De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 29 mei pagina 2

29 mei 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

j*» ? **? . " D E l M S T E-R D & ffliM E>R W E E K ,'öL A I> t Q O R ?fndiabeiirzen aan genoemde inrichting is tleohtf enkele.: Daar de toekomstige priester eerst op het eind* van zijn. lüa aludiej aar (klein semi narier inbegrepen) bij de wijding van het B. subdiakonaat zijn beslisseuden stap zet en niet meer kan terugtreden zonder met alle kerkelijke wetten in botsing te komen daar hebben dunkt me de ouders en ook de onmiddellijk belanghebbende recht dat ten minste voor de grootste helft dier tien jaren', zijnde- d» jaren doorgebracht aan het klein seminarie een oaderwü», worde gegeven, bruikbaar ook dan njg, wanneer men TOOT het 10e studiejaar van inzicht verandert .en niet tot het H. priester«t-hap wen acht op te klimmen. En toöh reeds Meriloor 'wordt het eymnasjaal .onderwijl de,r r.. k, klein .seminaiën al» onbruikbaar buiten de priesterlijke loopbaan gestempeld dat er geene eind examens in den zin der wet voor de geCommitteerden der regeering worden afge nomen. Ook dit niet-maken der wettelijke eind-examens drukt als vanzelf tiet peil van fctet onderwijs Aan- het klein seminarie XSpelaar te Ginnefcen (bisdom Breda) waar ondergeteekende eene quas^- gymnasiale op leiding genoot, gaf men een half uurtje par week les in de meet- en wiaknnde, zoo dat het onderwijs in deze vakken aan de Ie openbare school met meer uitgebreid lager owderwijs- te Breda in deze ver uitstak teren het klein seminarie- onderricht 3). Eogeiicb en Duitsch was er geen verplicht leervak voor het gros der studenten, ja zelfs waren er, die vrijgesteld werden van het trèerricht in- de Grieksche taal en toch benoemdeZ. D.Hoogwaardigheidde bisschop van Bteda- een-, die vroeger was vrijgesteld van Itet volgen der lessen in het Griek^ch, later na diezes H. priesterwijding tot leeraar aan 6er klein seminarie in de gewone vakken. Ook worden van de docenten buiten hunne opleiding tot priester geenés ecial^ exa mens gevorderd, ofschoon toch het groote aantal priesters b. v. in het Bredasche bis dom, ook gelet op de meer welgestelde krin gen, waaruit deze in 't algemeen voort komen genoegzaam gelegenheid bieit jonge priesters van bijzonderen aanleg aan pnze Ned-erlandsche Universiteiten voor gymnasia- vakken te doen doarstudeeren of hen door privaat-lessen voor do middelbaar afrten te doen bekwamen. Een aanstaand Bredaasch priester, toen student aan het groot seminarie te Hoe iea, wilde eens zijne gymnasiale opleiding vol tooien en zou onder de vakanties les nemen bij leeraren aan het stedelijk gymnasium te Breda. Zijn doel was na de H. Priesterw-ijding op eigen kosten aan een onzer Uni versiteiten te stadeeren en te promoireeren ia de klassieke letteren. De«en weetgierige werd zulks verboden. Na dit verbod van hooger hand, beproefde ondergeteekende dezan jongen man over te hal c) D zich toch te doan voorbereiden voor het eind-examen gymnasium, na welke pogicg schrijver dezes een brief ontving van dezen theologie-student, meldende dat men hem gezegd had van dit plan te moeten afzien. Waarom wil men toch geen eind-examens gymnasium voor alle toekomstige nederlandache r -k. priesters? Hoe beter hunne opleiding en ontwikkeling is, des te hooger xal toch ook hun prestige zijn in de nederlan'lsche samenleving. Waarom moet toch een toestand besten dig i, dat iemand, die zes j lar aan een klein ?emiuarie heeft gestudeerd en van zijn plan opa prieiter te worden afziet of moet af zien nog bovendien als hy vlug student is, twee, drie jiar noodig heeft van gezet te itudie om zich voor te bereiden voor het diploma eind-examen gymnasium, dat hem den weg opent tot andere wetenschap pelijke ambten en betrekkingen? Waarom £»f men aan ons klein seminarie geen degelijk onderwijs in de grieksche taal? Een priester diene toch het Nieuwe Testament met gemak te kunnen lezen in het grieksch. Waarom liet men aan het Bredasche klein seminarie niet vertalen uit Ilias en Odyssee ? Waarom de annalen van Tacitus niet meer voorgelegd ter vtrtaling uit het Latijn? Waarom geen onderwijs in het hebreeuwsch, noch op klein, noch op groot. Seminarie, welke taalkennis toch zoo noodig is tot beter begrip vooral van het Oude Testament. Waarom gaf men op het kleine leminarie niet wat meer vaderlandsche geichiedenis, dan uit het heel kleine compendiun van Nuyens? Deze vragenlijst ware te^ekken. Waarom alles zoo gemakzuohtig ingericht, 4) waar men staat buiten Staatscontrole ? 3) Ook het onderricht in Engelsch en Duitach waa beter aan genoemde openbare school. 4) Ten minste hier te Breda. Mimiiimniimiii iiiiiiiiniiiiuiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiinuiiiii MR DS BENEDENFACfORIJEN.*) DOOR HENRI VAN BOOVEX. I. In den winkel vlak bij het Hollandsche hnis ging de witte binnen. Da zwarte be dienden hadden zyn koffers in eensehuarij* gezet, en kwamen in den winkel een glas mm drinken. Zy gingen zwijgend wachten, zittend op een paar omgekeerde kisten vlak by' de toonbank. Van hunne naakte, vettige schouders droop de regen. De druppels glinsterden in het licht van een petroleumhanglatnp, die juist door den chef was aan gestoken. De witte had het regenscherm gebruikt dat hij in Mataddi gekocht had, alleen zijne schoenen waren ganschelyk bemodderd. Terwijl de chef de lamp aanstak, loerde hij van op zijde naar den witte, toen deze binnen kwam en hij zag misschien even den regen, die druischend, en van bliksems blauwachtig verlicht schuine neerschoot. De witte groette. Hij haalde de enveloppe uit zijn zak die Termate ham had meegegeven en legde deze op de toonbank. De chef keek hem met matte oogen aan, toen hij bet glas op den brander had gezet, mompelde een groet terug, ging half zitten op den rand van de toonbank, zoodat het licht van de lamp *) Hoofdstuk IX?II. Uit de nieuwe, ver meerderde en complete uitgave van Tropenwee bij de Maatschappij van Goede en Goedkoope Lectuur te Amsterdam. Ik voor mij zou het ten zeerste toejuichen, wanneer déNe/lerlandsehe wetgever het eind-examen gymnasium verplichtend maakt i voor alle' r. k. priester^ die tooh ook een. gedeelte, zij het dan een zeer gering gedeelte, van hun salaris trekken uit de Staatskas. Verplichte eind-examens waren ook billijk tegenover de families der stu deerenden en tegenover de studenten zel£ Men had dan de onweerlegbare aewijzen eener goede gymnasiale opleiding en het middel om bij eventueel opgeven der be stemming voor het H. priesterschap voordeeliger en spoediger zich den weg te openen tot andere een bestaan verschaf fend» betrekkingen. Hier te Breda is een stedelijk gymnasium met uitstekende, volledig bsvoagde leer krachten. De stad betaalt per jaar aan salarissen circa ?24,000, tegen inkomsten aan schoolgelden en rijkssubsidie a circa ? 15,000. Leerlingen die van deze inrichting komen, daar enkele jaren uitstekend onder wijs genoten worden op het seminarie niet toegelaten, terwijl men er vroeger aannam, die vier» vijf jaar aan een Belgisch klein seminarie of college waren opgeleid. Dat geen enkele leerstelling zich verzet tegen het afleggen dezer eind-examens door seminaristen bewijst wel het feit dat aan enkele j^zuiten in ons land, aan een enkel sekulier priester het aflegen van dit examen werd toegestaan met het oog op latere promotie aan een onzer universitei ten. Waarom niet toegestaan aan allen, wat de oversten eener ord» toelaten voor enkelen, wat een enkel bisschop toestond voor een enkelen priester 't Eu wanneer er onder de seminaristen zijn die het eind examen niet met succes kunnen afleggen, ware het dan niet beter deze uit de rijen der priesterschap te weren. Men zou kunnen tegenwerpen dat pries ters in het bezit van het eind-examen gym nasium gennkkelijkir kunnen overgaan tot het predi'cambt in de Nedörlanddehe Hervormde kerk en dat dit gevaar moot worden gek erd en dan moet ik toegeven dat zulks gemakkelijker zal gaan dan wanneer men nog enkele jaren moet gaan studeeren voor bedoeld eind-examen. M nar toch is dit ge vaar voor r. k. zijde niet zoo groot, dack zij de bepalingen der Nederlandsche Hervormde kerk zelve. Deze toch bepaalt in artik i 11 harer kerkelijke wet het volgende: Dre vroeger in dd rojtnseh-kithalieke kerk den geestelijken stand bekleedden en tot de Evangelie badioning in de Neder landsen Hervormde kerk wenscben toege laten te worden, leggen het in art. 21 om schreven examen at' bij het aangewezen kerkbestuur. Bij die aanvraag leggen zij o Ter: a. De bewijzen in art. 7 onder «, c, d en g vermeld. Deze bewijzen zijn: a. Bewys, dat de examinandus den graad van candidaat in de godgeleerdheid aan eene der Nederlandsshe universiteiten heeft verkregen; b. bewijs, dat hij met vrucht de lessen der kerkelijke hoogleer-aren heeft bijge woond gedurende twee jaren over de prak tische godgeleerdheid enz., gedurende oen jaar die over Neder J. Har v. Kerkrecht en voor zoover zij gegeven zijn, de lessen over de oordeelkunde en uitlegkunde der bijbels, de bijbelsche geschiedenis en de christelijke zedekunde; d. bewijs, dat hij aan eene Nederlandache Universiteit heeft gevolgd: gedurende drie j iren da lessen in de uit legging van het Oude en Nieuwe Testa ment; of gedurende twee jaren aan een Ned,erlandsche Universiteit en gedurende een derde jaar aan een buitenlandsche wettig erkende inrichting van hooger onderwys; gedurende n jaar de lessen in de ency clopedie der godgeleerdheid, in de geschie denis van den Israelitiachen godsdienst, in de geschiedenis van de leerstellingen van den christelijken godsdienst, in de zedekunde, in de logika en in de Nederlandsche taal. g. eene kerkelijke attestatie, mede in houdende dat de examinandus meer dan twee jaren lidmaat is der Hervormde Kerk. Voor bove i onder a genoemden graad van kandidaat in de godgeleerdheid wordt ook vrüwat kenuis gevorderd van het Hebreeuwsch. Dus zoo heel gemakkelijk niet wordt men van priester predikant der Her?, kerk, ook al heeft men eind examen gymnasium. Neemt men aan dat ongeveer de helft dergenen, die aan een klein seminarie de studie voor het H. priesterschap beginnen in den loop der studtejiren uitvallen in hunne familie terugkeeren, dan blijkt daar uit des te meer de billijkheid aan degenen, die de eerste zas jaren meemaakten en voldeden, een wettig brevet hunner verop den brief viel die bij uit de enveloppe bad genomen. Mooi zoo, bromde de chef weer, en aan het bewegen van zijn lippen kon de witte zien, dat h;j nog iets zeide, hij hooide niet wat, want tusschen de kieren van de luiken voor de vensters schitterden blau w-helle strepen bliksemlicht en zware donderslagen dreunden; het huis geleek te wankelen. De chef schonk twee gii:eu rum ia voor de negers, en de bruine, gerimpelde lan^e vingers legden een klein stapeltj a doorboorde koperen munten op de toonbank. Zij dronken smakkend met kleine slokjes de rum, klapten nog eens zeer luid met de tong en trokken leelyke gezichten. Een breede grijns voer over bet gelaat, vol putjes, van den een en de ander verwrong op zotte wijs zijne vleezige, blauwe lippen, terwijl hij de knieën tegen elkander kletste. Zij vraagden toen in het Engelsch aan den chef of zij nog zoolang mochten schuilen tot het onweer wat bedaarde. De chef antwoordde hen dat zij inoar naar buiten moesten gaan, naar het schuurt] ?; naast den winkel, waar de koüyrs stonden Fluiterjd gingen aij naar buiten en het oogecblik dat zij de deur openden, laaide het. licht van den bliksem, als een vlam; alles binnen het vertrek was een oogwenk witachtig blauwont^loeLl. De bediendbühadden even geaarzeld voor zij naar buiten stapten in de plassen waarop de waterbellen bobbelden, aij dedan de deur achter zich dich., terwijl do aarde trilda van den donder en het rcffjlend geraas van deu legen op het dak nog scheen toe te nemen. De chef ging weer op de toonbank aitteu om den brief verder te lezen onder bet lamplicht, de witte staarde door den rossen schemer. In open kasten langa alle vier de wandeu worven kennis te bezorgen te meer daar het vooral na een tusschenpoos van eenige jaren na de klein seminar! studie moeilij ker valt het eenmaal aangeleerde op te halen, te meer wanneer men het vroeger geleerde met nieuwe kennis moet aan vullen. Dikwijls stellen de ouders zich de vraag wanneer een jongen naar het klein seminarie gaat'of daar reeis student is wat zal ik met hem mosten aanvangen, wanneer vandaag of morgen de studie voor het priesterschap door aem wordt gestaakt. Beter dan deze in fa nilairen kring geuite lamentitiss, die vooral harder opklinken, wanneer een toekomstig heerzoon van het klein, vooral van het groot seminaria naar huis terugkeert ware het bij de geestelijke overheid er op aan te dringen de wettelijke eind-examens in te voeren op de klein semiuariëo. Dan kan men tenminste iets ia handen hebben, wanneer de studie voor het priester schap na de eerste zes j aar wordt opgegeven en hij die het seminarie verliet staat dan minder hulpeloos in de wijde wereld met haar struggle for life. Dr. J. A. H. VAN DEN BRINK. B r e d a, 2 April 1310. Iniische herinneringen, door W. JAEGER, Rotterdam, Nijgtien van Ditmai's Uitg. M;. Djze auteur is of was blijkbaar een officier van het Inlische le^er, en be-chikte als zoodanig ten eerste over een prachtig, zij 't ook ie,vat benepen waarnemingarelJ, en ten tweede oyer e?a rijken voorraad klinkende f.iien twee waarlijk niet gtriog te achten voord^eler. I.nrnjr», iu het enge mUitaire wereldje met zijn sierk uitgesproken eii -gafoaide töcdsnaeu van fatsoen, ei*r ea camaraJerie is overal ea ten allen tijde da dramatische atmosfeer heel vrat zwaarder gela ien geweest, dan in de gewone burger-maatschappij en er is daii oas niet veel coodig om in militaire kringen vonken te doen o?erspatten, m.a.w. coiiü<!ten te ec'ieppen. En de feiten,!... Ona ; u', eratuur heeftiuisehi-n aan niets /:oo Keer her.otfcd alrt aan twvige gebearteniïiec, waa u.t h t ieftnluidespveekt waarin het l a \ren cuiainaert feiten, die krachtig sensaties oproepen, waardoor het leven een pittiger polsslag krij jt, en waardoor, hoptn we, enrs ouz* iet!e>kunde bevrijd zal worden van de e:u»vi»e bteaiorngs-tnuziek uit den treure, die langzamerhand niet an iera dan ormaoht, armoe, leegte, treur-mu^iek gaat beteekenen. 'c Is vooral uit den f iiten-7Oorraad, dat J-ieger ^i;n krachi put. Waarnemen, analy seeren, een karak er opbouwen, volhouden, daar doet hij niet veel aan, kan hij waarschijn lijk ook niet, ligt niet in zijn aard. Vertellen, mem /reerèr, dat kan hij: de foiten meedeeleo, zooa's ze van zelf en sterk opkomen in zijn herinnering; en hy doet er dan een vry lossen en slordigen greep in, want hij heeft toch geaoeg, 't komt er zoo nauw Biet op aan, hy chaif; aus der Fii'le". Bij ham geen langa, waar geslagen", saam gepeuterde of opgepropte, congestieuze vol-zinnen, bij hem geen woord-gezift. Toch krijgt hg u te pakken ... Nog niet zoozeer in Oe moeder van den koloniaal" dit lezend, denkt ge: tjonge j >n?e, wat een mooi onderwerp, wat zou daar veel meer van te maken geweest zyn, Heyermans bijv. had 'en dat anders geleverd. Miar steviger a! heeft hij u beet in: De sombere kameraad" daar zit werkelgk het mysterieuze, huivering wekkende in, waar 't om te doen was. En geheel aan hem overgeleverd zijt ae ia Erlköiig" het verhaal van een heroïsche daad in Atjeh of daar ergens: ge komt er geheel in, 't houdt u vaat en in spanning, daar zit de angat, het gevaar in ea ge voelt u waarlijk opgelucht als de held behouden zijn doel bereikt. Bovendien is hier stemming o, tachtigers dank &ij de feiten, die zoo sterk zijn, dat ze door en voor zichzelf spreken. Want, o ja, ik weet wel: dit is geen hooge literatuur, 't heeft er niets van. Jaeger is geen woord: kunstenaar, geen seiiil<ler-methet-woord; integendeel, hij schrijft vrij slecht, en zijn dialogen (hijua altyd in de tweede persoon meervoud) zijn onzuiver, doen dikwijls zelfs belachelijk aan. Miar hij heeft fantasie en sentiment, waardoor de feiten, die hij zelf beleefd, van nabij meegemra'ït of hooren vertellen heeft, gaaa leven. Zó 5 sterk gevoeld zijn die feiten, dat ze menige fout in de weergave kunnen velen, en toch nog tot ons blijven spreken, toch ons het reee'e leven bybrengen. stonden en lagen allerlei voorwerpen. Daar was een groot vak vol met ilesschen, wijn en rum, cognac, ook kruiken jenever, brande wijn, Spaansche wijnen en Italiaansche in rlaeons1, waar riet omheen gevlochten was. Ben ander vak daarnaast stond beiaden met allerlei pannen, geëtnailleerdo meest, maar ook van blik, aarden schotels en potten, stapels 6t IÜBD, katoentjes en dekens, regenjassen, witte pakken, schoenen en hooge laarzen. In een hoek ontwaarde hij lansen, oude geweren, eeii afgodsbeeld met grimmige, lange tanden uit een opensperden muil; ean rood pluchen jwije had het beeld aan met vergulde knoopjes en versierselen van stoüi^e roo Ie veeren hier en disar, ook boven op den starenden, steenrood gekalkten, ^ruvvelijk-poisierlijken kop, waarin kralen oo^en glommen. .Een teetj^?' vraagde de chef, even opkykend uit zijn brief. De witte dankte. Een g'as pnrt dan misschien ? ' .Ia, dat traag." Wacht dan een oogeablikjj, even ciit nog lezen; maar ga toch zitten." Ia den brief kijkend schoof de chef nu een rietea stoel naar u«n witte toe, wat later vouwde hij het papier, 3tak Let ia !-ija zak, troamekle even mpt de vingers op do toon bank, starend op de enveloppe, die nog voor hem lag. Nieuwa donders knetterden neer, een wa terval scheen neer ta tuimelen op het d'.k, rondom het huis suisde do re^en in de plassen. En nauw de port,'1 ze'idd ds chef, dan rake we hum neg eea.s even. Do dokter heefr me de jenever verboden, m'n lever is wat van streek moet u weten, beroerd geval, Dit is al heel wat. Mér nog zou 'c zyn, als de echryver zyn vak beter verstond, als hy kon schrijven en er .zich op toelegde ailea uit een geval IQ halen, Wit er inzat-. Van deze zaven Indische herinneringen, waaraan de uitgevers verzuimd hebben een inhoud i-opgave toe te voegen, en waartusachen er n ^erdffaald is, die nieis met Indiëte maken heeft, zijn de beste: De sombare kameraad", De verachte knakelmau" en terlköiig", verhalen, waarin de schrijver eenvoudig-we g vertelt. Wordt hy grappig of hoogdravend, zooals iii Ruil handel" en Een snelle reis" dan is 't mis. Toen Tolstoïz'n eerst novellen: Sebasto pol", Oe kozakken" enz. publiceerde, heette 't ook dat hy' niet echryven kon en werden er allerlei aanmerkingen gemaakt. Niettemin waren die korte verhalen meesterstukjes, waarin zijn volle menschelijkheid en z'n buitengewoon steik gevoel voor de realiteit al prachtig uitkwamen. IIühad sentiment, d i. het voornaamste; de rest kwam van zelf wel. Ook bet bovenbesproken boek getuigt van sentiment. En de rest..,. ? Laten we daar het beste van hopen. Schelitn uit di Straf-gevangtnii, door C. M. Dekker, 'oGravenhage. D. A. Daamen 1910. Wylen de heer C. M. Dekker was godsdienstleeraar in de strafgevangenis te Scheveningen. O ver zyn vele en zeer verschillende er varingen, opgedaan bij het bezoeken der gevangenen aldaar, schreef hy schetsen en schetsjes voor een kerkelijk blad. Deze meestal kleine stukjes heeft hij ten getale van niet minder dan acht-en-veert'g tot een bundel vereenigd. Verscheidene ervan zijn echter niet veel meer dan korte aanteekeniogtn. De Inleiding" begint met de volgendejuiste opmerking : A.ls iemand, die, in welke betrek king ook, in de strafgevangenis werkzaam is, in gezelschap of op bezoek, zeker wil zijn, dat men met belangstelling naar hem Ju:stert, dan heef; hij maar over de gevangenis of gevangenen te sproken en alles luistert". De schrijver meent dit op d« volgende wijze te kuanen verklaren : Z >o gjmaSkelijk s'.elt men de ge/anganis voor as eene plaats waar de mensc-ien niet als mensehen betiandöld wor den; waar ze le?en ia een vuniighok, «onder licht of lucht, zondar eeniga afleiding of verzorging, kortom, waar ze ejn levan lalden, verre benelea hat msmciwaardige". De/;e verklaring lijkt ons m nder juist. I-dereen, die een weinig op de. hoogte is, weet nu wel dat in de g^vaagenissjn dergelijke »idd8leeuwsche toes.anden niet meer voor komen. Is 't ook niet veeleer eenvoudig het onbekende, het baitenis<i^e,dit de toehoorders aantrekt? Gevangenen '.ij u nu eenmaal door gaans niet de gewoonste individuen, en de omstandigheden waaronder z s lev.n, zijn voor buitenstaanders evenmin alledaags. Zjolang dus de menschheid haar verderfelijke nieuws gierigheid niet heeft afgelegd, zal ook baar belangstelling voor net gevangenis leven biijven bestaan. Behalve ons p:ic'it^evoel van recensent was 't waarschijnlijk ook deze zeltde verderfelijke nieuwijgierigheid.dieonsal deze acht-en-veertg stukjes ve.n begin tet eind heeft doen lezen. Toen we dit door da lectuur al maer en meer doordrongen van plichtsbetrach ting gedaan hadden, waren we dan ook wel waarlijk in het gevang geweest. Niet, dat domintéDekker uu zoo uitnemend over de macht van het woord" beschikt «n ons zyn onderwerp ten duidelijkste voor oogen weet te malen. Verre van daar. Ook dit boek is ge>n hooge literatuur, is zelfs geen lite ratuur, pretendeert ook niet't te wezen dit blijkt op ongeveer elke b'adzy'de. Maar 't is in dit geval hetzelfde als met het voorgaan de boak: wanneer men met zulke sterk spre kende feiten aankomt, moet man al heel slecht schrijven, wil er niets van de realiteit tot den lezer komen. De beer Dekker heeft inderdaad belang wekkende bijzonderheden gehoord en gezien, en hij deelt dit tamelijk sober mede; wel krijgen we af en toe een tekst of een paar psalmregels te slikken, maar doorgaans is de toon weinig zalvend en straf- en zede-preeken komen zoo goed als niet voor. De ervaring heeft trouwens geleerd, dat er met deza middelen by de gevangenen, waar ender heel wat cynische heeren zijn, niet veel is uit te richten. Botrc-ff-)nd3 dea over het algemeen geringen eerbied voor den eere-dienst" vernemen we dan ook eenige typeerewie staaltjeg, o. a.: dat de gevan? genen op hun kousen (of eigengemaakte pantoffjle) ter kerke gaan, daar 't vroeger voorkwam dat ze van hun klompen gebruik maakten om, zoo mogelijk de noodige stoornis aan te brengen." Ook was 't eens gebeu d, dat da dominee, onder de preek gehinderd door kriebeling in de keel, een teug water nam; n der gevangenen wenschte hem toen een krachtig prosit", waarop maar wat zal je d'r aan doen. Dieet hou len, geen sterke drank, altyd wijn met water, maar daar ben ik niet van gediend, dan maar een paar jaartjes vroeger de houten jas aar." Hy maakte van de enveloppe een prop en kijlde die naar den fotisch toe, van achter de toonbank nam hy een trapje met drie treden weg, stapte er op en greep een aan getrokken jsca uit eet) der vakken, ook een paar glazen. Hij scaoof een stoel naast dien van den witte, schonk vooraichtig de gla zen vol. Wilt u rooken ?' vraagde de chef. Graag," antwoordde de witte, maar zeiJe dat wat afgetrokken, want hij luijterde naar het geweld van liet onweer, ea hij vond het vree/nd dat de e iet er heel niets van scheen te bemürken. De chef gaf sigaretten en lucifers, tikte mat zijn g'as het gUs van den wilte aan en bejron ; Ts-jin, tsjin, op uw varder gelukkig herstel dan maar, u beat er beter afgekomen, dan die arme, oagelukkige bliksem van een A! hert i, Alberti?" viaagde te witte. Weet u dan niet, dat die al een paar weken dood en begraven is ?" De witte aat ganschelijk verslagen voor zich te kijken. Dia j mgen dood. Wat was er al gebeurd de weken van zijn tocht op den boven Congo, hij zelf nog ellendig zwak van zijn zware iokten, Van Dalen ie Kicchassa gebleven, ook al omdat hij ziek geworden was.,. .,U sctiiJQt u dat erg aan te trekken vau dien Alberti, hebt u Vau Da'en ook ecg goed gekend ?' Ik heb Al'jerti hier in Boiaa aan boord het geheele gehoor uitbarstte in een luid gelach*. Dominee vertelt dit 't zy te zy'nereere gezegd zonder eenige booiheid. H$ heeft in de pract^jk geleerd zijn, ziel in lijdzaam heid te bezitten, hy is a*n grofaeid gewend. Overigens was deze ziele-herder, die geen oogenblik twijfelde aan het nut van cellu laire gevangenissen; die kortweg decreteerde: Niemand krijgt een vorwis voor zyn goed doen. Wie dus gestraft wordt, heef: het ver diend" ; die de straf meermalen een zegen noemde, die van crimineele antnropologie en van het vraagstuk of celstraf wel geoorloofd en gewïnscht is al heel weinig of "niets scheen af te weten deze zieleherder was nu niet bepaald iemand, die een modern staudp mt innam. Hij was ongetwijfeld een ernstig, dieastvaardig, gosdhartig, j» zelte gevoelig man; maar in misdadigers iets anders te zien dan door eigen of anderer schuld verdoolden, ze te beEchouwen als psychisch zieken, die men niet etraiïin maar genezen moet, gaat boven z'n begrip of past niet in zynleveE3'3escbouwing. IQ Als een beest" bijvoorbeeld beschrijft hy n der treffendste gevallen: Het is alweer een- jonge man, met wien wij u in kennis brengen. En weer- een van het onhebbelykito soort. Hy' telt nog geen dertig jaren,- maar heeft reeds heel wat jaren gevangenisstraf achter den rug, en daaronder zy'n er, die men m IndiëCampagnejaren zon noemen, d.<v.z.; jaren, die voor dubbel mogen gerekend wordsn." Hij was een der moeilijkste gevangenen, lie ik gekend heb. Van hem kon in den, letterlyken zin van het woord gezegd worden, dat hij om God, noch menscb of duivel gaf. Hij had iets disrlijks in al zij n d jen en laten, terwijl hij in zyn spreken soms zoo weerzin wekkend sensualistisch was, dat het niet mogelijk was, langer naar hem te luisteren. By dit alles kwam nog, dat zy'ue ougevoeligheid voor letterlek alles aan het ongelooflgke grensde. Menigmaal heeft de majoor, die hem doorgaans zé.f de boeienaandeed, mij geiegd: Waarom zijn toch de lijfstraffen afgeschaft; voor een pak rotting slagen zou hij misschien nog respect hebben, maar al sluit ik hem krom als een hoepel (in de boeien. E.) hy' gesft er niets om."" Men mag in gemoeda betwijfelen of zoo iemand zich ze'fs door een pak rottingslagen zou laten veranderen. Nadat oas dan nog eenige staaltjes zijn medegedeeld van des gevangenen oabuigzamen aard, waar roor hem telkens nieuwe straffen worden opgelegl, als: opsluiting in de onverwarmde straf-cel (lit woord riekt pleonastisch) en '-eregeld gesloten" d. w. z. in de boeien, met om den anderen dag water en brood, en boven dien met berooving van licht", lezen we verder: Maar als men dezen jongen man gezien had, in al de straffan, die hem opge legd moesten worden, dan zou men zeker gezegd hebben : dat is nu toch onmenschely'k. Menigen winternacht heb ik om zynentwille slapeioos doorgebracht, by de gedachte dat daar in die strafgevaLgenis in de duinen een man in de strafcel lag by zoo'n bittere koude. Maar telkens moest ik het myzelven her inneren, dat hij zelf en hij alleen de oorzaak was van al de straffan, die hy kreeg." Een kras staaltje, dankt me en waarnit men zien kan, dat de afstand tu.schen de thans zoo onmenschelyk genoemde vroegere behandeling van krankzinnigen en het&trafBysteem in de moderne gevangenissen niet zoo heel groot is. Niettemin schry'ft dominee Dekker: Het heeft my vaak getroflhn, hoe bij al het afkeurende van veel en velerlei, wat in den laatsten tijd gehoord wordt, men nooit ane klacht verneemt over de behan deling van gevangenen. Ah men er eene ver neemt van dien aard, dan is bet eer over te goede, dan over te slechte behandeling; over voeding, nachtleger, behandeling, of wat ook, is maar n rosp van goed. En dat alles i* ook inderdaad zeer goed, voor zooverre dat in een strafinrichting goed kan zyn." Ik herinner my' evenwel een enquête, waarin Vliegen, Troelstra, Dammela Nieuwenhuis e.a. een heel ander boefje open deden. Dit onderscheid van meening zal wel te verklaren zyn uit de verschillende gezichts hoeken, waaronder men deze zaken kan be schouwen. De gezichtshoek van dominee Dek ker is een weinig ou werwetscb. en bekrompen, waardoor bet lezen van zyn schetsen er niet altyd aantrekkelijker op wordt; j i men voelt zich zelfs meermalen wee-beroerd door de zelf-genoegzame, secure braafheid, die eruit opwolkt opwolkt uit een ontzag^elyke poel van bitter, bytend, menschelijk leed. J. EVKKTS. Di iprong in het du'gler, door ESJEE, H, D. Tjeenk Willink & Zn., Haarlem. Het is, dunkt my, niet onaardig voor zich zelf weer eens, in een harer vele schakeerin gen de waarheid te hervinden, hoe menig keer dat vroeger al door anderen moge zy'n gevoor het eerst gezien, we zijn samen op dat eiland hier tegenover de stad nog uit jagen geweest. God! Is die jongen dood!" Hij begreep het niet waarom Boers hem dien avond van zijn vertrek in de draagmat naar '.^-Dolo dat niet reeds gezegd had, werd bet leven van de menachen hier dan zoo weinig geteld, dat enkele weken na hun sterven niemand meer aan hen dacht. De chef vervolgde: Ta Alberti ia ia K'nchassa, na drie dagen aan galkoortsen te heb ben gelegen, gestorven. Een Maandagochtend werd hy plotseliug ziek even na het ontbijt zakte hij in elkander. Wilt u precies weten, hoe 't ging: 11 heb hier den brief nog van een vriend van me, die bij de nregie is, we schrijven mekaar nogal geregeld: Wacht hier i;-ie, die brief." E in negerjongen kwam e Ten ia da deur achter in den winkel staan en zeide in het Hcllandsch: Mijnheer alles is klaar." Dek voor twee, Karel," antwoordde de chef, on trfgen den witte ging hij door te spreken, terwijl hij uit zijn glas dronk: Ik zal u even voorlezen. Hier... n«ê, dat interesseert u niet, wacht, dit..." ... Er is hiar pas een in de buurt overladeii, een zekere Alberti van hot Hollandnehe huis, juist eeti week zoowat nalat hij daar aangekomen was van de kust. Bjors had hem noodig voor hat een of andt>r on cUarona bleef bij ia Klnchassa, ofschoon hij eigenlijk voor bovei' beatemd was. Boers vertelde mfj 'Maandagochtend, dat er een ziek was geworden, een nieuweling, dia was ^en uur voor ik kwam na het ontbijt in elkaar gezakt en dadelijk op bed gebracht, want bij bleef bawuste'oos. Ik heb ean

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl