De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 5 juni pagina 5

5 juni 1910 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1719 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O II N E D E H L A N I). HET VERTROUWEN MAGGI's Aroma verbetert ©ogenblikkelijk den smaak van zwakke soepen, bouillon, groenten, sausen enz. MARGI's Bouillon Blokjes. Deze dienen voor de bereiding van beerlijken bouillon per kop der Msvronw yerdienen ten rolle de min beken! staande IV1AGGI Producten. Goedkoop, pnakkeitil' ia't uitmik en rooMliik van smaak. MAGGI's Soepen in Tabletten geven in korten tijd, slechts met water ge kookt, aangenaam smakende en voedzame soepen. iiilHniiiiiMiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiii ? Een oDbelangrijt onderdeel. Steeds kleiner wordt het aantal dergenen, die zi.;h verwonderen dat, in onzen tyd, sooveUi vrouwen verlangen het kiesrecht te bezitten. Het schijnt bijna overbodig dit onderwerp rog aan te roeren ; haast iedereen weet, ook zij die het nog niet willen beken nen, dat deze eisch, woi telend in logica en rechtsgevoel, onafwijsbaar ie, en zyne vervul ling nog slechts een zaak is van langeren of korteren tijd. Toch kan bet nuttig zyn het volgende, karakteristieke feit uit de Franscbe wetgeving nog even onder de aandacht te brenger. Zogals men weet heeft de Kamer, vóór zy uiteen ging, de wet op de onderdoms-verzekering der werklieden aangenomen Pessi misten zeggen dat zy nog in ontelbare jaren niet in werking zal treden, en de Kamer haar slechts aan genemen heeft uit vrees voor de verkiezingen, maar met de bijgedachte haar neg lang in de een of andere goed gesloten kast van het Palais Bourbon te laten slapen. Ik geloof echter niet aan die bewering. De drang der kiezers is een macht, en te velen verlangen te aterk naar deze wet om haar niet op te eisenen, indien zij zich zeer mocht laten wacbten. Het is niet mijn plan bier bij de regeling dezer wet in haar geheel stil te staan, nocb haar uitgangspunt, hare wenschelykheid of praktiich nut te bespreken. Zooals bekend is, werd zij heftig aangevallen en veroordeeld, zoowel door de rechter- als doer de linkerzijde, en heeft zij ten slotte niemand volkomen bevredigd. Dit neemt echter niet weg dat, zoodra au in werking zal zijn getreden, alle onde, afgeleefde man nen in het land een verzachting van hun lot zullen kennen, en haar zullen zegenen. Wan neer het overgangstijdperk voorbij zal zyn voor dit tijdperk bestaan speciale voor schriften en de mannen, die nu beginnen bij te dragen, hun vijfenzestigste jaar zullen hobben bereikt, na dertig jaren te hebben gestort, zal er geen oud vaderij e meer zy'n, dat van honger omkomt of zich van kant maakt uit angst van verhongeren een hier dikwijls voorkomend feit of door zijne kaderen dood gewenscht wordt, omdat zijn onderhoud als een looden last drukt op hun mager budget. Elke grijsaard, boven de vijfenzestig, zal dan een jaargeld hebben van ongeveer 414 francd, wel geen rijkdom, maar een kleine weldadige zekerheid. En de vrouwen, voor zoover zij loontrek* kend, en arbeidsters waren, zullen na haar vijfenzestigste jaar 270 francs jaarlijks ont vangen. Daar haar loon gewoonlijk lager is dan dat der mannen, hebben de wetgevers uitgemaakt dat ZÜminder behoefden te storten: slechts ze» franken in plaats van negen. En dit is verdedigbaar. Dat zij ten slotte echter niet genoeg krijgt om van te kunnen bestaan, al heeft zy ook nog zoo zwaar gezwoegd gedurende haar geheele leven, dat ia hard. Wie zou kunnen leven een heel jaar lang voor twee honderd zeventig franken? Voor de vrouw-arbeidster dua geen zekerheid pp het einde van haar weg, nooit veiligheid, nooit rost . . . Teeder zy'n zy niet op het Palais Bourbon voor de oude arbeidster. En toch kan deze zich nog als 'n troetelkind der machtige heeren beschouwen. Men heeft ten minste aan haar gedacht, zy het dan ook niet op zeer edelmoedige wyze. Maar die andere vrouwen, die honderd duizenden, die om UIT DB NATUUR. Groene bloemen en kleurige bladeren. Er z\jn weinig uitzonderingen pp den regel dat bladeren, groen zy'n, zoo weinig, dat w\j ons in het eerst vergissen en bladeren voor bloemen aanzien, indien ze een enkelen keer effen gekleurd voorkomen, gekleurd, dat n.l. in de botanie zeggen: niet groen; zoo zeer is groen de neutrale kleur in de wereld der planten. De kleur bly'ft de bloem voorbehorden; het wit, oranje, geel, violet, verder rood blauw in alle nuances dat zyn de bloementinten; alleen geen volkomen zwart, en zeer zelden bruin; groene bloemen kent alleen de kweeker en de botanist; het zyn óf mis vormingen óf onvolkomenheden, ofdeeigenlykebloemkroon ontbreekt. In het eerste geval spreekt de vakman van vergroeningen, ze komen nog al eens voor bij klaver en ook bij rozen, in het tweede schijnt de bloem groen, doordat in plaati van een bloemkropn talrijke blaadjes, zoogenaamde schutblaadjes rondom meeldraden en stampers staan. Een plantenfamilie, waarvan verscheidene soorten in ons land voorkomen, is bekend om zijn groene bloemen; bet is de WolfsKelk-familie die volop als laag onkruid in den moestuin, en als meterhooge planten in de veenplassen vertegenwoordigd is. De naam Wolfamelk" is dadelijk verklaard, indien ga een blad of stengel doorbreekt; ge ziet dan een wit melkachtig aap te Toorscbyn komen; en dit melksap heeft veelal giftige eigen schappen. Vooral langs spoordijken bloeit van de week een groote soort wolfamelk; met ongelooflijke taaiheid houdt deze wolfsmelk stand tegen nieuwe indringers en oude eonIllnstratie uit de Flora van Heimans, Heinsius en Thrjsse. welke reden ook, geen gesalarieerd werk verrichtten, de trouwe levensgeefsters en ver zorgsters der gezinnen, de dappere, stille werksters aan den hniselyken haard, dien haard waarmede men in offleieele kringen zoo gaarne sentimenteel dweept, zoodra het er op aan komt den vrouwen iets te weigeren wat daar buiten ligt, de moeders, de beschei den bronnen waaruit een volk misschien zyn beate krachten put, zy werden door den wet gever vergeten... Voor het onde moedertje, heeft niemand gezorgd. Als zy aan het einde van haar zorgenryke baan komt, kan zy niet op een enkelen stuiver aanspraak maken. En wie zou zich daar naïef over kunnen ver wonderen? Zy is immers geen kiezer, wat gaan den afgevaardigden haar nooden aan? Zjj zyn honderd duizenden, maar zij blijven een onbelangrijk onderdeel, een te verwaarloozen onderdeel, immers een deel dat geen stem heeft I Volledigheidshalve moet ik hier bijvoegen, dat de nieuwe wet een niet verplichte, maar vrijwillige verzekering openstelt voor de kleine bazen, landbouwers en pachters. Hun te betalen premie bedraagt tusschen de negen en de achttien franken. En nu is ergens, in een kleine, verscholen paragraaf gezegd, dat van deze vrijwillige verzekering ook de vrou wen der verplicht verzekerden kunnen ge bruik maken, voor zoover zy niet zelf loon trekkende arbeidsters zijn. Maar dat deze paragraaf in werkelijkheid geen beteekenis heeft, was zoo duidelijk voor alle afgevaar digden, dat by alle besprekingen, betreffende deze vrijwillige ouderdomaverzekering, men steeds de woorden: pachters, landbouwers, kleine bazen hoorde wederkeeren. Van vrou wen werd nooit gesproken. Inderdaad, ieder weet dat in een gewoon arbeidersgezin van vrijwillige verzekering zoo goed als nooit gebruik zal worden gemaakt. Indien de ge middelde arbeider ryp was voor het begrip van onderdomsverzekering, zou niemand immers naar een verplichtende wet behoeven t» verlangen. Dezelfde wetgever, die ijvert voor verplichte verzekering om den man te vrij waren voor een erbarmelyken ouden dag, is ter kwader trouw, wanneer bij wil laten gelooven dat een vrijwillige bijdrage de vrouw voor dat kwaad kan behoeden. Wij weten allen wel hoe het is in gezinnen, waar men nauwlyks de dagelijksche uitgaven kan be strijden. Slechts by hooge uitzondering zal men daar een man vinden, die van zijn weekloon vrijwillig een deel afneemt om zijne vrouw te verzekeren. Hoeveel verregaande zorgeloosheid vinden we niet op dit punt zelfs in kringen, waar men over veel ruimere middelen beschikt. En nu het indirskte gevolg dezer wet, waaraan de wetgevers blijkbaar in het geheel niet gedacht hebben? Dat zy een sterke aanmoediging is voor de getrouwde vrouw om naar de fabriek te gaan. Zy stelt immers een premie, een vry hooge premie: de belofte van een rentetje, op het niet thuis blyven der vrouw. Wil zy niet verhongeren op haar ouden da?, dan moet zij gesalarieerde arbeid ster worden. En wie kan de noodlottige gevolgen overzien van dezen moreelen dwang? Ik behoor niet tot degenen die de gehuwde vrouw zonden willen dwingen zich uitslui tend mét haar huishouden bezig te houden. Vooral waar het arbeid geldt, die slechts een gedeelte van den dag vordert, en genoeg bezoldigde werkkringen, waarbij de vrouw zich kan omringen met helpsters die aan hooge eischen voldoen, en mogelijk kundiger zyn in de zaken der huishouding dan zij currenten; zoo staan er, zoolang als ik me herinneren kan, duizenden en duizenden van die Euphorbia'a aan de lyn van Zaandam tot Alkmaar, hier en daar nemen ze de plaats van het gras irj, en vormen letterlijk zoden. Wie weinig aan botanie heeft gedaan, en tcch belangstellend of ook maar nieuws gierig, zoo'n plant met groene bloemen plukt, weet er heelemaal geen weg mee; je ziet er wel iets als meeldraden in die in een ondiep kommetje staan; maar bovendien een stuk of vier geelgroene glimmende halvemaantjea ?f schyfjes; bij sommige hangt er een bol letje uit den beker, een dik glad of pukkelig bolletje met een kroontje er op, dat uit drie draadjes of knopjes bestaat. Breekt ge zoo'n groen bloembekertje door of liever een stuk of wat, dan blijkt zo»'n bekertje als het nog jong ia, het bolletje te bevatten; maar dit staat nog overeind, zijn ateeltje is kort en recht; drie draadjes ateken omhoog uit het bolletje »n reiken boven den rand van den bloembeker uit. Dit vreemde groene dingetje nu is een bloem, en wel een vrouwelijke, maar zoo eenvoudig mogelijk, ontdaan van alle pronk en praal; het ia niets dan een stamper, het vrouwelijk geslachts orgaan der bloem; in het bolletje, het vruchtbegineel, bevinden zich de eitjes*; bet drie voudig kroontje is de stempel, die om stuif meel ter bevruchting vraagt. In de oudere bloemen ii dit bolletje al op weg om een vrucht te worden, waarin de zaden rijpen; het verlaat den bloembeker om plaats te maken voor de meeldraden; er staan er gewoonlyk drie of vier gereed *m stuif meel aan te bieder, en elk van die meel draden vertegenwoordigen alweer een bloem, Maar een die zoo onvolledig mogelijk is. Min der kan het niet, niets dan n meeldraad; geen haartje, geen nietig scbubje, om aan te dui den dat het meer is dan een meeldraad, dat het een bloem is. Waarom men dat dan aanneemt? Wel, ten eerste op grond van overeenkomst met andere dergelijke en duidelijker gevallen; bovendien is er toch aan zoo'n wolfamelkmeeldraad iets op te merken, dat de onder stelling steunt; ook zonder leupe is nog te zien dat de steel van den meeldraad de helmdra*d zooals de botanische term luidt geleed is; dat wil zeggen er il een voetstuk met een bovendeel; i ei g wat bij een gewone zelve, is het een onrecht, een willekeurig ingrypen in de vryheid van het individueele leven, de getrouwde vrouw wettelijk te willen beletten zich aan eenig beroep te wyden. Maar by weinig betaalden arbeid, waar by het onmogelijk is een goede tijdelijke plaats vervangster aan te stellen, weten wij allen hoe noodlottig het voor de gezinnen kan zijn als de huismoeder gedwongen wordt naar de fabriek te gaan. Een belooning, als 't ware, te stellen op dit buitenshuis arbeiden, kan niet anders dan slecht werken. Het zal ook hier weer gaan, zooala het zoo dikwijls ging: wanneer de vrouw vergeten wordt, omdat men hare belangen onbelangrijk vindt, wordt ten slotte de geheele bevolking in zyn kern getroffen. De kreten der economisten en staatslieden, die waarschuwend roepen over de ontvolking van Frankrijk, klinken hoe langer hoe luider, overal gaan klaagtoonen op. Maar de wet gevers hebben geen aandacht voor haar van wier wil toch grootendeels de bevolking of ontvolking van een land af hangt. Hun gemis aan logica zou ons kunnen vermaken als het niet om 100 ernstige zaken ging. Door een andere bepaling in de nieuwe wet hebben zy bovendien het voor loon buitenshuis arbeiden der vrouw ook nog bevorderd. Natuurlijk niet op direkte wyze; zy zouden zelfs verwonderd zyn als men hun dit verwijt deed. Doch op niet recbtstreeksche wyze hebben zij nog een andere premie gesteld op het verlaten van den haard door de vrouw. Deze, op grond van haar lager loon, hoeft minder voor hare ver zekering bij te dragen dan de man, maar ook haar werkgever hoeft voor haar minder te storten. Voor den arbeider betaalt de patroon negen franken, voor de arbeidster slechts ze?. Hy heeft dus alle reden liever vrouwen, dan mannen in dienst te nemen ; bij een groot personeel is de bezuiniging aanzienlijk, en de verzekeringswet verscherpt dus nog de treurige concurrentie tusschen mannen en vrouwen op het steeds meer veroordeelde terrein van lagere vronwen-loonen. Meer dan ooit aan gezocht door de werkgevers, die zoo weinig mogely'k voor de verzekering wenschen te betalen, en gedreven door angat voor een broodelcozen ouderdom, zal de volksvrouw hoe langer hoe meer geaaliarieerde arbeidster willen zyn, met uiterst klein gezin, omdat men nu eenmaal niet alles tegelijk kan doen. De heeren van het Palait Bourbon hebben haar duidelijk, zij het ook onbewust, dezen weg gewezen. Een zeer ernstig gevaar is hier zeker door geschapen; maar wie hunner heeft gedachten voor de verre toekomst? En op dit oogenbiik spreekt loste immers van zelf dat men het oude volksmoedertje verwaar loost, dat onbelangrijke onderdeel, dat toch geen stem kan uitbrengen. C. D. J. v. B. EN D. Genratele ScnoalMens. In Kopenhagen is in dit voorjaar ingesteld het ambt van inspectrice van de gemeentelijke Bchoolkeukens en daartoe benoemd me j. Eline Kansen. Cookonderwy't is op de Daecsche gemeentescholen onder de wel niet verplichte, maar toch daar waar de gelegenheid bestaat in te voeren vakken van het leerprogramma opgenomen. In vele der grootere steden wordt het dan ook gegeven en in Kopenhagen werd het in 1899 op alle gemeentescholen inge voerd. Zoowel by de inrichting der eohoolkeukens in de oude en in de nieuw te bou wen scholen als bij de regeling van het onderwijs had de schoolinapectie een niet i^m &> *-, ?« Illustratie uit de Flora van Heimans, Heinsius en Tbijsse. meeldraad niet kan voorkomen. Het voetstuk nu atelt de bloemsteel voor, [de rest ia de bloem. -,:;-4;- :'-v:.*i;?.< Deze naakte mannetjes-bloemen vertoonen zich eerst ten volle en overeind al» de vrouw uit het huis is vertrokken; zij hangt gelijk Tryntje van de oude Poppenkast in zwijm over den rand met den kop naar beneden. Eerst bloeit het bekertje, dua vrouwelijk; dan komt het mannelijk stadium; hetgeen bij de bloemen de minat gewone wyze van doen is; als jie beide geslachten niet gelijktijdig rijpen, gaat in den regel h«t mannelijk element voorop. En nu die vier of vijf halve-maantje*; in de botanische kunsttaal hcetan zij honingof randklieren en men schrijft ze de taak toe, aan de onaanzienlijke bloem althans iets aan lokkende te geven voor het inaectenoog en de ineectenton?. En nu geeft de wolfsmelkfamilie mooie en leerzame voorbeelden, hoe zoo'n ontaarde bloem, die alles, op het allernoodzakelijkst» na heeft weggedaan, toch weer naar middelen genoeg te waardeeren steun aan Eline Hanaen, die twee jaar te voren te Caristiania baar diploma als scboolkenken-onderwyzeres bad gehaald (in Noorwegen en ook in Zwedan bestonden toen de schoolkeukens reeds sinds Benige jaren) en daarna zich door.s! udiereizen in het buitenland verder op de hoogte van haar aanstaand werk had gesteld. Al die jaren is zy in Kopenhagen de ziel van het achoolkenkenwerk geweest, zij was al lang de aangewezen peraoon voor de poat die nog niet bestond, maar waaraan diiagend beüoefte was, om&s; het huiahoudonderwijs toch wel occhr afzonderlijk en onder vrou welijk toezicht moet staan. Eline Hansen ia een vrouw, die het vak zoo ruim mogelijk opvat en het dadelijk in het goede spoor heef c geleid, door het on der wy s niet te bepalen eenvoudig tot kooklessen aan de kinderen van da volksechool, maar door er dadalyk aan te verbinden voort gezet onderwijs aan jonge meisjes en vrouwen en de lessen werkelijk te doen zy'n cursussen in huishoudkunde, opleiding tot spaarzaam heid, overleg en practiacben zin. AU presidente van den bond van onderwijzeressen van gemeeatt scholen en bestuurelid van den Deenschen Vrouwenbond heeft zij bewezen voor de taak van organieeeren eii zelfstandig optreden volkomen berekend te zijn. mtmimiiMimiiiiimmiimmiiiiiimiiiitimiiiittuiiiiiiiiiiminiiniiitti Tarara boum de Ay. . . . Eenmaal deed ze de geheele wereld lachen en zingen die arme Miss Lottie Collins, die dezer dagen in New- York eenzaam en ver geten stieif. Twintig jaar ongeveer is het geledtn, dat zij een ster was van het Variét toone-fl, en dat de ondernemers van alle schouwburgen in de Vereenigde Staten en later ook in de hoofdsteden van Europa zich haar medewerking bij huane voorstellingen betwistten. Zy creëerde namelijk in die dagen het grappige danalied Tarara boum de ay", dat een geweldig succes had, en in zeer korten tyd een wereld- reputatie won voor zich en zy'n uitvindater. Het refrein werd begeleid met een groote trom, en vergde door de opwindende wildheid der bewegingen groote inspanning van de danseret -zangeres, die nochtans door haar zeldzame gratie en vlug heid en door haar grappige mimiek avond aan avond het publiek in vervoering wist te brengen. Zoo groot waa de toeloop bij de voorstellingen waar Lottie Collins zong en danste, dat zy zich met haar populair lied een inkomen won van meer dan drieduizend gulden in de week. Spoedig ecbter bleek, dat zy zich deze weelde al te duur verworven had, want de overspanning van het dansende zingen pakte haar gestel zoodanig aan, dat het haar een hartkwaal bezorgde, die haar dwong op jeugdigen leeftijd rast te nemen en zich geheel uit het theater-leven terug te trekken. Haar vroolyk lied werd door andere liederen verdrongen, haar roem, met zooveel duizenden groote tromslagen verworven, ver bleekte, als een stille en eenzame leefde zy' in New-York van het ten koste harer ge zondheid vergaarde geld, en toen zy dezer dagen ep vier en veertig jarigen leeftijd overleed, wisten maar zeer enkelen zich te herinneren, dat ze eenmaal de zalen der groote theaters had doen daveren van het applaus. Ala straatlied leeft haar zang voort, zoekt om in het oog te vallen. De bloemkroon is weg, voor altijd; maar nu vereeni gen zich de aimpele geslachtsorganen ineen groepje, omsloten door een beker, en op den rand van dien beker wordt gemeenschap pelijk den insecten honing aangeboden. Met de bloemkroon ontbreekt nataurlyk de kleur, welnu de honingkliertjes worden hel der geel, soms iets roods gekleurd «n er ii althans iets dat op bloemenkleur lijkt. Maar de ontwikkeling gaat verder, onier de bloemengioepjea bevinaen zich, ala ge woonlyk, kleine groene bladeren die zeer dikwy'la in vorm van de gewone groene atengel-bladeren afwijken. Deze schutblaadjes zijn bij de Euphorbia's meestal in kransen onder de bloeitrossen geplaatst, waarvan ds stelen als een omgewaaid regenscherm om hoog steken. Ook onder de bloemen op den top van deze schermstralen bevinden zicb weer schutblaadjes. Een deel van deze omwindael- en schut blaadjes nu zy'n het, welke by' vele planten de taak van de verloren bloemkroon gaan overnemen. Zij kleuren zich helder rood, paars, wit, blauw of schitterend geel. By' de wolfsmelk die nu in onze plassen en moerassen bloeit, worden tegen den bloei al deze blaadjes van bleek groen, goudgeel, zoodat de toppen er by zonneschijn uit de verte uitzien of ze van bladgoud gemaakt waren. Andere kleuren nemen de schutbladeren by onze inlandsche Euphorbia's niet aan, maar onder de uitheemsche gekweekte wolfsmelk-soortem kent ieder tegenwoordig de Poineettia, de Pracht-Wolfsmelk, die in onze bloemenwinkels zoozeer de aandacht trekt door zijn macht van groote vuurroode schutbladeren. Ook de Schitterende Wolfs melk (Exsplendeng)met zijn twee grootedonker rozeroode schutbladeren onder de onooglijke bloem en met zy'n gedoomde cactuaaehtiga als slangen of lianen kronkelenden stengel, komt nog al etna in bloemwinkela voor. Meer nog komt tegenwoordig een plant in de mode, die niet tot de Euphorbia'a be hoort, maar door zijn roodpaarae schutbla deren aan den Poinsettia doet denken. Het is de Bougainvilla, genaamd naar de Bou gainville, een botanicuadie de Zuidpoolianden bereisde. Wie de laatste tijdelijke tentoonstelling te waarin niets van de charme gebleven is, die weleer haar voordracht eraan verleende. *** Tafelkumt. Vijftig verschillende .manieren om een servet te vou ven vindt men in het Meinum mer van de Strand-Magazine" afgebeeld. De vouwkunstenaar, die deze collectie samenstelde, want het is een photpgraphie naar de natuur, was op dit gebied een ware virtuoos. Hy' vervaardigde uit deneenvoudigen vierkanten doek een vlinder, een roos, bloemen en rozetten in allerlei vorm, een blaker, een schip, strikken, bakjes en vazen; ook zelfs dierenfiguren, waaronder een haas met spitse ooren de kroon spant. Jammer genoeg wordt niet aangegeven, hoe al deze figuren gevouwen zyn. Een tafel op zoo virtuose wijze versierd moet er wel grap pig uitzien. Ik ben intusschen zoo gelukkig, my'n lezeressen te kunnen mededeelen, dat ze een handleiding voor bet rouwen van servetten vinden in een boekje, getiteld: Encyclopaedie der Sammtlichenfrauenkünste. Ein reiches Lshrbnch znr sichern Erwerbkunde und ein trener Kathgeber in allen Failen des weiblichen Wirkungskreises für Miiichen und Frauen von Caroline Leonhardt nnd Cayilie Seifer. Leipzig 1833. Het ij een vergeten kunst, die onze groot moeders beoefenden, maar die verdient, dat ze weder tot leven gewekt worde. * * * In Mei. In vele streken van Engeland ia de eerste Meidag voor de vrouwen een groot feest, dat met spanning wordt te gemoet gezien. Dan gaan jongena en meisjes in den vroegen mor gen naar buiten in veld en boech, komen ter u 4 met groote ruikers bloemen, met geu rende meidoorn en rykgetroate seringen, waarop nog, de dauw van den lentemorgen glinstert. Daar buiten hebben zy zich zelf reeds aan dien dauw te goed gedaan, en er handen en gelaat mee gewaaachen, want onder het Bngeiache landvolk leeft de legende, dat de dauw van den eersten Meimorgen gezondheid en onvergankelijke schoonheid geeft. Vooral de dauwdruppels, die op de twygen van de meidoorn liggen zyn een kostbaar tooverwater, dat meer nog dan de andere dauwpaarlen verjongende kracht bezit. Ook aan de meidoorn-twijgen zelf worden heilzame eigenschappen toegeschre ven, o. a. deze, dat ze in staat zy'n om den beminde, die een meisje verlaten heeft, tot haar terug te brengen, indien ze zulk een door haar zelf geplukte meidoorntak op een of andere wyze in zijn kamer kan brengen. Daartoe is natuurlijk op zichzelf soms heel wat toovery noodig. Het dauwwasichen is in zulk eem geval dan bovendien een lang niet overbodige voorzorgsmaatregel. Een Eugelgch rympje zegt: Met dauw, die op den meidoorn ligt, Mooi meisje, waach uw aangezicht; Wie 't doet en weerdoet eiken keer, Verliest haar schoonheid nimmermeer. INTKKIM. MiiiiminmiiMiiiiii iimmiiiimiimiiuiiiiiiiiiiuM Haarlem bezocht heeft, zal ook talry'ke Bou gainvillea's bewonderd hebben, die in voor name pracht een haag vormden om het orcbideeënperk. En wie in de vry'e natuur een schitterend voorbeeld van deze gchynbloemen wil zien, kan ik geen beteren raad geven, dan in deze zomervacantie een wan deling te doen door den Zaid-Harz van Stolberg over Stempeda naar Nordhauaen. Daar op de gipsheuvela en langs den boschweg groeit volop een hendel-soort die een prachtigen roeden of blauwen, soma witte kuif draagt van zulke, maar nu kleurige schutbladeren. Heele hellingen zijn er mee bezet. In ont land hebben wy wel een zwartkoorn en een ialieioort, die hetzelfde merkwaardig verecbijngel doen zien, maar die zyn te zeldzaam om u er naar te laten zoeken. E. HBIMASS. Eindelyk zal ik maar zonder aanleiding een fout verbeteren, die ik al verleden jaar in een van mjjne opatellen over Bergen op Zoom heb begaan, waarop dr. Lorié, te Utrecht, het geologisch geweten vanNedcrland, mij opmerkzaam maakte. Ik dacht er nog eens been te gaan en dan meteen de ver gissing te herstellen, maar er zal voor eerat wel niet van komen. Ik heb namelijk indertijd de Zoom een riviertje genoemd, dat vergraven is. Het ia echter door zorgvuldig onderzoek gebleken, dat er nooit een riviertje de Zoom heeft beataan, het is meer dan waarschijnlijk een gegraven afvoerweg voor het water uit de venen op de Belgische grena, hoogatena ia van bestaande diepten of geultjea gebruik gemaakt. Illustratie uit de Flora van Heimans, Heinsius en Thyase.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl