Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1717
CTiNSCHAPPEliJKE
IIL
De Komeet van Halley dankt haar loem
aan het feit dat zij de eerste komeet is ge
weest' waarvan het periodiek zyn ontdekt is,
maar dat zon anderen dan
beroeps-astronomen volkomen kond laten, indien ze niet
tevens de eenige periodieke komeet was, die
voor 't bloote oog zichtbaar wordt. Aan dit
laatste danken wïook bet terugvinden van
ondere verschoningen waarvan er vele ge
boekt ztffl; de lust vangt aan met 't jaar 11
v. Chr. of 87 v. Chr., maar eerst van de
verschijning van 451 D. Chr. is men volkomen
zeker. Halley zelf nam de komeet waar in
1682 en voorspelde den terugkeer in 1759;
over wat men toen en bij den volgenden
terugkeer in 1835 in Nederland gedaan heeft,
wil ik n een en ander mededeelen; een vol
ledig relaas kan natuurlijk bjj de beperkte
plaatsruimte niet verwacht worden. Laat ons
echter alvorens tot 1759 te komon, voor
enkele oudere verschijningen ona licht op
steken bij genoemden Pieter Jansz. Twisck
die ons in zy'n Comeet-Boecxken heel wat
mededeelt, natuurlijk zonder dat hjj zich
bewust is telkens dezelfde komeet te behan
delen.
in. 631. In dese tydt werdt ghesien een
Comete 20 daghen langh de welcke om dat
haer stralen opwaerts streckende waren, als
een brandende Fackel, ghenoemt wierdt
Lampadias zynde een voorbode van een hart
ende strengh Oorlogb."
&n. 684. Doenmen reeckende naeChrigti
gheboorte ses hondert vier- en tachtigh
Jaar, soo verscheen der een Comeet drie
Maenden aen malkanderen den na- volghen
oden j immer bewysende: Want daer
quamen algulcke plasregenen, storm-winden
ende donder-slaghen dierghelyckan
voortydts ongheaien ende onghehoort waren.
Veel vees stierf waer af den menschen
groote beschadinghe regen. Feel Persoonen
werden ion den BKcxem moer beschenen ende
storven terttondt." 1)
An. 1066. In de May-Maendt ig
verscheenen een Comeet altydt den onder-gaende
Sonne volghende. Hadde eerst de groote
van een volle Mane: ig me t het ny t-wassen
van de steert allengskens kleynder
gheworden ende ig ghesien derthien Nachten
presagierende het ongelnck in Engelandt
gheschiedt. Want Guilhelmus, Vorst van
Normandien valt met een Heyr-kracht in
Enghelandt ende slaet de Enghelsehe met
haren Coningh Haraldum doende hem gel ven
daer nae kroonen tot een Coningh van
Enghelandt ende heeft de Enghelsehe
deerlyck als een Tijran ghequelt."
. Zpoals bekend is, heeft Mathilde, de ge
malin van Willen» den Veroveraar deze
geheele geschiedenis weergegeven op een 70
Meter lang eigenhandig geweven tapytwerk.
Dit tapy'twerk dat nog in uitmuntenden
staat verkeert en te Bayeux (in Normandië)
bewaard wordt heeft o. a. op last van Napo
leon I een rondreis door Frankrijk gemaakt,
waarbij het overal vertoond werd om enthou
siasme te kweeken voor zijn naar Engeland
beraamden overtocht. Daar men in alle ver
handelingen over de komeet van Halley
slechts dat kleine gedeelte gereproduceerd
vindt waarop dit hemellicht is afgebeeld,
stelt u het wellicht op pry'g hier nagenoeg
het geheele tapytwerk weergegeven te vinden.
An. 1456. ... Daer verschenen oock
verseheyden wonderen: In 't Sabinische Landt
worde een kalf met twee Hoofden
voortghebracht. In 't Landt Lignria worde een
Kindt ghebooren met een seer groot Hooft
hebbende 6 Tanden in de Mout. Oock
reghendet aldaer Vleysch ende te Bomen
reghendet Bloedt."
Maar de meest curieuse beschrijving en de
meest zonderlinge opvatting omtrent de ge
dragingen eener komeet, wordt toch gevonden
in het reeds vroeger genoemde werkje van
Mnlerius: Hemelsche Trompet. Daarin wordt
Sehetskaartje van den Westelijken Hemel waar de komeet van Halley tnsschen 20 en 29 Mei te zien zal zy'n;
de plaatgen der sterren ten opzichte van het aangegeven Westpunt gelden voor 25 Mei 's avonds 9 uur. De
onderstreepte namen zy'n eigennamen van eterren, de n iet-onderstreepte zrjn namen van sterrenbeelden.
de komeet van Halley in 1607" beschreven
en de overtuiging uitgesproken dat de groote
komeet van 1618, (die in 't vorige nummer
van dit Weekblad is afgebeeld) daarmede
identiek is omdat ze toevallig ontdekt werd
ongeveer in dat deel van den hemel, waar
de komeet van 1607 onzichtbaar werd 11
Overtuig u zelf:
Den Ce mee t van t' jaer 1607 sachmen in
Septemb. ende in October. Hy' qaam
uytkycken in t' Noorderhoeek bij de Beerg
sterte ende voer vandaer met een rechte
Cours S. Snydoogt aen tot an die Scorpioen
toe alwaer hij in een haven troek invisible. 1)
Merckt nu wel an, hoe dat elf jaer daer na
ig onse Comeet nyt het selve gat of t daer
ontrent uytgheborsten ende islanghsdeselve
Cours gevaren N. Noord west aen tot an des
voorsz. Beers sterte alwaer men ge noch
sach den 17 ende 18 Decemb. geer cleyn
als een schip dat bycans nyt het gesichte
gevaren ig. Dit heeft mede Byn begonder
insien ende beduydinge."
Na zulke beschouwingen is de stap van
150 jaar die noodig is om ons te brengen tot
de eerste wetenschappelijke waarnemingen
der komeet van Halley, in ona land,leen ware
verkwikking. Gaarne zou ik u ook over de ver
schijning van 1682 iets verteld hebben, maar ik
heb daarvan behalve een enkele korte opmer
king van Chr. Huygens niets kunnen vinden.
Toch bestonden toen n de Leidsche n de
Utrechtsche Sterrenwacht. De eerste werd
opgericht in 1632, de 21e in 1610; zij zy'n
de ondite met-particuliere Sterrenwachten
der wereld, doch sukkelden zeer langen ty'd
n met goede instrumenten n met dito waar
nemers. Toen het jaar 1759 naderde en ieder
in gpanning was of Halley'g voorspelling zou
uitkomen, zat men echter ook in Nederland
niet stil, ja in 1756 reeds kon men van de
hand van Wytze Foppes, Geadmitteerde
Landmeter, Wynroeyer en Mathematisch Instru
mentmaker, telkens berichten over deze veel
besproken voorspelling lezen in de Saturdagte
Leeuwarder Courant; de onbekende die expres
(zie vroeger) zy'n titel y'sselyk klinkend" had
gemaakt, schreef een lange verhandeling, maar
wetenschappelijke berekeningen vinden wij
alleen by den meergenoemden Dirk
Klinkenberg en by Jan Schim, koopman te Maassluis,
beiden lid van de Hollandse Maatschappij der
Wetenschappen te Haarlem.
Deze berekeningen staan niet op a lijn
met het werk van Clairaut, ofschoon Schim
zich evenals dezen aan storingsberekeningen
waagde. Klinkenberg verrichtte monniken
werk ; hij berekende de plaats aan den hemel
waar de komeet verschijnen zon, indien ze
haar perihelium bereikte op 15 Jan., 14 Febr.
De komeet van HALLEY in 1909 en '10.
De Kijker van de Utrchtsche Sterrenwacht.
enz. zoowel voor 1757 als 1758. Totaal nam
hij 28 mogelijke datums in de berekeningen op.
Clairaut berekende eerst den datum van
periheliumpassage, vond daarvoor 13 April 1759
en gaf daarna de plaats aan den hemel aan,
waar men naar de komeet moest zoeken
(Journal des Scavans Janvier 1759) en waar
ze ook gevonden werd (25 Dec. 1758.) Toen
de komee^ eenmaal ontdekt was, heeft be
halve Klinkenberg, de directeur der Leidsche
sterrenwacht, mr. Johan Lulofs al zy'n best
gedaan haar waar te nemen, d.w.z. hare
schynbare plaatsen ten opzichte van de sterren
uit te meten. Lulofe, die van 1742 tot 1768
hoogleeraar te Leiden geweest is, wordt door
Kaiser geprezen als een in alle opzichten
voor zy'ne taak berekend man, die, ware hem
de beschikking gegeven over goede instru
menten, zich ongetwijfeld een plaats zoa
verworven hebben onder de grootste sterren
kundigen van zijn tijd. In al de jaren van
zyn hoogleraarschap speelt zich echter te
Leiden op het gebied der optische hulpmid
delen een lijdensgeschiedenis af, waarover
hier niet verder uitgeweid kan worden, maar
die toch naar aanleiding van de verschijning
der komeet van Halley even genoemd moet
worden. Een hoofdstuk dezer lijdensgeschie
denis ontstaat o.a. uit de hem opgelegde
verplichting de sterrenwacht ook 's avonds
publiek toegankelijk te stellen l Alleen",
zoo roept hij uit, nadat hij gezegd heeft, zijne
jammerklachten maar liever vóór zich te
zullen houden, alleen ben ik genoodzaakt om
te beljjden dat onder geen van de minste
hinderpalen te rekenen is eene menigte van
onkundige, telkens tot ver reëler s toe
wederkomende, en daarbij onheugche toekijkers, die
door een yergtandelooze nieuwsgierigheid
gedreven, niets van het sterre-plat mede konden
draagen dan de ijdele glorie van den
wederkeerenden Comeet of ten minsten den Comeet
welken zy' op my'n woord moesten gelooven
denzelfden te zijn met dien van het jaar 1682
door een kenrigen verrekijker van Newton
gezien te hebben; een glorie die mij de
rust van den Micrometer 2) en dus het
vermaak ontroofd heeft van nauwkeurige
waarnemingen te leveren 3), en welke ik- hun
behoudens de welvoegeljjkheid (doordien het
Observatorium van 's Lands Hoogeschool tot
dienst van het Gemeen geschikt is) door
de deur te sluiten voor onknndigen, niet
konde ontfutselen."
Hoe prettig dat de welvoegelykheid van
astronomen er in de laatste 150 jaar op
achteruit gegaan is, ten bate van de Weten
schap!
Lulofs kon nu geen instrument gebruiken
dat fijnere metingen beoogde, maar moest
zich behelpen met een z. g. Azimuthaal
Quadrant", waardoor zijne plaatsbepalingen
veel ruwer werden. Ook Klinkenberg kon
slechts ruwe metingen doen, wel had hy een
vry groot instrument, een 14 duims teleskoop,
(Wbl. Buiten)
maar daaraan was geen inrichting om kleine
afstanden tuaschen de komeet en de vaste
sterren uit te meten.
Aan dezen zelfden ky'ker observeerde ook
de beroemde Hennert die vijf jaar later ge
roepen zou worden om als directeur der
Utrechtscbe sterrenwacht op te treden, welk
ambt hij 40 jaar (1764?1804) bekleed heeft.
Van f laatsbepalingen der komeet van Halley
te Utrecht in 1759 leest men nergens; het
is niet onwaarschijnlijk dat eene in dat jaar
vallende directearswieseling daarvan de oor
zaak ig 3).
Beschrijvingen van de komeet van Halley
in 1759 vindt men o.a. in de Haerlemsche
Courant van den 3den April en den 8den
Mey en in den Postryder" voor de Maent
Mey (1759) In onze koloniën is ze waarge
nomen door een luitenant in dienst der d.
O. I. Compagnie genaamd Pieter Hermanus
Ohdem. Ook zijne waarnemingen zyn veel
ruwer dan wat goede instrumenten van zyn
ty'd lederen konden. Waar Lnlofa tenminste
de metingen op een minuut boogs nauw
keurig kon geven, gaf het instrument van
Ohdem deze zesmaal ruwer en het moest
met een kompasnaald in den meridiaan ge
steld worden l Hoe zulke waarnemingen van
die van tegenwoordig verschilden, moge
blijken uit eene opteekening als deze:
April 6. Omtrent 4>i uuren 's morgens.
de Comeet 28°hoog
en 9°30' bez. 't Ooster.
En een vaste ster van de 3e grootte (welke
deze was, wordt niet eens gezegd!) in de
staart van Capricornus 34°hoog
en 17°W bez.'t Oosten.
Laat ons thans zien hoe het in 1835 gesteld
was. Toen de komeet van Halley in dat jaar
wederom het hartje van ons zonnestelsel
kwam opzoeken, vond zy over de geheele
beschaafde wereld uitstekend ingerichte ster
renwachten en geoefende sterrenkundigen
om haar eene waardige ontvangst te bereiden.
Nederland maakte hierop een uitzondering;
de ontvangst ondervonden van de zijde der
Nederlandsche sterrenkunde was hoogst on
waardig. De groote Kaiser, toen observator
te Leiden, had aan de sterrenwacht aldaar
geen enkel instrument dat voor de waarne
mingen dienen kon, en zoo moest hy zich
de vernedering getroosten een kleinen kijker
in slechten staat ter leen ? te aanvaarden
van een begunstiger der wetenschap, den
heer Stoop te Amsterdam. Het was een
instrument van 9.5 c M. opening, voorzien
van een ringmicrometer. Nadat hy in den
korten tyd die hem restte eigenhandig dezen
kijker gerepareerd en in bruikbaren toe
stand had gebracht, herschiep hij zijne
woning in eea kometen-observatorium. En
daar heeft met ongeloofelijke inspanning en
op de meest gebrekkige wyze de vertegen
woordiger der oudste officiëele Sterrenwacht
der wereld den ouden wereldreiziger bewon
derd en zy'n weg bepaald. Dit geschiedde van
23 Aug. tot 6 Oct. 1835 op de vliering, waar
gaten in de muren waren gemaakt ten be
hoeve van een eenigszini vaste opstelling; van
6 Oct. tot 15 Oct. in de open lucht in den
achtertuin en van 15 Oct. tot 10 Nov. op den
achterzolder, waar de drievoet die den kijker
droeg, niet eens behoorlijk gesteld kon wor
den. Na 10 Nov. gaf
deze stoere werker
den strijd niet op,
maar trachtte door
het uitlichten van
dakpannen en h«t
schuiven van de
kykerbuis tusfchen de
daksparren door, nog
meer waarnemingen
der komeet te verze
keren. Het gelukte
hem niet. Een uit
muntende verhande
ling over de loopbaan
van het veelbespro
ken hemellicht, be
zorgde hem het docto
raat honoris causa,
vaar deze onderscheiding werd gevolgd door
eene grievende teleurstelling, welke redelij
kerwijze wel verwacht had kannen worden:
de verkregen plootten verden niet nauwkeurig
genoeg geoordeeld om tot de joiste loopbaan
bepaling bij te dragen I
Er was by deze verschijning van onze
komeet ook te Amsterdam een Sterrenwacht;
de derde verdieping van het prachtige in
1787 aan de Keizersgracht opgetrokken ge
bouw van de Maatschappij van Verdiensten,
ten spreuke voerende Felix Meritis" wasjeeds
in 1798 geheel als zoodanig ingericht. Ze be
zat volgens een schrijven van Van Beeck
Calkoen 4) aan V on Zach een uitstekenden
op gefundeerde pylers geplaatsten meridiaan
kijker, een goede pendule en behalve eenige
kleinere instrumenten ook een
parallaktigchen ky'ker met dradenkrnis door een
Leidschen instrumentmaker vervaardigd. Toch
schijnen in 1835 op de komeet van Halley
geene eigenlijke waarnemingen, d. w, z. me
tingen" verricht te zijn. De redenen daarvoor
zijn my niet bekend.
Utrecht had nog steeds hare oude sterren
wacht, den Smeetoren, in 1145 gesticht en
omstreeks 1818 voor liet laatst verbouwd;
een toren met vijf verdiepingen die van on
deren af de volgende bestemmingen hadden:
1. Woonkamer van den observator. 2. diens
slaapkamer. 3 droogzolder. 4 collegekamer.
5 plat met observatiekoepel I
De observator die daar huisde toen de
komeet van Halley bij hare vorige verschij
ning aan den hemel prijkte, was G. B. Fockens,
een buitengewoon begaafde jonge man, die
niet minder dan viermaal met goud bekroond
is geworden na het beantwoorden van acade
mische prijsvragen, doch van zyne krachten
helaas te veel gevergd heeft en in 1840 op
30 jarigen leeftijd wegens zielsziekte zyne
betrekking moest neerleggen. Hoewel in 1826
een refractor van 11.5 cm. was opgesteld,
gekocht van gelden door de stad Utrecht aan
Prof. G. Moll gegeven toen deze voor eene
benoeming te Leiden bedankte, schijnt Fockens
over dit instrument niet de volle beschikking
gehad te hebben. Hij heeft tenminste de
komeet van Halley waargenomen met een
veel kleiner instrument dat hierbij afgebeeld
is. Het heeft een objectief van nog geen 7
cm. Ter vergelijking vestig ik Uwe aandacht
op de twee observatietorens van waar uit
thans hetzelfde hemellicht wordt waargeno
men. In den linkschen toren staat de refractor
van 26 cm., voor de plaatsbepalingen (de
komeet was hierin reeds 7 November 1909
zichtbaar); in den rechtechen toren staat de
bovenvermelde ky'ker van 11.5 cm. tijdelijk
ingericht voorspectroscopische waarnemingen
De nieuwe sterrenwacht te Utrecht dateert
van 1853; kort geleden is het complex der
gebouwen aanzienlijk uitgebreid o. a. met
een afzonderlijk bibliotheekgebouw.
Zooalg bekend geacht mag worden, wordt
tegenwoordig by'na alleg wat men weet omtrent
kometen, geleerd door bestudeering van het
verkregen photographisch materiaal. Daar
men vóór 1881 geen kometen kon
photographeeren, ig dit materiaal voor de komeet
van Halley dus dezen keer iets nieuws even
goed als het onderzoek van het uitgezonden
licht.
Aan geen der beide nieuwigheden kan de
sterrenwacht te Utrecht meedoen. Er is een
photographisch objectief dat echter niet opge
steld kan worden, en de spectroscopische
waarnemingen" moeten zich bepalen tot het
bekijken van het spectrum zonder metingen
te kunnen verrichten.
En zoo ia by elke verschijning van de be
roemde staartster de Nederlandsche sterren
kunde achteraan komen hinken. Hoe lang
zal ze dat op dit gebied nog doen en waar
blijven de Nederlandache Licks, Yerkes,
Bruces, Bischoflsheims, die de beoefening
van deze oudste en waardigste aller weten
schappen brengen op een hooger peil 1 Wie
zet voor n enkelen keer eens een slagje in
Rubbers" om in waarnemingen met een
X-speetroscoop" en ontdekkingen met een
van der Z. kijker"?
Tot welke (zotte?) gedachten een komeet
1) De cursiveering is van my.
2) Een toestel waarmede kleine afstanden
aan den hemel kunnen worden uitgemeten.
3) J. D. Hahn werd opgevolgd door J.
Castillion; voor beiden was eigenlijk de ster
renkunde een bijvak. Zeer uitvoerig wordt
alles wat in 1759 in Nederland vooral op het
gebied van wetenschap en kunst te doen
was, beschreven in het dagboek van den
Zweedschen geleerde Bergt Ferrner, kort
geleden door dr. G. W. Kernkamp uitgege
ven in de Bijdragen en Mededeelingen van
het Historisch Genootschap.
4) J. F. van Beeck Calkoen was van
1799?1805 directeur der Leidsche- en van
1805?1811 directeur der Utrechtsche ster
renwacht.
De Utrechtsche Sterrenwacht in 1835. (Op den achtergrond
de Geertekerk).
De observatietorens der Utrechtsche sterrenwacht, van waaruit
thans de komeet van Halley wordt waargenomen.