De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 8 mei pagina 6

8 mei 1910 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

f; DE AMSTEBDAMMEU WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1715 ?*;??<,, ,^-'Juv, ..*?f^ -v.~_ ^.f? F. J. C. GABRIËL. Viiecher in den Polder. (Naar een teekeniug). P. J. C. GABRIKL. Piassen te Kortenhoef. (Naar een schildeiij). Gabriël-tentoonstelling in de Larensche Kunsthandel. Wat deze tentoonstelling Medt men mag er mede tevreden zijn. Van geen der voormannen van de generatie, die de moderne hollandsche kunst een nieuw glanstijdperk deden beleven, is een over zicht der werken zoo nuttig als van Gabriël. Het is al zoo herhaaldelijk ge zegd, dat ieder het nu wel weet: hu werd tegenover de andere reputatie's al te weinig in tel gebracht, door het Eubliek, ook door de groote verzametars die als de voorname woordvoerders kunnen gelden in het kunstzinnig gedruisch. Deze overtuigde strever en karaktervolle werker heeft met stille kracht in zijn goede werk vergaderd, wat slechts matig door uiterlijke schittering de oogen treft, maar dat met meer ver holen glans het licht der waarheid, dat we in in iedere kunstuiting hebben te zoeken, doet «itschijnen. Zelfs zou nu kunnen betoogd worden, dat Gabriel's kunst in 't bijzonder, tegenover de kunst wijzen die weer zullen ontstaan uit andere voorkeuren, andere .technische stelsels, het goed recht en den roem van een ver leden richting, een durende erkenning kan verzekeren. Omdat zijn uiting zoo eenvoudig, bijna gebarenloos, en recht geaard is, en zooals ik reeds vroeger aantoonde, meer dan eene andere uit onzen tijd, als een voortzetting kan gelden der traditiën uit de 17e eeuw, laat haar waarde in rustige beschouwing zich gereedelijk bevatten. Er zijn op de tentoonstellingen een twintig teekeningen, een nog al ruim aantal, dat ons hier zeer welkom is; alleen had deze collectie misschien met nog meer zorg kunnen gekozen worden. Teekeningen of schetsen zijn uitnemend geschikt tot inleiding of verklaring bij Gabriëls schilderijen. Teekeningen zijn bij dezen vooral de wezenlijke onder bouw van het schilderwerk. De teekening is hier te beschouwen als het schilderij in rudimentairen staat, in de eerste bepaling der hoofdtrekken van het gegeven is reeds de eenvoud en de stelligheid van aanduiding, die_zich gelijk blijven in de voleindiging van'het onder nomen werk, als de noedwendigheid der kleur zich opdringt om het schema te belichamen, te doen volgroeien tot schil derij. De teekeningen van Gabriël zijn zakelijk als zijn schilderijen. Zij duiden aan vooral; ze beteekenen een vastleggen van de kardinale punten in het Irjnenatel van de gestrektheid der terreinen, met de wisselvalligheden in hun eigen aardige gesteldheid, van verheffingen en dalingen, bultigheden en inzinkingen. Een wetering of vaartje ligt in het algemeene plan hooger dan de omge vende platte velden; het wordt in zijn vliedende koers beteugeld door oevers, die, zich voegend naar het grillig ver loop van het water, het karakter van een dijk behouden Haar alle richtingen. (Zie de krabbel met zoo besliste lijnen, Vaartje in de Winkel, No. 58). De meer avontuurlijke voringesteldheid van kluitige aardgronden, van begroeide bodems zijn naar hun karakter door den nauwlettend speurenden, en voor alles naar hechte constructie streven den teeke naar, snedig en levendig genoteerd. En een zelfde openheid van kijk en wakkerheid van opvatting weer bij het uitbeelden van huizen en schuren met hun schuinsch wegzin kende vormen onder den druk van hooge bekapping, van schui ten, eendennesten, vischkaren en paling fuiken, van bopmen met tengere twijgen, van scherp omlijnde molens vooral. De teekeningen, die doelen onomwonden het geobserveerde scherp en waarachtig te kenmerken, zijn vrij van allen opsmuk, van alle bejag naar schil derachtig; aspect, als we bij v.in de gekleurde teekeningen van de Bock wel opmerken. Ze geven soms niet meer dan een beknopt stel van markante lijnen een fluksche notitie een anderen keer zijn ze verder opgevoerd, teeder betint, of pikanter aan gezet in het kleurdons van het zwarte krijt. Maar dat teekenwerk geeft steeds blijk van een inzicht, dat zich zelf tracht te verklaren om vasten grond te vinden voor den op bouw van het schil derij. Deze essentieel e eigenschappen maken de schetsen en teeke ningen van Gabriël tot een durende waarde, en ze zullen immer genietbaar zijn voor hem, die er zich toe zet den zin van dit sobere teekenschrift te ver staan. De schilderijen zijn de voortzetting van de teekeningen; de inhoud wordt voller en rijker; de waarneming gaat zich verinnigen en het beleid strakker worden, bij den meer bezwaarlijken taak der voleindiging, die op een schier objectieve weergave der werkelijkheid gericht schijnt te zijn. Want het landschapschilderen van Gabriël is als een zorgzaam uitschrijven van talrijke waarneembaarheden, maar in den grond een kernachtig en spits, ken merken der karakteristiek van vormen, een delicaat aanduiden van kleur-nuances en toonwaarden. Het is de uitvoering van een zeer bewegelijke hand, in soms geestige en zwierige beweging; het is een techniek van een fijn-spierig wezen, die doeltref fend is bjj uitdrukking van de subtielste accenten in vorm en kleur: een lichtrimpeling in het water langs de oever, het lichte gaas van een net, uitgespannen aan spichtige stokjes, de luchtige veering van bopmtakjes, het ijle ragwerk in molenwieken. Het algemeene karakter van Gabriel's werk laat zich herkennen in een stil ver vloeien der toonverhoudiag, in de neutrale, heldere kleuraard. Het landschap, dat naar alle richtingen zich laat uitmeten, waarin de onderlinge afstanden te bepalen zijn, diar alles zijn vasten stand is aanP. J. C. GABRIÜL. De Windmolen. (JJaar een schildeiij) gegeven, ieder ding stellig afgebakend, onderscheidbaar is aaageduid. Toch is het motief meestal uiterst sober een wetering die oploopt,plupt tusschen velden met een enkel opgeschoten struikgewas tegen de strakke, doch lichtende lucht. Da gestrektheid werd er echter zoo goed in uitgedrukt, dat het is of o ver die onafzien baarheid van velden, de aarde welft. Maar in zijn soberheid is het geval toch rijk, boeiend de oogen, die er op verpoozen, door de milde wemeling van détails. Zoo ook kan het Winterlandschap (te Oversahie) oppervlakkig gezien dor schij nen; inderdaad is deze haast nuchtere uitbeelding van den winter, wanneer de wijde besneeuwde vlakte als een eentonig wit vlak van alle bloei uitgestorven ligt onder 'n licht en kleurlooze lucht, ont roerend van realiteits-schijn. De moeielijke opgaaf van dit motief, gelegen in de schijnbare gelijkwaardigheid van alle tinten, is meesterlijk volbracht. Het werk is scherp en ijl tegelijk; het is vol brooze en gevoelige nuan ceeringen. Een fijn lichtend grijs, op den.grond toon van blauw, luchtig doch wezenlijk, is bij Gabriël meest de aard van het kleurscala. Hij heeft een voorliefde tot het landschaptafereel dat open ligt in een effen uitgespreid, zacht gesluierd licht. Schokkende momenten bij een ongedurige weersgesteldheid, vlagen van duisterende schaduwen en plotselingen lichtval, als een wolkenhemel in beroering is, zijn zelden door hem gegeven. Een IIHIIIIMIIllllllllHllllllltlllllInlIMIIIIKMIIIIIIIIMIMinilllMIIIIIIIIMIIIIIIIIHIIIIIIIIMIIIIIIIIUnll Al reizende,,,, Gent I Sommige dingen schijnt ge niet te kunnen vergeten, of liever sommige dingen hebben een dikwyIs-slapende maar altijd opnieuw omhoojsty'gende macht. De reuk van een oud kanaal (waaraan ge ge boren werdt) kan U altijd een lang-vergpeelde jonkheid do«n zien. De geur van een vochtigen tnin na regen doet u altijd op nieuw een gebaar herinneren, wat mat, tegen dei matten grijzen hemel, van een die sprakeloos uitging ten leven, en niet meer keerde. Er is soms een schaduw val, een verheven echakeeren van licht en donker dat' u aan-ry'zende lente en groeiende lucht voor oogen stelt in groote heerlijkheid ; er is alty'd in een plechtigen plooienval de staatsie van een dag van kroning .... Trekken door Belgiëwas voor my, deze keer uit vele keeren, stooten met den voet van menigen gekeuden steen II Het Mtiseum in Otnt is een klein museum. Het heeft den vorm van een hoefyzer (onge veer) wat den plattegrond betreft. Alleen is de holte binnen niet gemaakt tot een plein, maar ook als zaal gebrnikt, Het licht is er goed, de zalen zijn er klein. De schilderijen kannen in hun volle dracht en naar hun volle uitdrukking geproefd worden. Dit is een Muaeum, juist geschikt om eem teedere en verfijnde verzameling te herbergen. Zulk een verzameling bezit het nog niet. Het scheelt nog veel; maar de mogelijkheid is naar het my schijnt daartoe niet uitgesloten ; alleen zal er geschift moeten worden. Er is van Th, van Rijsielberghe, een groot figuurgtnk: Verhaeren, zittend, met den rug half naar den toeschouwer (ge ziet de rech terzijde van het gezicht) leest voor. Hij is gekleed in een rood jasje zit op een groen kussen, in een geelgeverfden stoel. Met de eene haiid houdt hy het vers vast; met de rechter maakt hij een gebaar over de tafel. De lange hand iteekt spichtig uit de nauwe manchet. H. Edm. Cross zit naast hem (naar rechts gaand). Dan volgt Maurice Maeterlinck, dan AndréGide met den fijnen kop. Achter hem staat Henri Ghéon. Tegen een wit mar meren schoorsteen, met een b«eld van Minne? en ««n vaag met bloemen er op, staat Felix Fénéon, voor wien, weer a in de tafel, Francoia YiéléGriffia zit. Naast Yerhaeren links zit Felix Ie Dantec. Er zy'n verder twee boekekaaten. Op de tafel ligt een rood kleed met gele, groene, blauwe boeken er op ... Het is een van de vele figuurstukken uit den laatsten ty°d die geschilderd zijn om een groep van elkaar naar den geest getrouwen, weer te geven. De schilder was zeker verwant aan sommigen der schrijvers die hy hier weer gaf. Verhaeren is de voornaamste figuur, en het lange gebaar van de lange hand met de ijle vingers is een middenpunt van het geheele schildery'. Dit is zoo rijk niet, zoo vast niet, als ik me het had voorgesteld. De kleur is niet zoo bloeiend van leven zooals Th. van Bgsselberghe dat soms bezit. De teekenkracht echter die hem eigen is breekt uit alles uit. De teekenkracht gaat haast tegen de uitdruk kingswijze in. Het lijkt of zij een kunstdrift ia dia grooter blijkt te zijn dan bet toch natuurlijk geworden procédé. Dit is pointillé. De hoofdrichting van de toetsjes zijn lijnen die gaan van links naar recht». De pointill is echter hier zeker een iets dat de waarde van het schilderwerk vermindert, omdat ze vlindert." Ze danst met korte schokjes voor de oogen. En rust in een kunstwerk is toch da eisch. De psychologie is natuurlijkerwijze niet zoo zeer aoofdzaak geworden als ze in zoo'n werk moest zijn. Het is een van de gegevens die ieder echilier van figuur en van portret moest zoeken: een groep van geesten, zich openbarend in de uit dien geest kristalliseerende lichamen. enkelen keer .open baart zich zijn oude verwantschap metRoelofs, die met hem gelijk uit van huis ging om de bekoringen van het hollandscha polder landschap naar waar achtigheid te genieten. Zoo vinden we in het ongenummerde schilderij op de ten toonstelling een meer sensationeele opvat ting van een polder streek bij buiïgen mid dag, als regenwolken verwaaijen totbreede, doorzichtige flarden, varend langs blauwe lucht, en boompartijen donkere proppen vor men, om steunpunten te zijn in de krasse tegenstellingen van licht 'en schaduw. Het schilderij dat hier mee pendant maakt, Scheveningsche boschjes", is een ander uiterste; van een minder pak kende werking, doch edeler met een illusionnaire adem en om de teere modulatie van stille, fijn bloeiende kleuren, is het zuiver der specimen van Ga briel's kunst. T usschen deze twee in staat het mooie, het muzikale schilderijtje Visschers in de plassen" No. 16, een landschap met een voor Gabriël ongewoon conflict van toonverhoudingen en gloeiende kleur. Toch is er voluit kalmte in gegeven; de tumulteuse wolkenwereld neigt tot wegsterven boven den horizon, al flitsen de lichte randen nog uit tegen het diepe fluweelige blauw daar boven; maar de gedeeltelijk befloersde watervlakte, waar op de vreedzame visschertjes in hun schuiten, suggereert de onbewogenheid van een gedruischloos avondgetij over de verre ruimte. Een klein schilderijtje, No. 17, is een opmerkings waardig spacimen van veel vroegeren arbeid; meteen wat opgepoetste kleurhelderheid, is er toch iets in van stille praal. Het is voor Gabriël karakte ristiek, meer al dan een ander schilderij, dat waarschijnlijk nog vroeger is, No. 21, een romantische Avondstemming" (met koeien schijnbaar door de Haas) gelijk Weissenbruch in zijn eersten tijd ook geschilderd heeft. Wel even echter, doet zich de precieuse technicus die Gabriël later werd, reeds raden uit de lichtpartij van het water vooral, waarin het streven is de kleur tot een mailachtige stof te verwerken. Deze hoedanigheid is vrijer tot ont wikkeling gekomen; in den aanvang van gelijke gestemdheid als lloelofs en ook Weissenbruch, toch steeds hun naaste verwant in de verrukte aanschouwing van het hollandsche vlak-landschap, heeft zijn geestdrift zich in geheel anderen vorm geuit. Bij hem niet de forschheid van greep en effectzoekenden opzet als Ze mogen verder eenders hebben, een gemeen zame eerbied voor Yerhaeren moge dat te veel m. i. bewijzen, ze hebben zeker veel verscheidens. De namen der v*orgestelden wijzen dat uit: Verhaeren: Germaanache en visionnair, Maeterlinck ook van het Noorden; Gide, met een krisstallyne bedwongenheid een zeer klaar fransch schrijvend: ViéléGriffin, in een beweeglijker vers opnieuw veel klassieks in geluid omzettend en misschien soms van Rijsielberghe het meest verwant als deze modern Virgiliniaansch is. Deze allen had de schilder scherper moeten schilderen, strak ker typeeren. Hij had de houdingen van deze, die hy' allen wel kent en eert, in een zwieriger toch stelliger arabesk moeten vereenen. Hy had meer natuurlijkheid moeten bezitten in ?den eenvoudigen zin van dit woord. Hij had meer zijn teekenkracht, zy'n modelleerkracht moeten toonea en in schoon er toon dit alles tot plasticiteit moeten brengen. Hij had gloedvoller moeten zy'n, bij meer diepte ... Toch is dit groote schilderij, met fouten in de principia der kunstuiting iets, dat niet de grootste kracht van Th. van Kijsselberghe vertoonend, toch van zy'n gaven een afbeeldsel geeft. Toch bly'kt my ook uit dit schilderij dat er in van Rijsselberghe nog mooglykheden verholen liggen, die hij zelf misschien gedeelbij lloelofs, niet de ruimte-ontplooiing in breedheid van samenvatting als bij Weissenbruch, maar een verteedering van sensatie in steeds scherper en nauw lettender speuren naar het wezen der enkelheden, die gezamenlijk de indruk wekkendheid uitmaken van het intieme hollandsche landschap. Zoo is hij, in ordelijke en nauwlettende voordracht, evengoed de gemoedsvolle zanger der landelijkheid van het hollandsche buiten. Hij is in zekeren zin de détail-werker, de preciese en delicate uitbeelder van het bijzonderlijke, maar gedreven door den lust alles wat hem dierbaar is, samen te garen tot een welstandig en bekorend tafereel. Hij is de hartelijke verteller, die bij zijn welgekozen woorden steeds den beeldenden klemtoon weet te leggen; hij doet toeven bij alle vreedzame hoekjes, ontdekt van alle situatie's in het vrije buiten het behagelijk aanschijn. Hij doet gewaarworden de weldadige rust van een ruim stil watervlak bij helder kalm weer, waarover als het vage gezoem in een bosch, verre geruchten zijn blijven hangen, en het knerpend geluid van roeispanen alleen! g klinkt in de wijdheid. Hij schildert een brokje van het weiland, van een begroeiden oever, onaanzienlijk voor het over de vlakte weidend oog, maar een weeldevolheid van twinkelend kleurleven voor zijn ont roerde waarneming, met teeder kneedende toetsjes, zoodat de geur van frischheid tot u doordringt. De grijsheid in zijn landschappen is van een blijmoedige blankheid, met zweemen van een stil parelend licht; de genoeglijke stemming zwelt tot feestelijkheid, als op zonnige dagen de waterplassen hevig blauwen onder het stage gestriem van een straf staanden wind. De kunst van Gabriël, zooals die zich geuit heeft in zijn goede, dat is wél doorwrochte' schilderyen, is van een bij uitstek weldadige werking De intimiteit van het landschap is erin te voelen gegeven. Want in de mateloosheid van ruimte laten de onder linge afstanden zich verkennen, laten in verafgelegen streken de paden zich raden, die leiden door de zich immer uitstrek kende gewesten van Holland's vlak land. En in onmiddellijke nabijheid kan de rustig neerzittende wandelaar zich ver gasten in het beturen der karakterteekenen van rustieke bekoorlijkheden, gewaarworden hoe om zich heen alles tiert van leven, het leven van het milde gedyen van groenende gewassen uit vocht-zatten bodem. Met deze aanroering van ons dierbare gemoedaervaringen, is Gabriël de hol landsche schilder bij uitnemendheid, de schilder van het specifiek hollandsche landschap. De hollandsche eigenschap van netheid is bij dezen keurigen en nauwlettenden werker in meest grootschen zin op te vatten, tot stijl ge worden ; de eerzaamheid van deze reine gezindheid werd tot een deugd, bijna heroïsch. W. STEENHOFF. telyk niet erkende. Toch bly'kt uit dit schilderij dat hy een stoute dadelijkheid bezit, die bezinning, naar wat ik wensch, mist, maar die een vermogen van hand en oog verraadt dat te reel anderen missen. Van Rysselbergtie, die het natuurlijke, het objectieve te veel zoekt, is op dezen akker echter een getrouwe volhardend werker. Hy il een die in de tucht van veel arbeidens leeft en gaarne de bescha ving der dichters zich eigen maakt. In zijn fignnrstukken zit een hijgen naar een wijd rhythme. Van Al f red Verwée is hier een gevecht van twea stieren. Tegenover het gemakkelijk ge schilderde, los gegeven landschap, zijn de lichamen der vechtende stieren misschien wat te on vloeiend van schilderen geworden. Maar toch ia in dit werk van den Mesdag der stieren en der ossen overtuiging en echildersdrift... En er is in Holland by velen te weinig drift, matheid van doen. III. Waarom is er niet meer kunatverkeer tnsschen Holland en België. Waarom zy'n er ?iet meer tentoonstellingen van belangrijke schilders en van intereeseerende schilders uit Belgiëbij ons? Waarom is onze kennis klein in -dat opzicht ten opzichte van die van Frankrijk en zijn schilders? Er zijn toch

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl