Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDEfiLAND.
No. 1720
niet deogen, en die andegy uit hua beroep
geetoteaen zijn «aar vroawen, schepsels
zonder betekenis voor de wetgever, mensen
zonéer «tembiljet. Zelfs politieke
tegemtandersllaaa er geen mant ut, al» men onbillijk
handelt jegens zulke machteloze wezens. Of
de Staat de ambtenares op enkel vermoeden
van mogelik later minder goede plichtsver
vuling maar alvast aan den d\jk zet, of de
Staat haar het diploma; waarvoor züeven
moeilike eksamens heeft moeten afleggen als
hwr mmwiifce kolleg», door de voorge
stelde wet eenvoudig ontrooft, het
raakde Nieuwe Rotterdamse Courant niet, even
min als de Rotterdamte Gemeenteraad er
verleden jaar om gaf. Betreft het jongens,
die steenhouwer willen worden, inplaats
van vrouwen, die haar opleiding reeds lang
voltooid hebben en dientengevolge een ambt
bekleden, ja, dan is het wat anders; dan
zegt de N. R. C : De Staat treedt hier op
als als leider bij de beroepskeuze en als
keurmeester van de gezondheid van het
iadividn, dat feitelijk in dit opzicht tot zelf
Imitewn wordt onmondig verklaard," en
<hm ii er twijfel, of e staat vel zo ver gaan
Maar vrouwen, die kan hti gernrt
haar voorschrijven, hoe zij haar
handen, haar verstand gebruiken
voeten, haar het hnwelik verbieden door
?e te stellen voor de keuze turnen dat en
baar "beroep. Beur meester van de
geaondkeid, leider büde beroepskeuze, dat mag
4e «taat gerust zgn voor vrouwen; dat zijn
twsh maar wezens, die niet «elf over haar
let en leven mogen beschikken. In dat
«patcht is de N. R. C. het roerend eens met
?BBtitor Heemskerk, en de Rotterdamse
Qmteenteraad met mr. A. de Jong: alle
ygfttieke verschil verdwijnt voor de solida
riteit der mkseheerscbappü.
' *,* .
"Wjj van onze kant eisen volstrekt niet,
dat iedere vrouw een beroep zal hebben,
wij denken er niet over de moeder met
geweld van de kinderen weg te
Tinden de republiek van P lat o geen id<
waar alle kinderen de ouders ontnomen
worden en het eigendom van de Staat zijn;
neen. wij willen alleen maar geen dwang
van de wet in dit opzicht.
*Wüverlangen voor de ouders het recht
«elf .te beaiissen, hoe zühun kinderen het
ieit groot brengen en hun huis het best in
«rde houden. Of waarlijk het goed beter
versteld en het eten beter klaar gemaakt
wordt door de vrouw des huizes dan door
betaalde hulp; hoeveel uren van de dag
moeder zich met elk der kinderen zal be
moeien; wij wensen het niet van rege
ringswege uitgemaakt te zien, allerminst
zolang die regering enkel uit en door man
nen gekozen wordt. Wüzijn voor vrijheid
«n tegen dwang.
Waar de omstandigheden van een gezin
van dien aard zijn, dat de moeder verkiest
«en gesalarieerd berfiep te vervullen, daar
"willen wü, dat geen wet haar dat beletten
sal. Trouwens dat gaat ook niet. Gesteld
al, dat het ontwerp Heemskerk nu wordt
aangenomen, dan worden daardoor de ge
huwde vrouwen uit de rüksambten geweerd;
maar niemand belet haar aktrice of zan
geres ? te zijn, een winkel te doen in de
zaak van haar man te bedienen; op het
land of in de fabriek te wenken of de hele
daar aan de wastobbe te staan.
Er waren bg de volkstelling van 1899 al
byna 100.000 gehuwde vrouwen voor loon
werkzaam en de bekende oorzaken der
vrouwenbeweging, vooral de specialisering
van den arbeid door de machinale
produktiewgze, houden niet op te werken. De
«konomiese .wetten zijn machtiger dan de
wetten van Heemskerk. Het gevolg der
aanneming van dit wetsontwerp zal dus
alleen zyn een verplaatsing van den arbeid
der gehuwde vrouwen, die voor loon werken
willen of werken moeten, van meestal beter
gesalarieerde rijksbetrekkingen naar ge
woonlijk minder goed beloond werk in
dienst van niet al te reaktionaire gemeen
ten, van maatschappijen of van
partikulieren. Dat is alleen een onrecht tegenover
diéonderwijzeressen enz., die door deze wet
getroffen worden; dezen lijden er individueel
schade bü, maar de wereld gaat haar gang
en de groei van nieuwe toestanden en de
vervorming van het huishouden laat zich
op den duur niet tegenhouden.
Intussen de Begering zal plezier van deze
wet beleven, want zij bewijst daardoor haar
vlugheid in het tot stand brengen van
wetten en verwerft zich de dankbaarheid
van al wat op dit gebied reaktionair denkt,
van af de Maasbode tot aan de afdeling Goor
der S. D. A. P. toe. De wet zal er doorgaan
als koek; de heren mr. A. de Jong, Pastoors,
jhr. v. Doorn, jhr. v. Karnebeek en hun
geestverwanten zullen er met vreugde
voorIIIIMI1IIIIIIII1IIIMIIIIII1IIIIIIINIIIIIIIIIIUMHIIII1IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII
MART'S ONTMOETING
DOCR
FRITS VAN LOON.
Klikkend rolden de aardappels in den
?emmer, die naast haar op het veld stond.
Gnnrt zat op de hurken boven den zwarten
grond, dien ze met de handen opengroef.
Keurend hield ze na eiken graai de hand
open, en, de slechte aardappels in den emmer
kijlend, hoopte ze de goeie naast zich ineen
r|j opeen, 't Halve veld over trok een hoop
van de gele, smoezelige knollen een lichte
"breede etre«p .tnsschen de zwaardere kleuren
van omringende kool en bieten, waarin de
zijn glanslichten vergleed, dat de rooie kooien
'blanw-warmdén en de breeë-volle bietplanten
statig te glanzen stonden op den dof-zwarten
..grond. , ? .
Gnnrt werkte daar midden in. Haar haren,
in den war geechud, kroesden blond en
stra? tend in den rollen dag over het bezonde
.gazicht, dit stoffig glom van den gedurigen
..wroet in den grond. Haar boord had ze
afgedaani dat d'rials blankte boven het
roodwicit bestieepte blousje, strak gespannen over
tden gebogen rug. Met de bloote armen,
. Waarop de zon tijdens het werkend bewegen,
tooie vlammen donkerde en vale valsche
schadnwstrepen ?. veegde, graaide ze tusscben de
- kröezige aardappelplanten en den korreligen
donker-granwen grond, smeurend haar vin
gers vol slik, die 'er koel door de handen liep.
En aan den rechterkant van haar, stil in
de omatoeiende zon, stonden deftig de groene
en gele halmenkaarsen van de tarwe aan
gestoken door de zon, en brandden in be
stemmen; de heren mr. v. d. Biesen enz. in
de Eerste Kamer evenzo en de Koningin
zal, gehuwd en moeder ais züis, gaarne
haar handtekening zetten onder dit stuk,
dat de gehawde vrouw uit de staatsdienst
verbant. Alles ad majorem gloriam van het
ministerie, dat de zedelikheid in Nederland
hoog houdt.
Dit begrip van zedelikheid brengt
bahalve andere opvattingen van de taak ea
de macht eens ministers ook mede, dat
de wetgever voer handhaving vaa de
heersöhappüdes mans in het gezin zorgt. De
man alleen moet de kostwinner zijn en de
vrouw, wier arbeid, hoe belangrijk en hoe
vermoeiend ook, niet in geld betaald wordt,
behoort de onderhoudene" te blijven.
Daarom, of er kinderen zijn of niet, twee
kostwinners mogen er niet wazen. De
motivering van dit dekreet is echter een
andere: de vrouw mocht anders eens ver
langen kinderloos te blijven, staat in de
toelichting op het wetsontwerp, en de voor
standers zeggen erbij: twee inkomens in
n gezin, dat zou daar overvloed brengen
en een ander een ma» matunrlik van
een betrekking beroven. Als men op dit
principe eens konsekwent doorredeneerde,
wat zou dan de wetgever een reuaentaak
vóór zich hebben, zorgen dat niet in het
ne gezin te veel «* in het andere te weinig
welvaart heerst l Zo'n neiging tot
Staats«ociatnme zou men niet bij onne regerings
partijen onderstellen. Ea dan die hoge op
vatting van den. arbeid; niet om de gemeen
schap te dienen vervult men een ambt, neen,
de betrekkingen zijn er om de vervuiler zijn
levensonderhoud tejverschaffenl
Wg se toornen niet te zeggen, dat onze
zedelikheid een andere h. Wij streven naar
het grootst geluk voor de grootste massa,
en trachten dit te bereiken door aanpassing
van de wetgeving aan de bestaan ie toe
standen. Welnu, of wij het goedvinden of
niet, de hmselike arbeid voor kleeding van
het gezin gaat hoe langer hoe meer het
huis uit, en de ouders leren hun dochters
een vak, opdat ze de kost verdienen kun
nen. De tijden van Thugater's vader zün
voorbij; en vraagt maar eens aan mevr.
Noordewier, mevr. de Haan, mevr. Kok,
mevr. Tartaud, mevr. Wenninger, mevr.
Pieters, mevr. Wierts van Coehoorn, enz.,
of er ook zo iets als beroepsliefde naast
andere liefde bij de vrouw kan bestaan.
Geen wetgeving kan de algemene gang der
mejuclike beschaving en ontwikkeling
tegenhouden. Tijdelik een pi*r honderd
vrouwen schade berokkenen, haar arbeid
tegan verminderd loon van de staats
dienst naar partikutiere dienst verplaatsen
dat kan we), en dat zal nu hier in het land
gebeuren ook, indien niet de invloed der
vrouwen op het rechtsgevoel der wetten
makers groot genoeg is om deze ramp voor
de gehuwde ambtenaressen af te wenden.
'***
Het wetsontwerp veider bekijkende, zien
wij er nog een andere bron van machts
vergroting voor de ministers in. Niet alleen
stijgt hun prestige door het z.g. hooghouden
van de instelling des huweliks, maar dan
zijn er ook nog in art. 2 de dispensaties.
Daar wordt de deur opengezet voor de
grootst mogelike willekeur, en dat kan ook
niet anders, want bij een wet, die zo recht
tegen de maatschappelike ontwikkeling
ingaat, moet er wel gelegenheid tot ont
duiking zijn. Uitzonderingen op het in art.
l geëiste ontslag .zijn: a. wanneer de vrouw
45 jaar i*; b. wanneer zij haar ambt ver
richt in de echtelike woning, en c. wanneer
dit door Ons (n.l. de Kroon geadviseerd
door de betrokken minister) als een
bijbetrekklnij in de Staatscourant wordt be
schreven.
Een liijbetrekking, ra, ra wat is dal? Dat
mogen de ministers uitmaken en hun be
slissing in het Staatsblad zetten. Hiermede
is het middel gevonden, om met de be
staande toestanden rekening te houden.
Zijn er onder de antifeministiese ministers
en kamerleden, die dit wetsontwerp goed
keuren, vaders van dochters, die voor 't
onderwijs of' enig ander beroep worden
opgeleid, welnu dan kunnen zij gerust vóór
stemmer' ; züzullen het hoofd van het
betrokken departement wel weten te over
tuigen, dat in het geval van hun dochter,
als die trouwen gaat en bij haar beroep
wil blijven, slechts sprake is van een bij
betrekking". De minister alleen heeft hier
over te zeggen en de vrouw, wie het geldt,
kan desnoods alle overredingsmiddelen ge
bruiken om hem te doen beslissen, dat in
dit geval dispensatie geoorloofd is. Slimme
courtisanes zouden dan het geval zou
niet nieuw zijn invloed op
regeringsdadeu kunnen krijgen. Dat geeft een niet
onaardige machtspositie aan de ministers.
wegenloos vlammen, onzichtbaar, daar ze die
iniogen en er zich aan warmden, en de gele
echijn, als door fijn porcelein, stil uit naar
buiten etraaldp.
Ven hitte trilde de lucht boven de groote
korenvelden. Ea de hemel was hoog en ver,
«n er dreven door het sornerecb. helle blauw
wolken van een wit, als van blinkend sneeu w,
onmeetbaar hoog boven het aardappelveldje.
Klikkend rolden de aardappels in den
emmer en telkens kroop Guurt eea eindje
verder, frommelend in haar blauwe
kleibeklonterde boezelaar. Ze stak haar spa met
forschen stoot in den grond, wipte uie wat
op, en graaide dan met haar dikke rot de
armen de blanke aardappels naar het licht.
Zóó zag Mart haar. Met zijn handen in
den zak slenterde hij over den zwarten weg,
langs 't aardappelveld en 't kleine haven
kanaaltje, dat hij op de ba»germachine hielp
uitdieper.
Het was zijn middagtyd, maar hij ontweek
het joelend gedruiecb van zijn makkers, die
lawaaierig stoeiden by den mödderbak.
Sinds een paar jaar was hij heelemaal
veranderd : van druisterigen, leut-vollen vent
een stille en norsche eenzelviger geworden,
die zich ncoit met de anderen inliet. En
zyn gezicht was c k veranderd: de blauwe
oogen flets verdoft, het gele vel trokken
er woeste lijnenkrabbels. over en de _breede
mond sloot krampig stijf dicht, of er niks
uitmocht.
Als hij niet werkte, verveelde hij zich, en
was bang. Want dan, buiten afleiding en
alsof zyn wil niets meer kon, liepen zijn
gedachten steeds over het leed van nu, den
slag, die hem trof, en het geluk tatt vro*ger.
Toch kon hij na het werken niet met zyn
kameraden samen wezen. Hij moest wep, de
eenzaamheid in, waar hij van te voren wist,
geplaagd te zullen worden door zyn denken.
Natuurlik over volle staatsburgers, kiexers,
zou geen regering zo mogen heersen; er is
hier echter maar sprake van vrouwen.
Geen mens wil toch ook beletten, dat er
nu en dan eens een vrouw, desnoods gehuwd
en moeder, in Staatsdienst gesalarieerde
werkzaamheden verricht. Daar is b.v. de
tijdelike inspaktrice, ook echtgenoote «n
moeder van kinderen, die minister Talma
heeft aangesteld, om advies uit te brengen
over de toestanden in het vak der vrouwelike
winkelbedienden; er aija gehuwde vrouwen
werkzaam in de voogdijraden, in het rijks
school toezicht en bij de arbeidsinspectie.
Dezelfde regeering begrijpt dus wel, dat er
toestanden zijn in bedrijven waar vrouwen
werken, die het best door vrouwen beoor
deeld worden; ook dat in voogdijraden, een
flinke, helderziende, fijnvoeiende vrouw,
familieomstandigheden subtieler zal beoor
delen dan een man enz.
Daar benoemt men dus wel gehuwde
vrouwen, want gedwongen door de macht
der maatschappelike ont wikkelingagang,doet
het ministerie dergelijke benoemingen,
en toch in een ander wetsontwerp komt het
voorstellen de gehuwde onderwijzeres uit
te sluiten.
Het eigenaardige fatum van dit weife
lend, verkeerd regeringsbeleid is dit: men
steunt op oud testamentiese opvattingen
omtrent de positie der vrouw in de maat
schappij, dient wetten in om toestanden uit
een heel ander tijdperk der samenleving
met heel andere ekonomiese ondergrond te
bestendigen, en dan komt de nuchtere
praktijk van den dag en dwingt de heren,
tóch gehuwde vrouwen, uit het se rail te ha
len «n haar een maatschappelijke taak o p te
dragen. Arme, konsekwentie, wat komt g\j
in 't gedrang!
De wankele staatskaros, door weifelende
ministers gestuurd, zeult voort. De grootste
helft der samenleving, de vrouwen, mogen
er niet in plaats nemen, noch invloed uit
oefenen op de keuze van de koetsiers,
palfreniers en wie er verder in zullen komen
zitten.
Meewarig zien de vrouwen de hossende
wagen langzaam opschieten, dikwels on
klaar worden en m een zijspoor blijven
steken. Dan komt de koetsier van de bok,
de palfrenier springt uit het achterbank]e,
en de heren, die lui in de koets zitten,
komen ook ontevreden van hun gemakkelijk
zitje af.
De koets zit echter vast ge werkt en het
paard moet weer achter de wagen aange
spannen worden zoals koetsier Heems
kerk dat met zijn wetsontwerp doet om
de oude krakende vermolmde kast lot te
krijgen.
Is dat galukt, dan gaat de hardleerse
bemanning weer op zijn plaats zitten in
geduldige afwachting van een nieuw belet
sel; en dit zal net zolang duren, totdat het
gehele Nederlandse volk, zowel mannen
als vrouwen, het recht krijgt te beslissen
over het b nu wen van een nieuwe staats
karos van flinker hout. En wie die karos
begeleiden zullen, dat moeten de
bekwaamsten en geschiksten zijn, zoowel mannen
als vrouwen, dan zal het een frisaer gan
getje gaan ea de bekwame koetsier, zal
dan wel van tusschen de sporen uitblijven.
Met fris zweepgeklap zal het dan vooruit
gaan in de richting der nieuwe
maatschappelike ontwikkeling, die eist dat ieder
individu, zowel man als vrouw, zijn be
kwaamheid en aanleg aan de gemeenschap
ten goede zal laten komen. Daarvoor is
echter de politieke o itbolstering der vrouw
nodig, opdat zij medezeggenschap krijge in
het beleid der staatskaros. Zolang zij dat
niet heeft, gaat de reaktionaire koetsier met
zijn gepoederde pruik haar steeds glimla
chend voorbij en als de wagen vastloopt,
dan trekt hij het zich nog niet aan en zegt
tegen de vrouwen die helpen willen .hands
off'..
R'dam, G Juni'10. MAKTINA (!. KRAMEKS.
John HÜ, van SOPIIIE ELKAN. Uitgave
van G. J. Slothouwer, Amersfoort.
E"uwigheidsUcht, van EUNA (ELISABET
BESKOW.) Uitgave van D. A. Daamen,
's Gravenhage.
iiiiiminimiMi
Hy had te veel van Stien gehouden, zei
hij zich telken?. Daardoor kwam het.
Maar ze was het waard geweest: een
meid, als je nergens zoudt vinder. Ook de
mooiste, die hy ooit gezien had.
Ze waren bruid en bruidegom, toen ze op
eens gestorven wa«.
Toen was-i gek geweest van droefenis en
tydens de begrafenis was i in elkaar gezakt
van aandoening.
Xoöit werd-i meer de ouë. Norsch en ver
velend voor anderen, en stil, dat hij zelfs
geen antwoord gaf.
In zijn alleen-zijn was hij niet gelukkiger.
Daarom bleef hij wel eens bij da kameraden,
maar de jachtende gedachte naar Stien wor
stelde zóó sterk in hem om alleen-vrijheid
om uitgewerkt te worden, dat hij toch, zoo
gauw hij kon, wegsloop, de eenzaamheid in.
Maar daar sneed ze nog feller door zyn
hersens, ratelde zóó enel, of ze afliep, dat
hij ze niet bijhouden kon. In dien woesten
ren van haif-gebroken bedenksels, die el
kaar najoegen en voorbij holden, onder
vond hy een verontrurtende smart, waarin
hy een weemoedige pret had, die hem hin
derden om de nare angsten en droere her
inneringen, maar aantrok, omdat hij dan toch
altijd over Stien dacht, zijn mooie bruid l
Daarom zocht hij de oogenblikken uit, om
te kunnen weggaan, bij de anderen vandaan,
om de vreugde te kennen van zijn pynigende
gedachten. "
Zoolang hij in Brugbuurt WBP, liep hij den
zwarten kanaalweg lang». Het was daar een
zaam, en het scheen hem daar meer zooals
't thuis was: ook in de verte een hoogèdijk,
waarop, klein en zwart, de menschen vergin
gen in beide richtingen, zoo groot als speel
goed tegen den lichten neme). Aan n kant
water en aan den anderen wat bouwland en
weiden, geele en groene vlakken, waar boven
In Osteroos, van professor OSCAB
TIN. Uitgave van G. J. Slothouwer,
Amersfoort.
Het eerste van dit drietal is een wonderlijk
boek, dat den lezer ergert en toch bezighoudt.
Een onhandige bewerking van een goed ge
kozen stof: aardige interieurs in de
Zweedache samenleving om en bij 1775, en de
teekening van een goed karakter, dat te
gronde gaat door een verkeerde opvoeding.
't Doet denken aan een goede prent door
een kind gekleurd. De figuren zyn zoo kwaad
niet, maar ze staan te grof, te se iel tegan
den achtergrond.
Misschien ligt de oorzaak hierran wel in
de slechte vertaling, want Selma Lagerlöf
noemt Sophie Elkan onder de menschen,
waarvan zy geleerd heeft. En toch, by
Selma Lagerlöf maakt alles den indruk van
sterk doorleefd en doorvoeld te zijn, terwijl
in dit boek de lezer geen oogenblik vergeet,
dat hy met een bedacht verhaal te doen
heeft, dat nog wel op den koop toe onbe
holpen verteld ie.
Het beeld, dat het eerste boek van de op
voeding van John Hall geeft is vrij wel een
caricaluiir.
Als hu ongeveer 13 jaar is geeft zijn vader
«en geheel landgoed voor een spotprijs aan
eea handelsman als belooning voor «en paar
vleiende woorden over zyn zoon. En opeen
groot feest, dat hy' geeft ter eere van een
besoek aan den koning verzoekt hijj den
jongen by wij se van grap op den kostbaren
kristallen kroon ia de feestzaal te schieten
en als die aan splinters neerstort, zegt hy
tegen zyn vrouw: Vreesniet*,Merrouw.De
post naar Engeland vertrekt nog van avond
en ik tal schrijven om een geheel eendere
kroon, ziet gij."
Dit is voldoende om een indruk te geven
aan den toon vaa het boek en het hollandfich
van de vertaling.
Door twee deelen heen loopt de historie
voort en als weten slo te toch nog f y mpathie
ea .belangstelling voor de hoofdpersoon blij
ven voelen, is dat omdat Sophie Elkan toch
den slag heeft de gebeurtenissen in't verhaal
zóó te schikken, dat we voortlezen met het
gevoel: Hoe zal hu zich nu hier wel weer
uit redden?"
Oneindig fijneren frisscher
vtEeuwigheid»Kcht. De echryf-ter beweegt sich zoo gemak
te! y k in de wereld van haar figuren, EQ laat
se spreken en bandelen met een zekerheid,
een echtheid, die op haar werk het stempel
van het geheel doorleefde zet. Natuurlijk en
ongedwongen, nu een» ernstig en vertrou
welijk over levensvragen, dan weer schertsend
over kleinigheden gaan de gesprekken als
tusfchen beschaafde, ontwikkelde menschen.
Verrassende dingen zeggen die menschen
goms tot elkaar, die een nieuw licht werpen
over de onderwerpen, die te bespreken b.v.
over Ulla, een der hoofdpersonen spraken
zegt de held van 't boek: Göran: Zy
isniemands slaaf, allerminst haar eigen."
Goed en juist geteekend komt me het beeld
voor van het huwelyk van Göran en
Marianne, dat van beide kanten met zóó zuivere
bedoelingen werd begonnen en toch blijkt
boven beider kracht te gaan; en dat van
Görans plotseling opvlammende levenln&t, op
het oogenblik, dat de dokter hem zegt, dat
hy gevaarlijk ziek ip. Ook Ulla, de jonge
secretaresse van de professors vrouw, die on
willekeurig in dit huwelijksleven ingrijpt,
het beschaafde, fijn voelende jonge meieje,
inwonend by dat vroolijke, gedistingeerde
echtpaar ie goed getroffen en die kleine groep
vormt een mooi stukje zonnig leven naast
dien somberen ernst.
De wyze, waarop Göran en Ulla de crisis
van hun leven doormaken, is zoo
echtmenschelyk en zoo waardig. Uitstekend is ook
de sobere manier waarop de schrijfster doet
uitkomen hoe Ulla steun en kracht vindt in
haar godsdienstige overtuiging.
Tot zoover geeft het geheele boek een echt
stuk menschenleven, en maakt het den indruk
een door en door gevoeld werk te zyn. Maar
het 8!ot is zwak en rammelend. Waar de
hoofdpersonen hun speciale godsdienstopvat
ting omhoog houden als de eenige ware, als Ulla
in een saai dagboek oppervlakkig over ver
schillende steden schryft, die ze bezoekt;
als Görans vrou w precies op het juiste
oogenblik even bster wordt en daarna sterft,
daar maakt de schrijfster het zich te gemak
kelijk.
Toch is dit boek het lezen zér waard.
De vertaling ia mooi, zorgvuldig bewerkt
en bizonder goed in toon gehouden. Hier en
daar kykt even bet Zweedsch door het
Holland-cb heen. Met nog wat nauwkeuriger
coiTc-ctie zal de^conEcientieuse vertaler
(vertaals'.er?) dit in 't vervolg gemakkely'k
kuanen voorkomen.
Last, not least, komt: In Usleroof, een
meesterwerkje van professor Oacar Levertin.
een enkel dof boerenhuis zya bieede fignur
somberde.
Stap voor stap gaat hij, de handen in den
zak, over den zwarten weg. Hy was zoo
gelukkig met Stien geweest. Als hij thuis
kwam, hy zag hr' weer staan , de handen
uitgespreid, om hern te omhelzen l Vóór hy
haar gekend had, had hij er wel velen gezoend,
maar zoo heerlijk, als van haar, had hij 't van
gén gevonden. Wat had hij flink gespaard,
om h'r gauwer te kunnen trouwen. Want
zoo veel verdiende bij niet, maar door erg
zuinig te leven, was hij er langzamerhand
gekomen. Het mooie huisjp, dat ze gehumd
hadden, zag hy nog. Wat fijn stonden zijn
mooie ratubelen er in l Entoen opeens was
ze dood. O, wat was hij woedend geweest...
Ea wat moest hij nou! Zijn geluk had hij
gehad, alles was nu weg.
Geen ander kon hij meer aanzien, of hy
moest aan Stien denken, hoe hy haar op h'r
sterfbed gezien had: krijtwit, vredig tnsschen
de witte kussens en lakens. Haar blonde
haren krulden wat over 't strakke voorhoofd.
Ze slaapt," had hij in zijn verbijstering
gezegd, straks wordt ze weer wakker.1' Hij
had er voorzichtig gezoend, maar ze was
steenkoud geweest, om van te rillen.
Zóó sterk kwam dat gezicht soms voor hem
op, dat hy geen land en dingen meer zag.
en hij het zou willen grijpen, al bleef het
steeds maar op grooten afstand.
En allerlei kleine herinnerinkjes werkten
in zijn hoofd als blij en smartelijk gedenken
naar voren, ras na elkaar, en hy raakte er
door in een stillen schyn van weemoed, die
om zijn gedachte sluierde, dat hij er zyn
leed niet goed meer doorheen zag, en om
't genoten geluk nog blij was in den mooien
zomerdag.
Zóó zag hij, dat Guurt wat van d'er aard
appels naast den emmer gooide, en, op de
Een boek als dit doet weldadig aan onder
de vele slecht gekozen en slordig vertaalde
werken, die nu uit Scandinaviëover ons
laad stroomen, 't Is met groote Iwfdeen zorg
bewerkt door mevr. H. Bel?Bleeker. Over
't geheele verhaal en over de vertaling m
ligt het rustige, droomèrige van een ver
verleden, de voor ouderen van'dagen zoo
sympathieke schemering der herinnering.
Ea toch waarschuwt het zoo ernstig voor
het feit, dat die rust smorend en doovend
kan werken op de jongeren, die hua Storm
en Drangperiode nog moeten doormaken.
We voelen..de teere poëzie, die over een
stadje als Osteroos lift. We krijgen ie on
willekeurig li«£ die oude gebouwen, waar
herinneringen fluisterend ronddwalen, waar
het is alsof het leven er stil staat. Maar het
hart knijpt ons toe als we zien hoe het de
jongeren vastho :dt als met po'ypenarmeo.
Prof. Levertin is zyn onderwerp ten volle
meester. Zijn stjjl p> er zich volkomen by
aan. Men voelt de hand van den bewusten
kunstenaar, die zqn werk niet aflevert, dan
nadat hjj er zorgvuldig de vijl over heeft
laten gaan.
Een paar figuren «taan hier en daar wat
onduidelijk in de schemerachtige, droomèrige
atmosfeer, die over het boek ligt en die in d«
vertaling zoo uitnemend is bewaard.
Schrqver en vertaalster hebben samenge
werkt om onze letterkunde met «en goed
boek te verrijken.
MAEQARETHA MHIJBOOM.
Wat de jtuffd »an haar leiden verwachten
mag, door C. L. TOBI/BY DUWSL. Met
een inleiding van R. CASIMIR,
Botterdam, Brosse. Prijs 35 cents.
Een aller vreemdst boekje! Van een inleiding
voorzien door den Directeur van het Haagsen
Lyceum, den philosbof B. Caiimir; met een
gloeiende opdracht versierd aan prof. dr. P.
H. Damstéden Latiniat-aportman, ia vurigen
after-dinner-styl gesteld. Het geschrift zelf,
aanvangend met een motto uit het Latynacha
dichtwerk de rerum natura" (O ver het wezen
der dingen) van Lucretius.
De schrijver is een verwonderlijk geest
driftig pessimist, met zwarte» kg'k op de tegen.
woordige toestanden, die een bejaard landator
temporis acti" zon kunnen zijn, zoo men niet
overal kon bespeuren dat hu nog jong ie. En
toch weer gén pessimist wanneer men ziet,
hoe bij hoopt op verbetering en hoe hij
voorstellen daartoe doet, selfs uitgebreide
onderwijs-veranderingen, regelingen van scho
len, schooltijden, onderwiji-v«rdeeling, allen
onderwerpen dwaaneenachakeliugf commissie
ter overweging aanborolAD.
Een Oddiaansche ontboezeming in den
aanvang van het geschrift wekt op tot een
ideaal; en wel tot dat der Grieken: de
goddelijke harmonie van lichaam en geest".
Nog bereikbaar in onzen tyd, bij on> volk "
is men geneigd te vragen. Bjj ons volk en
büde volkeren van Noord- ja ook van
ZuidEnropa? Verzet het klimaat zich daartegen
niet, dat ons, mannen, noopt broeken «D
flanellen te dragen en het yvftvx.mov noodzaakt
zjjn grondwoord: yupvós, naakt, te verlooche
nen? En, let wél op de volgorde der woorden:
lichaam en geest. Het lichaam voorop. Moet
daaruit worden afgeleid dat de
geestesontwikkeling eerst in de tweede plaats noodig is? En
toch zon men denken dat die gedachte den
geestdriftigen schrijver niet beheencht, wanneer
men andere passages van de brochure leest en
bespeurt hoe hartelyk-gemeend de schrijver
den gek steekt met q naad-ontwikkeling, opper
vlakkige beschaving, die over Franache
romannetjes spreekt, die deftig handelt o ver
wy'sgeerige onderwerpen, die zelfs aan litte
ratuur doet, Bonnetten smeedt en schetsen
fabriceert.
Zoo bevat de brochure een reeks van
satyrieke opmerkingen over alles en nog waf.
Bijkans elk gebied wordt door den schrijver
betreden en men is geneigd bjj tal van regels
een vraagteeken te plaatsen met den uitroep :
Ernst of scherts; gemeend of spot; neemt
hij een loopje met ons?"
Of het geschrift doeltr* ff end zal blyken ?
De droeve schaar van afgeleefden en
afgematten van blz. 7, de troepen van jeugdige
grijsaards die wüin ons land zien rondwan
delen (en toch ook wel daarbuiten!) met huu
deftigen hanenganp, de aarde drukkend met
hnn voet, alsof zij bly mocht zijn, dat die
heeren hunne gewichtige voetzolen er op
willen plaatsen die geaffecteerde jonge
grijsaards zullen het boekje wegwerpen a)a
ze zichzelf daarin meenen gepersifleerd te
men. Zij zullen zich niet getroffen gevoelen
door het meielijden dat de schrijver aan hen
verspilt of door het beklag dat de satyricas
over hen dost hooren.
handen steunend, kroop om ze te pakken.
Je most ze beter gooie, meid." Hij
vond het tooneeltje aardig, die daar wae'óók
nog jong en ze zag er lief uit.
Och ik gooi wel goed, maar ze wille
niet," gekte Gunrt terug.
De warme lucht, die om haar heen woelde,
had haar jolig gemaakt, en zoo lang al stil
geweest, verlangde ze heftig naar (rat afleiding.
Mart bleef bij haar staan kijken, terwijl ze
voortwerkte. Hij dacht maar steeds aan zijn
vroeger geluk en genoot door 't zien van
dat jonge meisje, dat daar met blooten hals
en armen tusschen de glinsterende planten
voortwerkte. Hy zou wel by haar willen
zitten. Zijn. geluk was voorgoed weg, maar
hu kon nog wel ergens pret van hebben.
't Was toch leuk, zoo'n meieje te zien.
Een lief gezichtje had ze, al was 't niet zoo
mooi als dat van Stien. En haar hals was
heel blank. Wat rimpelde die kluchtig, ala
ze het hoofd voorover boog.
Een stil genoegen kwam er in hem spelen,
om 't gezicht van dat jonge kind, veel jonger
dan hij.
't Was of zyn vroeger geluk weer wat
werkelijker werd.
Hij stond steeds aandachtig over 't lage
hek te kijken.
Guurt werd er verlegen van. Ze hoopte,
dat die vreemde, donkere kerel maar gauw
zou weggaan. Meer dan eena had ze al
misgegooid. Die akelige vent ook, wat moeat-i
op h'r handen zien? En hij-zelf begreep ook,
dat hij moest weggaan, of wat zeggen.
Heel graag wilde hy blijven, zijn heerlyk
gevoel doordenken, van 't vroegere gelnk.
En het werkende meisje gaf hem zooveel
genoegen, dat zijn mond bijna vertrok tot
een glimlach en angst om eenzaamheid en
treurigheid van hem wegvluchtten.
Maar de stilte, die er drukte tusschen hen