Historisch Archief 1877-1940
Nö. 171S
?DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Prins Maurits. (Hist. optocht 30 Mei 1910.)
tlam", en op die op h«t Koningsplein:
«Het Vaderland behouden met God en
"Oranje". Aan de Willemspoort kregen
0 turfdragers met witte voorschoten aan
«B blauwe slaapmutsen met witte strepen
op, hun dracht verlof witte koor
den aan het span te bevestigen en het
rijtuig der prinsen in triomf door de
«tad te trekken.
Groot was ook het enthousiasme bij
den intocht van Koning Willem III in
1861, na den watersnood in de Bom
melerwaarden bij de herdenking van Zijner
Majesteit's 25-jarige regeering, 12 Mei
1874, den dag dat de koning in het Paleis
bezoek ontving van Keizer Alexander
van Rusland.
De blijde inkomsten van Koningin
, Emma, van Hare dochter Wilhelmina
»ls Prinses en Koningin, van Koningin
Wilhelmina na Haar huwelijk en bij
Haar kroning worden thans met eene
nieuwe vermeerderd nu Hare Majesteit
voor het eerst te Amsterdam verschijnt
met Hare dochter Prinses Juliana.
Deze blijde inkomste wordt luister
4>jjgezet door eenen:
Hiatorischen Algorischen
Optocht,
verbeeldende liet tijdperk van
Willem den Rijke en Juliana
van Stolberg
tot
Koning Willem I.
Vier Herauten te Paard openen den
stoet. Een praalwagen geeft een voor
stelling van den Oranje-stamboom, die
in Dillenburg de wortels heeft. De
stamvader, Willem de Rijke, grave van
Nassau, van Catzenellebogen, Dietz enz.
en de stammoeder Juliana van S tolberg,
die den Prins van Oranje, den
grondlogger van Neêrland's vrijheid gemaakt
heeft tot wat hij geworden is en naar
wie koningin Wilhelmina hare dochter
Juliana genoemd heeft, Willem de
Rijke en Juliana van Stolberg, van wie
ook Z. M. Wilhelm II, keizer van
Duitsohland zijn afkomst rekent, volgen
in een schitterenden stoet, met pages en
den banierdrager van Juliana van Stol
berg achter de praalwagen. In hun nabij
heid rijden Johan en Lodewijk, beiden,
graven van Nassau.
Een tweede groep stelt voor Prins
Willem I, bijgenaamd de Zwijger en
?~a*J&®^&8téi
gm&i:-Stadhouder Willem III, Koning van Eageland en zgn gemalin Maria Stuart
in een staatsie-karos. (Hist. optocht 30 Mei 1910.)
zijne gemalin Louise de Coligny. Omringd
door: Philips Marnix van S t. Aldegonde,
gehouden voor den dichter van het
Wilhelmus; Hendrick, Heer van
Brederode en gemalin, Philips van
Montaaorency, grave van Hoorne en gemalin;
Lamoraal, grave van Egmond en zijn
gemalin; Maria, gravinne van Hohenlohe,
van Nassau, enz., dochter van Prins
Willem I. Een groep helden uit dea
tijd van Prins Willem I.
Een derde groep verbeeldt den tijd
van Prins Maurits. Op deze groep
volgt een praalwagen: De Oost-Indische
Compagnie". Zij geeft een beeld van de
Indische baschaving en productie. In
een Indisch landschap een Javaansche
hut, waarin Hollanders en Indiërs. Daar
na Indische voortbrengselen; op den
voorgrond een Boeddha beeld, afkomstig
van dan tempel Boeroe-Boedoer
(Djokjokarta, Java). Op den wagen is bij de
Javaansche hut: Cornelis de Houtman,
opperkoopman, Joris van Spilbergen,
admiraal, Pieter Both, gouverneur-gene
raal; Jan Pieterszoon Coen,
gouverneurgeneraal, naast deze de Koning van
Atshin, de Sultan van Dj ohor, de Koning
van Bantam, de Sultan van Ternate, de
Sultan van Tidore en de Maharadja van
Kandi.
De vierde groep stelt het tijdperk van
Frederik Hendrik voor, de praalwagen een
oorlogsbodem (een galjoot) uit de 17e
eeuw, voerende de standaard van Frederik
Hendrik en de Statenvlag; de daarop
volgende verbeeldt den vrede van Munster.
In den stoet de Regeering yan Amster
dam die in 1655 het stadhuis inwijdde.
Praalwagen: AÜegoriêdttévoorstelling van
Amsterdam's grootheid in de 17de eeuw.
De Aoisterdamsehe stedemaagd, tronend on
der de keizerskroon, binnen de oude veste.
De koopmansgoederen gestapeld op de voor
steven van het schip geven een beeld van
handel en ecbeepvaart. Groep Amsterdam
se hèburgers. P/aalwagen. De Muiderkring op
het Slot van Muiden: Vondel, Hooft, Huygens,
H ugo de Groot, Dr. Coster, Prof. Vossins,
Prof. Birlaeus, Mostaert, Baeck, L. Beael,
Jan Vos, Heleonora Hellemans, Maria
Tesselschade, Francesca Duarte, Chmtina van
Erp en Anna Roemer Viseer.
Groep beeldende kunstenaars: Rembrandt,
Frans Hals, Bartholomeus van der Helst,
Jan Steen, Jac. van CUmpen, Arthnr
Quellinns, Paulus Potter, Meindert Hobbema,
Govert Flinck, Jacob Rnyedae), Adriaen
Bronwer, Aelbert Cuyp, Gerard Don, Ferdinand
Bol, Adriaan van de Velde.
Praalwagen: De Koopstad Amsterdam. (Hist. optocht 30 Mei 1910.)
Herallieïop Z'D (smalst.
Wederom is er op een belangrijk docu
ment zulk een ernstige flater op het gebied
?der Wapenkunde begaa», dat ik my ge
drongen gevoel deze even te signaleeren.
Op de voorzijde van den band van den
?Jnliana-bübel, waarvan het ontwerp door
?den heer Chris Lebeau te Haarlem werd
geleverd, is wél de gekroonde leeuw met
zwaard en pijlenbundel aangebracht, maar
zyn Au staande blokkfn in het schild (Nassau)
geheel vergeten.
Kritiek op den vorm van het leeuwtje
zal ik maar niet uitoefenen, doch van
het opgeheven zwaard is m.i. bitter weinig
terechtgekomen. Welke handelwijze verricht
het wonderbaarlijke dier met dit wapen P
Tracht het de slaap uit de oogen te
wrijven, of is het beest wellicht zoo up
to date" gestiliseerd, dat het 't horizontaal
?gerichte zwaard als verrekijker bezigt, on
de komeet ran Halley te ontdekken ?
Driebergen, G. W. H. VEESTER,
21-5-1910. Heraldicus.
Haart KüBstlriDg. Leien, (notities)
Er zgn hier een aantal schildergen die niet
tentoongesteld hadden moeten worden omdat
ze zelfs zonder handvaardigheid zjjnd, ons geen
enkele oefening van oog noch hand vertoonen.
Er zijn hier vervolgens een aantal werken
die ge op iedere tentoonstelling van werk
door leden van een kunstgenootschap vindt,
«n waartegen het vergeefsch rebelleeren is.
Het zgn zelfs niet eens nog de middelmatige
burgers van Rqosevelt: en het schijnt dat
kunst niets heeft van zgn republiek, want
celfs de middelmatige burgers zgn daar weinig
te eeren: eer de nitbnndigen en eer de
weidsharmoniscaen. Er il ten slotte het werk van
«enige technici, menschen die hun vak ten
minste _ kennen, en van eenige, die het zg
nog weinig, toch iets van een persoonlijkheid
bezitten. Den katalogua volgend noem ik:
P. Arntzenins met Rozen en een stilleven
met hoed en doodskop; Breman; Coert, wiens
werk te zwait wordt, niet van een zwart dat
rouw uitdrukt of diep flonkren, maar van
«en zwart dat levenloos is. Mej.Cramer heeft
hier vier teekeningen, die zgn als
hetevennippen van een wijn van ondeugd. Het werk
is eenigssins gl, een tikje naar de kant der
perversitelt en iets bezit het van een spich
tige gratie. Hoewel er allerlei invloed in te
bespeuren is, heef c het een persoonlijke hou
ding-. Het is niet diep, niet grootsch, het is
geen spiegel voor den geest, bet is delicaat
nippen van een glas vol wg'n van ondeugd.
Van P. Franke noem ik de Avondstemming.
De Vissciers vrouw door W. F. Haas heeft
niets van de aangenaamheid van zgn teeke
ningen of van zgn bnitenstndies. De
Huidenplot er g van Hegenbrock is niet van een er
varen teekenaar. Jorden's Winter behoort tot
de werken die ik in de eerste regels noemde.
Kohier is frisch van kleur in de twee
studies; A. H. Koning, zwak vertegenwoor
digd, noemt schilderijen wat ternauwernood
schets is. Van LeJieweids BrinchhoTst heeft
een eigenaardigheid door zgn fletse kleuren;
Lwa is ten minste de schilder; ik heb hem
te kort geleden uitvoerig besproken, om dit
hier te herhalen. Verder zgn te vermelden:
Luyt, Mastenbroek, H. A. van Oosterzee:
bg Elspeet; de Moor met het Rotslandschap,
Pieters: in den kinderstoel; Willem Roe
lof;), Willem Sluiter, van der Stok. Tus
senbroek. Het zelfde euvel alb op Pulchri
heerscht ook op den kunstkring: weinig dran/.
Een tweede kwaad is hier eveneens: sommi
gen die tentoon konden stellen doen
het ook hier niet. Een verandering is dat
er een aantal leden bg gekomen zgn in den
laatsten tijd waarvan een middelmatige bur
gerij kan groeien ; sommigen kunnen misschien
beter tot een fijne menschheid eens rijpen.
Maar ook in dezen betrekkelijk jongen kunst
kring rumoert geen rebelsch bloed meer dat
de mooglgkhcêa bevat tot een schoone toe
komst. Er zgn tegenwoordig overal te veel
klerken in de schilderkunst, te veel onder
geschikte werkers, en te weinig kunstenaars.
PLASSCHAERT.
Vincent m Gogb. (in 's Büts-Mnn),
De nieuwe schikking in 's Rgks-Museum
heeft werk van modernen bijeengebracht op
een wijze, waarin zeer zeker het oordeelkun
dige te waardeeren valt.
Van bet eekenis wil ik het noemen, dat
daar 'n kollektie thans bijeen is van werk
De vijfde Groep is aldus samengesteld:
Willem II Pr.nee van Oranje, Stadhouder;
Maria Staart, Princes R >yil, Princessa van
Oranje, enz. enz.
Willem V en gemalin, bijgenaamd Willemgntje. (H'st. optocht 30 Mei 1910.)
De zesde Groap stelt voor: Willem III,
Koning van Groot Brittaniën en Ierland,
Stadhouder van Holland ende West-Fries
land, Gelderland, Zeeland, Utrecht en O
verijssel, Kapiteyn en Admiraal Generaal;
Maria S'uart, Koninginne van
Groot-Brittaniën en Ierland, Princesse van Oranje,
van Nassau, enz., enz., Gamalin van Wil
lem III, in Statie-Karos.
De zevende Groep verbeeldt: Jan Willem
Friso, Prins van Oranje en Nassau, Stadhou
der van Friesland, Stad en Lande en van
Drenthe, Veldmaarschalk ; Maria Louise van
Hessen Kassei,Princesse van OranjeenNassau.
De achtste groep stelt voor: Willem IV,
Prins van Oranje, Anna, Koninklijke Prinses
van Groot-Brittaniëen Ierland, Hertoginne
van Brnnswgk en Luneburg, Princesse van
Oranje en Nassau.
De negende groep beeldt uit: Willem V,
Prins van Oranje, Erfstadhonder van Holland
en West- Friesland enz. enz. Frederica Saphia
Wilhelmina, Prinses van Pruisen. Willem
Graaf van Bentinck en Charlotte Bo.phia
Gravinne van Bentinck en Aldenburg, Vrouwe
van R hoon en Pendrecht. Beide laatsten in
eene origineele achttiende-eeuwsche fjees.
De tiende groep bestaat uit: Willem I,
Prins van O rat) j e enz. Koning der Nederlanden,
Ggsbert Karel van Hoogendorp, Adam Frans
van der Duin, heer van Maasdam, Lsopold
Graaf van Limburg Stirnm.
Een f c teveningsche Bom op origineel
Scheveningscn onderstel. Frederik, Prins der
Nederlanden, Generaal der Cavalerie, Karel
Bernard, Hertog van Saksen-Weimar, Kolonel
in het Regiment Oranje Nassau, Willem,
Erfprins van Oranje Nassau «nz. enz., Kroon
prins van het Koninkrijk der Nederlanden,
Detachement Huzaren: 1815" onder com
mando van Jhr. Willem Bareel, Kolonel.
Kanon uit 1815, bespannen met 6 paarden,
o verwinningg-trophee uit den slagbjj Waterloo.
De laatste praalwagen is eene allegorische
voorstelling van de toekomst, zooals dichters
zich die voor de Koningin, .voor den Prins en
hun dochter Prinses Juliana en Nederland
droomen in de echoone Meimaand:
De groete Meimaand ia in 't land,
En strooit door bogch on lustwarand
De bloesems 8er kastanjes;
Seringen hangt ze in r ij k festoen:
Te midden van het malsche groen:
Ter eer van wie, ter eer van wie p...
Van Neerland en Oranje. 1).
J. H. R.
1) Verspreide gedichten van J. A.
Alberdingk Thym.
Praalwagen: Het Zeehelden-tijdperk. (Hist. optocht 30 Mei 1910.)
KHIIIIIIHIIUIIMIIMinlIIIIIKI
liiiiiiiiiiiiiililiMiMiiiimiiiimiimiiiiiiiniiHiMiiMiimiiMiniiiMMmii
imiiHiMimmimmHiiiimtMimiMiiitii
van dien Nederlander, die zoozeer uit het
kader vliegt van z'n tgdgenooten, en wel
merk waardig mag het heeten, dat onze groote
aandacht gaat onder al het in de nienwe
zalen ondergebrachte tot dezen Vreemde,
dat ze tot hem gaat vanzelve.
Van Gogh heerecht hier met 'n tiental
zijner ver-beeldingen.
En staande voor dit werk, staande voor
deze verbluffende waarachtigheid, luisterend
naar dit ronduit-gesprokene, dikwerf
ruwnitgeflapte, maar immer diepe, aangrijpende
moeten wij ons indien er mér dan
alleentheoretisch kunstbesef in ons is wel alle
knus-gekoesterde en beaaide princiepen en
geleerde formnle's en ferm geheven leuzen
voelen ontschieten. Wg moeten ons voor
dezen Hamlet der schilderkunst eenigszins
gevoelen als bestrafte wijsneuzen, als op ons
nummer gezette Poloniussen, waar met iederen
verfstreek, met iederen krgthaal ons gezegd
wordt, met profetisch geweld, dat t her e ai e
more things in heaven and earth, than are
dreamt of in your philosopLy".
Deze Vincent had iets van den Z'ener, dat
hem deed erkennen het wezen, dat achter
de materie der dingen ia, het wezenlijke van
het bestaande, dat hem in de ziel had ge
grepen, dat hij in kinderlijk geloo ven speurde
achter den schijn, met laaienden hartstocht
joeg in het uiterlijke vormenleven.
Ea zoo was hem dan hat techniscne slechts
middel tot dit vorichende beelden. Gladde
handvaardigheid was hem niets. Het handige
kunnen, dat, zich vermeiend in
tecbniekgestoei, meestal big f t aan de oppervlakte
van vormen-weergave alleen, het métier
talent" ontbrak hem, maar overstelpt door
de levens tragiek die hg' begreep met het
instinkt van het genie, was allei bg hem
gericht op het ten volle naar waarheid
uitzeggen van z'n sentiment, zijn zicht op het
bestaande. Het was hem alles ontzaglgken
ernst, het pikturaal-aangename was hem
onverschillig. Hg ziet het doen der dingen;
mér: hg ondergaat het in iederen vezel en
zóó in ontzetting voor bet besefte levens
mysterie, moet hg' zich opmaken tot uit
beelden, moet hg zich u'tio<g«n, omdat het
hart hem berst van volte. Vincent luisterde
naar wat de dingen hem zegden. Hg ver
stond die taal van de dood geheeten stof en
zoo werd aan zgne naïre ziel heur wezen ge
openbaard. ... En als hg a'dus ranke boom
stammen zal schilderen, die hg ziet,
teerryzecd, toch zoo sterk staand in den vasten
grond, dan doordringt hem de kracht van
die diepe, stevige worteling, en als z'n pen
seel het niet kan bereiken naar zgn gevoelen
dan. nijpt hg recht uit de tube de verf op
het doek, de stammen den grond uitlijnend,
stevig, rank-omhoog, werkt ze dan met 't
penseel wat bg.
Zoo was hg dan tóch de teekeoaar
bgGods-genade, als teekenen is: het geven van
het karakter, de doening van het geziene,
als teekenen is: het vastleggen van actie,
het neerschrijven van het typeerende.
Hoe Vincent teekende? Zie alleen maar
zoo'n korensnijdenden boer (no. 2926a): hoe
hg het doen ervan zoekt in geschuifel van
krgtstift en vegend en kantig omlijnend het
gevondene vastlegt en met wat indische inkt
versterkt en met 'n sepia-streek verzekert,
tot hij heeft gegrepen vast en scherp bet
zijn van den werker, optornend in het volle
graangegolf, hoekig, zwaar, bonkig in z'n
moeizaam gezwaai...
Dat is teekenen: die klemmende
rechterknuist, die neergeplante beenen, het bultende
kleergoed om het knokige Igf.
Maar nu is dit hier niet pittoresk gegeven,
het wa1* den teekenaar ook niet daarom te
doen. Waar het hem wel on ging was de
levenstragedie van den landwerker in deze
se figuur doorschouwd, was het geheele
bestaan van het ras in deze ne figuur ge
concentreerd en door den schilder erkend
en geboekt. Dat was wat Vincent had te
zeggen. Wat hij hal te zeggen hier en in
elk van z'n werïer.
Wie met z'n hoofd vol princiepen en
kunstregels en eischen voor van Gogh's se
illderijen of teekeningen komt en begint met
vragen instee van luisteren, dien heeft deze
wondere mystieker niets te zeegen, maar wie
stil zie h te luisteren zet, dien zal hg zgne
vizioenen openbaren, die zal vermogen te
schouwen in deze diepe, raadselvolle
menschenziel. Zóó is zgn schildering te vers'aan
van smaragden luchtgloed met in ontstellende
reusachtigheid pralende zonneschijf, dreigend'
komende aangevaren over den star liggendeh
bergmuur (no. 984 f). En onder dit een
wereldkatasiroof gelijkend zon-vizioen rolt in
wilde branding een korenveld, geweldig als
'n stormzee en daartegenin met gebaar van
wanhoopsge weid stormt een maaier,... en
het wil schijnen als zon de hevige golving
hem overstelpen ...
Het is dit, wat mede eene eigenheid van
Vincent's wrochten is: het geweldige van
het eenvoudige. Het is dit wat hg ge
meen heeft met alle Genie.
Het groote van den kosmos leeft voor hen
in alle onderdeel. In het meest eenvoudige
speurt hg verband van wereldorde en zoo
deint bet al bg hem uit tot ontzaglijkheid,
tot beapstigende grootheid.
'n Stilleven van wat simpele dingen,
dennentakker, citroenen in 'n mand, 'n paar
handschoenen erbg slingerend, heeft 'n doe
ning van 'n verwonderend gewicht, wat de
schilder vermeerdert door 'n dekoratieve
stelligheid in kleur en kompositie, door 'n
zichzelf doen zgn van elk motief, dat het tot
een Stranss-symfonie in kleur maakt. Deze
dekompositie der kleur (aan Clande Monet
moet hier gedacht) is mee van het bg zondere.
Dat hg de luministen-techniek niet door
dik-en-dnn toepaste is het zuivere in van
Gogh. Daarin is weer te zien hoe dezen
gelukki£-onechoolsche. techniek bijzaak, mid
del tot ejj n doel was. Bg velen werd dit
het schitteren met verf zet j es doel der
schildering. Maar Vincent drukt er mee uit
'n klare waterspiegeling (No. 9846.) of het
zacht-znivend zonlicht, goudelend door
wuivend gebladerte, zooals in het met 984c
genummerde doek, waar zoo zeer de zachtr
geheimnisvolle wereld van 't ruHehend
diafane boomloof zingt om den vollen kloeken
opstand van het tuinhek met de prachtige
struktunr der steenzuilen, die tot iets van
vreemd leven weer zgn geworden, van 'o
eigen, sprekende physionomie.
Toch is hier iets van 'n zachte, milde
weemoedï^esteldüeid aanwezig, anders dan de
zware tragiek, het schrijnende van het rauwe
zelfportret uit 1888 en toch ook wel weer
te vinden in de peilende efinx-oogen, het
eenige van zachtheid in dit barre aanschouwen.
Zó6 is Vincent wel geweest: het droomend
teer e wazend door vlamming van passie en
leed. Zóó was hij gegrepen door 's levens
ondoorgrondelijkheid, door 's levens ontvet
tende schoonheid, de ziel gepg'nd door levens
leed. Het wereldleed, dat tenslotte hem in
wilden gloed zon omvlammen, cykloon van
smart, die hem in wielende kolking zoo
wegrukken.
Maar in 'zgn beste werk en zoo mocht