De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 22 mei pagina 1

22 mei 1910 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1717 A°. 1910 WEEKBLAD VOOE NEDERLAND Onder redactie -van. Mr. H. 1P. L. 'WTESSI3STGK Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor deu inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ....../ 1.50, fr. p. post / 1.65 Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/i Zondag 22 Mei Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ?0.25 . 0.30 .0.40 INHOUD: Bericht. - VAN VERBB EN VAN NABIJ: Tragikomedie. Kroniek. Brieven uit k«t Zuiden. Zorg voor behoeftige militairecn borger-zepensioneerden, door 6. Figaro ra S$B stamboom, door K. de Hartogh. FEULLETON: De komeet van Hallty, door C. A. Ikkink. KUNST EN LETTEREN: De Moltatuli-herdenking, door Frans Coenen. Brabahttche Sagen, door G. Bneken E net. Vereen, van Ednard Brom, beoord. door Henri H. van Calker. Berichten. VEOUWENRUBBIEK: Russische vrouwelijke studenten, door A. Verechoor. HoeZaantehe whoonen eh oudtijds kleedden, door J. H. B. Nienwe gooden vronwensieraden. Liefde en Wijsheid, door Feerke den Belg. ALLERLEI, door Interim. UIT DE NATUÜB, door E. Heiman». Weten ichappelyke Varia: Kometen-vertellingen, UI, door J. van der Bilt. Utrecht, H. W. Janten Vcor de Kunst", door Plasschaert. Tentoonstelling W. van den Berg, door Flttacbaert. Lonis Raemaekers als portzet-teekenaar, door Coraelis Veth. Brieven V*m Dom Jodocns, LXX. FINANCIEELE XN OECONOMI8CHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d. 8. SCHAAKSPEL. DAMBUBRIEK ADVERTENTIËN. ?wmiHiiiiitimiiiiiiiiiiiiiiiiiinmiiiiiiiimmiiiiiuiMiiiHiiiiiiMiiiiiiMii BERICHT. Daar de redacteur voor eenige weken afwezig is, vermelde men zijn naam niet op zendingen van stukken, voor de redactie" bestemd. Groote vertra ging zou er het gevolg van kunnen zijn. Tragikomedie. + Er is iets aan het droevige gren zend koirieks in de pogingen van de, dit jaar al vijfentwintig zomers tellende, Liberale Unie om een dragelijk fijuur te maken in ons politieke vaderland. Toen ze nog in de luren lag, -was 't al een miëserig kindje, en zelfs de teederste zorgen hebben het nooit een gezonde kleur kunnen bezorgen. Zoo nu en dan leek het er wel naar, maar ocharm, er zst toch eigenlijk te weinig bloed in. In 1891 bijvoorbeeld en in '94?'95 in de heftig bewogen dagen van den strijd cm de kieswet-Tak van Poortvliet, toen was het bijna of al wat er aan demo cratisch bloed in de Unie zat, tot flinke actie zich concentreeren zou. Maar die vuurtjes brandden gauw uit en het program van '96 droeg reeds al de ken merken, die sedert bij geen enkele Unie daad gemist werden, en waarvan deze ,beide wel de eerste zijn: slapheid en vaagheid. En toen ook kwam tevens, door het min of meer toevallig van het politieke tooneel verdwijnen van enkele wat kantiger figuren, de heer Goeman Borgesius in de Unie op de leidende plaats. Die naam is mér dan een pro gram! Het succes van zijn optreden kenteekent zich door de afscheiding der meer radicale elementen die in 1901 medededen aan de stichting der vrij zinnig-democratische partij, en door de vaster aaneensluiting der oude conser vatieve liberalen, die in 1906 hun partijverband vonden; het culmineert ten slotte in wat ten onzent voorgoed voor het symbool der meest slappe half heid geldt: de blanco-politiek. Dit is waarlijk een belangrijke praestatie; maar de eer ervan komt niet slechts den heer Borgesius toe, ook iedere partij immers heeft den leider dien zij verdient. Er is nu eenmaal met half heid geen aanspraak te maken op politiek fatsoen, en zonder op de qualiteiten van de leden der Unie-liberale fractie iets af' te dingen, is het toch wel zoo ongeveer .een axioma, dat wat zij zijn, ze dat zijn ondanks dat lidmaatschap. En daar raken wij aan de tragische kant der comedie: te zien hoe zelfs een groote dosis geleerdheid en politiek vernuft niet voldoende zijn om voor vallen te behoeden als men tussohen twee stoelen zitten wil. In plaats van de verzamel plaats te zijn van al wat in de burgerij ernstig en oprecht hervorming en voor uitgang wil, is de Unie geworden een min of meer los samenhangende groep van .pp de wijde zee der politiek op goed fortuin zeilende opportunisten. Maar nu zal er een nieuw vlagje in top gehaald worden. In stede van zich neer te leggen bij de droevige werke lijkheid en naar rechts en links uiteen te gaan, zullen de heeren zich een beginselverklaring en een op 't mogeIjjke en onmogelijke berekend program aanschaffen. Een beginselverklaring voor de Unte! Iets mér dan de initialen G. B. in het fier geheven vaandel. Yerwondert het ons, dat de heeren, die er reeds in Febr. 1909 op zijn gaan zinnen, met de publicatie gewacht hebben tot de maand van het jong-ontluikende leven? Hier is de verklaring, die negen even breed sprakige paragrafen inleidt: De Liberale Unie is van oordeel dat door den bloei onzer Volksgemeen schap in het heden en in de toekomst de Staatkunde gericht behoort te zijn op geleidelijke uitbreiding en verhoo ging van zedelijk, geestelijk en stoffelijk welvaren van het geheele volk, samen gaande met eene harmonische verhouding tusschen de belangen van individuen en groepen en die van het geheel. » Het hoofdbeginsel dat het streven naar bereiking van dat doel moet beheersohen is het beginsel der vrijheid. Dienovereenkomst ; wc rde de vrye uiting van gedachte ^-'^rbiedigd en verdedigd, de persoonlijke vrijheid ge handhaafd, de vrije ontwikkeling der in het volk aanwezige krachten ge steund; met vooropitelling van eene vrijzinnige handelspolitiek zoowel de productie en de volkswelvaart bevor derd als de economische onvrijheid der zwakken door krachtige sociale hervormingen zooveel mogelijk op geheven. De Liberale Unie oordeelt dat naar bereiking van bovengenoemd doel ge streefd moet worden met behoud van ons constitutioneel stelsel onder uit oefening van het volle Staatsburger schap door allen, die niet om redenen van staatsbelang daarvan behooren te worden uitgesloten." Met deze welgeslaagde grap, die har monische verhouding" naast dat beginsel der vryheid", komen wij aan de komische kant der tragedie en het spreekt dan ook vanzelf, dat er eigenlijk niemand is, die haar ernstig opneemt. Niet zoozeer nog om de woorden, welker draagkracht wij uit dit stijlbloempje zoo moeilijk bepalen kunnen, als wel omdat er uit de andere paragrafen van die harmonie" even weinig te zien komt als van de vrijheid". Woorden! Hoe vager hoe liever. De eenige vrijheid waarmede de heeren het werkelijk ernstig meenen, dat is die om elk oogenblik aan da beginsel verklaring den rug toe te keeren. Ze is nog maar pas geboren, en nog niet eens officieel ten doop gehouden bij voorbeeld of niemand minder dan de secretaris der Unie, de heer Roodhuizen, steekt in een te Utrecht gehouden politieke redevoering, die over de Vrijheid handelt maar hare beperking door den dwang be toogt, de loftrompet op de vrije liberalen. Hy liet zelfs, volgens het verslag in de N. Bott. Crt. een sterk protest hooren tegen de bewering, dat de vrrj-liberalen afkeerig zouden zijn van sociale wet geving." Terwijl hij aan het slot de vraag stelde: Welk verschil is er toch tusschen de Liberale Unie en den Vrij zinnig-Democratischen Bond ?" Maar, wat drommel, zou men willen vragen: wat wil die beginselverklaring dan? Of is dit heele program misschien een middel om een groote fusie in te leiden en weer eens te komen tot n Groote Liberale Partij, met een rechter vleugel, die de actie van den linker belet en een centrum, dat daartusschen een onvaste koers aangeeft? Met per slot weer geen andere leuzen daa anti-clericaal en antisocialistisch ? Het lijkt wel of de heer Roodhuizen ia die richting een ondracht had.. Men kan ten slotte van onze grootste liberale fractie" alles verwachten! KRONIEK. OP DEK VERKEERDEN + Er is verleden jaar nog al wat aange merkt op den maatregel van den Minister van Landbouw, die zijn ambtenaren, speciaal die welke met de arbeids-inspectie belast zijn, het lidmaatschap van gemeenteraden verbood. Toch sehünt de heer Talma school te maken. In het ontwerp tot wijziging van de organisatie van den Raad van State komt nu ook de bepaling voor, dat de amb tenaren van den R. v. St. gén openbare bedieningen mogen bekleeden,toegelicht door den wensch, dat men tin allen tijde over hun volledige werkkracht moet kunnen beschikken. Daar komt dus de aap uit den mouw, en ziet men het ware motief waarom ambte naren van een deel van hun burgerrecht worden beroofd. Zoo kan dus de Staatzelf zich niet eens ten behoeve van het algemeen belang ;de.' opoffering getroos ten, die hierdoor wordt gevergd. Enkele groote werkgevers zijn op dien weg al voorgegaan, zou de Staat gaan volgen? Minister Talma lukt het te willen en R. v. St. loopt al mede. Laat men daarvoor bijtijds een stokje steken l : Noa EENS MULTA.TULI-HULDE. + De heer Van Hall vestigt er onze aandacht op, dat wij onbillijk waren met in ons vorig nummer een stekeligheid te plaatsen, waarvan een der punten tegen hem gericht leek; onbillijk in de eerste plaat», omdat de voorzitter eener congresregelingscommissie niet aansprakelijk kan zijn voor het zwijgen van den congres voorzitter; in de tweede plaats, omdat de heer Van Hall zich reeds sedert 1872 niet onbetuigd had gelaten ten opzichte van Multatuli. Het zij zoo, maar het was ook onze bedoeling allerminst, den heer v. H. persoonlijk te krenken. Er zullen waar schijnlijk op dat congres wel meer geweest zijn, die zich ten opzichte van Multatuli niet onbetuigd hebben gelaten, maar wat wij in herinnering wilden brengen, was, dat het officieele congres toen, in 1887, als geheel over Multatuli (en Huet) zweeg en dat geen van zijn officieele organen, dat dus ook bijv. de regelingscommissie niet, die toch met de verschillende sprekers overleg gepleegd moet hebben, heeft zorg gedragen dat zoo iets ware voorkomen. Zelfs als het verzuim onopzettelijk was, is het teekenend. En waarom zou dan de heer Van Hall, de ziel" van het congres, zooals de voorzitter, die dat beter beoordeeleu kon dan wij dat nu kunnen, hem noemde, zijn deel daaraan niet te dragen krijgen, ook nu hij-zelf mede heeft zorg gedragen voor een door ons dankbaar aanvaarden vooruitgang ? Brieven uit het Zuiden. * * * LlMBUKO. In mijn vorig schrijven sprak ik de ver wachting uit dat Maastricht zich niet zonder protest zou neerleggen bij het clericale ambachtsschooltje dat de geestelijkheid ons wil bezorgen. Deze verwachting is uitgekomen. Op initiatief der Onafhankelijke Kiesvereeniging is een openbare vergadering belegd waarin het oud-raadslid Klynen de plannen aan een scherpe critiek onderwierp en waarin deze ook voorlas mijn vorige brief, ook als bewijs van waardeering van het feit dat de Groene" althans, getuige deze brieven, belang begon te stellen en trachtte op te wekken voor het nog altijd donkere Zuiden. De vergadering die door ruim 300 personen werd bezocht nam met bijna algemeene stemmen eene motie aan, welke ter kennis van den Raad zal gebracht worden, waarin wordt afgekeurd het clericaal karakter dat in een voor allen toe gankelijke ambachtsschool zal gelegd worden. Die motie deed echter meer; zy sprak ook uit de wengcbelijkheid dat pogingen in het werk gesteld zullen worden om te komen tot oprichting eener neutrale middelbare technische school. De voorstellers hebben inderdaad getoond hiermede in te zien hetgeen Maastricht behoeft, wil het worden het middelpunt van een industrieel centrum. 't Staat vast dat binnen afzienbaren tijd industriën van velerlei soort in ons zuiden een grooter vlucht zullen nemen. Daarmede zal verbonden gaan de aanleg van ver schillende openbare middelen van vervoer, kanalisatie van de Maas enz. Voor al dit werk hebben wij nu voor alles noodig opzichten en leiders, bij voor keur gekweekt in de streek zelve. Thans werden wy overstroomd met leerlingen van het technicum in Aken en Luik, en er is niet n reden waarom dezen niet in Neder land zelf zullen gevormd worden. De aangewezen plaats daarvoor is zeker Maastricht, reedg de zetel van uiterst be langrijke industriën waarin een 20,000 arbeiders een (sober) bestaan vinden, en dat gelegen vlak bij onze eigen mijnen en bij uitgebreide buitenlandsche fabrieken ook een uitstekende gelegenheid voor praotische opleiding zal bieden. Als ik goed ingelicht ben dan zal de motie uitwerking hebben en is een comit in voorbereiding dat de plannen met energie zal willen aanpakken. Zoo moet het gaan. "Wil er van Limburg iets komen dan moeten de inwoners zelven bewijzen de handen uit de mouwen te willen steken. Voor degenen die dat willen waren 't geen aangename berichten die de Nieuwe Courant de laatste tijden bracht over de pogingen van de Directie der Staatsmijnen om de zoogenaamde Maasconsessie*' in handen te krijgen. Vooral het laatste bericht, hetwelk ik uit nadere informatie kan bevestigen, dat er reeds eene voorloopige overeenkomst tus schen de concessionarissen en de directie der Staatsmijnen is tot stand gekomen, heeft hen die verlangen naar snelle exploitatie ernstig teleurgesteld. Voorop zij gezet dat ik geen tegenstander ben van staatsexploitatie; het feit dat de Staat een uitgebreid kolenveld exploiteert kan een invloed ten goede uitoefenen op de geheele kolenpolitiek; zelfs zou ik me toestanden kunnen voorstellen waarin uit sluitende staatsexploitatie gewenscht was. Thans geven echter theoretische beschou wingen niet den doorslag, maar moet de Staat zich laten leiden door het denkbeeld dat voor alles intensieve ontginning noodig is. Nederland kan zich zelf voorzien van al de kolen die 't behoeft; thang hangt de bestaande exploitanten eene crisis boven het hoofd door de bekende houiing van het syndicaat; reeds nu moeten verschillende mijnen hunne kolen opslaan, niet met opzet om ze te bewaren voor een tijd van hoogere prijzen dit is een paskwil daar door het opslaan duizenden verloren gaan maar omdat er geen afnemers zijn te vinden en nu zou de Staat maatregelen gaan nemen die snelle ontginning voor jaren en jaren tegenhield ? 't Is te hopen dat de Regeering of anders de Kamer met dit plan niet medegaat. Te begrijpen is 't dat een directorium als dat der Staatsmijnen, bestaande uit jonge ijverzuchtige menschen, er van droomt een fansche serie mijnen onder zijn beheer te rijgen maar aan die utopieën behoeft het waarachtig belang van de kolenindustrie in het algemeen en van de pro vincie Limburg in het bijzonder niet op geofferd. Er wordt gezegd dat de aanvragers van de Maasconcessies" niet ernstig zijn in dien zin, dat zij voor hun droit d'inventeur" thans liever een zoete winst opstrij ken dan zelf tot ontginning over te gaan maar al ware dit zoo, dan is het alternatief toch niet dat dan de Staat alles opslokt, om 't voor tientallen en tientallen van jaren onontgonnen te laten liggen. Zou er dan werkelijk onder de Nederlandsche groot-industrieelen al was 't b.v. alleen maar «nder de Twentsche man nen der nijverheid geen particulier iniatitief genoeg zijn te vinden om als ernstig concessionaris op te treden en tot snelle ontginning en exploitatie over te gaan? Of zou Minister Talma alleen het parti culier initiatief steunen als 't betreft de ongevallen-verzekering en zou onze huidige Regeering in zoo vele andere zaken het plechtanker der conservatieven in dézen uitsluitende Staatsexploitatie gaan voor staan ? De wegen der politiek zijn duister, maar hier moet nu politiek eens niet meespreken; hier moet snelle ontginning" den doorslag geven. Toch vreezen velen hier dat de Staatsmijnen hun zin zullen kunnen doordrijven, omdat zügesteund zullen worden zoowel door degenen die uitsluitend gedreven door theoriën, het tegenwoordige belang zullen verwaarloozen en alles aan den Staat willen geven, als door hen die in beginsel voor hetzij uitsluitend particulier hetzij gemengde exploitatie toch de Staatsexploitatie zullen steunen, omdat zij tegenstanders zijn van snelle ontginning uit vrees voor de moreele ondergang van Limburg's ingezetenen en uit angst voor de invoer van andersden kenden. Dit is het ongeluk voor Limburg, dat zoovelen van de gezaghebbender! niets meer vreezen dan dat hier andere elementen zullen komen dan de brave, gehoorzame, edweeëschaepkens, die in alles de knie uigen voor het kerkelijk gezag. De clergévoelt dat in het mijndistrict haar gezag gaat wankelen; zij tracht 't te behouden, maar weet dat dit niet gaan zal. Daarom moet het uiterste geprobeerd en de ontginning tegengewerkt, onmogelijk gemaakt althans naar verre toekomst verschoven. Tegen twee machten zullen zij, die aan sturen op eene intensieve ontwikkeling der Limburgsche industrieën, dus moeten strijden. Vol belangstelling wordt van hier de afloop van den strijd gadegeslagen en tot nog toe met de hoop dat Limburg's wel vaart in dezen, boven al het andere, den doorslag zal geven. Zorg voor behoeftige militaire en burger gepensioneerden. Zie in den herfet met dankbaarheid achter u en goedsmoeds in de toekomst. (Rapport Ouderdomszorg" in Dene marken. Mr. Elink Schuurman). De kennisneming van de dezer dagen door den Minister van Binnenlandsche Zaken aanhangig gemaakte Armenwet en van een kort overzicht van bovenbedoeld rapport, geeft mij aanleiding eens te wijzen op een onderwerp van dezelfde strekking hetwelk dringend voorziening vereischt. We hebben hier het oog op het behartigen van de belangen van verreweg het grootste ge deelte der van staatswege gepensionneerden. Het is, naar onze meening, van algemeene bekendheid, dat de gepensioneerden, bn het verlaten van den dienst geldelijk in veel slechter positie geraken, niet alleen door vermindering van inkomen, maar ook omdat er o. a. veelal een verhuizing aan verbonden is. Een noodwendig gevolg van het laatste is, dat de loopende rekeningen voldaan moeten worden. Velen geraken door een en ander dikwijls in de grootste moeielijkheden. Nu zou men geneigd zyn te denken, dat de Nederlaidsche regeering die arme drommels tegemoet zou komen, door aan hen het bedrag van het pensioen over het kwartaal waarin de pensioneering valt, binnen en kele dagen na het verlaten van den Staats dienst, te doen uitbetalen en verder het pensioen voorschotsgewijze te verstrekken in de eerste maand van elk kwartaal. Zij die zoo denken hebben het intusiohen glad mis. De pensioenen worden eerit na het einde van het kwartaal waarover zij loopen, uitbetaald. Finantieele schade kan de Staat door bedoelde regeling nooit lijden, aangezien wettelijk is bepaald, dat de pensioenen worden uitbetaald tot het einde van het vierendeel j aars, waarin de gepensioneerden overlijden of de pensioenen om andere redenen vervallen. Bedoelde opoffering zou de Staat zieh, ter wille van duizende behoeftigen, moeten getroosten. In elk geval zou de Regeering maatrege len moeten nemen, dat de gepensioneerden in de eerste dagen na den vervaldag de pensioenen konden ontvangen. Nu ont breekt daaraan dikwijls veel. In de grootere steden worden de bewijzen van m leven zijn (attestatiën de vita) door de hoofden der gemeenten in alphabetische volgorde der namen afgegeven en daarmede gaat gewoonlijk meer dan twintig dagen heen. Een en ander heeft helaas het noodwen dige gevolg, dat van de Bank van leening of van' andere instellingen moet worden gebruik gemaakt. E a in deze eenmaal op den verkeerden weg, blijven de kwade gevolgen niet uit. Het departement van oorlog heeft vroeger dit bezwaar ingezien en bepaalde daarom dat de gepensioneerde militairen van lageren rang dan dien van officier by de korpsen drie maanden voorschot pp hun pensioen konden bekomen. De betaling ge schiedde uit de gelden van het fonds voor onderofficieren. Sedert 1891 is dit fonds op geheven en moeten ook de gepensionneerde mindere militairen zich nu maar weer be helpen. Bij ondervinding wetende in welke groote moeielijkheden een zeer groot gedeelte onzer brave en trouwe landsdienaren, door de thans geldende regeling op het stuk van uitbetaling van pensioenen, geraken, roe pen we den Minister van Financiën toe; Strek uw krachtigen arm uit om daaraan een einde te maken." Gr. De Mnltatoli-uerdfnttii2. Het is nn al weer voorbij, dit zonderlinge en ietwat tegenstrijdige feest ter eere van een man, van wien sommigen het maar veilig achtten, dat hij dood en begraven was, w^jl hu anders zyn huldiging gewis de sarcasmen niet gespaard badde. Het is al meer dan een week voorbij en opmerkende hoeveel nieuwe interessantigheden in de pers deze herinnering reeds verdrongen hebbsn, zou men wel tot het besluit komen, dat het inderdaad te laat was n» nog eens over Multatuli te beginnen,... ah men niet integendeel wist hoezeer hij nog altijd aan de orde is in vele kringen des volks. Maar dan toch anders dan uit een groot deel dezer huldigende herdenking bleek. Die voorstellingen, ze waren gewis goed bedoeld, maar bij de opvoering der Vorstmichool miste men toch wel zeer de Haspelsen, Le Gras, mevrouw Beeramang ... dat gansene roem ruchte tooneelspelersgeslacht van eertijds. En men miste eigenlijk ook... de Vorsten school zeif, dat eertjjds gevaarlijke, gedurfde, opzien barende, geestdriftwekkende stuk, waartegen en waarvoor gelijkelijk hefcige artikelen en brochures werden gelanceerd"... Waar was het gebleven, wat was er toch veranderd, dat wij niets zagen, dan een tamme politieke satire, een onuitstaanbare wy'sneus van een vrije vrouw" en een romantische idylle, waarbij iemand geregeld het hart in 'c lijf omdraaide ... Helaas! die bloemen van weleer, wier geur vervloog Aan Aleïd was nooit eenige geur, noch heerlijkheid, maar hiervoor is M. tenminste zelf niet verantwoordelijk. Het betreft hier immers een oeuvre postuume, door al te ijverige vrienden als een fragmentarisch kunstwerk gevierd en zoo waar nog eens ten tooneele gebracht. Dat was dan het tweede derde deel van de huldigende herdenking. Maar men kan op deze wijze Multatnli niet huldigen, dat is de pijnlijke waarheid. Niets dan minachting en spot zon hij over gehad hebben voor het geval, ons af vragende of wij ons dan zooveel beter achtten dan de men schen, die h\j dertig, veertig jaar geleden bestreed en waar dan onze daden waren. Onze daden, die hem geenszins bevredigd zooden hebben. Want de maatschappij, die hy hervormde, ging ten slotte toch een anderen weg, dan big gepast achtte en zyn leven lang heeft hij, de idealistische romanticug, de individualist en radikaal, nief. begrepen, dat de wereld zelf niet ook idea listisch en individualistisch kan zijn, omdat zij nog wat anders is dan... idee en individu. Daarom juist als bjj Christus lag ook Multatuli'g koninkrijk, het ry'k van zyn trinmf en zijn slagen,' niet op deze wereld, waar wy 't ideaal steeds begeeren, maar 't nooit be

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl