Historisch Archief 1877-1940
WEEKBLA
A0.-1916'
NEDEKLAND
Onder recLa.otL© -v-sun. 2s£r. H. IP. L.
Bit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad A'o. 124).
Abonnement per 3 maanden ....
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, ....
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
. / 1.50, fr. p. post f 1.65
. . . mail 10.
0.121/»
Zondag 15 Mei
Advertentiën van l?5 regels / 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finanlieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
f 0.25
. 0.30
0.40
INHOUD:
VAN VEERE EN VAN NABIJ: Een
Koning. /Kroniek. Nog eens bet
ArMnaal", door H. Polak. Uit de diepten",
door H. v«n Kol, met Naschrift. FEUIL
LETON: Een Onpev»!, door H. C. Buurman.
KUNST EN LETTEREN: Wegwijzer door
dn Bqbel, door dr. C. E. Hooykaaj, beoord.
door N. J. Siagela. 'Florence Nightineale,
net portret* Berichten.
VROUWENBDBMEKt In' tweestrijd, door 8. La
Chapeil», door A. Smit Kleine-Fastré. ALLER
LEI, door Interim. UIT DE NATUUR,
door E. Heünuu. Mr. Cornelia Fock, f,
met portret, door mr. J. A. Lé»y. Al
veilende..., door Plawchaert. De man der
IfaUatnli-tentoonstelling, door R. Ednard
VII, Koning TBH Engeland, met portr.
Wotenachappeljike Varia: Kometen-vertellin
gen, IL, met afb., door J. van der Bilt.
Jnlea Verne en het bestuurbare Inchtechip,
door C. V. ObariTari. SCHETSJES.
FINANCIEELE KRONIEK, door v. d. 8.
Feiten en Fantasieën, door 8t. Feit en Van
Tart. SCHAAKSPEL. DAMRUBRIEK.
ADVERTENTIËN.
n» iliiiiiiiiiiHHM» minimie iiniiil
Pen Koning.
+ In de overstelpende massa lectuur,
diende Eogelsohe bladen ons brengen
komen over hun dooden koning, treft
dit zinnetje uit de Times: dat Eduard
VII het bewijs geleverd heeft voor zijn
bekwaamheid, voor zijn meesterschap
zelfs, in het vak van koning".
Inderdaad, dat is wel een van de sterk
ste indrukken, die men krijgt bij dat
algemeen en naar het schijnt ook oprecht
leedwezen om zijn onverwacht heengaan
na eene regeering van slechts negen jaar.
Ean leedwezen niet slechts bij hen bij
wie de glans van een koningskroon alle
oordeel verblindt, maar ook bij do velen
wier verwachtingen weinig hoog gespan
nen waren toen hij in 1901 tot het vak"
geroepen werd.
Het vak van koning l" Toch weleen
aardig zinnetje in het groote city-blad.
Daar ligt eene appreciatie van het koning
schap en een mogelijkheid tot
beoordeejng der koningen, die wel geheel van
dezen tijd is, al zal men haar in zoo
verbluffende oprechtheid niet vaak ont
moeten. Vooral bjj ons, Nederlanders,
Irij wie toch het koningschap zoo veel
gelijkenis vertoont met het Engelsche, is,
speciaal in den laatsten tijd, de kans op
een nnchteren kjj'k als uit dat
Timeszinnetje blijkt, toch wel zeldzamer. Zelfs
onze groote, vroeger om hun nuchterheid,
hun zakelijk zien der dingen bekende
bladen, hebben nu enkele snaren die men
slechts heeft aan te raken om vergast te
worden op allerminst nuchtere
dithyramben.
Doch de Times spreekt kalmpjes van
liet vak der koningen, waarin men mees
ter kan zijn, maar waar dan toch zeker
evenmin de brekebeenen gemist worden.
.Want het vak is niet gemakkelijk. Zoo
langzamerhand, in den loop der tijdeu.
hebben ook de menschen, uit wier naam
de city courant spreekt, heeft de breede
klasse der burgerij bijna al het werke
lijke, alles wat uitkwam op gezag en
macht aan het koningschap ontnomen;
wat er overbleef, is eigenlijk zoo luttel,
maar heeft desniettemin den schijn te
voeren, zoo al niet van een glansrijke
? traditie, dan toch wel van een
traditioneelen glans, dat men wel een bekwaam
vakman moet zijn om het er behoorlijk af
te brengen, en beslist een meester om
er nog iets van te maken, dat de buiten
staanders tot erkentelijkheid dwingt, Uit
"fi&nterotttchte bron trouwens weten wij
' welke eischen er aan de moderne
spuvereinen gesteld worden, en als wij die
bezien is de kenschetsing, niet gemak
kelijk," eigenlijk nog wel wat te zwak.
"Wij herinneren ons althans hoe de N.
ott. Ct. in een Oudejaarsavond-mijme
ring, waarin zij tevens een héle eeuw
over mijmeren kon het was in 1900
over het beklagenswaardig lot der konin
gen kwam te spreken, en dat wel niet
tegenstaande een scherpzinnig historisch
inzicht de redactie tot de overtuiging had
gebracht, dat de 19de eeuw juist de
onvergankelijkheid van het koningschap
had aangetoond. Wanneer dan aldus",
zoo schreef zij, aan den eenen kant het
koningschap in deze eeuw zijn onver
gankelijkheid schijnt te hebben bewe
zen; wanneer het aan den anderen
, kant niet is kunnen ontkomen aan den
wet der veranderlijkheid; .dan mogen wij
ons wél rekenschap geven, hoe zwaar
het den dragers van kronen vallen moet
zich. te voegen naar hun nieuwen staat.
Afgedaald, van hun hoogte, maar nog
omstraald met den glans daarvan; on
machtig, zoo dikwijls, om dwalingen te
beletten, maar mede-lijdende daaronder;
kunnen zij slechts door gen onbe
grensde ze l f beheer»ching, door
een onvermoeibare zelfver
loochening, door een
onuitputt el ij k geduld, 1) zich sterk maken
voor de hooge bestemming, welke de
zedelijke en geestelijke invloed, die hun
nimmer te ontnemen is, hen in staat
stelt te bereiken1'.
De dichterlijkheid ontbreekt niet, maarj
au fond komt het toch hierop peer, dak
zjj die de macht, die den werkelijken
inhoud van het koningschap naar zich
toegehaald hebben, met overlating van
slechts zedelijken en geestelijken invloed
aan de onvrijwillige candidaten voor
koningskronen arme erfelijk belasten!
eisenen stellen/van onbegrensdheid,
onvermoeibaarheid en onuitputtelijkheid
waarover zeker weinig vrijwillige
c*ndidaten zullen te beschikken hebben. Het
geval is vol bittere ironie. Waarlijk de
constitutioneele" monarch, die het den
heeren naar den zin kan maken, moet
wel een zeldzame vogel zijn!
Men zegt algemeen, dat Eduard VII
dat ideaal toch heeft weten te bereiken, en
men kan daarin wel gelijk hebben. Ook
bij het systeem der erfopvolging, hoewel
het even weinig zekerheid geeft als de
roulette, blijft toch de mogelijkheid van
een goede kans. Hij had een gemakke
lijkheid van beweging onder en van
verkeer met menschen, een goed hart
en een practis^h verstand. Te weinig
naar het schijnt om te kunnen heersenen,
maar toch te veel om beheersen t te
worden. Een middelmaat van eigen
schappen, die den weg opent der popu
lariteit. Daar kwamen dan voor zijn
eigen onderdanen de enkele gewoonten
bij, die hen aantrokken: zijn «belang
stelling in sport en in goede kleeren.
Zij vergaven hem daarvoor veel waar
mede hij hun vroeger aanstoot gaf.
Vroeger, want verstandiger, of, wat wel
licht juister is: minder cynisch dan zij n
ouden Belgischen vriend en vak-genoot,
had hrj het princelijk boulevard-leven
laten varen bij het opzetten van de
koningskroon. Een eerste daad van die
onbegrensde zelfbeheersching" welke
immers het recept van den monarch
eischt. Toch wil het ons voorkomen of,
wat de pruderie van zijn landgenooten
ergerde, en waarmede men elders lich
telijk den spot te drijven placht, niet juist
aan den koning dat gewone, dat
menschelijke gegeven heeft, waardoor hij
zoo'n onverwacht goed figuur heeft ge
maakt. Het is een niet dan met schroom
aan te bevelen leerschool voor aanstaande
koningen, die wel wat al te kronkelige
weg, waarlangs deze man gekomen is
tot een goedmoedige, optimistische Ie
vsnsrijoheid en levenswijsheid, maar, door
zoo moedwillig den glans te dooven die
de traditie ook om de personen der
monarchen schijnen deed, heeft Eduard
VII toch zichzelf den dienst bewezen,
dat men hem ook als koning niet zag
in den glorieschijn van een gezalfde,
maar als den m e n s c h e l ij k e n beoe
fenaar van een vak".
Als hjj in die negen jaren naast
vorstenpopulariteit, die niet zoo moeilijk te krij
gen is, zooals Th. Wolff, in een van zijn
rake artikeltjes in het Berliner Tageblatt
opmerkt ook werkelijke sympathie
blijkt te hebben verworven, dan heeft
hij het juist aan dat gewoon-menschelijke,
dat zich leent tot een practisch zien der
dingen, te danken. Ook in de oogen van
hen, die meer den nadruk leggen op de
veranderingen die het koningschap heeft
ondergaan en zal moeten ondergaan, dan
op zijn onvergankelijkheid, waarvan de
N. Bott. Courant de blijde boodschap
heeft.
Zoo aanstonds zal dan de bekwame
meester in de onvermoeibare zelfver
loochening", die dua om zoo te zeggen
het gelukkige lot vertegenwoordigde,
worden begraven, en met de nuchterheid
van zooeven is het bij de Times alweer
gedaan. Wij leven zoo snel, en, optimist
als de doode koning, verklaart zij te
gelooven, dat de volgende trekker alweer
een meester" leveren zal.
Och het zijn per slot toch vriendelijke
heeren! De koningen ? Neen : de
kranten!
(Wjj ipatieeren.
KRONIEK.
MüLTATULI- HULDE.
+ In dit verband een herinnering.
Het was in 1887, het jaar van Multatuli's
dood (en dat van Huet). De officicele
litteraire wereld hield haar Taal' en Letter
kundig Congres in Amsterdam. Tal van
o zoo belangrijke onderwerpen werden be
handeld: het was een scheon" congres,
evena's trouwen» al zyn voorgangers en al zijn
volgers. Maar voordat de hamer tot sluiting
viel kwam er n man het was de heer
Th. Nu yens ietwat schroomvallig vragen
of men niet iets vergeten had, of er bij al
de huldebetoogingen niet een oogenblik
gewijd had mogen worden aan den schrijver
van Max Havelaar en dien van het Land
van Rembrandt. Hy zelf voelde zich niet
bij machte dit naar hun waarde te doen,
maar hij liet dat in vertrouwen over aan
den voorzitter (prof. Quack). Er was wat
rumoer in de zaal en hier en daar" gingen
stemmen, van goedkeuring" en luide
bijvalskreten" op. Maar de voorzitter zweeg!
En iedereen zweeg, tot de grijze heer Beets
de hoop uitsprak, dat er nog veel zulke mooie
congressen zouden zijn en de voorzitter de
heeren bedankte voor de moeite, vooral
den president van de commissie van voor
bereiding (den heer J. N. van Hall) die
de ziel" van het congres was.
Dat was in '87. Nu is de heer van Hall
de ziel'1 van de Multatuli-viering. Wij
gaan vooruit!
VERDACHTE BEZORGDHEID.
+ De (Autir.) Rotterdammer klaagt over
de vermeerdering der Zondagstreinen b
de Staatsspoor. De Zondagsrust wordt
zoodoende boe langer hoe minder", conclu
deert het blad met niet te ontkennen logica,
en het wil dat de Christelijke regeering
dat tegenga. Wy voelen daar wel wat voor,
natuurlijk, en door een verkorting van den
arbeidsdag en een arbeiden ia elkaar afwis
selende ploegen zal het genot van Zondags
rust zeker meer spoorarbeiders ten goede
kunnen komen. Maar de Rotterdammer
bedoelt dat niet, ze heeft een ander argu
ment:
Door de zeer uitgebreide Zondagdien
sten", zegt zij, worden onze Christelijke
mannen meer en meer weerhouden van
zich onder het spoorwegpersoneel te scharen,
en ontstaat er büde reeds dienenden steeds
meer consciente-bezwaar om den Zondag
aan de stations en in de treinen arbeidende
door te brengen."
En zoodoende, vervolgen wij, raakt het
spoorwegpersoneel vol met ongodistische, ja
socialistische elementen, met die ontevreden
menschen, waarvan een reactionaire chris
telijke regeering later maar last krijgt.
Dan komt het spook van 1903 terug, voor
?wie een slecht geweten heeft'.
ZOXDER COMMENTAAR.
+ IndeKijnlandsche C'owraM£,eenanti-rev.
weekblaadje van de Rijnstreek van 7 Mei
1910, leest men:
Bodegraven. Zaterdag 30 April 1.1. had
hier een treurige plechtigheid plaats. Voor
.de tweede maal binnen enkele maanden
werd een leerlinge van de Openbare school
ten grave gedragen, ditmaal een eenigst
kind, de vorige maal een eenigst dochtertje.
Wat hebben ouders in de opvoeding
hunner kinderen toch eene groote verant
woordelijkheid, vooral met 't oog op de
eeuwigheid."
DE GEEST VAN PAULUB.
Het bestuur der afdeeling 'g-Gravenbage
van de Evangeliiche Mij. verdedigt haar uit
gave van het Protestantscb.
Beroeps-adresboek" als volgt:
Geen. gectarigch streven, geen
verketteringslnst heeft ons gedreven ... Wjj
willen geen boycot... Waarlijk, wij zijn
niet vreemd aan den geest van Paulus,
Bom. 10, VP. l en 2... maar wij willen
belangstellenden geloofsgenooten de ge
legenheid bieden, op gemakkelijke wijze
te vernemen, wie ia nering en bedrijf
er belang bij hebben, dat aan hen ge
dacht wordt."
Wij zien hierin een belangrijke bijdrage
tot de Multatuli-huldiging van deze dagen.
Laps, Wawelaar en Slijmering, waren ze
niet naar het leven geteekend?
Nog eens het Arsenaal."
+ Binnenkort zal het wetsontwerp, waarbij
de mooie zeventiende-eeuwsche gebouwen
aan de Amstelstraat door de Regeering aan
afbraak zullen worden prijsgegeven in de
Tweede Kamer in behandeling komen. De
allerminst geruststellende Memorie van
Antwoord, waarin wij de artistieke appre
ciaties van onze Ministers van Oorlog en
Financien bewonderen mogen, die met
enkele zinnetjes alle betoogen van kunst
kenners en historici aan de kant zetten,
maakt waakzaamheid plicht. Na de bestrij
ding van het ontwerp uit het oogpunt van
architectonisch schoon, die zoo eenstemmig
en algemeen geweest is, leek het ons
gewenscht de zaak ook eens van een andere
z\jde te laten bezien, van die van het, door
de verdedigers van het ontwerp zoo op den
voorgrond gebrachte belang voor de
Amsterdamsche diamantindustrie, en -handel.
De voorzitter van den Alg. Ned.
Diamantbewerkersbond, zeker geen onverschillige,
waar het betreffen zou gevaren voor deze
beide, zond ons in antwoord op onze vraag
naar zyn meening het hier volgend artikel.
Het Amsttrüaisciie Arssnaal en ie
Qi8iutkr&i.el,
Te Amsterdam bestaat een organisatie,
genaamd: Yereeniging Beurs voor den
Diamanthandel". Hare leden zijn grooten
deels commissionnairs en makelaars, be
nevens kleinere kooplieden in diamant. Zy
heeft de zalen van het feestgebouw Casino,
gelegen aan Zwanenburgerstraat en Amstel,
in huur. Daarin drijven hare leden hunnen
handel. Deze zalen bieden echter sinds lang
geen voldoende ruimte voor het steeds
groeiende ledental en voldoen ook uit andere
oogpunten niet langer aan billijke eischen.
Zpodat het Bestuur der Yereeniging eenigen
tijd geleden ging uitzien naar een andere,
geschiktere gelegenheid. Er wordt beweerd,
dat genoemd college gepoogd heeft een
huizen-complex, gelegen aan Waterlooplein
en Nieuwe Amstelstraat, dus vlak bij het
gebouw. Casino, in handen te krijgen, ten
einde, na amotie, daar een handelslokaal
te doen verrijzen, doch dat het niet geslaagd
is, door de hooge eisenen,die enkeleeigenaars
stelden. Hoe dit zij, met zekerheid is alleen
dit bekend, dat de Vereeniging de Regeering
verzocht baar het oude Arsenaal, mede
gelegen aan Nieuwe Amstelstraat en Water
looplein, te verkoopen; dat dit gebouw dan
zou worden afgebroken, om plaats t e maken
voor een zoogenaamde Beurs voor den
Diamanthandel; en dat de Regeering bij
de Tweede Kamer een wetsontwerp aan
hangig maakte, om tot den geweuschten
verkoop machtiging te verkrijgen.
Zooals te verwachten viel, stak er een
storm op tegen de bedoelingen derRegeering.
Architecten, aesthetici, archaeologen, als
mede derzelver onderscheidene
vereenigingen, bonden en genootschappen, teekenden
tegen de voorgenomen slooping verzet aan.
Het sociaal democratische Raadslid J os.
Loopuit bracht de zaak ter sprake iu den
Amsterdamschengemeenteraad, welk lichaam
met groote meerderheid van stemmen een
motie aannam, waarin de wensch tot behoud
van het oude gebouw werd uitgesproken. In
het Yoorloopig Verslag werd mede blijk gege
ven van het verlangen van vele Kamerleden,
om het fraaie vroeg-17de eeuwsche bouwwerk
te behouden. De minister van oorlog ging
daarop met een zijner ambtgenooten eens
kijken; en deze heeren deelden in hunne
Memorie van Antwoord mede, dat zij geen
reden konden vinden om op hun voorstel
tot verkoop terug te komen; mede, zoo
heette het, omdat z\j uit de hen voorgelegde
teekeningen en ontwerpen hadden gezien,
dat het te stichten gebouw veel mooier zou
worden dan het bestaande, dat, volgens deze
deskundigen'', volstrekt zoo mooi niet is I!
Nu zal de Kamer weldra te beslissen
hebben. En deze regelen worden geschreven
om er iets toe bij te dragen, dat het wets
ontwerp door haar zal worden verworpen.
Het zou een ellendig vandalisme wezen,
het Arsenaal en het daar naast staande,
jongere, doch ook zeer typische-gebouw, te
sloopen. Zóó veel fraaie oude gebouwen
van eenigen omvang bevat Amsterdam nu
niet, dat men er zoo maar eens een stuk
ef wat mag gaan afbreken. Het is zeker
de plicht der overheid een plicht, die
men elders begint te begrijpen te waken
tegen vernietiging der schoonheden van
stad en land door particulieren. In hoeveel
grootere mate is het echter niet haar taak,
de zich in haar bezit bevindende monu
menten, óók natuurlijke en bouwkundige,
in goeden staat te houden en te bewaren.
Tenzij zeer hooge belangen vernietiging,
afbraak vorderen.
Doch daarvan is in dit geval hoegenaamd
geen sprake.
Er -wordt geen enkel belang gediend door
het sloopen van het Arsenaal.
Het Bestuur der Vereeniging Beurs voor
den Diamanthandel" heeft een poos geleden
bekend gemaakt, of doen bekend maken,
dat de Amsterdamsche diamanthandel ern
stig gevaar zou loopen, indien het Arsenaal
niet zou kunnen worden gesloopt ten be
hoeve van den bouw eener Beurs. Dat heeft
op sommigen nogal indruk gemaakt. Óók
op sommige leden der Tweede Kamer.
DOCH ER IS GEEX WOORD VAN WAAR.
De waarheid is, dat deze Vereeniging,
als haar het Arsenaal in handen gespeeld
wordt, gemakkelijk en voor een zeer
schappel ijken prijs in het bezit komt van een
voor haar doel geschikt terrein. Dat is alles.
Maar dat is waarlijk geen reden voor de
volksvertegenwoordiging, om een in Am
sterdam zoo goed als eenig monument van
oude bouwkunst te verkwanselen.
Als de Yereeniging Beurs voor den Dia
manthandel" het Arsenaal niet in handen
krijgt, loopt de Amsterdamsche diamant
industrie en diamanthandel niet het minste
gevaar.
Immers met de diamantindustrie heeft
deze Vereeniging even weinig uitstaande
als met den groothandel in diamant. Het is
hoofdzakelijk de handel in af pal-producten,
in ordinaire goederen, benevens de klein
handel die er gedreven wordt,
latusschen is deze kleinhandel belangrijk
genoeg, om hem niet bemoeilijken. Integen
deel. Men behoeft niets te laten wat hem
bevorderen kan.
Doch waarin zou die "bemoeilyking be
staan, als de Vereeniging het Arsenaal
niet krijgt P
Hierin, wordt van die zijde beweerd, dat
de kleinhandel dan verdreven zou worden
uit de buurt van het Waterlooplein, waar
hij nu reeds een aantal jaren gevestigd ia
en waar vele leden der Yereeniging wonen.
Dat is alweer alles.
Het behoeft echter niet eens waar te
z\jn. Want als de Yereeniging dan per se
op of bij het Waterlooplein moet blijven,
waarom heeft zij dan om enkele duizenden
gulden» het vorenbedoelde, voor haar doel
zeer geschikte huizen-complex laten loopen P
Zij was toen toch niet zeker het Arsenaal
te zullen krijgen,
Maar zelfs dis de zoogenaamde Beurs
DU eens elders gevestigd moest worden I
Wat dan nog P Wat is het toch voor kinder
achtige dwaasheid, te willen beweren, dat
de kleinhandel in diamant alleen kan wor
den gedreven op of nabij een bepaalde
plek! Zoo iets kan waar zijn voor een
groenten- of vruchten mark t, in verband
met de toegangswegen tot de stad te water
6Q te land. Doch waarom men een zekere
hoeveelheid boort" of oudjes" wél zou
kunnen verhandelen op het Waterlooplein
en niet bijv. in de Sarphatistraat, is iets,
dat een gewoon menschen verstand te boven
gaat, zelfs als dat verstand behoort aan
iemand, die in het Jerusalem van de
diamantindustrie geen vreemdeling is.
Er kan echter nog een stapje verder
worden gegaan
Het is namelijk naar het oordeel vau
vele bevoegden zeer wenschelijk, dat de
Beurs voor den Diamanthandel niet in
de buurt van het Waterlooplein blijft, doch
dat zij met de Amsterdamsche
JusveliersYereeniging (vertegenwoordigster van in
dustrie en groothandel) samenwerkt tot het
stichten van een groot gebouw, waarin
klein- n groothandel beide gevestigd zullen
zij D. Op deze wijze zou namelijk een toe
stand geschapen worden, ongeveer gelijk
aan dien te Antwerpen, waar door zulke
samenwerking van groot- en kleinhandel
een plaatselijke markt is in het leven ge
roepen,die de Amsterdamsche verre overtreft
en een bron van leven en vertier is, als
ten onzent onbekend is.
De Amsterdamsche Juweliers-Yereeniging
heeft harerzijds indertijd al het mogelijke
gedaan, om het dien kant uit te drijven,
doch medewerking van den kant der Beurs
kon niet verkregen worden.
Naar verluidt, heeft de A. J. V. thans
nog wel de middelen, om het eenig goede
plan te verwezenlijken. En als nu de Tweede
Kamer het werkelijke belang van diamant
handel en nijverheid wil bevorderen, dan
kan zij niet beter doen, dan het wetsvoorstel,
strekkende tot verkoop van het Arsenaal,
verwerpen, omdat de Beurs dan wellicht
tot de gewenschte samenwerking met de
A. J. N. gedwongen zal worden.
L a r e n, 9 Mei 1910. HENRI POLAK.
Uit de diepten . . ."
Lejirs coeurs lêvaient une patrie
absente."
SULLY PRÜDHOMJIE.
Quanto triste sarebbe la sorte dei nostri
correligionari!' (hoe droevig is het lot onzer
geloofsgenooten!) zoo eindigt Adplfo Cassuto
zijn artikel in II Vessillo Israëlitico" over
de scholen van de Alliance" te Tripoli.
Na een bezoek ter plaatse vindt die
gmartkreet weerklank in mün hart. Want wer
kelijk, het lot der Joden (die reeds sedert
de verwoesting van Jerusalem door Titus
en veel vroeger, een belangrijk deel der
bevolking langs de Zuidstranden der We
reldzee uitmaken,) is allertreurigat, vooral
in dit Turksche wingewest. Zoowel in de
stad Tripoli, waar zij, ten getale van 10 a
12.000, een vierde der bevolking vormen,
als in het zuiver Joodsche dorp Amrou», de
stad der blinden", zag ik treffende bewijzen
van stoffelijke, zedelijke en intellectueele
ellende, met drankmisbruik en prostitutie
als nasleep.
Hun verleden en heden zal ik elders
meer uitvoerig beschrijven dan in dit week
blad mogelijk is. De vernedering waaraan
zy bloot staan; de verachting der Arabieren
die hun deel is; de knevelarjjen die zy
moeten verduren; de slaafschheid waaronder
zy gebukt gaan; de gruwelen jegens hen
gepleegd, verdienen afzonderlijk te wordea
geschetst. De eeuwen van onrecht en ver
drukking hebben hun stempel gezet op hun
karakter; zij hebben het klagen verleerd
en lijden in stilte, alleen gesterkt door een
kraohtigen geest van solidariteit en de
onverflauwde hoop op de komst van den red
denden Messias, dien zij jaarlijks in de
woestijn op ezels tegemoet rijden.
Thans wil ik alleen wij zen op de schreiende
behoefte aan meer en beter onderwijs voor
de meer dan 2000 Israëlitische jongens en
meisje», waarvan er nauwelijks 400 eenig
nuttig onderricht genieten. Na lang zwerven
door een labyriuth van smerige stegen en
holen; na het in den modder baggeren over
wegen waarin de fel neervallende plasregen
diepe gaten had uitgehold; langs vuil en
goor uitziende huizen met gescheurde mu
ren, meende ik het doel van mün tocht in