-avond, gezond ala de lucbt dier hoog-gelegen oorden, verliefd als esn tortelduifje, had ze een lachje, ee* blik, handjes, ronde armpjes, een rokje en snoeperige, mooi-gevormde voetjes om van te droomen ! Och! Caroien, Carmela, Carmelita! wat heid haar roeping niet vond, hetgeen beleedigend ware. Neen, men moet profeseeurs" hebbeo, die zeer bekwaam zijn, maar toch niet te ar tistiek, vooral geen kunstenaar», die onbe vredigdheid of zelfs passies zouden kunnen wekken, waarvan men, in het burgerlijkordelijk leven enkel maar last heeft.... Eer echter Juliette deze lessen in praetijk kan bren?eu, yerschrjnt de Held, Karl Jotik, een langlokkip, vurig-oogig vioolvirtuoos van slavischen herkomst, büwie JFanny, de tweede dochter, vroeger een tijd les neeft genomen, toen de virtuoos, nog jong en veel minder beroemd, te Parijs leefde. Fanny, die een eenvoudig kind is, zonder veel talent, bracht uit dezen zesmaandschen Parijechen cursus een tamelijk verontrust gemoed en een dwepende vereering voor den leermeester mee naar huis. Ea als practisch gewin het recht op haar kaartjes te zetten: lève de Karl Josik, hetgeen meer deed dan een pry's van het conaervatoire. Sedert zag zjj haren held niet weer.. . tot hy plots opdaagt omdat hij in de buurt concerteert en de familie zyn opwachting wil maken. Die viool. held nu is de beste figuur uit het boek, wijl hy in zy'n wezen begrepen is, inderdaad ala een zonderling laatste overblijfsel der Roman tiek, dat de wereld verdraagt en verwent, omdat het muziek geeft. Hy is een verba zend y'del en egoïstisch schepsel, eigenzinnig en nukkig als een bedorven kind, zonder eenige moraal of zelfoeheergching, slechts levend op zy'n neigingen en onberekenbare grillen. En 'dat beredeneerd, voor zich zelf beredeneerd en verstandelijk aanvaard, om dat het goddelijk bestaan van een muzikalen kunstenaar het zon zoo eischen. Bekrompen, zonder diepte of wijdte van geest, is deze man wel het type van den virtuoos, den mensen tot in bet griezelige geestelijk ver ward en vervaagd doar de muziek aller eerst en door aijn leven van rusteloosheid en van gestadige n, oppervlakkigen triomf ver volgens. Welke geestelijke structuur zou ten slotte zulk eenzydig gevoelen en beleven uithouden zonder uiteen te vallen! Het ia wel een blijk der dwaze onvolkomenheid onzer samenle ving, dat muziek virtuosen mogelijk en noodig zijn, dat onze arbeidavordeeling ook dh werk heeft uitbesteed, als een hooger soort kunstenmakery', aan lieden die dan niets andera mogen doen en verdwazen in hnn een wig galmende klanken wereld, die van memchen en landen waar ze doortrekken n ets ie zien krijgen dan de hotels, de sta tions en de concertzalen, die maanden lang altyd dezelfde noten spelen om ala halfgoden aangebeden te worden door een uiterst wufce menigte en... ten slotte waarlijk gaan gelooven dat zij dit ook zijn. O/ moeten wij misschien eerder waardearen, dat wij deze romantische fossielen nog bezitten? Het is waar, dat hun pose en die der tooneel spelers de eenige zjjn, die een nuchtere ty'd nog verdraagt, waarin hy' zelfa gelooft. In dichters of schilders met lange lokken hebben wfl sedert lang geen vertrou wen meer. De onbewuste, dionysisch-woeste levenspassie, die hen netten te bezielen... wij heoben helaas l geleerd die op haar rechte waarde te schatten. Galooven wy' in 't geheel nog wel aan het onbewuste en passioneele? Er was een tijd, toen men het van harte begeerde en zich geweld aandeed er in te gelooveo: de Romantiek, toen men niet verstandig wilde zy'n, bijna tegen beier weten in zy'n nuchtere overlegging terugdrong, om dwaas zoo mognlijk heerlij A-dwaas! en impulsief te kunnen zijn, n met het groote, bruisechende, stormende, onbewuste leven. Maar die kuur schijnt toch slecht bekomen... men heeft zich zelf ook in te veel spiegels gezien en moeten lachen, als den boer, die kiespyn heeft. Het Onbewuste Leven en wy, dat waren er twee geworden, die met elkaar niets gemeen meer hadden. Ea van die bewustwording af, zag men, toch misschien ook wel met eenige overdrijving, in alles pose e a onechtheid eu het leven werd er bitter klein, wanhopig benauwd door.... Maar, zonderlinger wijze... den muziekkunstenaars is het privilege verleend nog hartstochtely'k te doen, zich een hoekja dionysischen roes te bewaren, waar de gewone menechen dan soms naar kijken komen, om er te droomen van een betere wereld, waar alles zijn zou als in die mnsicale, vaag en melo dieus, .. Laat ons dus liever de virtuozen, de echte romantische, eeren en bewaren. Hun echy'cbare pose van gevoel kan ten deele echt zyu, juist omdat het gevoel zoo vaag ia en onreeel. Maar gewoon maatschappelijke iieden kunnen zij, als zij het meenen, daarom niet zy'n en zij zullen veel last veroorzaken in de wereld. Ook deze Karl Jonk deed dit. Hij maakte zich meester van dat jonge ding, Juliette, die waarlijk talent had, om er een begeleidster imiiMiiuiMiiiiimHiimmiiiiiiMiHiii kon de arme Dam'a a anders doen dan je aanbidden en je boven op een rots verbergen, waw je tegen de wereld beveiligd werd door een cht middeleenwich kaateel, waar niemand je by' dag kon opzoeken, zonder dat 't heele gehucht het wht en de gansche vallei en allen uit den omtrek, of's nachts om je hutje sluipen dan op een' afstand van vjjftienhonderd voet in de laagte. Maar een jonge deerne als zij houdt nu eenmaal van zichzelf als ze niemand heeft die van haar houdt (en trouwens ook ala er wél iemand U) en zoo kon 't gebeuren, dat Carmen, ofschoon ze eenzaam leefde en nie mand haar zag dan haar man, de opbrengst van alle palinkjes uit den Ebro omzette in boezelaar! j es, rokjes, ringen, oorringetjes en andere wissewasjes. Ze zag er dan ook uit als een echt fijn dametje i Misschien doordrongen van het gewicht van haar persoontje in deze wereld, ging Carmela eiken dag, getooid a!« roor een bal, aan den ingang van het stulpje zitten. Daar zagen haar dau alleen de musschen, de bloe men uit den tuinende hemel, die zich boven haar welfde, maar kalm beidde zij het oogen blik, dat beur lot beslissen zou. Het kasteel, de eenige woning in de onmiddellijke nabyheid van 'c hutje, was uitgestorven wij spreken van den ty'd toen don Jaime de Mequioenza nog ni«t was teruggekeerd en uit do vallei scheen de vieschersvrouw slechts een groote, fel-kleurige bloem, bloeiend aan den rand van den afgrond. Het was dus uit de lucht, dat de minnaar komen moest, dien Carrnelit», ry'k g«tooid, wachtte, ten mintte als zij er een wilde hebben. ,,Maar," zult ge zeggen, hield Carmsla dan niet van haar man 7" Och l wat zal ik hierop antwoorden? Ik van te maken, wier kunst de g$ne verhoogde. En daar zij natnurlük eindigde met hem te aanbidden, nadat zq begonnen was hem te vereeren,- maakte hij baar ook tot zjjn maltresse. Dat kon wel haast niet anders en het moest, op de een of andere wijze, wel weer droevig eindigen ook. In dit verhaal is het een vroegere lief, een perverse Rus sische dame, die tusschen beiden komt en den zwakken man weer meetroont. Met een ge broken hart, gelijk dat heet, maar toch gelukkig zonder andere ernstiger gebreke» (bij ons zou er onvermy'delyk zwangerschap geweest'zy'n), reist het bedrogen meisje weer terug naar baar geboortestad om daar een tijdlang in den schoot van haar onaantrek kelijke familie te kwijnen en te verlangen. Een verblgf in de bergen knapt haar dan weer zoover op, dat, als Josik, door een on evenredig en ongemotiveerd berouw over vallen, haar komt vragen alsnog zjjn wettige gade te worden, zy zoo verstandig is neen te zeggen ... tot geluk van beide partijen. Zjj trouwt dan nog met een andwen be daarden meneer, dien zjj eigen ly'k aan haar brave zuster Fanny ontfutselt... maar dat is van geen belang, als behoorend tot het onbeduidend intrigetje van het boek. De belangstelling eindigt daar, waar de virtuoos uit het verhaal verdwijnt, zeer ver licht door 's meiejes weigering, na eerst zeer gekrenkt te zijn geweest, ijdeler en onmoge lijker en schitterender dan ooit. Ten slotte gevoelt men toch wel van ham en van zy'n soortgenoot en, dat het jnist de onmogelijkheid der vereeniging van gevoel en huidige wereld is, die hen zoo onmaat schappelijk maakt. Als die twee een harmo nisch geheel waren, zouden virtuosen kan nen zqn als gewone menschen. Nu gedragen zy zich als een vreemd broedse!, waarvan men eischen zou dat het zich tegelijk tam en wild betoonde. Zy vloekea" met de tegen woordige samenleving, waarin zy minstens een halve eeuw ten achter zy'n, iets verhevens en zeer belachelüks tegelyk. FRANS COENBN. De Dood die tckertst, door GRACIA DELEDDA, en andere Italiaansche verhalen, ver taald door I. KEESING JR, Amsterdam, Schellens en Giitay. Het is doodgewoon een schande, zoo'n uit gaaf; hoe durven de heeren Schellens en Giitay het ter recensie nitzenden? Als een voddig bundeltje, smakeloos gedrukt en in een afgryslijk omslag, zonder jaartal (natuurlijk!) maar ook zonder inhoudsopgaaf wat tot heden gelukkig nog geen gewoonte werd worden ons hier aangeboden een zestal prozastukjes, die inderdaad niets, maar ook abso luut niets anders cemeen hebben dan dat EU alle van Italiaansche origine zijn. Ziehier de titels, in den eigenaardig afwisselenden vorm, zooals ze boven de stukjes staan, en in dezelfde volgorde waarin deze door-den vertaler zijn gerangschikt (?): De Dood die schertit, Sardinitche seheti van Oraiia Dtledda (het origineel heet: La Morte scherza = De Dood schertst; de vertaler vond dat blijkbaar niet goed, er moeat die" tusschen), Dwepers, Zuid-Italiaansche schets van Gafoiele d'Annuntio, Een Ver loren Zaak, novelle van MoitéCeceoni, De Gou den Tientje», novelle van Gabriele d'Annunzio, Louise's Geheim, novelle van Edmondo d', i micis, Het Vierde Blad door Edmondo d'dmicis (bij dezen laatsten titel heeft de vertaler steramigheidshalve geen definitiën gevoegd; het is een humoristische essay over kranten-advertentiën). Dat de origineelen dezer prozastnkjes alle hun, grootere of kleinere, verdienste hebban behoef ik niet te zeggen, men kent, ook ten onzent, hnn auteur?. Wat de vertaling betreft, ik kan er niet voldoende over oordeelen, zij is misschien in den regel niet onjuist, maar leely'k ia ze zonder eenigen twijfel. Doch dit doet er alles maar weinig toe. Het boekje is eenvoudig het aankijken niet waard en be hoorde eigenlijk absoluut geweigerd te wor den om die innig-ordiaaite manier van uit geven. Wat verbeeldt dit rare ratjetoe in vredesnaam ? O, zuster Anna, ziet ge nog altijd niets komen uit het hooge land van Bern, nog altyd niets dan.,, een stofwolk? HERMAN ROBBERS. De spelling der NedtrUclie laai, (Ingezonden.) Niet dan met schroom zet men zich tot het neerschrijven van eenige meeningen o ver dit weinig aantrekkely'k onderwerp. Maar nu een 70-fcal Nederlandsehe letterkundigen, waarbij ondergeteekende zich met instemming aansloot, aan den Minister van Binnenlandsche Zaken een protest gezonden hebben tegen het cultuur bederf, dat uit een algemeene invoering der Kollewynery" zou voortko men, nu is het toch noodzakelijk, zeker ook iiiminiiiDMyliMmmiilllMiiiMMiimiiiiiiiiiuiiiiiiiiiMiiimnMiiiiMiiiiii weet alleen maar, dat zy' hèal lief was en heel alleen, want Damiiin bracht het grootste gedeelte van zijn tijd in de naburige plaatsen d«or om zgn paling te verkoopen. Hij had haar trouwens verboden, gedurende zy'ne afwezigheid naar 't gehucht te gaan en zij gehoorzaamde haar man blindelings... omdat God dat xoo voorschrijft en ook omdat een dametje als zy zich toch eigenlijk niet met grov* boeren kon afgeven. Maar Damiaa," zu'.t ge zeggen, was im mers ook een grove bosr," daarmee te kennen gevend, dat ik de veronderstelling wettig, dat bij niet in Carmela'i smaak viel. Nu ja! laat ik 't maar zeggen: zy hield niet van hem. Hoe had ze ook van hem kunnen houden, met z'n vuile plunje, z'n eeltige, door doornprikken geschonden handen, z'n verweerde huid en de ondragelijke vischlncht, die hij op tien meter afstand verspreidde, zij, zoo keurig, zoo fier ei zoo lief-gracieus als eene Madridsche? 't Is waar wanaeer de arme visscher povertjes gekleed was, dan kwam dat omdat de kleedy' van zgn snoeperig vrouwtj» er heel wat anders uitzag; 't is waar, wanneer hij minder gewerkt had om z'n handen te sparen, zou zij wat harder heb ben moeten werken en haar lieve handjes zou den er niet mooier op geworden zy'n; 't is ook waar, dat met die viech, die zoo afschuwelijk stonk, de luxe-zeep betaald werd, die zulk een hèerljike lucht had. Maar wat geeft 't te redeneeren met eene vrouw en vooral met een vrouwtje van negentien jaar, zoo fiiscb en zoo zorgeloos als zij, stralend als de zeven kleuren van den regenboog. Och ! dankbaar heid is een veel te ernstig gevoel dan dat een jonge vrouw 't begrijpen kan en het begrip van rechtvaardigheid onaangenaam

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl