Historisch Archief 1877-1940
1717
A°. 1910
WEEKBLAD VOOE NEDERLAND
Onder redactie -van. Mr. H. 1P. L. 'WTESSI3STGK
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor deu inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ....../ 1.50, fr. p. post / 1.65
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/i
Zondag 22 Mei
Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
?0.25
. 0.30
.0.40
INHOUD:
Bericht. - VAN VERBB EN VAN NABIJ:
Tragikomedie. Kroniek. Brieven uit
k«t Zuiden. Zorg voor behoeftige
militairecn borger-zepensioneerden, door 6. Figaro
ra S$B stamboom, door K. de Hartogh.
FEULLETON: De komeet van Hallty, door
C. A. Ikkink. KUNST EN LETTEREN:
De Moltatuli-herdenking, door Frans Coenen.
Brabahttche Sagen, door G. Bneken E net.
Vereen, van Ednard Brom, beoord. door
Henri H. van Calker. Berichten.
VEOUWENRUBBIEK: Russische vrouwelijke
studenten, door A. Verechoor.
HoeZaantehe whoonen eh oudtijds kleedden, door
J. H. B. Nienwe gooden
vronwensieraden. Liefde en Wijsheid, door Feerke den
Belg. ALLERLEI, door Interim. UIT
DE NATUÜB, door E. Heiman». Weten
ichappelyke Varia: Kometen-vertellingen,
UI, door J. van der Bilt. Utrecht, H. W.
Janten Vcor de Kunst", door Plasschaert.
Tentoonstelling W. van den Berg, door
Flttacbaert. Lonis Raemaekers als
portzet-teekenaar, door Coraelis Veth. Brieven
V*m Dom Jodocns, LXX. FINANCIEELE
XN OECONOMI8CHE KRONIEK, door v. d.
M. en v. d. 8. SCHAAKSPEL.
DAMBUBRIEK ADVERTENTIËN.
?wmiHiiiiitimiiiiiiiiiiiiiiiiiinmiiiiiiiimmiiiiiuiMiiiHiiiiiiMiiiiiiMii
BERICHT.
Daar de redacteur voor eenige weken
afwezig is, vermelde men zijn naam
niet op zendingen van stukken, voor
de redactie" bestemd. Groote vertra
ging zou er het gevolg van kunnen zijn.
Tragikomedie.
+ Er is iets aan het droevige gren
zend koirieks in de pogingen van de,
dit jaar al vijfentwintig zomers tellende,
Liberale Unie om een dragelijk fijuur
te maken in ons politieke vaderland.
Toen ze nog in de luren lag, -was 't al
een miëserig kindje, en zelfs de teederste
zorgen hebben het nooit een gezonde
kleur kunnen bezorgen. Zoo nu en dan
leek het er wel naar, maar ocharm, er
zst toch eigenlijk te weinig bloed in. In
1891 bijvoorbeeld en in '94?'95 in de
heftig bewogen dagen van den strijd
cm de kieswet-Tak van Poortvliet, toen
was het bijna of al wat er aan demo
cratisch bloed in de Unie zat, tot flinke
actie zich concentreeren zou. Maar die
vuurtjes brandden gauw uit en het
program van '96 droeg reeds al de ken
merken, die sedert bij geen enkele Unie
daad gemist werden, en waarvan deze
,beide wel de eerste zijn: slapheid en
vaagheid. En toen ook kwam tevens,
door het min of meer toevallig van het
politieke tooneel verdwijnen van enkele
wat kantiger figuren, de heer Goeman
Borgesius in de Unie op de leidende
plaats. Die naam is mér dan een pro
gram! Het succes van zijn optreden
kenteekent zich door de afscheiding der
meer radicale elementen die in 1901
medededen aan de stichting der vrij
zinnig-democratische partij, en door de
vaster aaneensluiting der oude conser
vatieve liberalen, die in 1906 hun
partijverband vonden; het culmineert ten slotte
in wat ten onzent voorgoed voor het
symbool der meest slappe half heid geldt:
de blanco-politiek.
Dit is waarlijk een belangrijke
praestatie; maar de eer ervan komt niet slechts
den heer Borgesius toe, ook iedere partij
immers heeft den leider dien zij verdient.
Er is nu eenmaal met half heid geen
aanspraak te maken op politiek fatsoen,
en zonder op de qualiteiten van de
leden der Unie-liberale fractie iets af' te
dingen, is het toch wel zoo ongeveer
.een axioma, dat wat zij zijn, ze dat
zijn ondanks dat lidmaatschap. En daar
raken wij aan de tragische kant der
comedie: te zien hoe zelfs een groote
dosis geleerdheid en politiek vernuft
niet voldoende zijn om voor vallen te
behoeden als men tussohen twee stoelen
zitten wil. In plaats van de verzamel
plaats te zijn van al wat in de burgerij
ernstig en oprecht hervorming en voor
uitgang wil, is de Unie geworden een
min of meer los samenhangende groep
van .pp de wijde zee der politiek op goed
fortuin zeilende opportunisten.
Maar nu zal er een nieuw vlagje in
top gehaald worden. In stede van zich
neer te leggen bij de droevige werke
lijkheid en naar rechts en links uiteen
te gaan, zullen de heeren zich een
beginselverklaring en een op 't
mogeIjjke en onmogelijke berekend program
aanschaffen. Een beginselverklaring voor
de Unte! Iets mér dan de initialen G. B.
in het fier geheven vaandel. Yerwondert
het ons, dat de heeren, die er reeds in
Febr. 1909 op zijn gaan zinnen, met de
publicatie gewacht hebben tot de maand
van het jong-ontluikende leven? Hier is
de verklaring, die negen even breed
sprakige paragrafen inleidt:
De Liberale Unie is van oordeel
dat door den bloei onzer Volksgemeen
schap in het heden en in de toekomst
de Staatkunde gericht behoort te zijn
op geleidelijke uitbreiding en verhoo
ging van zedelijk, geestelijk en stoffelijk
welvaren van het geheele volk, samen
gaande met eene harmonische
verhouding tusschen de belangen
van individuen en groepen en die van
het geheel. »
Het hoofdbeginsel dat het streven
naar bereiking van dat doel moet
beheersohen is het beginsel der
vrijheid.
Dienovereenkomst ; wc rde de vrye
uiting van gedachte ^-'^rbiedigd en
verdedigd, de persoonlijke vrijheid ge
handhaafd, de vrije ontwikkeling der
in het volk aanwezige krachten ge
steund; met vooropitelling van eene
vrijzinnige handelspolitiek zoowel de
productie en de volkswelvaart bevor
derd als de economische onvrijheid
der zwakken door krachtige sociale
hervormingen zooveel mogelijk op
geheven.
De Liberale Unie oordeelt dat naar
bereiking van bovengenoemd doel ge
streefd moet worden met behoud van
ons constitutioneel stelsel onder uit
oefening van het volle Staatsburger
schap door allen, die niet om redenen
van staatsbelang daarvan behooren te
worden uitgesloten."
Met deze welgeslaagde grap, die har
monische verhouding" naast dat beginsel
der vryheid", komen wij aan de komische
kant der tragedie en het spreekt dan ook
vanzelf, dat er eigenlijk niemand is, die
haar ernstig opneemt. Niet zoozeer nog
om de woorden, welker draagkracht wij
uit dit stijlbloempje zoo moeilijk bepalen
kunnen, als wel omdat er uit de andere
paragrafen van die harmonie" even
weinig te zien komt als van de vrijheid".
Woorden! Hoe vager hoe liever. De
eenige vrijheid waarmede de heeren
het werkelijk ernstig meenen, dat is
die om elk oogenblik aan da beginsel
verklaring den rug toe te keeren. Ze
is nog maar pas geboren, en nog niet
eens officieel ten doop gehouden bij
voorbeeld of niemand minder dan de
secretaris der Unie, de heer Roodhuizen,
steekt in een te Utrecht gehouden politieke
redevoering, die over de Vrijheid handelt
maar hare beperking door den dwang be
toogt, de loftrompet op de vrije liberalen.
Hy liet zelfs, volgens het verslag in de N.
Bott. Crt. een sterk protest hooren
tegen de bewering, dat de vrrj-liberalen
afkeerig zouden zijn van sociale wet
geving." Terwijl hij aan het slot de
vraag stelde: Welk verschil is er toch
tusschen de Liberale Unie en den Vrij
zinnig-Democratischen Bond ?" Maar,
wat drommel, zou men willen vragen:
wat wil die beginselverklaring dan? Of
is dit heele program misschien een
middel om een groote fusie in te leiden
en weer eens te komen tot n Groote
Liberale Partij, met een rechter vleugel,
die de actie van den linker belet en een
centrum, dat daartusschen een onvaste
koers aangeeft? Met per slot weer geen
andere leuzen daa anti-clericaal en
antisocialistisch ? Het lijkt wel of de heer
Roodhuizen ia die richting een ondracht
had..
Men kan ten slotte van onze grootste
liberale fractie" alles verwachten!
KRONIEK.
OP DEK VERKEERDEN
+ Er is verleden jaar nog al wat aange
merkt op den maatregel van den Minister
van Landbouw, die zijn ambtenaren, speciaal
die welke met de arbeids-inspectie belast
zijn, het lidmaatschap van gemeenteraden
verbood. Toch sehünt de heer Talma school
te maken. In het ontwerp tot wijziging
van de organisatie van den Raad van State
komt nu ook de bepaling voor, dat de amb
tenaren van den R. v. St. gén openbare
bedieningen mogen bekleeden,toegelicht door
den wensch, dat men tin allen tijde over
hun volledige werkkracht moet kunnen
beschikken.
Daar komt dus de aap uit den mouw, en
ziet men het ware motief waarom ambte
naren van een deel van hun burgerrecht
worden beroofd. Zoo kan dus de
Staatzelf zich niet eens ten behoeve van het
algemeen belang ;de.' opoffering getroos
ten, die hierdoor wordt gevergd. Enkele
groote werkgevers zijn op dien weg al
voorgegaan, zou de Staat gaan volgen?
Minister Talma lukt het te willen en R. v. St.
loopt al mede. Laat men daarvoor bijtijds
een stokje steken l :
Noa EENS MULTA.TULI-HULDE.
+ De heer Van Hall vestigt er onze
aandacht op, dat wij onbillijk waren met
in ons vorig nummer een stekeligheid te
plaatsen, waarvan een der punten tegen
hem gericht leek; onbillijk in de eerste
plaat», omdat de voorzitter eener
congresregelingscommissie niet aansprakelijk kan
zijn voor het zwijgen van den congres
voorzitter; in de tweede plaats, omdat de
heer Van Hall zich reeds sedert 1872 niet
onbetuigd had gelaten ten opzichte van
Multatuli. Het zij zoo, maar het was ook
onze bedoeling allerminst, den heer v. H.
persoonlijk te krenken. Er zullen waar
schijnlijk op dat congres wel meer geweest
zijn, die zich ten opzichte van Multatuli
niet onbetuigd hebben gelaten, maar wat
wij in herinnering wilden brengen, was,
dat het officieele congres toen, in 1887, als
geheel over Multatuli (en Huet) zweeg en
dat geen van zijn officieele organen, dat
dus ook bijv. de regelingscommissie niet,
die toch met de verschillende sprekers
overleg gepleegd moet hebben, heeft zorg
gedragen dat zoo iets ware voorkomen.
Zelfs als het verzuim onopzettelijk was, is
het teekenend. En waarom zou dan de heer
Van Hall, de ziel" van het congres, zooals
de voorzitter, die dat beter beoordeeleu
kon dan wij dat nu kunnen, hem noemde,
zijn deel daaraan niet te dragen krijgen,
ook nu hij-zelf mede heeft zorg gedragen
voor een door ons dankbaar aanvaarden
vooruitgang ?
Brieven uit het Zuiden.
* * * LlMBUKO.
In mijn vorig schrijven sprak ik de ver
wachting uit dat Maastricht zich niet zonder
protest zou neerleggen bij het clericale
ambachtsschooltje dat de geestelijkheid ons
wil bezorgen.
Deze verwachting is uitgekomen.
Op initiatief der Onafhankelijke
Kiesvereeniging is een openbare vergadering
belegd waarin het oud-raadslid Klynen de
plannen aan een scherpe critiek onderwierp
en waarin deze ook voorlas mijn vorige
brief, ook als bewijs van waardeering van
het feit dat de Groene" althans, getuige
deze brieven, belang begon te stellen en
trachtte op te wekken voor het nog altijd
donkere Zuiden. De vergadering die door
ruim 300 personen werd bezocht nam met
bijna algemeene stemmen eene motie aan,
welke ter kennis van den Raad zal gebracht
worden, waarin wordt afgekeurd het
clericaal karakter dat in een voor allen toe
gankelijke ambachtsschool zal gelegd worden.
Die motie deed echter meer; zy sprak
ook uit de wengcbelijkheid dat pogingen in
het werk gesteld zullen worden om te komen
tot oprichting eener neutrale middelbare
technische school.
De voorstellers hebben inderdaad getoond
hiermede in te zien hetgeen Maastricht
behoeft, wil het worden het middelpunt
van een industrieel centrum.
't Staat vast dat binnen afzienbaren tijd
industriën van velerlei soort in ons zuiden
een grooter vlucht zullen nemen. Daarmede
zal verbonden gaan de aanleg van ver
schillende openbare middelen van vervoer,
kanalisatie van de Maas enz.
Voor al dit werk hebben wij nu voor
alles noodig opzichten en leiders, bij voor
keur gekweekt in de streek zelve. Thans
werden wy overstroomd met leerlingen van
het technicum in Aken en Luik, en er is
niet n reden waarom dezen niet in Neder
land zelf zullen gevormd worden.
De aangewezen plaats daarvoor is zeker
Maastricht, reedg de zetel van uiterst be
langrijke industriën waarin een 20,000
arbeiders een (sober) bestaan vinden, en
dat gelegen vlak bij onze eigen mijnen
en bij uitgebreide buitenlandsche fabrieken
ook een uitstekende gelegenheid voor
praotische opleiding zal bieden.
Als ik goed ingelicht ben dan zal de
motie uitwerking hebben en is een comit
in voorbereiding dat de plannen met energie
zal willen aanpakken.
Zoo moet het gaan.
"Wil er van Limburg iets komen dan
moeten de inwoners zelven bewijzen de
handen uit de mouwen te willen steken.
Voor degenen die dat willen waren 't
geen aangename berichten die de Nieuwe
Courant de laatste tijden bracht over de
pogingen van de Directie der Staatsmijnen
om de zoogenaamde Maasconsessie*' in
handen te krijgen.
Vooral het laatste bericht, hetwelk ik uit
nadere informatie kan bevestigen, dat er
reeds eene voorloopige overeenkomst tus
schen de concessionarissen en de directie
der Staatsmijnen is tot stand gekomen, heeft
hen die verlangen naar snelle exploitatie
ernstig teleurgesteld.
Voorop zij gezet dat ik geen tegenstander
ben van staatsexploitatie; het feit dat de
Staat een uitgebreid kolenveld exploiteert
kan een invloed ten goede uitoefenen op
de geheele kolenpolitiek; zelfs zou ik me
toestanden kunnen voorstellen waarin uit
sluitende staatsexploitatie gewenscht was.
Thans geven echter theoretische beschou
wingen niet den doorslag, maar moet de
Staat zich laten leiden door het denkbeeld
dat voor alles intensieve ontginning noodig
is.
Nederland kan zich zelf voorzien van al
de kolen die 't behoeft; thang hangt de
bestaande exploitanten eene crisis boven
het hoofd door de bekende houiing van
het syndicaat; reeds nu moeten verschillende
mijnen hunne kolen opslaan, niet met opzet
om ze te bewaren voor een tijd van hoogere
prijzen dit is een paskwil daar door het
opslaan duizenden verloren gaan maar
omdat er geen afnemers zijn te vinden
en nu zou de Staat maatregelen gaan nemen
die snelle ontginning voor jaren en jaren
tegenhield ?
't Is te hopen dat de Regeering of
anders de Kamer met dit plan niet
medegaat. Te begrijpen is 't dat een directorium
als dat der Staatsmijnen, bestaande uit jonge
ijverzuchtige menschen, er van droomt een
fansche serie mijnen onder zijn beheer te
rijgen maar aan die utopieën behoeft
het waarachtig belang van de
kolenindustrie in het algemeen en van de pro
vincie Limburg in het bijzonder niet op
geofferd.
Er wordt gezegd dat de aanvragers van
de Maasconcessies" niet ernstig zijn in
dien zin, dat zij voor hun droit
d'inventeur" thans liever een zoete winst opstrij
ken dan zelf tot ontginning over te gaan
maar al ware dit zoo, dan is het alternatief
toch niet dat dan de Staat alles opslokt,
om 't voor tientallen en tientallen van jaren
onontgonnen te laten liggen.
Zou er dan werkelijk onder de
Nederlandsche groot-industrieelen al was 't
b.v. alleen maar «nder de Twentsche man
nen der nijverheid geen particulier
iniatitief genoeg zijn te vinden om als ernstig
concessionaris op te treden en tot snelle
ontginning en exploitatie over te gaan?
Of zou Minister Talma alleen het parti
culier initiatief steunen als 't betreft de
ongevallen-verzekering en zou onze huidige
Regeering in zoo vele andere zaken het
plechtanker der conservatieven in dézen
uitsluitende Staatsexploitatie gaan voor
staan ?
De wegen der politiek zijn duister, maar
hier moet nu politiek eens niet meespreken;
hier moet snelle ontginning" den doorslag
geven.
Toch vreezen velen hier dat de
Staatsmijnen hun zin zullen kunnen doordrijven,
omdat zügesteund zullen worden zoowel
door degenen die uitsluitend gedreven door
theoriën, het tegenwoordige belang zullen
verwaarloozen en alles aan den Staat willen
geven, als door hen die in beginsel voor
hetzij uitsluitend particulier hetzij gemengde
exploitatie toch de Staatsexploitatie zullen
steunen, omdat zij tegenstanders zijn van
snelle ontginning uit vrees voor de moreele
ondergang van Limburg's ingezetenen en
uit angst voor de invoer van andersden
kenden.
Dit is het ongeluk voor Limburg, dat
zoovelen van de gezaghebbender! niets meer
vreezen dan dat hier andere elementen
zullen komen dan de brave, gehoorzame,
edweeëschaepkens, die in alles de knie
uigen voor het kerkelijk gezag.
De clergévoelt dat in het mijndistrict
haar gezag gaat wankelen; zij tracht 't te
behouden, maar weet dat dit niet gaan zal.
Daarom moet het uiterste geprobeerd
en de ontginning tegengewerkt, onmogelijk
gemaakt althans naar verre toekomst
verschoven.
Tegen twee machten zullen zij, die aan
sturen op eene intensieve ontwikkeling
der Limburgsche industrieën, dus moeten
strijden.
Vol belangstelling wordt van hier de
afloop van den strijd gadegeslagen en tot
nog toe met de hoop dat Limburg's wel
vaart in dezen, boven al het andere, den
doorslag zal geven.
Zorg voor behoeftige militaire
en burger gepensioneerden.
Zie in den herfet met dankbaarheid
achter u en goedsmoeds in de toekomst.
(Rapport Ouderdomszorg" in Dene
marken. Mr. Elink Schuurman).
De kennisneming van de dezer dagen
door den Minister van Binnenlandsche
Zaken aanhangig gemaakte Armenwet en
van een kort overzicht van bovenbedoeld
rapport, geeft mij aanleiding eens te wijzen
op een onderwerp van dezelfde strekking
hetwelk dringend voorziening vereischt. We
hebben hier het oog op het behartigen van
de belangen van verreweg het grootste ge
deelte der van staatswege gepensionneerden.
Het is, naar onze meening, van algemeene
bekendheid, dat de gepensioneerden, bn
het verlaten van den dienst geldelijk in veel
slechter positie geraken, niet alleen door
vermindering van inkomen, maar ook omdat
er o. a. veelal een verhuizing aan verbonden
is. Een noodwendig gevolg van het laatste
is, dat de loopende rekeningen voldaan
moeten worden. Velen geraken door een en
ander dikwijls in de grootste moeielijkheden.
Nu zou men geneigd zyn te denken, dat de
Nederlaidsche regeering die arme drommels
tegemoet zou komen, door aan hen het
bedrag van het pensioen over het kwartaal
waarin de pensioneering valt, binnen en
kele dagen na het verlaten van den Staats
dienst, te doen uitbetalen en verder het
pensioen voorschotsgewijze te verstrekken
in de eerste maand van elk kwartaal. Zij
die zoo denken hebben het intusiohen glad
mis. De pensioenen worden eerit na het
einde van het kwartaal waarover zij loopen,
uitbetaald.
Finantieele schade kan de Staat door
bedoelde regeling nooit lijden, aangezien
wettelijk is bepaald, dat de pensioenen
worden uitbetaald tot het einde van het
vierendeel j aars, waarin de gepensioneerden
overlijden of de pensioenen om andere
redenen vervallen.
Bedoelde opoffering zou de Staat zieh,
ter wille van duizende behoeftigen, moeten
getroosten.
In elk geval zou de Regeering maatrege
len moeten nemen, dat de gepensioneerden
in de eerste dagen na den vervaldag de
pensioenen konden ontvangen. Nu ont
breekt daaraan dikwijls veel. In de grootere
steden worden de bewijzen van m leven
zijn (attestatiën de vita) door de hoofden
der gemeenten in alphabetische volgorde
der namen afgegeven en daarmede gaat
gewoonlijk meer dan twintig dagen heen.
Een en ander heeft helaas het noodwen
dige gevolg, dat van de Bank van leening
of van' andere instellingen moet worden
gebruik gemaakt.
E a in deze eenmaal op den verkeerden
weg, blijven de kwade gevolgen niet uit.
Het departement van oorlog heeft vroeger
dit bezwaar ingezien en bepaalde daarom
dat de gepensioneerde militairen van
lageren rang dan dien van officier by
de korpsen drie maanden voorschot pp hun
pensioen konden bekomen. De betaling ge
schiedde uit de gelden van het fonds voor
onderofficieren. Sedert 1891 is dit fonds op
geheven en moeten ook de gepensionneerde
mindere militairen zich nu maar weer be
helpen.
Bij ondervinding wetende in welke groote
moeielijkheden een zeer groot gedeelte onzer
brave en trouwe landsdienaren, door de
thans geldende regeling op het stuk van
uitbetaling van pensioenen, geraken, roe
pen we den Minister van Financiën toe;
Strek uw krachtigen arm uit om daaraan
een einde te maken."
Gr.
De Mnltatoli-uerdfnttii2.
Het is nn al weer voorbij, dit zonderlinge
en ietwat tegenstrijdige feest ter eere van
een man, van wien sommigen het maar
veilig achtten, dat hij dood en begraven was,
w^jl hu anders zyn huldiging gewis de
sarcasmen niet gespaard badde. Het is al
meer dan een week voorbij en opmerkende
hoeveel nieuwe interessantigheden in de
pers deze herinnering reeds verdrongen
hebbsn, zou men wel tot het besluit komen,
dat het inderdaad te laat was n» nog eens
over Multatuli te beginnen,... ah men niet
integendeel wist hoezeer hij nog altijd aan
de orde is in vele kringen des volks.
Maar dan toch anders dan uit een groot
deel dezer huldigende herdenking bleek. Die
voorstellingen, ze waren gewis goed bedoeld,
maar bij de opvoering der Vorstmichool miste
men toch wel zeer de Haspelsen, Le Gras,
mevrouw Beeramang ... dat gansene roem
ruchte tooneelspelersgeslacht van eertijds.
En men miste eigenlijk ook... de Vorsten
school zeif, dat eertjjds gevaarlijke, gedurfde,
opzien barende, geestdriftwekkende stuk,
waartegen en waarvoor gelijkelijk hefcige
artikelen en brochures werden gelanceerd"...
Waar was het gebleven, wat was er toch
veranderd, dat wij niets zagen, dan een tamme
politieke satire, een onuitstaanbare wy'sneus
van een vrije vrouw" en een romantische
idylle, waarbij iemand geregeld het hart in
'c lijf omdraaide ...
Helaas! die bloemen van weleer, wier geur
vervloog
Aan Aleïd was nooit eenige geur, noch
heerlijkheid, maar hiervoor is M. tenminste
zelf niet verantwoordelijk. Het betreft hier
immers een oeuvre postuume, door al te
ijverige vrienden als een fragmentarisch
kunstwerk gevierd en zoo waar nog eens ten
tooneele gebracht.
Dat was dan het tweede derde deel van de
huldigende herdenking.
Maar men kan op deze wijze Multatnli niet
huldigen, dat is de pijnlijke waarheid. Niets
dan minachting en spot zon hij over gehad
hebben voor het geval, ons af vragende of wij
ons dan zooveel beter achtten dan de men
schen, die h\j dertig, veertig jaar geleden
bestreed en waar dan onze daden waren.
Onze daden, die hem geenszins bevredigd
zooden hebben. Want de maatschappij, die
hy hervormde, ging ten slotte toch een
anderen weg, dan big gepast achtte en zyn
leven lang heeft hij, de idealistische
romanticug, de individualist en radikaal, nief.
begrepen, dat de wereld zelf niet ook idea
listisch en individualistisch kan zijn, omdat zij
nog wat anders is dan... idee en individu.
Daarom juist als bjj Christus lag ook
Multatuli'g koninkrijk, het ry'k van zyn trinmf
en zijn slagen,' niet op deze wereld, waar wy
't ideaal steeds begeeren, maar 't nooit
be