De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 22 mei pagina 7

22 mei 1910 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1717 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Het tapjjtwerk te Bayenx; in den linker-bovenhoek van het middenvak riet men de komeet van Halley afgebeeld. iemand al niet brengen kan! Laat mij u daar van ten slotte nog iets vertellen. De komeet van Halley bracht n in 1835 n in 1910 ?een practiach man tot een bottel-idép. Die van 1835 woonde in Bonthampton en, be vreesd voor een nieuwen tondvloed, hield hjj zich daar bezig om 14000 flesschen te vallen met 6000 exemplaren eeneralgemeeae geschiedenis; deze flesschen, behoorlijk ge goten, moesten op zijn bevel in de diepe jjgkelders van Groenland worden opgeborgen. Indien de wereld verging, zonden de flesschen, «p het water drijvende, aan het volgend menschely'k geslacht de geschiedenis moeten «verbrengen van wat er van den beginne af geboord was l Die van 1910 woont in Amerika; hy wil wanneer de Aarde haren weg neemt door de kometenstaart in een zoo groot mogelijk aantal flesschen een zoo groot mogelijke hoeveelheid, laat ik het noemen essence de queue de cornet e" bottelen, om later in staat te zy'n by' zeer bijzondere gelegenheden zy'n vrienden after dinner" te onthalen op een extra glaasje Halley 1910"! Miar hiermede is dan ook mijn praatje uit; als n dit alles leest, zy'n wy' al lang door den staart der komeet heengewenteld, of hy heeft ons ni«t kunnen bereiken, en ik zal u daarmede maar geluk wenschen. Ge zyt wel niet bevreesd geweest, maar zóó is het toch rustiger. Aan de hand van het hier gegeven kaartja(blz. 6) kant u na op uw gemak het vertrekkende hemellicht nastaren, indien ge tenminste een donkere plek en een vrijen horizon kiest. En dan weet ge nog steeds niet wat een komeet precies il. Maar dat weet niemand. I» e m laboratorium kometen verschijnselen na te bootsen die den toets van elke kritiek kunnen doorstaan, is uiterst moeilijk geble ken. Ook hierover dacht men vroeger anders, en heette het: 800 openbaerd hem soodanigen nieuwen lighaem oock rond en zijnde van een waterigen natuur soo penetreren de stralen der Sonne daer dwars door heenen soodat de staert niet anders is als het doorschjjns»! van de sonne door de ster henen evengelyck als te zien is in een rond glas met witte wyn, stelt daer een kaers voor, het dooreehynsel sal representeeren een staerlsterre met het hooft tegens de kaars aengewent. hebbende recht achternyt een staert die int eynde breed uytloopt..." Maar, gelukkig... zóó eenvoudig is het niet. Utrecht, 14 Mei '10. J. VAN DEB BILT. m iiiiiiniiimiiiiMi i illlllllllllllli iiiuillim imiiiil nu Tentoonstelling W, ran den Berg, (Schuiler, Den Haag.) Waarde van den Berg. Sommigen zoeken bovenal den levenden snellen toets en het sprankelend heerzetten der verven om bonnen aard en hunne ontroeiing neer te zetten, en voor lang en treflyk te laten pralen. Ge zoekt dit niet. Sommige snijden gaarne van uit het objectieve, de natuur, een eenigszins gekozen deel en trachten haastig en getrouw dit weer te ge ren, zoodat, soms 's avonds als het duister wordt, het schilderij met den avond mee duistert zooals het buiten zon geschieden, wanneer het donker zy'n oud recht en zyn oude macht hervat. Ook die natuurgetrouw heid zoekt ge niet, en het is uw eerste zucht niet eenvondig-weg te zyn als de zichtbare wereld rond n, en zooveel mogelijk aan deze gelijk te worden. Ge zoekt het stille flonken «n het ryke pralen. Ge zyt wel zeer hoog hartig verliefd op uw kleuren wanneer ge se büelkaar ziet liggen, voordat «y ze ge bruikt, en ge beziet de schilderyen van anderen niet zonder sterke drift wanneer de kleuren «er lijken op gestolten email en wanneer ze in hun klinkende pracht een weemoe lig leven lyken vast te honden... Er i» een ding echter dat ge vergeet, en waarin ge lijkt te dwalen is een tweede iets. Kunst is een kristal uit iet leven gekristalliseerd. Volgens schoone assensysteMen is ze volklaar gegroeid. Ze is wellicht koel en hooghartig, en wellicht blinkt ze eenzaam en trotech. Wellicht is de «enzaamheid haar een gewoon ganot. Maar ze is van het leven, en deelt weer leven mee. Ze is meer dan gewoonlijk het leven heet, ze ii dat leven geordend. Maar ze moet vol van innerlijke noodzakelijkheid zyn ontstaan. Ze is getemde ontroering zoo ge wilt, maar ze is ontroering. Het volste pralen moet even beven, het strakst getrokkene moet even sidderen; de diepste schaduw leeft toch «euwig en even van licht. Schoonheid is nooit veritijfd». Het is dat, wat my in uw werk hindert Ik vind soms nw kleur hier en daar schoon, maar nw geheel is niet, tot «oneert geworden, leed; het léven-der-kunit mist ge... Ik wensen u diep-ontroeren toe. PLASSCHAEET. UtrecntH,f.Jansen,?7oorile.nnst". H. W. Jansen was in zyn werk een schilder «III III II III IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIUHIIII H l""" Brieven van Oom Jodoeus. LXX. W aarde Neef t Zoo hebben wij dan de Pinksterdagen alweer achter den rug en glijden wij al langzamerhand den lie ven zomer tegemoet. De bloemen des velds ontluiken voor ?onze voeten en de leeuwerik zich ten hemel verheffend zingt ons menschenkinderen des Scheppers lof. Wie zou niet jmedejuichen, wie zich niet gestemd bard van trek, hard van kleur. Er is noch zacht vloeiendheid, noch een fijnheid die zich door teeder schakeeren of door atmospherisch-pmhuldzyn, zou uitdrukken. Er is soms een eigenaardige zwaarkleurige weinig ont roerde romantiek in die hem in verband brengt met de vroegere stedenschilders van de 19e eeuw. Soms is er in het werk, dat blank won zyn, de kleur die ik gaarne buitenlandsch noem, en die is een zeekre dorre van natuurgetrouwheid. Jansen was een schepenschilder, hy hield van het water en van de schepen. Maar toch was ook in deze dingen zeker zijn kleur hem niet mee, zyn teekening hem tegen. De wydgaande lijnen in de scheepsrompen heeft hy' nooit getrok ken, zooals' een buryngraveur dat mocht doen in een z war en plechtstatigen haal; hy heeft ze evenmin in verband geroeid met het vloeiende water dat ze omspoelt en ze met fijne hand vloeiend geschilderd zooals Tholen ons dat doet. Hij was een bereid, naarstig werker met een schijnbaar geschoDÏde hand. Want geschooldheid in kunst is het kunnen uitdrukken wat de kunstenaar wil op gemak kelijke wy ze en hij drukte niet veel uit en ook wel niet nog dat wat hy wou. Een schildery als de Sonia is een medaille schil derij zeker. Er is soms handvaardigheid in natuurlyk. Het détail is gekend, maar ge voelt er het oog der kunnende liefde niet. Het heeft niets van het geroel van Meryon voor zyn schip. Er is geen enkle kleur in die ziel" heeft. Het is een werk dat ge koel constateerend, als andre werken van hem, aanziet en looft, maar de stem uit de diepte" is er niet in, en komt er niet uit, die ons ontroerbaar wezen trillen doet als de snaar. Tot de beetre werken hier te zien kunt ge No. £3 de Vuurbaak tellen. De koale, haast onontroeide waarneming geeft toch ean be koring van zuiverheid aan deze studie. No, 44 de Kaapstander ia een keer niet eens hard van kleur en niet zonder stoutmoedigheid in 't gegeven. De teekening het Kerkje te Katw\,k aan Zee 's avends (No. 52) is een van de beste omdat het wat gedachte, watmenschenleven schy'nt te bezitten. Wat kleur bezit een Breitnerachtig gegeven van een wagen met een paar figuren, het straatje (No. 49) te Hattem heef; een zeekre kracht in zyn effect; 41 Oevertje aan de IJssel by' Doesburg heeft in een boomengroep tegen de voelen tot liefde tot den medemensen, tot het najagen van die. harmonische verhouding" tusschen individuen en groepen, waarnaar nu de Liberale Unie met volle zeilen koers zetten wil? En toch! En toch vermeet zich een woelziek Kamerlid om in deze Meidagen de behandeling door te zetten van zijn enquête-voorstel, dat instaat is de wildste hartstochten, den ongebreidelden baat zucht, den onguren partijdrift wakker te schudden! En toch roepen van links de bladen reeds dreigende woorden tegen de deemoedige Christenstaatslieden, die ons regeeren naar de wijsheid van hun hart en de geboden der Schrift, indien zij zullen toonen zich tegen het ver heffen dier wanklank te willen kanten van den aanbeginne af. Is het jou en je paganistische vrienden nu eindelijk duidelijk door wie steeds en telkens weder de vrede wordt gestoord, door wie met ten hemelschreiende verdorven heid de brandstof geworpen wordt in het smeulende vuur der partijschappen ? Ik zat daarover deze week juist zoo te denken, overleggende bij mij zalven of ik niet op een of andere wij ze zou kunnen helpen voorkomen, dat zoo zwart eene bladzijde in het geschiedboek van ons volk zou worden ingelascht, toen Theo bij mij aanschelde. Hij kwam zoo waarlijk over hetzelfde onderwerp mijn meening hooren, en hij vond mij dus meer be reid dan ooit om hem dat niet te ont houden. Hij was juist, vertelde hij, op lucht een eigenaardige kleur en lyngroepeering wat schoolsch nog. Verder zijn de NOS. 16, 18 en 33 nog aan te duiden. PLASSCHAEET. Lonis Raeialers als portret-teem, De Heeren in Den Haag, dooi C. K. ELOUT.. Teekeningen van Louis RAEMAKEBS Amsterdam, Scheltens & Giltay. Portret-teekenaar is Raemakers hier, meer dan illastrator, karikatuarteekenaar of wat dan ook. Met datgene, wat deze productieve kunstenaar dan ook in dat andere heeft bereikt, houd ik thans geen rekening. Noch ligt het op mijn weg hier de waarlijk groote successen te gedenken, die deze teekenaar in den korten tyd dat hy voor de pers werkt, behaalde, en zyn plaats in de nieuwere Hollandsche journalistieke prentkunst nader te bepalen. Genoeg zij, dat Raemakers in die paar jaar, dat wij hem als politieke prentteekenaar zien optreden, getoond heeft er op zijn plaats te zijn, en de drie gaven te bezitten, die behalve teekentalent (dat soms geacht wordt alleen er al toe in itaat te stellen) daarvoor noodig zym : geest, vinding en tem perament. Met zyn geest, anders dan die, welke de observatie leidt en wakker hondt, met zijn vinding, hebben wy in deze be schouwing over zijn portretten van ministers en kamerleden niet te maken. By elke schets, die de heer C. K. Elout van de persoonlijkheden in de Nederlandsche politiek geeft, heeft Raemakers n bepaald portret geteekend en minstensén impressie van de gansche figuur, meestal sprekende. Ik geloof vast, dat de in enkele lijnen neergezette kop pen, die Raemakers hier geeft, alle of bijna alle uitmunten door gelijkenis. Ze zyn zeer levend, het zijn alle de gezichten van menechen die wy hier zien, de gelijkenis, zoo schijnt het mg', van deze niet sprekende personen, ia sprekend. De teekening is pitti*, de behan deling smaakvol, en de gansche wijze, waarop «leze moeilijke opgaaf, het portretteeren met enkel zuiver zwarte ly'nen, is opgelost, zeld zaam knap. Van charge is geen sprake, maar toch is ook van de uiterlijk niet zeer exceptioneele verschijningen, zooals de voorzitter Roëll, iets karakteristieks gemaakt. En waarlyk geestig gezien is b.v. de luisterende president Schimmelpenninck, de achteloos uit een ooghoek ons metende mr. H.emskerk, mr. P. C. 't Hooft, wiens trois-quart bleekjes geschetst is tegen de zware haren, dr. Knyper, wiens vleezig hoofd byna uit de ly'st bonst, de heer Marchant, spits, kwiek, met uit dagende kin en ruige snor een wijkend haar, minister Talma, wiens gelaat vragend overbukt, de heer Rengers vooral met blin kende brilleglazen, en klein preutsch mondje. Dat zy'n beeltenissen, meer waard dan de slechts een toevallig moment gevende foto's, die de geïllustreerde bladen ons bieden, ze treffen, er spreekt een mensch uit, die laug met aandacht door den teekenaar is bekeken. Dit is ander werk dan de droge lyn-cliche'B, die de krantadministraties uit allerlei landen elkaar toezenden of in voorraad honden om by dood of jubileum te dienen. Men zou kunnen opmerken, dat Raemakers nog wel eens te zeer heeft ge?ppht naar een manier, die fruchheid geeft aan de teeiening of aan duiding van het stukje vaak opgevulde, gekleede of andere jas, dat by een officieel persoon vaak nog karakterloozer is dan by een ander, en dat hy' met een al te zwierige penkras een caligrafisch fraaiigheidje won aanbrengen op een plaats, waar de opmerker niets meer heeft opgemerkt en de teekenaar niets meer te zeggen had, dat hij dus nog soberder zou kunnen zijn, nog minder geven, en dat mindere sterker. Maar met dat al zy'a deze koppen documenten van waarde, ze getuigen van dep indruk, die werd ontvangen. Minder prettig doen de groepen aan, die minister- of voorzitterstafel met kamerleden er om voorstellen. Het is niet zoozeer dat ze niet zeer knap saamgesteld zijn, en de ge zichten en figuren niet gelijkend, en de hou dingen niet planiibel, maar het geheel over tuigt niet erg, is niet gezien, en geeft geen stemming. Het blijkt inkterig, lijnig, atmos feer-loos. Daarentegen is er fieurigheid en leven in de schetsen der leden, die het woord hebben". Hier werd somtijds om zulk een schets een lijn getrokken, jammer, want dat maakt er te zeer een would-be compositie van, en als compositie deugen ze geen van alle. Doch op zichzelf, welk een leven in dien zwaar neer Beplanten, breedgebarenden mr. van Houten, den kal men deftig glimmen mr. Lohman, den strammen mr. Tydeman, den sarkastisch-rustigen mr. Troelstra, den eleganten mr. Heemskerk, of den steilen heer van Idsenga, welk een leven in die schetsen, uit het leven gehaald l Het is opmerkelijk, hoe Raemakers nog een kopstukken-conferentie van de antirerolutionairen geweest om het parool uit te geven voor de houding tegenover het enquête-voorstel. Maar men was het er niet eens kunnen worden. Enkelen hadden betoogd, hij had autorisatie om het mij mede te deelen, dat, bij de ernstige beschuldigingen tegen den van God ge geven Leider ingebracht, het fatsoen der anti revolutionaire partij eischte, dat men zich van alle tusschenkomst onthield, in de vaste overtuiging, dat de Leider blank als een duire uit het onderzoek zou te voorschijn komen. Een beschouwing welker onzinnigheid Theo mij, naar hij meende, wel niet behoefde uit te leggen. Daarin gaf ik hem gelijk, alleen reeds het te berde brengen van het fatsoen der partij, maakte de meening dier, ge lukkig slechts enkelen, onbruikbaar. Anderen meenden, dat men het voorstel moest aannemen, omdat er toch waar schijnlijk wel niets zou gevonden worden waardoor dan der linkerzyde een politiek fortuintje zou ontgaan, eene opvatting, die reeds meer riekte naar de hoogere beginse len der werkelijke Christelijke politiek. Een derde groep was voor de afstemming sans phrase, omdat er toch nooit iets goeds geboren kan worden uit een voor stel ontspruitende aan de beginselen der Revolutie, en Theo zei, dat hij daarvoor wel iets voelde, hoewel hij overigens zulk een sentimenteele politiek, die op zijn hoogst in Zwammerdam nog succes had daarmede doelde de guitigaard reel meer door een zekar half onbewust talent, dat hem de houding, de gestes, de gansche verschijning van deze figuren treffen doet, tot een teekenaar van waarde wordt gemaakt, dan door ean overtuigden stijl. De schetsen, die w« in dit boek bewonderen b.v. die van den creërende mr. 't Hooft doen zich kennen als impressies. Zóó schijnt het mogelgk een mensch te zien en vlug het geziene te noteeren. Maar de trant van tee kenen is met dit karakter van schetsen in strijd. Die behoort eigenlyk meer by de ietwat behaagzieke handteekening, die Raemakers zelden nalaat neer te zetten; ze is allesbehalve spontaan, gelijkt vaak methodisch en mist lan. Deze penlynen doen denken aan die van vele Engelsche illnstratieteekenaars in Magazines, het zijn te zeer penlynen, men ruikt de inkt. In dat opzicht staan veel van de enkele koppen hooger. Daar is de bedachtheid openlijk beleden. Terwijl in die schetsen somtijds de teekenaar, als hij aan de jas gekomen i?, schijnt te vergeten, dat hij een impressie teekende, toen hy het ge laat maakte. Deze schetsen zy'n half krabbels, half teekeningen. Doch dit is, alles samengenomen, merk waardig knap werk, en er spreekt een mate van talent uit, die nog beters belooft. Daaren boven geeft het slechts n zy'de van Raemakers' kunst te zien. COENBLIS VBTH. Het bericht dat prinses Juliana Don derdag na de regenachtige dagen voor het eerst weer een rijtoer ging maken met haar gouvernante, freule Van de Poll, is naar men ons meldt, geheel onjuist." (N. R. Cl.) Geheel onjuist. Het was dus niet prinses Juliana, het was niet Donderdag, de dagen waren niet regenachtig geweest, het was niet daarna, het waa niet voor het eerst, het was geen rijtoer, zy ging die niet met haar gouvernante maken, freule Van de Poll is haar gouvernante niet, en freule Van de Poll is geen freule. Dank u, N. R. Ot., voor de rectificatie. * Dit betoog is van niemand minder dan van de hand van mr. Eyssel." Wy knippen dit uit niemand minder dan uit het adres van de Groninger advocaten over het wetsontwerp betreffende de echt scheiding. # De heer Van Heeckeren is niet duidelijk in zy'n nota's. Toegegeven, maar de heer Roodhnyzen is ook niet altijd gemakkelijk te volgen. Op de Vergadering der Utreehtsche Vrijzinnige Propaganda-club zeide hij, volgens de N. S. Ct.: De stemmingen enmdenlfib gokphYs rtaniw wwuamYr." (Daverende toejuichingen). * De Chantecler-rage. Op de Brnsselsche tentoonstelling zullen ook voorstellingen gegeven worden met de zoogenaamde zingende electriache lampen. Wij stellen voor deze attractie te noemen : Chantéclairage". * De Hervorming is verontwaardigd over het sneeuwbalgebed", dat dezer dagen uit Enge land wordt toegezonden aan Hollandsche dames, en verwijst het hoofdschuddend, naar de papiermand. Wij weten er een aardige bestemming voor. Zou het aan Mr. Lorentz aan te bieden diner er niet mede geopend kunnen worden? en oecoDOiscüe (romer. Wy hebben er, reeds lang voordat sprake was van introductie van Amerikaansche waar den aan de Parysche beurs, op gewezen dat de groote spoorweg-maatschappijen ie de Veree nigde Staten, om in hare geldbehoeften te voorzien, een beroep zouden moeten doen op de continentale markt. Sedert wjj, nu veertien dagen geleden, voorloopig konden mededeelen, dat schikkingen waren getroffen voor de plaatsing van Amerikaansche spoorweg-obligaties in Frankrijk, is die onderbrenging intnsschen een feit ge worden. De reden, waarom wy toenmaals reeds ver moedden. dat in de Vereenigde Staten zelve geen geld voor dergelijke doeleinden te vinden was, lag in de omstandigheid, dat meer dan ne maatschappij, evenals voor de crisis In 1907, andermaal notes met korten looptijd ging uitgeven, o. a. de St. Lonis & San Francisco en de Chicago & Alton. De eerste maatschappij nn> welke zich door bemiddeling van de haute ban que tot de Fransche kapitalisten heeft gewend, is de Cleveland, Cincinnati, Chicago, St. Louis (de op Mijn lichtbeeldenavond! niet zoo erg voorstond. Een laatste groep ten slotte was ook voor de verwerping, maar meer uit vrees dat, zooals Theo het mij wel wat al te plastisch uit drukte, als de deksel van de pot afging er wel eens mér stank zou kunnen komen dan wenschelijk was. Al die gevoelens wogen tegen elkander op en men kon het niet geheel eens worden, terwijl er toch eenheid noodig was, ge dachtig aan de oude spreuk der vaderen: Concordia res panae crescunt, hetwelk overgezet zijnde beteekent: ook de dingen, waarin een groot volk klein is, kunnen groeien door eensgezindheid. Toen was Theo op het idee gekomen om mijn raad te halen en mij de door slaande stem te geven. En zooals ik je schreef, daar had ik niets tegen. Kijk eens mijn beste, zoo zei ik, er is n gezichtspunt vergeten, en dat is de oude doctor-zelf. "Wat moeten wij met hem doen, als de enquête wordt aangenomen, en als er dan niets gevonden wordt, hetgeen zoo slim zullen toch de be trokkenen wel zijn voor de hand ligt ? Dan bestijgt hij weder de zetel der eere en dan kun jij en Talma wel opdoeken. Een rehabilitatie coram populo, ten overstaan van het gansche volk, dat zou toch, &U0 sentimentaliteit daarge laten, -geep - Sgoede politiek zijn. Gij waart jiffis.'-lzöo blij, dat hij wat apart gezet was, en zoo zoudt ge uw eigen glazen weer ingooien. De comedie van Ir. E. R, H. Rept, Mr. E. R. H. Recour, 17 Mei 1916 benoemd tot Minister van Financiën. zoogenaamde BigFour)en de onderhandelingen met de Chicago Milwankee St. Lonis, waaraan ook de Credit Lyonnaig deel neemt, zy'n nog gaande; waarschijnlijk is hierop de dood van den Engelschen koning van invloed geweest en zal de transactie eerst definitief worden afgesloten, waanneer men eenige zekerheid heeft over de richting, welke de opvolger van Ednard VII op politiek gebied zal inslaan. Het is derhalve een kwestie van tijd, dat meerdere spoor weg-maatschappijen de boven genoemde zullen volgen en een beroep doen op de Fransche kapitaal-markt. De nood dringt en waar men zich elders niet zeer gretig betoont in opname van dergelijke obligaties, daar zal voortaan Frankryk wel in de eerste plaats de voorkeur ge nieten, al komt het geld den Amer. spoor wegmaatschappijen door de fiskale rechten *A pCt. duurder. Natuurlijk was deze eerste plaatsing van Amer. spoorweg-obligaties in de zuster republiek eene gebeurtenis van belang. Niet slechts, dat hierdoor een nieuwe weg geopend is om de groote transport-onder nemingen in de Vereenigde Staten van bedrijfsmiddelen te voorzien, tevens zullen de uit die transacties voortvloeiende goudinvoeren de betalings-balans van de repu bliek in de nieuwe wereld beslist in een beteren toestand brengen en znllen der industrie de bestellingen ten goede komen, welke de spoorwegen noodzakelijkerwijs moeten doen en die slechts wachten op de nervna r er urn. Het kon uit dien hoofde dan ook niet uitblijven, dat de New-Yorksche markt den gunstigen invloed dier emissie ondervond. Wy' wezen er reeds onlangs, toen wy de handelsbalans der Ver. Staten bespraken, op dat deze in evenwicht zon kunnen worden gebracht door toename van den export hetzy van goederen, hetzy' van effecten. Speculatieve waarden echter vinden geen IUIIMIIIIIIIIIIINIIIIIIIIII1IIIIIIIIIMIIH1IIMIIIIIIIIMIIIIIIIIHMMIIIIIIMIIIIIII Eogéne Bfieni. EÜGÈNE BRIEUX. Brienx, de bekende tooneelschryver, het nieuwe lid der Academie Frangaise. "IIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIflIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllll den Eereraad is juist voldoende. Daar aan gelpoven de paganisten wel niet, maar die heb je ook niet noodig; het Volk Groda echter, dat trouwens toch nooit het naadje van de kous gezien heeft, zal er eens zoo vurig door naar de stembus loopen. De telegrammen krijgt de Doctor dan, maar de stemmen kry'g jelui. Haelemaal schoon wordt hij dan toch niet, «n dat is de zaak waar het op aankomt. Er is dus alle reden om tegen de enquête te stemmen. Bij zpo'n groote meerderheid als jelui hebben is motiveeren niet eens noodig, maar mocht je dat wél vinden, dan kan men bijv. zeggen, dat de Schrift het recht van enquête niet erkent, ja nog sterker, zich beroepen op den Psalmist, die den goddeloozen verderving voorspelt als zij gericht willen houden, zoodat men zelfs uit erbarmen met de goddeloozen van links, hun de geleg ^iheid niet laten mag zichzelf in het ongeluk te storten. Zoo den geest des profeets krijgende f ing ik voort, tot Theo uitriep dat ij er genoeg van had en terugijlde naar den raadslag der rechtvaardigen. Zoo zal dan, waaneer je deze leest, mijn jongen, de stemming wel al zijn afgeloopen en het gruwbaar plan van links verij deld wezen door de edele eens gezindheid, de gezamenlijke vredesbegeerte rechts. En een frissche, liefelijke lentewind waait ons weder tegen uit het Binnenhof. Is het wonder als zich daarin zalig koesteren zal je oom JODOCUS ?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl