Historisch Archief 1877-1940
Na 1719
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O II N E D E H L A N I).
HET VERTROUWEN
MAGGI's Aroma
verbetert ©ogenblikkelijk den smaak van
zwakke soepen, bouillon, groenten, sausen enz.
MARGI's Bouillon Blokjes.
Deze dienen voor de bereiding van beerlijken
bouillon per kop
der Msvronw yerdienen ten rolle de min beken! staande
IV1AGGI Producten.
Goedkoop, pnakkeitil' ia't uitmik en rooMliik van smaak.
MAGGI's Soepen in Tabletten
geven in korten tijd, slechts met water ge
kookt, aangenaam smakende en voedzame soepen.
iiilHniiiiiMiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiii
? Een oDbelangrijt onderdeel.
Steeds kleiner wordt het aantal dergenen,
die zi.;h verwonderen dat, in onzen tyd,
sooveUi vrouwen verlangen het kiesrecht te
bezitten. Het schijnt bijna overbodig dit
onderwerp rog aan te roeren ; haast iedereen
weet, ook zij die het nog niet willen beken
nen, dat deze eisch, woi telend in logica en
rechtsgevoel, onafwijsbaar ie, en zyne vervul
ling nog slechts een zaak is van langeren of
korteren tijd. Toch kan bet nuttig zyn het
volgende, karakteristieke feit uit de Franscbe
wetgeving nog even onder de aandacht te
brenger.
Zogals men weet heeft de Kamer, vóór zy
uiteen ging, de wet op de
onderdoms-verzekering der werklieden aangenomen Pessi
misten zeggen dat zy nog in ontelbare jaren
niet in werking zal treden, en de Kamer haar
slechts aan genemen heeft uit vrees voor de
verkiezingen, maar met de bijgedachte haar
neg lang in de een of andere goed gesloten
kast van het Palais Bourbon te laten slapen.
Ik geloof echter niet aan die bewering. De
drang der kiezers is een macht, en te velen
verlangen te aterk naar deze wet om haar
niet op te eisenen, indien zij zich zeer mocht
laten wacbten. Het is niet mijn plan bier bij
de regeling dezer wet in haar geheel stil te
staan, nocb haar uitgangspunt, hare
wenschelykheid of praktiich nut te bespreken.
Zooals bekend is, werd zij heftig aangevallen
en veroordeeld, zoowel door de rechter- als
doer de linkerzijde, en heeft zij ten slotte
niemand volkomen bevredigd. Dit neemt
echter niet weg dat, zoodra au in werking
zal zijn getreden, alle onde, afgeleefde man
nen in het land een verzachting van hun lot
zullen kennen, en haar zullen zegenen. Wan
neer het overgangstijdperk voorbij zal zyn
voor dit tijdperk bestaan speciale voor
schriften en de mannen, die nu beginnen
bij te dragen, hun vijfenzestigste jaar zullen
hobben bereikt, na dertig jaren te hebben
gestort, zal er geen oud vaderij e meer zy'n,
dat van honger omkomt of zich van kant
maakt uit angst van verhongeren een hier
dikwijls voorkomend feit of door zijne
kaderen dood gewenscht wordt, omdat zijn
onderhoud als een looden last drukt op hun
mager budget. Elke grijsaard, boven de
vijfenzestig, zal dan een jaargeld hebben van
ongeveer 414 francd, wel geen rijkdom, maar
een kleine weldadige zekerheid.
En de vrouwen, voor zoover zij loontrek*
kend, en arbeidsters waren, zullen na haar
vijfenzestigste jaar 270 francs jaarlijks ont
vangen. Daar haar loon gewoonlijk lager is
dan dat der mannen, hebben de wetgevers
uitgemaakt dat ZÜminder behoefden te storten:
slechts ze» franken in plaats van negen. En
dit is verdedigbaar. Dat zij ten slotte echter
niet genoeg krijgt om van te kunnen bestaan,
al heeft zy ook nog zoo zwaar gezwoegd
gedurende haar geheele leven, dat ia hard.
Wie zou kunnen leven een heel jaar lang
voor twee honderd zeventig franken? Voor
de vrouw-arbeidster dua geen zekerheid pp
het einde van haar weg, nooit veiligheid,
nooit rost . . . Teeder zy'n zy niet op het Palais
Bourbon voor de oude arbeidster. En toch
kan deze zich nog als 'n troetelkind der
machtige heeren beschouwen. Men heeft ten
minste aan haar gedacht, zy het dan ook niet
op zeer edelmoedige wyze. Maar die andere
vrouwen, die honderd duizenden, die om
UIT DB NATUUR.
Groene bloemen en kleurige bladeren.
Er z\jn weinig uitzonderingen pp den regel
dat bladeren, groen zy'n, zoo weinig, dat w\j
ons in het eerst vergissen en bladeren voor
bloemen aanzien, indien ze een enkelen keer
effen gekleurd voorkomen, gekleurd, dat n.l.
in de botanie zeggen: niet groen; zoo zeer
is groen de neutrale kleur in de wereld der
planten. De kleur bly'ft de bloem
voorbehorden; het wit, oranje, geel, violet, verder
rood blauw in alle nuances dat zyn de
bloementinten; alleen geen volkomen zwart, en
zeer zelden bruin; groene bloemen kent alleen
de kweeker en de botanist; het zyn óf mis
vormingen óf onvolkomenheden,
ofdeeigenlykebloemkroon ontbreekt. In het eerste geval
spreekt de vakman van vergroeningen, ze
komen nog al eens voor bij klaver en ook
bij rozen, in het tweede schijnt de bloem
groen, doordat in plaati van een bloemkropn
talrijke blaadjes, zoogenaamde schutblaadjes
rondom meeldraden en stampers staan.
Een plantenfamilie, waarvan verscheidene
soorten in ons land voorkomen, is bekend
om zijn groene bloemen; bet is de
WolfsKelk-familie die volop als laag onkruid in
den moestuin, en als meterhooge planten in
de veenplassen vertegenwoordigd is. De naam
Wolfamelk" is dadelijk verklaard, indien ga
een blad of stengel doorbreekt; ge ziet dan
een wit melkachtig aap te Toorscbyn komen;
en dit melksap heeft veelal giftige eigen
schappen. Vooral langs spoordijken bloeit van
de week een groote soort wolfamelk; met
ongelooflijke taaiheid houdt deze wolfsmelk
stand tegen nieuwe indringers en oude
eonIllnstratie uit de Flora van Heimans,
Heinsius en Thrjsse.
welke reden ook, geen gesalarieerd werk
verrichtten, de trouwe levensgeefsters en ver
zorgsters der gezinnen, de dappere, stille
werksters aan den hniselyken haard, dien
haard waarmede men in offleieele kringen
zoo gaarne sentimenteel dweept, zoodra het
er op aan komt den vrouwen iets te weigeren
wat daar buiten ligt, de moeders, de beschei
den bronnen waaruit een volk misschien zyn
beate krachten put, zy werden door den wet
gever vergeten... Voor het onde moedertje,
heeft niemand gezorgd. Als zy aan het einde
van haar zorgenryke baan komt, kan zy niet
op een enkelen stuiver aanspraak maken. En
wie zou zich daar naïef over kunnen ver
wonderen? Zy is immers geen kiezer, wat
gaan den afgevaardigden haar nooden aan?
Zjj zyn honderd duizenden, maar zij blijven
een onbelangrijk onderdeel, een te
verwaarloozen onderdeel, immers een deel dat geen
stem heeft I
Volledigheidshalve moet ik hier bijvoegen,
dat de nieuwe wet een niet verplichte, maar
vrijwillige verzekering openstelt voor de
kleine bazen, landbouwers en pachters. Hun
te betalen premie bedraagt tusschen de negen
en de achttien franken. En nu is ergens, in
een kleine, verscholen paragraaf gezegd, dat
van deze vrijwillige verzekering ook de vrou
wen der verplicht verzekerden kunnen ge
bruik maken, voor zoover zy niet zelf loon
trekkende arbeidsters zijn. Maar dat deze
paragraaf in werkelijkheid geen beteekenis
heeft, was zoo duidelijk voor alle afgevaar
digden, dat by alle besprekingen, betreffende
deze vrijwillige ouderdomaverzekering, men
steeds de woorden: pachters, landbouwers,
kleine bazen hoorde wederkeeren. Van vrou
wen werd nooit gesproken. Inderdaad, ieder
weet dat in een gewoon arbeidersgezin van
vrijwillige verzekering zoo goed als nooit
gebruik zal worden gemaakt. Indien de ge
middelde arbeider ryp was voor het begrip
van onderdomsverzekering, zou niemand
immers naar een verplichtende wet behoeven
t» verlangen. Dezelfde wetgever, die ijvert
voor verplichte verzekering om den man te
vrij waren voor een erbarmelyken ouden dag,
is ter kwader trouw, wanneer bij wil laten
gelooven dat een vrijwillige bijdrage de vrouw
voor dat kwaad kan behoeden. Wij weten
allen wel hoe het is in gezinnen, waar men
nauwlyks de dagelijksche uitgaven kan be
strijden. Slechts by hooge uitzondering zal
men daar een man vinden, die van zijn
weekloon vrijwillig een deel afneemt om zijne
vrouw te verzekeren. Hoeveel verregaande
zorgeloosheid vinden we niet op dit punt
zelfs in kringen, waar men over veel ruimere
middelen beschikt.
En nu het indirskte gevolg dezer wet,
waaraan de wetgevers blijkbaar in het geheel
niet gedacht hebben? Dat zy een sterke
aanmoediging is voor de getrouwde vrouw
om naar de fabriek te gaan. Zy stelt immers
een premie, een vry hooge premie: de belofte
van een rentetje, op het niet thuis blyven
der vrouw. Wil zy niet verhongeren op haar
ouden da?, dan moet zij gesalarieerde arbeid
ster worden. En wie kan de noodlottige
gevolgen overzien van dezen moreelen dwang?
Ik behoor niet tot degenen die de gehuwde
vrouw zonden willen dwingen zich uitslui
tend mét haar huishouden bezig te houden.
Vooral waar het arbeid geldt, die slechts een
gedeelte van den dag vordert, en genoeg
bezoldigde werkkringen, waarbij de vrouw
zich kan omringen met helpsters die aan
hooge eischen voldoen, en mogelijk kundiger
zyn in de zaken der huishouding dan zij
currenten; zoo staan er, zoolang als ik me
herinneren kan, duizenden en duizenden van
die Euphorbia'a aan de lyn van Zaandam tot
Alkmaar, hier en daar nemen ze de plaats
van het gras irj, en vormen letterlijk zoden.
Wie weinig aan botanie heeft gedaan, en
tcch belangstellend of ook maar nieuws
gierig, zoo'n plant met groene bloemen plukt,
weet er heelemaal geen weg mee; je ziet er
wel iets als meeldraden in die in een ondiep
kommetje staan; maar bovendien een stuk
of vier geelgroene glimmende halvemaantjea
?f schyfjes; bij sommige hangt er een bol
letje uit den beker, een dik glad of pukkelig
bolletje met een kroontje er op, dat uit drie
draadjes of knopjes bestaat.
Breekt ge zoo'n groen bloembekertje door
of liever een stuk of wat, dan blijkt zo»'n
bekertje als het nog jong ia, het bolletje te
bevatten; maar dit staat nog overeind, zijn
ateeltje is kort en recht; drie draadjes ateken
omhoog uit het bolletje »n reiken boven den
rand van den bloembeker uit. Dit vreemde
groene dingetje nu is een bloem, en wel een
vrouwelijke, maar zoo eenvoudig mogelijk,
ontdaan van alle pronk en praal; het ia niets
dan een stamper, het vrouwelijk geslachts
orgaan der bloem; in het bolletje, het
vruchtbegineel, bevinden zich de eitjes*; bet drie
voudig kroontje is de stempel, die om stuif
meel ter bevruchting vraagt.
In de oudere bloemen ii dit bolletje al op
weg om een vrucht te worden, waarin de
zaden rijpen; het verlaat den bloembeker om
plaats te maken voor de meeldraden; er staan
er gewoonlyk drie of vier gereed *m stuif
meel aan te bieder, en elk van die meel
draden vertegenwoordigen alweer een bloem,
Maar een die zoo onvolledig mogelijk is. Min
der kan het niet, niets dan n meeldraad; geen
haartje, geen nietig scbubje, om aan te dui
den dat het meer is dan een meeldraad, dat
het een bloem is.
Waarom men dat dan aanneemt? Wel,
ten eerste op grond van overeenkomst met
andere dergelijke en duidelijker gevallen;
bovendien is er toch aan zoo'n
wolfamelkmeeldraad iets op te merken, dat de onder
stelling steunt; ook zonder leupe is nog te
zien dat de steel van den meeldraad de
helmdra*d zooals de botanische term luidt
geleed is; dat wil zeggen er il een voetstuk
met een bovendeel; i ei g wat bij een gewone
zelve, is het een onrecht, een willekeurig
ingrypen in de vryheid van het individueele
leven, de getrouwde vrouw wettelijk te
willen beletten zich aan eenig beroep te
wyden. Maar by weinig betaalden arbeid, waar
by het onmogelijk is een goede tijdelijke plaats
vervangster aan te stellen, weten wij allen hoe
noodlottig het voor de gezinnen kan zijn als
de huismoeder gedwongen wordt naar de
fabriek te gaan. Een belooning, als 't ware,
te stellen op dit buitenshuis arbeiden, kan
niet anders dan slecht werken. Het zal ook
hier weer gaan, zooala het zoo dikwijls ging:
wanneer de vrouw vergeten wordt, omdat
men hare belangen onbelangrijk vindt, wordt
ten slotte de geheele bevolking in zyn kern
getroffen.
De kreten der economisten en staatslieden,
die waarschuwend roepen over de ontvolking
van Frankrijk, klinken hoe langer hoe luider,
overal gaan klaagtoonen op. Maar de wet
gevers hebben geen aandacht voor haar van
wier wil toch grootendeels de bevolking of
ontvolking van een land af hangt. Hun gemis
aan logica zou ons kunnen vermaken als het
niet om 100 ernstige zaken ging. Door een
andere bepaling in de nieuwe wet hebben zy
bovendien het voor loon buitenshuis arbeiden
der vrouw ook nog bevorderd. Natuurlijk niet
op direkte wyze; zy zouden zelfs verwonderd
zyn als men hun dit verwijt deed. Doch op
niet recbtstreeksche wyze hebben zij nog een
andere premie gesteld op het verlaten van
den haard door de vrouw. Deze, op grond van
haar lager loon, hoeft minder voor hare ver
zekering bij te dragen dan de man, maar ook
haar werkgever hoeft voor haar minder te
storten. Voor den arbeider betaalt de patroon
negen franken, voor de arbeidster slechts ze?.
Hy heeft dus alle reden liever vrouwen, dan
mannen in dienst te nemen ; bij een groot
personeel is de bezuiniging aanzienlijk, en de
verzekeringswet verscherpt dus nog de treurige
concurrentie tusschen mannen en vrouwen op
het steeds meer veroordeelde terrein van
lagere vronwen-loonen. Meer dan ooit aan
gezocht door de werkgevers, die zoo weinig
mogely'k voor de verzekering wenschen te
betalen, en gedreven door angat voor een
broodelcozen ouderdom, zal de volksvrouw
hoe langer hoe meer geaaliarieerde arbeidster
willen zyn, met uiterst klein gezin, omdat
men nu eenmaal niet alles tegelijk kan doen.
De heeren van het Palait Bourbon hebben
haar duidelijk, zij het ook onbewust, dezen
weg gewezen. Een zeer ernstig gevaar is hier
zeker door geschapen; maar wie hunner heeft
gedachten voor de verre toekomst? En op
dit oogenbiik spreekt loste immers van zelf
dat men het oude volksmoedertje verwaar
loost, dat onbelangrijke onderdeel, dat toch
geen stem kan uitbrengen.
C. D. J. v. B. EN D.
Genratele ScnoalMens.
In Kopenhagen is in dit voorjaar ingesteld
het ambt van inspectrice van de gemeentelijke
Bchoolkeukens en daartoe benoemd me j. Eline
Kansen. Cookonderwy't is op de Daecsche
gemeentescholen onder de wel niet verplichte,
maar toch daar waar de gelegenheid bestaat
in te voeren vakken van het leerprogramma
opgenomen. In vele der grootere steden wordt
het dan ook gegeven en in Kopenhagen werd
het in 1899 op alle gemeentescholen inge
voerd. Zoowel by de inrichting der
eohoolkeukens in de oude en in de nieuw te bou
wen scholen als bij de regeling van het
onderwijs had de schoolinapectie een niet
i^m
&>
*-, ?«
Illustratie uit de Flora van Heimans,
Heinsius en Tbijsse.
meeldraad niet kan voorkomen. Het voetstuk
nu atelt de bloemsteel voor, [de rest ia de
bloem. -,:;-4;- :'-v:.*i;?.<
Deze naakte mannetjes-bloemen vertoonen
zich eerst ten volle en overeind al» de vrouw
uit het huis is vertrokken; zij hangt gelijk
Tryntje van de oude Poppenkast in zwijm
over den rand met den kop naar beneden.
Eerst bloeit het bekertje, dua vrouwelijk; dan
komt het mannelijk stadium; hetgeen bij de
bloemen de minat gewone wyze van doen is;
als jie beide geslachten niet gelijktijdig rijpen,
gaat in den regel h«t mannelijk element
voorop.
En nu die vier of vijf halve-maantje*; in
de botanische kunsttaal hcetan zij
honingof randklieren en men schrijft ze de taak toe,
aan de onaanzienlijke bloem althans iets aan
lokkende te geven voor het inaectenoog en
de ineectenton?.
En nu geeft de wolfsmelkfamilie mooie en
leerzame voorbeelden, hoe zoo'n ontaarde
bloem, die alles, op het allernoodzakelijkst»
na heeft weggedaan, toch weer naar middelen
genoeg te waardeeren steun aan Eline
Hanaen, die twee jaar te voren te Caristiania
baar diploma als scboolkenken-onderwyzeres
bad gehaald (in Noorwegen en ook in
Zwedan bestonden toen de schoolkeukens reeds
sinds Benige jaren) en daarna zich door.s!
udiereizen in het buitenland verder op de hoogte
van haar aanstaand werk had gesteld.
Al die jaren is zy in Kopenhagen de ziel
van het achoolkenkenwerk geweest, zij was
al lang de aangewezen peraoon voor de poat
die nog niet bestond, maar waaraan diiagend
beüoefte was, om&s; het huiahoudonderwijs
toch wel occhr afzonderlijk en onder vrou
welijk toezicht moet staan.
Eline Hansen ia een vrouw, die het vak
zoo ruim mogelijk opvat en het dadelijk in
het goede spoor heef c geleid, door het on
der wy s niet te bepalen eenvoudig tot
kooklessen aan de kinderen van da volksechool,
maar door er dadalyk aan te verbinden voort
gezet onderwijs aan jonge meisjes en vrouwen
en de lessen werkelijk te doen zy'n cursussen
in huishoudkunde, opleiding tot spaarzaam
heid, overleg en practiacben zin.
AU presidente van den bond van
onderwijzeressen van gemeeatt scholen en
bestuurelid van den Deenschen Vrouwenbond heeft
zij bewezen voor de taak van organieeeren
eii zelfstandig optreden volkomen berekend
te zijn.
mtmimiiMimiiiiimmiimmiiiiiimiiiitimiiiittuiiiiiiiiiiminiiniiitti
Tarara boum de Ay. . . .
Eenmaal deed ze de geheele wereld lachen
en zingen die arme Miss Lottie Collins, die
dezer dagen in New- York eenzaam en ver
geten stieif. Twintig jaar ongeveer is het
geledtn, dat zij een ster was van het Variét
toone-fl, en dat de ondernemers van alle
schouwburgen in de Vereenigde Staten en
later ook in de hoofdsteden van Europa zich
haar medewerking bij huane voorstellingen
betwistten.
Zy creëerde namelijk in die dagen het
grappige danalied Tarara boum de ay", dat
een geweldig succes had, en in zeer korten
tyd een wereld- reputatie won voor zich en
zy'n uitvindater. Het refrein werd begeleid
met een groote trom, en vergde door de
opwindende wildheid der bewegingen groote
inspanning van de danseret -zangeres, die
nochtans door haar zeldzame gratie en vlug
heid en door haar grappige mimiek avond
aan avond het publiek in vervoering wist te
brengen. Zoo groot waa de toeloop bij de
voorstellingen waar Lottie Collins zong en
danste, dat zy zich met haar populair lied
een inkomen won van meer dan drieduizend
gulden in de week.
Spoedig ecbter bleek, dat zy zich deze
weelde al te duur verworven had, want de
overspanning van het dansende zingen
pakte haar gestel zoodanig aan, dat het haar
een hartkwaal bezorgde, die haar dwong
op jeugdigen leeftijd rast te nemen en
zich geheel uit het theater-leven terug te
trekken. Haar vroolyk lied werd door andere
liederen verdrongen, haar roem, met zooveel
duizenden groote tromslagen verworven, ver
bleekte, als een stille en eenzame leefde zy'
in New-York van het ten koste harer ge
zondheid vergaarde geld, en toen zy dezer
dagen ep vier en veertig jarigen leeftijd
overleed, wisten maar zeer enkelen zich te
herinneren, dat ze eenmaal de zalen der
groote theaters had doen daveren van het
applaus. Ala straatlied leeft haar zang voort,
zoekt om in het oog te vallen. De
bloemkroon is weg, voor altijd; maar nu vereeni
gen zich de aimpele geslachtsorganen ineen
groepje, omsloten door een beker, en op den
rand van dien beker wordt gemeenschap
pelijk den insecten honing aangeboden.
Met de bloemkroon ontbreekt nataurlyk de
kleur, welnu de honingkliertjes worden hel
der geel, soms iets roods gekleurd «n er ii
althans iets dat op bloemenkleur lijkt.
Maar de ontwikkeling gaat verder, onier
de bloemengioepjea bevinaen zich, ala ge
woonlyk, kleine groene bladeren die zeer
dikwy'la in vorm van de gewone groene
atengel-bladeren afwijken. Deze schutblaadjes
zijn bij de Euphorbia's meestal in kransen
onder de bloeitrossen geplaatst, waarvan ds
stelen als een omgewaaid regenscherm om
hoog steken. Ook onder de bloemen op den
top van deze schermstralen bevinden zicb
weer schutblaadjes.
Een deel van deze omwindael- en schut
blaadjes nu zy'n het, welke by' vele planten
de taak van de verloren bloemkroon gaan
overnemen. Zij kleuren zich helder rood,
paars, wit, blauw of schitterend geel.
By' de wolfsmelk die nu in onze plassen
en moerassen bloeit, worden tegen den bloei
al deze blaadjes van bleek groen, goudgeel,
zoodat de toppen er by zonneschijn uit de
verte uitzien of ze van bladgoud gemaakt
waren.
Andere kleuren nemen de schutbladeren
by onze inlandsche Euphorbia's niet aan,
maar onder de uitheemsche gekweekte
wolfsmelk-soortem kent ieder tegenwoordig
de Poineettia, de Pracht-Wolfsmelk, die in
onze bloemenwinkels zoozeer de aandacht
trekt door zijn macht van groote vuurroode
schutbladeren. Ook de Schitterende Wolfs
melk (Exsplendeng)met zijn twee grootedonker
rozeroode schutbladeren onder de onooglijke
bloem en met zy'n gedoomde cactuaaehtiga
als slangen of lianen kronkelenden stengel,
komt nog al etna in bloemwinkela voor.
Meer nog komt tegenwoordig een plant in
de mode, die niet tot de Euphorbia'a be
hoort, maar door zijn roodpaarae schutbla
deren aan den Poinsettia doet denken. Het
is de Bougainvilla, genaamd naar de Bou
gainville, een botanicuadie de Zuidpoolianden
bereisde.
Wie de laatste tijdelijke tentoonstelling te
waarin niets van de charme gebleven is, die
weleer haar voordracht eraan verleende.
***
Tafelkumt.
Vijftig verschillende .manieren om een
servet te vou ven vindt men in het Meinum
mer van de Strand-Magazine" afgebeeld.
De vouwkunstenaar, die deze collectie
samenstelde, want het is een photpgraphie
naar de natuur, was op dit gebied een
ware virtuoos. Hy' vervaardigde uit
deneenvoudigen vierkanten doek een vlinder, een
roos, bloemen en rozetten in allerlei vorm,
een blaker, een schip, strikken, bakjes en
vazen; ook zelfs dierenfiguren, waaronder
een haas met spitse ooren de kroon spant.
Jammer genoeg wordt niet aangegeven, hoe
al deze figuren gevouwen zyn. Een tafel op
zoo virtuose wijze versierd moet er wel grap
pig uitzien. Ik ben intusschen zoo gelukkig,
my'n lezeressen te kunnen mededeelen, dat
ze een handleiding voor bet rouwen van
servetten vinden in een boekje, getiteld:
Encyclopaedie der Sammtlichenfrauenkünste.
Ein reiches Lshrbnch znr sichern
Erwerbkunde und ein trener Kathgeber in allen
Failen des weiblichen Wirkungskreises für
Miiichen und Frauen von Caroline Leonhardt
nnd Cayilie Seifer. Leipzig 1833.
Het ij een vergeten kunst, die onze groot
moeders beoefenden, maar die verdient, dat
ze weder tot leven gewekt worde.
* * *
In Mei.
In vele streken van Engeland ia de eerste
Meidag voor de vrouwen een groot feest, dat
met spanning wordt te gemoet gezien. Dan
gaan jongena en meisjes in den vroegen mor
gen naar buiten in veld en boech, komen
ter u 4 met groote ruikers bloemen, met geu
rende meidoorn en rykgetroate seringen,
waarop nog, de dauw van den lentemorgen
glinstert. Daar buiten hebben zy zich zelf
reeds aan dien dauw te goed gedaan, en er
handen en gelaat mee gewaaachen, want
onder het Bngeiache landvolk leeft de legende,
dat de dauw van den eersten Meimorgen
gezondheid en onvergankelijke schoonheid
geeft. Vooral de dauwdruppels, die op de
twygen van de meidoorn liggen zyn een
kostbaar tooverwater, dat meer nog dan de
andere dauwpaarlen verjongende kracht
bezit. Ook aan de meidoorn-twijgen zelf
worden heilzame eigenschappen toegeschre
ven, o. a. deze, dat ze in staat zy'n om den
beminde, die een meisje verlaten heeft, tot
haar terug te brengen, indien ze zulk een
door haar zelf geplukte meidoorntak op een
of andere wyze in zijn kamer kan brengen.
Daartoe is natuurlijk op zichzelf soms heel
wat toovery noodig. Het dauwwasichen is in
zulk eem geval dan bovendien een lang niet
overbodige voorzorgsmaatregel. Een Eugelgch
rympje zegt:
Met dauw, die op den meidoorn ligt,
Mooi meisje, waach uw aangezicht;
Wie 't doet en weerdoet eiken keer,
Verliest haar schoonheid nimmermeer.
INTKKIM.
MiiiiminmiiMiiiiii
iimmiiiimiimiiuiiiiiiiiiiuM
Haarlem bezocht heeft, zal ook talry'ke Bou
gainvillea's bewonderd hebben, die in voor
name pracht een haag vormden om het
orcbideeënperk. En wie in de vry'e natuur
een schitterend voorbeeld van deze
gchynbloemen wil zien, kan ik geen beteren raad
geven, dan in deze zomervacantie een wan
deling te doen door den Zaid-Harz van
Stolberg over Stempeda naar Nordhauaen.
Daar op de gipsheuvela en langs den boschweg
groeit volop een hendel-soort die een
prachtigen roeden of blauwen, soma witte kuif draagt
van zulke, maar nu kleurige schutbladeren.
Heele hellingen zijn er mee bezet. In ont land
hebben wy wel een zwartkoorn en een
ialieioort, die hetzelfde merkwaardig verecbijngel
doen zien, maar die zyn te zeldzaam om u
er naar te laten zoeken.
E. HBIMASS.
Eindelyk zal ik maar zonder aanleiding
een fout verbeteren, die ik al verleden jaar
in een van mjjne opatellen over Bergen op
Zoom heb begaan, waarop dr. Lorié, te
Utrecht, het geologisch geweten vanNedcrland,
mij opmerkzaam maakte. Ik dacht er nog
eens been te gaan en dan meteen de ver
gissing te herstellen, maar er zal voor eerat
wel niet van komen. Ik heb namelijk indertijd
de Zoom een riviertje genoemd, dat vergraven
is. Het ia echter door zorgvuldig onderzoek
gebleken, dat er nooit een riviertje de Zoom
heeft beataan, het is meer dan waarschijnlijk
een gegraven afvoerweg voor het water uit
de venen op de Belgische grena, hoogatena
ia van bestaande diepten of geultjea gebruik
gemaakt.
Illustratie uit de Flora van Heimans,
Heinsius en Thyase.