Historisch Archief 1877-1940
DE AM S TEE D AM M ER WEEKBLAD V O O R, N E D ERL A N D.
.
L715
JHA-l
kri»g -ran Amsterdammers, officieele en
offieieuse heerea vertegenwoordigers ook
van handel en geldbedrijf en
verkeerswezes, alsmede de rector onzer Universiteit,
genoodigd om onze hoofdstad daarbij mee
te vertegenwoordigen.
Wie dat lijstje bekijkt zal zich moeten
afvragen of deze representatie van Amster
damsen leven niet wat te eenzijdig was
samengesteld? Of het juist was, heel
onze Pers ongenood te laten büde ont
vangst van dessen Pereman? Ea bovenal,
om onze Kunst te vergeten?
Als op dit oogenblik ons volk in het
-buitenland meetelt, het is toch wel aller
eerst dank zij onze kunstenaars, de schep
pende en de vertolkende, onze schilders en
onze musici.
In Amsterdam woont 't is vandaag,
meen ik al, woonde de in Amerika hoog
geëerde schilder Albert Neuhuys; woont
Brtitner, woont ook Mengelberg en
Bontgen en anderen.
Men doet, door bij zulke officieele gele
genheden onze cultuur als nietbestaand te
. verwaarloozen, die cultuur en haar dragers
zelf geen schade. Maar men doet het zich
«elf en ons volk, door den vreemdeling den
indruk te geren van een gemis aan cultuur
«? cvltunrwaardeering, dat niet vleiend is
: voor wie bet treft, en voor de burgerij, die
men vertegenwoordigt.
Artists doa't seem to connt in yoar
native country."
Ea ik dacht aan Noorwegen en Björnson.
Aan een oude klacht van Carl Fleseh; aan
klachten van acteurs en actrices, in ant
woord op mijn enquête. En, wat ik niet
dikw^ls doe, hield mijn mond.
Bonhill, 2 Mei 1910. L. SIMONS.
iiiniiiiiiHiiniiifiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini
Das uelöMs m Comelie m Oosterzee,
De opvoering van een dramatisch werk
«ener Nederlandsche componiste aan een
Dniteeh hoftheater is een feit dat in dit blad
niet onopgemerkt mag voorby gaan.
Gornelie van O asterzee heeft zich hier
reeds van de gunstigste zijde doen kennen
als componiste van enkele werken op
symphomscb. gebied, zooals de
Yolanthe-ouvertnre, Königsidyllen en eene symphonie!
Voorts heeft aij in liederen, kleinere
koorwerkjes en piaoocompositiëa blijk gegeven
van hare. begaafdheid op velerlei gebied.
Hare opera echter is als zoodanig een eer
steling. De stof van haar werk is ontleend
aan een novelle van Richard Voss, evenals de
opera das Gelöbnis" geheeten. Gertrud Klett
en Lonise von Witticn bewerkten het onder
werp als opara-libretto in ry'mloo:e
accentverzen. De handeling speelt te Ricco Priora
it, Italië, omstreeks 1790.
Zjoals te verwachten is, houdt de stof
nc i bezig met een geschiedenis uit het
la .-en ener baniietenfamilie. Ieder dorps
bewoner was vroeger zoo vertelt ons
har voorwoord van het tekstboek en ik
mag er wel by voegen, in sommige streken
vau Italiëthans nog evenzeer een ban
diet. Men sag daarin volstrekt niets
misdadigs en wanneer zulk een bandiet door de
o'er beid, na een hardnekkige verdediging
gedood werd, bleef zijn nagedachtenis als
die van een held onder het volk voortleven.
Naast het doen en dry yen dezer bandieten,
kende men de Vendetta", de bloedwraak,
en ȟdoor wie deze werd uitgeoefend, be
schouwde men vaak als de aanzienlij ksten
van het dorp. Wanneer iemand den plicht
der wraak op zich nam, bond hjj zichzelven
meestal door een gelofte en het fatalisme in
het Napoleontische tijdperk, maakte het hon
den eener dergelijke gelofte tot een heiligen
plicht, die niet geschonden mocht worden,
wilde men zich niet blootstellen aan de ver
achting zijner dorpsgenooten. Orao M ar eau o
is in das Gelöonis' de bandiet en Marji
Mincini is het meisje dat door een gruwelijk
noodlot aangewezen werd de bloedwraak op
den door haar hartstochtelijk beminden O rso
uit te oefénen.
Marji wordt tegen haar wil door hare ouders
uitgehuwelijkt aan Cencio Ponso. Op het
oogenblik dat deze zijn jonge bruid naar
huis wil geleiden, treft hem een kogel, die
hem dood ter aarde doet storten. Simona,
d» moeder van Cencio, bezweert Marji den
dader te zoeken en bloedwraak aan hem te
vergelden. Marji weet niet dat Orso de
moordenaar is van Cancio en belooft hem
eeuwige trouw. Bastiano, die een onbeant
woorde liefde koestert voor Marji, verraadt
GOEDE VANGST.
- Naar het Spaansch van
DON PEDRO ANTOJIO DE ALAKCÓS,
door WILL, D.
?3*, De.&uccessieoorlog was geëindigd. Beladen
met roem en eereteekenen, maar zondereen
maravedis op zak, het lot van bijna alle
helden in dien tijd begaf zich de edele
baron van Mequinenza weer naar zijn ont
redderd kasteel om daar uit te rusten van
de vermoeienissen van den krygstocht en er
in peis en vree te leven van de schamele,
aan zijn titel verbonden inkomsten.
Een woordje over den krijger zelf en ook
esn woordje over 's mans landhuis. Don Jaime
de Mequinenza, die als kapitein gediend had
in 't leger van den kleinzoon van Lodewjjk
XIV, was toen een man van vijfendertig j aar,
Kroot, mooi, moedig en ondernemend, niet
bijster geleerd, maar erg praatziek en die
graag een mooi meisje zag. Als ge nu ook
nog weet, dat hu een wees was, ongetrouwd
en de laatste van zijn ras, kunt ge a onzen
aragoneesehen hidalgo best voorstellen.
Wat het kasteel betreft, dit geleek sprekend
op zijn eigenaar. Het was natnu/lyk niet zoo
stevig, maar zeker, brj God l zoo verlaten,
ellendig en fier als wie ook ter wereld. Stel
u deze zonderlinge hnizinge voor (ik zeg itel
u voor, omdat er nu niets meer van over is)
half gebouwd óp en half uitgehouwen in den
wand van een rots, die aan eene zijde door
het water van den Ebro bespoeld werd en
haar wie Cencio gedood heeft. Als een ont
zettende drukkende last gevoelt nu Marji
kaar gelofte, maar zich er aan onttrekken,
mag aq niet. Zq maakt 4e dienaren van het
gerecht bekend met de plaats waar zij Orso
vinden kunnen. Ten slotte wil zy Orso nog
redden en dringt er by hem op aan dat hij
vluchten zal. Te laat echter. De Sbhren maken
zich van hem meester, nadat hij Marji met
?en gebaar van verachting verstooten heeft,
wegens het op hem gepleegde verraad.
Marji hult het luk van Orso ia haar purperen
mantel en begraaft hem onder bloemen. Dan
wordt z\j neergeschoten door een der
gerechtsdienaars, omdat zij, die gevallen slachtoffers
begraven, des doods icbuldig zijn.
Hoe vaak komt het niet voor dat eerste
lingen op dramatisch gebied nog een on
ervaren band verraden in het gebruik
van het technische apparaat. Bij Corntlie
van Oostersee treft juist in nooge mate de
meesterlijke behandeling van bet orchest,
in de moderne muziek het medium, waardoor
men büvoorkeur de gebeurtenissen op bet
tooneel tracht weer te geven of te illustreeren.
Ry'k van kleur en voi afwisseling in
orcheattint en, daarbij steeds interessant in harmonisch
en rhythmisch opzicht, boeit de orchest bewer
king als een symphonie van voorna-n e schoon
heid. Heeft de handeling wel iets van het
zuidelijke pathos, dat ons noordelingen wel
eens ietwat brutaal voorkom*, de scheppende
hand van Cornelie van Oosterzee heef c daaraan
alle hardheid ontnomen. Wel vindt men er
gloed en warmte, ook hartstocht en drama
tische effecten, maar alles getemperd door
een fijagevoelenden voornamen geest. In de
orcheitbewerking van Das Galöonis" ligt
de groote kracht van het werk. Daarnaast
zijn er in de vocale behandeling momenten
die grooten indruk maken; ook ensembles
van gemengd en vrouwenkoor vol poëeen
klankschoonheid. Ti>ch zouden enkele hoofd
personen op vocaal gebied een grootere
plastiek kunnen verdragen, naar het mg
voorkwam.
De uitvoering wa? in allen deele schitterend.
Het orchest was prachtig van klank, soepel
en elastisch van rbythmiek. Het koor frisch
en mooi van toon en vol leven in spel.
Onder de hoofdpersonen trok in hooge mate
de aandacht de Marji van mejuffrouw Gjertsen,
een jonge Noorsche zangeres uit de schooi
van Mathilde Mallinger. Begaafd met een
fraai orgaan van jeugdig dramatisch timbre
en een zeer schoon, bekoorlijk uiterlijk, wist
zij ook wat spel betreft, hare party volkomen
recht te doen 'wedervaren. Ik denk my mej.
Gjertsea een uitmuntende figuur voor jeug
dige Wagnerrollen, zooals Seat», E'.isabeth
en Elsa. Deze jonge zangeres zal ongetwijfeld
nog van zich doen spreken.
Orso vond in den heer Strathmann een
vertolker met een schoon omvangrijk
baritongeluid.
Alle andere partijen werden zeer goed
vertolkt. Er lag over bet geheel een weldadig
cachet van beschaving en voornaamheid;
men kon daaruit zien dat er met
opgewektheid en ware liefie tot de kunst te Wei mar
gewerkt wordt.
Peter Raabe, de voortreffelijke dirigent van
het theater te Weima», mag zeker voor zich
de eer opeitcben , het werk van mej.
v. Oosterzee op zoo schitterende wij ia te
hebhen doen slager.
De uitvoering vond plaats voor een volle
zaal. Het succe was volkomen. Da compo
niste werd ontelbare malen te a tooneele ge
roepen n met bloemen en kransen geëerd.
Terecht liet zij den heer Raabe en de beide
hoofdpersonen in haar succes deeler.
Moge nu het werk ook op andere plaatsen
en vooral ook in ons land worden uitgevoerd.
Me dunkt, het zal der componiste een gioote
vreugde verschaffen in haar vaderland zoo
geëerd te worden als Zondag 11. te Weimar.
AST. AVERKAMP.
Naar hooger fferen. Roman van PAUL
BEBTNAY, vertaald door J. L. A. SCHUT.
Da Erven H. Van Munster & Zoon.
Amsterdam (1910).
Zulk een Fransch romanwerkje zelfs
als het vertaald is heelt niet meer ver
dienste dan men verwachten kan van een
soort, waarbij allicht dertien in een dozijn
gaan, een soort dat op zijn best handig
maakwerk is ... ofschoon dan maakwerk van
een uit dat kunst en smaakvol aangelegde
volk der Franschen. Het is vlug en vluchtig
geschreven, met zekere lichte, losse
sierlykheid en nergens hinderlijk lelelyk of ge
voelig, als een dito Engelach boekje zou zijn.
Engelsche schrijvers, nl. de gewone, moeten
altijd de voorhanden moraal verwerken met
de evenzeer nog voorhanden romintieke senti
mentaliteit, terwyl dan de schotel gegarneerd
behoort te worden met wat goedkoope
earikatuur over oude juffrouwen of dwaze figuren
uit het volk, die zoo vermakelijk plat spreken.
aan de andere steunend tegen een berg,
waarvan de top in de wolken verdween.
Aan den voet van dien rots stonden een
twaalftal huizen en hutten, waar de vazallen
van den baron woonden, wij bedoelen de
?lieden die de vier morgsn lands bebouwden,
welke zijn bezit vormden. Van 't gehucht
naar de nobele huizir ge leidden vy'ftien steile
rats trappen, die uitkwamen op een breede
gracht met ophaalbrug. Het water, dat deze
gracht voedde, werd op ongeveer een half
uur afstand van het kasteel aan den Ebro
onttrokken en stortte zich vandaar weer met
woeste kracht in den stroom.
Tegen denzelfden ruwen bergwand leucend,
van het kasteel gescheiden door dit water
valletje en eveneens over den Ebro hellend,
verhief zich een tweede, kleinere rots, waarop
een hutje stond met een boomgaard, een
soort hangend tuintje, dat eene moedige
menschenhand daar had aangelegd. Een
breede noten-houten plank vormde als
een brug tnsschen het kasteel en 't hutje en,
zoo bet al onmogely'k was het eerste te be
reiken, wanneer de val van de ophaalbrug
in de hoogte was, het was nog moeilyker
het andere te genaken zonder de hulp van
die plank.
Op de heerlijke rots wooude don Jaime
de Mequinenza, terwijl de andere, het leen,
als wij ons zoo mogen uitdrukken, bewoond
werd door een paling-visscher, die toen lang
zamerhand fortuin maakte, dank zij het
voortreflelyke denkbeeld, dat hem dit onher
bergzaam en schrikwekkend oord tot woon
plaats had doen kiezen.
Damian zoo heette de visscher was
op 't idee gekomen een fuik-vormig net aan
't bruggetje te bevestigen. Het water vloeide
er rustig doorheen, maar de palingen, die,
Maar een Franechman heeft nooit zolke
overwegende redenen het werkelijk leven
te verstoppen voor zijn lazers, die over het
algemeen verfijnd genoeg zijn om het dwaze
ook van het doodgewone op te merken en
te genieten Aldus behoeft er dan geen aparte
saus van al te opzettelijke grappigheid te
worden bijgevoegd. Ten andere dient erkend,
dat zulk een gemiddelde Fransche schrijver
evenmin als zijn Engehche vakbroeder het
pathos t da kan, dat hij, zij 't ook om andere
redenen, geanszins vermag den indruk van
hartstochtelijkheid, of zelf j maar van gewone
smart en huiseelijk lijden, te gaven, zoo dat
wy het nage roeien.
Hy is daartoe te weinig bezield bij zy'n
werk, misschien ook over 'c geheel wat cynisch.
Het Franeche volk wekt soms den schijn
alsof zy'n gevoel een weinig te veel gebruikt
en daardoor opgebruikt ware. Zg vervallen
daarginds zoo licht in het rhetorische, ge
maakte of... de fynheid hunner réserve wekt
het vermoeden van leegte, welke beide scha
keeringen van het onechte men vooral in de
tooneeistukkeu bemerken kan.
Waar de gewone Engelsche autear huilerig
en zwaar sentimenteel wordt, daar krijgen
wij het gevoel of de Fransche letterkundigen
te zeer bewust zy'n om nog groote spontane
ontroeringen te gevoelen. Of zy zoo veel en
nauwkeurig hnn emotie hebben beschreven,
dat »y bühet opwekken van een zeldzame
traan onmiddellijk weten, onder welke lite
raire rubriek dia behoort.... Terwijl zij er
tevens by denken: maar hoeden wij ons voor
de belacaely'kneid der overdrijving, big ven wij
sober, ingehouden en uiterst fijn beschaafd....
Ea daarom doet zich literatuur als deze
het beat voor in den middenefeer, daar waar
niet geklaagd, geliefd noch geleden wordt,
maar luchtig en los gekarakteriseerd het zeer
simpele leven van gewone meoschen, die
voor ons, vanwege hun uitheemschheid, iets
zeer belangwekkends bezitten. Het zou boven
dien ook kunnen zy'n, dat oc-Hollandacbe
menseden van zelf ai niet dat vaal-neutrale,
inderdial dood-fatsoenlijke vertoo&eo, dat aan
landgenooten te zeer eigen is en hen voor
tragisch gebruik zoo weinig geschikt maakt.
? e eenvoudige lieden van wie in dit boek
de spraak gaat, zijn een muzikale familie in
een provinciestad in Savoye, d.w.z. de mosder
en de drie dochters zijn muzikaal en leven
daarvan door midlel van lessen. De vader
is een volkomen onbeduidend ambtenaartje,
die niets in te brengen heeft in 't huishouden
dan zy'n salaris en zich in zijn leegen tijd
onledig houdt niet veel houtsnijden,
waarschy'niy'k omdat hy' gewoonlijk zoo «reinig
zegt dat hout enijdt.
Lange jaren geleden was deze heer getrouwd
met een jonge dame, die toen al de dertig
zeer dicht genaderd was, juffrouw Vignou,
proffeueur de piano, en een zeer gezochte,
te Annecey. la het kalm en beredeneera
bestaan dezer jonge dame was dit huwelijk
eigenlijk een uitzondering van ondoordacht
heid, die dan ook, gely'krecntvaardigif, haar
eigen straf niet mee maar wctbracat in den
vorm van drie kinderen, meisjes, in den loop
van acht jaren geboren. Daar de moeder de
meest hechte fiaantieele steaupyler van dit
familiale bouwwerk was en uit muziek en
noten zooveel haalde, als bij een werkdag van
maar een beperkt aantal uren ia een provin
ciestadje mogelijk bleak, lag het voor de hand
dat ook de toekomst der dochters in de noten
zon liggen. Zg werden dan ook opgevoed,
niet tot kunatenare?, beware! maar tot
professear in zang eu viool. Alleen het jongste
dochtertje mocht pianiste worden, als haar
moeder en toen zij ,,klaar" was, kon het
huis-Lsfaurel (zoo heette de vader) aan alle
redelyke ehchen, hetzy voor piano, zang,
vioolspel, ensemble of accompagnement, vol
doen en zich een volkomen monopolie verwer
ven. Mama Lsfaurel wist precies wat men in
haar omgeving van jonge dames eischt, die
zich als onderwijzeressen aanbieden,. OJK als
zy ter reclame solospelen.
Badaarder, kindlief" zoo vermaande zij
haar jongste, Juliette. die voor 'c eerst op
een a rond by een notabele der stad zou uit
komen." Je speelt die passage te
tneatraal, te melodramatisch ... te onbestemd
De oudera der kerlingen houden daar niet
van. En, zij hebben gelijk: zoo'n overdreven
voordracht is niet paaiend, vooral niet voor
een jong meisje. Ikzelf neem my altijd daar
tegen in acht. Wees zooveel virtuose als je
wilt, maar zorg er voor je steeds te
beheerschen, dat is 't ware."
Aldus vermaant de practische mama, d!e
perfect haar stad kent, die weet dat men er
wat bacg is voor hartstochtelijkheid, welke dan
ook geen pas geeft in een jong meisje...
dat haar brood moet verdienen in een regel
matig leven. En wie het ook niet past al te
veel talent te toonen, wijl de leerlingen allicht
minder hebben.... Het zou anders den
schijn hebben of de leermeesteres zich
vernedeide door les te geven en in deze
bezigdoor den stroom meegesleept, genoodzaakt
waren den gevaarlijken doortocat te wagen
om weer naar den Ebro, vanwaar zij kwamen,
terug te keeren, bleven gevangen in de
netten van Damidn en deze verkocht ze
dadelijk in de naburige dorpjes, minder
vragend naarmate de vangst hem zelf minder
moeite had gekost. Na deze topografische
inleidir g, gaan we over tot de geschiedenis zelf.
Wy zeiden, dat Damida rijk werd bij deze
wondere viscbvangst, maar wij vergaten te
zeggen, dat by desondanks toch nooit een
cent beaat. Damian was namelijk, evenals
vele andere manner, zoo dom geweest te
trouwen met een lief en al-lergracieust meisje,
dat rg veel van toilet hield esn behaag
ziek dienje, eene geboren kokette.
Carmela, een liefkoozend
verkleinnaampje voor Carmen, Carmelita, zooals hy'
haar noemde, was eeu meisje uit de streek.
Zs kon niet lezen en vond dat ook niet noodig,
maar ze had den heiligen Antouiua in per
soon in verzoeking kuaneu brengen, als de
vrome kluizenaar niet door de goddelijke
gratie was bijgestaan, hetgean bewijst dat zij
ie gratie van eea mooi duivelinnetje bad.
Ze was bloni ej, zoaals de vrouwen van
haar soort, klein van gestalte en mollig,
maar tevens slank eu lenig als een riet. Het
was een pracht van een meiejel Wat een
verrukkelijk middeltje, wat eea scaouders,
wat een boezem I En die bonding, die ioop
en dat kopje l Blank als sneeuw, warm en
kleurig als een Mei-avond, gezond ala de
lucbt dier hoog-gelegen oorden, verliefd als
esn tortelduifje, had ze een lachje, ee* blik,
handjes, ronde armpjes, een rokje en
snoeperige, mooi-gevormde voetjes om van te
droomen !
Och! Caroien, Carmela, Carmelita! wat
heid haar roeping niet vond, hetgeen
beleedigend ware.
Neen, men moet profeseeurs" hebbeo, die
zeer bekwaam zijn, maar toch niet te ar
tistiek, vooral geen kunstenaar», die onbe
vredigdheid of zelfs passies zouden kunnen
wekken, waarvan men, in het
burgerlijkordelijk leven enkel maar last heeft....
Eer echter Juliette deze lessen in praetijk
kan bren?eu, yerschrjnt de Held, Karl Jotik,
een langlokkip, vurig-oogig vioolvirtuoos
van slavischen herkomst, büwie JFanny, de
tweede dochter, vroeger een tijd les neeft
genomen, toen de virtuoos, nog jong en veel
minder beroemd, te Parijs leefde. Fanny, die
een eenvoudig kind is, zonder veel talent,
bracht uit dezen zesmaandschen Parijechen
cursus een tamelijk verontrust gemoed en een
dwepende vereering voor den leermeester
mee naar huis. Ea als practisch gewin het
recht op haar kaartjes te zetten: lève de
Karl Josik, hetgeen meer deed dan een pry's
van het conaervatoire. Sedert zag zjj haren
held niet weer.. . tot hy plots opdaagt
omdat hij in de buurt concerteert en de
familie zyn opwachting wil maken. Die viool.
held nu is de beste figuur uit het boek, wijl
hy in zy'n wezen begrepen is, inderdaad ala
een zonderling laatste overblijfsel der Roman
tiek, dat de wereld verdraagt en verwent,
omdat het muziek geeft. Hy is een verba
zend y'del en egoïstisch schepsel, eigenzinnig
en nukkig als een bedorven kind, zonder
eenige moraal of zelfoeheergching, slechts
levend op zy'n neigingen en onberekenbare
grillen. En 'dat beredeneerd, voor zich zelf
beredeneerd en verstandelijk aanvaard, om
dat het goddelijk bestaan van een muzikalen
kunstenaar het zon zoo eischen. Bekrompen,
zonder diepte of wijdte van geest, is deze
man wel het type van den virtuoos, den
mensen tot in bet griezelige geestelijk ver
ward en vervaagd doar de muziek aller
eerst en door aijn leven van rusteloosheid en
van gestadige n, oppervlakkigen triomf ver
volgens.
Welke geestelijke structuur zou ten slotte
zulk eenzydig gevoelen en beleven uithouden
zonder uiteen te vallen! Het ia wel een blijk
der dwaze onvolkomenheid onzer samenle
ving, dat muziek virtuosen mogelijk en
noodig zijn, dat onze arbeidavordeeling ook
dh werk heeft uitbesteed, als een hooger
soort kunstenmakery', aan lieden die dan
niets andera mogen doen en verdwazen in
hnn een wig galmende klanken wereld, die van
memchen en landen waar ze doortrekken
n ets ie zien krijgen dan de hotels, de sta
tions en de concertzalen, die maanden lang
altyd dezelfde noten spelen om ala halfgoden
aangebeden te worden door een uiterst
wufce menigte en... ten slotte waarlijk gaan
gelooven dat zij dit ook zijn.
O/ moeten wij misschien eerder
waardearen, dat wij deze romantische fossielen nog
bezitten? Het is waar, dat hun pose en die
der tooneel spelers de eenige zjjn, die een
nuchtere ty'd nog verdraagt, waarin hy' zelfa
gelooft. In dichters of schilders met lange
lokken hebben wfl sedert lang geen vertrou
wen meer. De onbewuste, dionysisch-woeste
levenspassie, die hen netten te bezielen...
wij heoben helaas l geleerd die op haar rechte
waarde te schatten. Galooven wy' in 't geheel
nog wel aan het onbewuste en passioneele?
Er was een tijd, toen men het van harte
begeerde en zich geweld aandeed er in te
gelooveo: de Romantiek, toen men niet
verstandig wilde zy'n, bijna tegen beier weten
in zy'n nuchtere overlegging terugdrong, om
dwaas zoo mognlijk heerlij A-dwaas! en
impulsief te kunnen zijn, n met het groote,
bruisechende, stormende, onbewuste leven.
Maar die kuur schijnt toch slecht
bekomen... men heeft zich zelf ook in te
veel spiegels gezien en moeten lachen, als
den boer, die kiespyn heeft. Het Onbewuste
Leven en wy, dat waren er twee geworden,
die met elkaar niets gemeen meer hadden.
Ea van die bewustwording af, zag men, toch
misschien ook wel met eenige overdrijving,
in alles pose e a onechtheid eu het leven werd
er bitter klein, wanhopig benauwd door....
Maar, zonderlinger wijze... den
muziekkunstenaars is het privilege verleend nog
hartstochtely'k te doen, zich een hoekja
dionysischen roes te bewaren, waar de gewone
menechen dan soms naar kijken komen, om er te
droomen van een betere wereld, waar alles
zijn zou als in die mnsicale, vaag en melo
dieus, ..
Laat ons dus liever de virtuozen, de echte
romantische, eeren en bewaren. Hun
echy'cbare pose van gevoel kan ten deele echt
zyu, juist omdat het gevoel zoo vaag ia en
onreeel. Maar gewoon maatschappelijke iieden
kunnen zij, als zij het meenen, daarom niet
zy'n en zij zullen veel last veroorzaken in
de wereld.
Ook deze Karl Jonk deed dit. Hij maakte
zich meester van dat jonge ding, Juliette,
die waarlijk talent had, om er een begeleidster
imiiMiiuiMiiiiimHiimmiiiiiiMiHiii
kon de arme Dam'a a anders doen dan je
aanbidden en je boven op een rots verbergen,
waw je tegen de wereld beveiligd werd door
een cht middeleenwich kaateel, waar niemand
je by' dag kon opzoeken, zonder dat 't heele
gehucht het wht en de gansche vallei en
allen uit den omtrek, of's nachts om je hutje
sluipen dan op een' afstand van
vjjftienhonderd voet in de laagte.
Maar een jonge deerne als zij houdt nu
eenmaal van zichzelf als ze niemand heeft
die van haar houdt (en trouwens ook ala er
wél iemand U) en zoo kon 't gebeuren, dat
Carmen, ofschoon ze eenzaam leefde en nie
mand haar zag dan haar man, de opbrengst
van alle palinkjes uit den Ebro omzette in
boezelaar! j es, rokjes, ringen, oorringetjes en
andere wissewasjes. Ze zag er dan ook uit
als een echt fijn dametje i
Misschien doordrongen van het gewicht
van haar persoontje in deze wereld, ging
Carmela eiken dag, getooid a!« roor een bal,
aan den ingang van het stulpje zitten. Daar
zagen haar dau alleen de musschen, de bloe
men uit den tuinende hemel, die zich boven
haar welfde, maar kalm beidde zij het oogen
blik, dat beur lot beslissen zou. Het kasteel,
de eenige woning in de onmiddellijke
nabyheid van 'c hutje, was uitgestorven wij
spreken van den ty'd toen don Jaime de
Mequioenza nog ni«t was teruggekeerd en
uit do vallei scheen de vieschersvrouw slechts
een groote, fel-kleurige bloem, bloeiend aan
den rand van den afgrond. Het was dus uit
de lucht, dat de minnaar komen moest, dien
Carrnelit», ry'k g«tooid, wachtte, ten mintte
als zij er een wilde hebben.
,,Maar," zult ge zeggen, hield Carmsla
dan niet van haar man 7"
Och l wat zal ik hierop antwoorden? Ik
van te maken, wier kunst de g$ne verhoogde.
En daar zij natnurlük eindigde met hem te
aanbidden, nadat zq begonnen was hem te
vereeren,- maakte hij baar ook tot zjjn
maltresse. Dat kon wel haast niet anders en
het moest, op de een of andere wijze, wel
weer droevig eindigen ook. In dit verhaal
is het een vroegere lief, een perverse Rus
sische dame, die tusschen beiden komt en den
zwakken man weer meetroont. Met een ge
broken hart, gelijk dat heet, maar toch
gelukkig zonder andere ernstiger gebreke»
(bij ons zou er onvermy'delyk zwangerschap
geweest'zy'n), reist het bedrogen meisje weer
terug naar baar geboortestad om daar een
tijdlang in den schoot van haar onaantrek
kelijke familie te kwijnen en te verlangen.
Een verblgf in de bergen knapt haar dan
weer zoover op, dat, als Josik, door een on
evenredig en ongemotiveerd berouw over
vallen, haar komt vragen alsnog zjjn wettige
gade te worden, zy zoo verstandig is neen
te zeggen ... tot geluk van beide partijen.
Zjj trouwt dan nog met een andwen be
daarden meneer, dien zjj eigen ly'k aan haar
brave zuster Fanny ontfutselt... maar dat
is van geen belang, als behoorend tot het
onbeduidend intrigetje van het boek.
De belangstelling eindigt daar, waar de
virtuoos uit het verhaal verdwijnt, zeer ver
licht door 's meiejes weigering, na eerst zeer
gekrenkt te zijn geweest, ijdeler en onmoge
lijker en schitterender dan ooit.
Ten slotte gevoelt men toch wel van ham
en van zy'n soortgenoot en, dat het jnist de
onmogelijkheid der vereeniging van gevoel
en huidige wereld is, die hen zoo onmaat
schappelijk maakt. Als die twee een harmo
nisch geheel waren, zouden virtuosen kan
nen zqn als gewone menschen. Nu gedragen
zy zich als een vreemd broedse!, waarvan
men eischen zou dat het zich tegelijk tam
en wild betoonde. Zy vloekea" met de tegen
woordige samenleving, waarin zy minstens
een halve eeuw ten achter zy'n, iets
verhevens en zeer belachelüks tegelyk.
FRANS COENBN.
De Dood die tckertst, door GRACIA DELEDDA,
en andere Italiaansche verhalen, ver
taald door I. KEESING JR, Amsterdam,
Schellens en Giitay.
Het is doodgewoon een schande, zoo'n uit
gaaf; hoe durven de heeren Schellens en Giitay
het ter recensie nitzenden? Als een voddig
bundeltje, smakeloos gedrukt en in een
afgryslijk omslag, zonder jaartal (natuurlijk!)
maar ook zonder inhoudsopgaaf wat tot
heden gelukkig nog geen gewoonte werd
worden ons hier aangeboden een zestal
prozastukjes, die inderdaad niets, maar ook abso
luut niets anders cemeen hebben dan dat EU
alle van Italiaansche origine zijn. Ziehier de
titels, in den eigenaardig afwisselenden vorm,
zooals ze boven de stukjes staan, en in dezelfde
volgorde waarin deze door-den vertaler zijn
gerangschikt (?): De Dood die schertit,
Sardinitche seheti van Oraiia Dtledda (het origineel
heet: La Morte scherza = De Dood schertst;
de vertaler vond dat blijkbaar niet goed, er
moeat die" tusschen), Dwepers,
Zuid-Italiaansche schets van Gafoiele d'Annuntio, Een Ver
loren Zaak, novelle van MoitéCeceoni, De Gou
den Tientje», novelle van Gabriele d'Annunzio,
Louise's Geheim, novelle van Edmondo d', i
micis, Het Vierde Blad door Edmondo d'dmicis
(bij dezen laatsten titel heeft de vertaler
steramigheidshalve geen definitiën gevoegd; het is
een humoristische essay over
kranten-advertentiën).
Dat de origineelen dezer prozastnkjes alle
hun, grootere of kleinere, verdienste hebban
behoef ik niet te zeggen, men kent, ook ten
onzent, hnn auteur?. Wat de vertaling betreft,
ik kan er niet voldoende over oordeelen, zij
is misschien in den regel niet onjuist, maar
leely'k ia ze zonder eenigen twijfel. Doch dit
doet er alles maar weinig toe. Het boekje is
eenvoudig het aankijken niet waard en be
hoorde eigenlijk absoluut geweigerd te wor
den om die innig-ordiaaite manier van uit
geven. Wat verbeeldt dit rare ratjetoe in
vredesnaam ?
O, zuster Anna, ziet ge nog altijd niets
komen uit het hooge land van Bern, nog
altyd niets dan.,, een stofwolk?
HERMAN ROBBERS.
De spelling der NedtrUclie laai,
(Ingezonden.)
Niet dan met schroom zet men zich tot
het neerschrijven van eenige meeningen o ver
dit weinig aantrekkely'k onderwerp. Maar nu
een 70-fcal Nederlandsehe letterkundigen,
waarbij ondergeteekende zich met instemming
aansloot, aan den Minister van
Binnenlandsche Zaken een protest gezonden hebben
tegen het cultuur bederf, dat uit een algemeene
invoering der Kollewynery" zou voortko
men, nu is het toch noodzakelijk, zeker ook
iiiminiiiDMyliMmmiilllMiiiMMiimiiiiiiiiiuiiiiiiiiiMiiimnMiiiiMiiiiii
weet alleen maar, dat zy' hèal lief was en
heel alleen, want Damiiin bracht het grootste
gedeelte van zijn tijd in de naburige plaatsen
d«or om zgn paling te verkoopen.
Hij had haar trouwens verboden, gedurende
zy'ne afwezigheid naar 't gehucht te gaan en
zij gehoorzaamde haar man blindelings...
omdat God dat xoo voorschrijft en ook omdat
een dametje als zy zich toch eigenlijk niet
met grov* boeren kon afgeven.
Maar Damiaa," zu'.t ge zeggen, was im
mers ook een grove bosr," daarmee te kennen
gevend, dat ik de veronderstelling wettig,
dat bij niet in Carmela'i smaak viel. Nu
ja! laat ik 't maar zeggen: zy hield niet
van hem.
Hoe had ze ook van hem kunnen houden,
met z'n vuile plunje, z'n eeltige, door
doornprikken geschonden handen, z'n verweerde
huid en de ondragelijke vischlncht, die hij
op tien meter afstand verspreidde, zij, zoo
keurig, zoo fier ei zoo lief-gracieus als eene
Madridsche? 't Is waar wanaeer de arme
visscher povertjes gekleed was, dan kwam
dat omdat de kleedy' van zgn snoeperig
vrouwtj» er heel wat anders uitzag; 't is
waar, wanneer hij minder gewerkt had om
z'n handen te sparen, zou zij wat harder heb
ben moeten werken en haar lieve handjes zou
den er niet mooier op geworden zy'n; 't is ook
waar, dat met die viech, die zoo afschuwelijk
stonk, de luxe-zeep betaald werd, die zulk een
hèerljike lucht had. Maar wat geeft 't te
redeneeren met eene vrouw en vooral met
een vrouwtje van negentien jaar, zoo fiiscb
en zoo zorgeloos als zij, stralend als de zeven
kleuren van den regenboog. Och ! dankbaar
heid is een veel te ernstig gevoel dan dat
een jonge vrouw 't begrijpen kan en het
begrip van rechtvaardigheid onaangenaam