De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 22 mei pagina 6

22 mei 1910 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1717 CTiNSCHAPPEliJKE IIL De Komeet van Halley dankt haar loem aan het feit dat zij de eerste komeet is ge weest' waarvan het periodiek zyn ontdekt is, maar dat zon anderen dan beroeps-astronomen volkomen kond laten, indien ze niet tevens de eenige periodieke komeet was, die voor 't bloote oog zichtbaar wordt. Aan dit laatste danken wïook bet terugvinden van ondere verschoningen waarvan er vele ge boekt ztffl; de lust vangt aan met 't jaar 11 v. Chr. of 87 v. Chr., maar eerst van de verschijning van 451 D. Chr. is men volkomen zeker. Halley zelf nam de komeet waar in 1682 en voorspelde den terugkeer in 1759; over wat men toen en bij den volgenden terugkeer in 1835 in Nederland gedaan heeft, wil ik n een en ander mededeelen; een vol ledig relaas kan natuurlijk bjj de beperkte plaatsruimte niet verwacht worden. Laat ons echter alvorens tot 1759 te komon, voor enkele oudere verschijningen ona licht op steken bij genoemden Pieter Jansz. Twisck die ons in zy'n Comeet-Boecxken heel wat mededeelt, natuurlijk zonder dat hjj zich bewust is telkens dezelfde komeet te behan delen. in. 631. In dese tydt werdt ghesien een Comete 20 daghen langh de welcke om dat haer stralen opwaerts streckende waren, als een brandende Fackel, ghenoemt wierdt Lampadias zynde een voorbode van een hart ende strengh Oorlogb." &n. 684. Doenmen reeckende naeChrigti gheboorte ses hondert vier- en tachtigh Jaar, soo verscheen der een Comeet drie Maenden aen malkanderen den na- volghen oden j immer bewysende: Want daer quamen algulcke plasregenen, storm-winden ende donder-slaghen dierghelyckan voortydts ongheaien ende onghehoort waren. Veel vees stierf waer af den menschen groote beschadinghe regen. Feel Persoonen werden ion den BKcxem moer beschenen ende storven terttondt." 1) An. 1066. In de May-Maendt ig verscheenen een Comeet altydt den onder-gaende Sonne volghende. Hadde eerst de groote van een volle Mane: ig me t het ny t-wassen van de steert allengskens kleynder gheworden ende ig ghesien derthien Nachten presagierende het ongelnck in Engelandt gheschiedt. Want Guilhelmus, Vorst van Normandien valt met een Heyr-kracht in Enghelandt ende slaet de Enghelsehe met haren Coningh Haraldum doende hem gel ven daer nae kroonen tot een Coningh van Enghelandt ende heeft de Enghelsehe deerlyck als een Tijran ghequelt." . Zpoals bekend is, heeft Mathilde, de ge malin van Willen» den Veroveraar deze geheele geschiedenis weergegeven op een 70 Meter lang eigenhandig geweven tapytwerk. Dit tapy'twerk dat nog in uitmuntenden staat verkeert en te Bayeux (in Normandië) bewaard wordt heeft o. a. op last van Napo leon I een rondreis door Frankrijk gemaakt, waarbij het overal vertoond werd om enthou siasme te kweeken voor zijn naar Engeland beraamden overtocht. Daar men in alle ver handelingen over de komeet van Halley slechts dat kleine gedeelte gereproduceerd vindt waarop dit hemellicht is afgebeeld, stelt u het wellicht op pry'g hier nagenoeg het geheele tapytwerk weergegeven te vinden. An. 1456. ... Daer verschenen oock verseheyden wonderen: In 't Sabinische Landt worde een kalf met twee Hoofden voortghebracht. In 't Landt Lignria worde een Kindt ghebooren met een seer groot Hooft hebbende 6 Tanden in de Mout. Oock reghendet aldaer Vleysch ende te Bomen reghendet Bloedt." Maar de meest curieuse beschrijving en de meest zonderlinge opvatting omtrent de ge dragingen eener komeet, wordt toch gevonden in het reeds vroeger genoemde werkje van Mnlerius: Hemelsche Trompet. Daarin wordt Sehetskaartje van den Westelijken Hemel waar de komeet van Halley tnsschen 20 en 29 Mei te zien zal zy'n; de plaatgen der sterren ten opzichte van het aangegeven Westpunt gelden voor 25 Mei 's avonds 9 uur. De onderstreepte namen zy'n eigennamen van eterren, de n iet-onderstreepte zrjn namen van sterrenbeelden. de komeet van Halley in 1607" beschreven en de overtuiging uitgesproken dat de groote komeet van 1618, (die in 't vorige nummer van dit Weekblad is afgebeeld) daarmede identiek is omdat ze toevallig ontdekt werd ongeveer in dat deel van den hemel, waar de komeet van 1607 onzichtbaar werd 11 Overtuig u zelf: Den Ce mee t van t' jaer 1607 sachmen in Septemb. ende in October. Hy' qaam uytkycken in t' Noorderhoeek bij de Beerg sterte ende voer vandaer met een rechte Cours S. Snydoogt aen tot an die Scorpioen toe alwaer hij in een haven troek invisible. 1) Merckt nu wel an, hoe dat elf jaer daer na ig onse Comeet nyt het selve gat of t daer ontrent uytgheborsten ende islanghsdeselve Cours gevaren N. Noord west aen tot an des voorsz. Beers sterte alwaer men ge noch sach den 17 ende 18 Decemb. geer cleyn als een schip dat bycans nyt het gesichte gevaren ig. Dit heeft mede Byn begonder insien ende beduydinge." Na zulke beschouwingen is de stap van 150 jaar die noodig is om ons te brengen tot de eerste wetenschappelijke waarnemingen der komeet van Halley, in ona land,leen ware verkwikking. Gaarne zou ik u ook over de ver schijning van 1682 iets verteld hebben, maar ik heb daarvan behalve een enkele korte opmer king van Chr. Huygens niets kunnen vinden. Toch bestonden toen n de Leidsche n de Utrechtsche Sterrenwacht. De eerste werd opgericht in 1632, de 21e in 1610; zij zy'n de ondite met-particuliere Sterrenwachten der wereld, doch sukkelden zeer langen ty'd n met goede instrumenten n met dito waar nemers. Toen het jaar 1759 naderde en ieder in gpanning was of Halley'g voorspelling zou uitkomen, zat men echter ook in Nederland niet stil, ja in 1756 reeds kon men van de hand van Wytze Foppes, Geadmitteerde Landmeter, Wynroeyer en Mathematisch Instru mentmaker, telkens berichten over deze veel besproken voorspelling lezen in de Saturdagte Leeuwarder Courant; de onbekende die expres (zie vroeger) zy'n titel y'sselyk klinkend" had gemaakt, schreef een lange verhandeling, maar wetenschappelijke berekeningen vinden wij alleen by den meergenoemden Dirk Klinkenberg en by Jan Schim, koopman te Maassluis, beiden lid van de Hollandse Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem. Deze berekeningen staan niet op a lijn met het werk van Clairaut, ofschoon Schim zich evenals dezen aan storingsberekeningen waagde. Klinkenberg verrichtte monniken werk ; hij berekende de plaats aan den hemel waar de komeet verschijnen zon, indien ze haar perihelium bereikte op 15 Jan., 14 Febr. De komeet van HALLEY in 1909 en '10. De Kijker van de Utrchtsche Sterrenwacht. enz. zoowel voor 1757 als 1758. Totaal nam hij 28 mogelijke datums in de berekeningen op. Clairaut berekende eerst den datum van periheliumpassage, vond daarvoor 13 April 1759 en gaf daarna de plaats aan den hemel aan, waar men naar de komeet moest zoeken (Journal des Scavans Janvier 1759) en waar ze ook gevonden werd (25 Dec. 1758.) Toen de komee^ eenmaal ontdekt was, heeft be halve Klinkenberg, de directeur der Leidsche sterrenwacht, mr. Johan Lulofs al zy'n best gedaan haar waar te nemen, d.w.z. hare schynbare plaatsen ten opzichte van de sterren uit te meten. Lulofe, die van 1742 tot 1768 hoogleeraar te Leiden geweest is, wordt door Kaiser geprezen als een in alle opzichten voor zy'ne taak berekend man, die, ware hem de beschikking gegeven over goede instru menten, zich ongetwijfeld een plaats zoa verworven hebben onder de grootste sterren kundigen van zijn tijd. In al de jaren van zyn hoogleraarschap speelt zich echter te Leiden op het gebied der optische hulpmid delen een lijdensgeschiedenis af, waarover hier niet verder uitgeweid kan worden, maar die toch naar aanleiding van de verschijning der komeet van Halley even genoemd moet worden. Een hoofdstuk dezer lijdensgeschie denis ontstaat o.a. uit de hem opgelegde verplichting de sterrenwacht ook 's avonds publiek toegankelijk te stellen l Alleen", zoo roept hij uit, nadat hij gezegd heeft, zijne jammerklachten maar liever vóór zich te zullen houden, alleen ben ik genoodzaakt om te beljjden dat onder geen van de minste hinderpalen te rekenen is eene menigte van onkundige, telkens tot ver reëler s toe wederkomende, en daarbij onheugche toekijkers, die door een yergtandelooze nieuwsgierigheid gedreven, niets van het sterre-plat mede konden draagen dan de ijdele glorie van den wederkeerenden Comeet of ten minsten den Comeet welken zy' op my'n woord moesten gelooven denzelfden te zijn met dien van het jaar 1682 door een kenrigen verrekijker van Newton gezien te hebben; een glorie die mij de rust van den Micrometer 2) en dus het vermaak ontroofd heeft van nauwkeurige waarnemingen te leveren 3), en welke ik- hun behoudens de welvoegeljjkheid (doordien het Observatorium van 's Lands Hoogeschool tot dienst van het Gemeen geschikt is) door de deur te sluiten voor onknndigen, niet konde ontfutselen." Hoe prettig dat de welvoegelykheid van astronomen er in de laatste 150 jaar op achteruit gegaan is, ten bate van de Weten schap! Lulofs kon nu geen instrument gebruiken dat fijnere metingen beoogde, maar moest zich behelpen met een z. g. Azimuthaal Quadrant", waardoor zijne plaatsbepalingen veel ruwer werden. Ook Klinkenberg kon slechts ruwe metingen doen, wel had hy een vry groot instrument, een 14 duims teleskoop, (Wbl. Buiten) maar daaraan was geen inrichting om kleine afstanden tuaschen de komeet en de vaste sterren uit te meten. Aan dezen zelfden ky'ker observeerde ook de beroemde Hennert die vijf jaar later ge roepen zou worden om als directeur der Utrechtscbe sterrenwacht op te treden, welk ambt hij 40 jaar (1764?1804) bekleed heeft. Van f laatsbepalingen der komeet van Halley te Utrecht in 1759 leest men nergens; het is niet onwaarschijnlijk dat eene in dat jaar vallende directearswieseling daarvan de oor zaak ig 3). Beschrijvingen van de komeet van Halley in 1759 vindt men o.a. in de Haerlemsche Courant van den 3den April en den 8den Mey en in den Postryder" voor de Maent Mey (1759) In onze koloniën is ze waarge nomen door een luitenant in dienst der d. O. I. Compagnie genaamd Pieter Hermanus Ohdem. Ook zijne waarnemingen zyn veel ruwer dan wat goede instrumenten van zyn ty'd lederen konden. Waar Lnlofa tenminste de metingen op een minuut boogs nauw keurig kon geven, gaf het instrument van Ohdem deze zesmaal ruwer en het moest met een kompasnaald in den meridiaan ge steld worden l Hoe zulke waarnemingen van die van tegenwoordig verschilden, moge blijken uit eene opteekening als deze: April 6. Omtrent 4>i uuren 's morgens. de Comeet 28°hoog en 9°30' bez. 't Ooster. En een vaste ster van de 3e grootte (welke deze was, wordt niet eens gezegd!) in de staart van Capricornus 34°hoog en 17°W bez.'t Oosten. Laat ons thans zien hoe het in 1835 gesteld was. Toen de komeet van Halley in dat jaar wederom het hartje van ons zonnestelsel kwam opzoeken, vond zy over de geheele beschaafde wereld uitstekend ingerichte ster renwachten en geoefende sterrenkundigen om haar eene waardige ontvangst te bereiden. Nederland maakte hierop een uitzondering; de ontvangst ondervonden van de zijde der Nederlandsche sterrenkunde was hoogst on waardig. De groote Kaiser, toen observator te Leiden, had aan de sterrenwacht aldaar geen enkel instrument dat voor de waarne mingen dienen kon, en zoo moest hy zich de vernedering getroosten een kleinen kijker in slechten staat ter leen ? te aanvaarden van een begunstiger der wetenschap, den heer Stoop te Amsterdam. Het was een instrument van 9.5 c M. opening, voorzien van een ringmicrometer. Nadat hy in den korten tyd die hem restte eigenhandig dezen kijker gerepareerd en in bruikbaren toe stand had gebracht, herschiep hij zijne woning in eea kometen-observatorium. En daar heeft met ongeloofelijke inspanning en op de meest gebrekkige wyze de vertegen woordiger der oudste officiëele Sterrenwacht der wereld den ouden wereldreiziger bewon derd en zy'n weg bepaald. Dit geschiedde van 23 Aug. tot 6 Oct. 1835 op de vliering, waar gaten in de muren waren gemaakt ten be hoeve van een eenigszini vaste opstelling; van 6 Oct. tot 15 Oct. in de open lucht in den achtertuin en van 15 Oct. tot 10 Nov. op den achterzolder, waar de drievoet die den kijker droeg, niet eens behoorlijk gesteld kon wor den. Na 10 Nov. gaf deze stoere werker den strijd niet op, maar trachtte door het uitlichten van dakpannen en h«t schuiven van de kykerbuis tusfchen de daksparren door, nog meer waarnemingen der komeet te verze keren. Het gelukte hem niet. Een uit muntende verhande ling over de loopbaan van het veelbespro ken hemellicht, be zorgde hem het docto raat honoris causa, vaar deze onderscheiding werd gevolgd door eene grievende teleurstelling, welke redelij kerwijze wel verwacht had kannen worden: de verkregen plootten verden niet nauwkeurig genoeg geoordeeld om tot de joiste loopbaan bepaling bij te dragen I Er was by deze verschijning van onze komeet ook te Amsterdam een Sterrenwacht; de derde verdieping van het prachtige in 1787 aan de Keizersgracht opgetrokken ge bouw van de Maatschappij van Verdiensten, ten spreuke voerende Felix Meritis" wasjeeds in 1798 geheel als zoodanig ingericht. Ze be zat volgens een schrijven van Van Beeck Calkoen 4) aan V on Zach een uitstekenden op gefundeerde pylers geplaatsten meridiaan kijker, een goede pendule en behalve eenige kleinere instrumenten ook een parallaktigchen ky'ker met dradenkrnis door een Leidschen instrumentmaker vervaardigd. Toch schijnen in 1835 op de komeet van Halley geene eigenlijke waarnemingen, d. w, z. me tingen" verricht te zijn. De redenen daarvoor zijn my niet bekend. Utrecht had nog steeds hare oude sterren wacht, den Smeetoren, in 1145 gesticht en omstreeks 1818 voor liet laatst verbouwd; een toren met vijf verdiepingen die van on deren af de volgende bestemmingen hadden: 1. Woonkamer van den observator. 2. diens slaapkamer. 3 droogzolder. 4 collegekamer. 5 plat met observatiekoepel I De observator die daar huisde toen de komeet van Halley bij hare vorige verschij ning aan den hemel prijkte, was G. B. Fockens, een buitengewoon begaafde jonge man, die niet minder dan viermaal met goud bekroond is geworden na het beantwoorden van acade mische prijsvragen, doch van zyne krachten helaas te veel gevergd heeft en in 1840 op 30 jarigen leeftijd wegens zielsziekte zyne betrekking moest neerleggen. Hoewel in 1826 een refractor van 11.5 cm. was opgesteld, gekocht van gelden door de stad Utrecht aan Prof. G. Moll gegeven toen deze voor eene benoeming te Leiden bedankte, schijnt Fockens over dit instrument niet de volle beschikking gehad te hebben. Hij heeft tenminste de komeet van Halley waargenomen met een veel kleiner instrument dat hierbij afgebeeld is. Het heeft een objectief van nog geen 7 cm. Ter vergelijking vestig ik Uwe aandacht op de twee observatietorens van waar uit thans hetzelfde hemellicht wordt waargeno men. In den linkschen toren staat de refractor van 26 cm., voor de plaatsbepalingen (de komeet was hierin reeds 7 November 1909 zichtbaar); in den rechtechen toren staat de bovenvermelde ky'ker van 11.5 cm. tijdelijk ingericht voorspectroscopische waarnemingen De nieuwe sterrenwacht te Utrecht dateert van 1853; kort geleden is het complex der gebouwen aanzienlijk uitgebreid o. a. met een afzonderlijk bibliotheekgebouw. Zooalg bekend geacht mag worden, wordt tegenwoordig by'na alleg wat men weet omtrent kometen, geleerd door bestudeering van het verkregen photographisch materiaal. Daar men vóór 1881 geen kometen kon photographeeren, ig dit materiaal voor de komeet van Halley dus dezen keer iets nieuws even goed als het onderzoek van het uitgezonden licht. Aan geen der beide nieuwigheden kan de sterrenwacht te Utrecht meedoen. Er is een photographisch objectief dat echter niet opge steld kan worden, en de spectroscopische waarnemingen" moeten zich bepalen tot het bekijken van het spectrum zonder metingen te kunnen verrichten. En zoo ia by elke verschijning van de be roemde staartster de Nederlandsche sterren kunde achteraan komen hinken. Hoe lang zal ze dat op dit gebied nog doen en waar blijven de Nederlandache Licks, Yerkes, Bruces, Bischoflsheims, die de beoefening van deze oudste en waardigste aller weten schappen brengen op een hooger peil 1 Wie zet voor n enkelen keer eens een slagje in Rubbers" om in waarnemingen met een X-speetroscoop" en ontdekkingen met een van der Z. kijker"? Tot welke (zotte?) gedachten een komeet 1) De cursiveering is van my. 2) Een toestel waarmede kleine afstanden aan den hemel kunnen worden uitgemeten. 3) J. D. Hahn werd opgevolgd door J. Castillion; voor beiden was eigenlijk de ster renkunde een bijvak. Zeer uitvoerig wordt alles wat in 1759 in Nederland vooral op het gebied van wetenschap en kunst te doen was, beschreven in het dagboek van den Zweedschen geleerde Bergt Ferrner, kort geleden door dr. G. W. Kernkamp uitgege ven in de Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. 4) J. F. van Beeck Calkoen was van 1799?1805 directeur der Leidsche- en van 1805?1811 directeur der Utrechtsche ster renwacht. De Utrechtsche Sterrenwacht in 1835. (Op den achtergrond de Geertekerk). De observatietorens der Utrechtsche sterrenwacht, van waaruit thans de komeet van Halley wordt waargenomen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl