De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 12 juni pagina 2

12 juni 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDEfiLAND. No. 1720 niet deogen, en die andegy uit hua beroep geetoteaen zijn «aar vroawen, schepsels zonder betekenis voor de wetgever, mensen zonéer «tembiljet. Zelfs politieke tegemtandersllaaa er geen mant ut, al» men onbillijk handelt jegens zulke machteloze wezens. Of de Staat de ambtenares op enkel vermoeden van mogelik later minder goede plichtsver vuling maar alvast aan den d\jk zet, of de Staat haar het diploma; waarvoor züeven moeilike eksamens heeft moeten afleggen als hwr mmwiifce kolleg», door de voorge stelde wet eenvoudig ontrooft, het raakde Nieuwe Rotterdamse Courant niet, even min als de Rotterdamte Gemeenteraad er verleden jaar om gaf. Betreft het jongens, die steenhouwer willen worden, inplaats van vrouwen, die haar opleiding reeds lang voltooid hebben en dientengevolge een ambt bekleden, ja, dan is het wat anders; dan zegt de N. R. C : De Staat treedt hier op als als leider bij de beroepskeuze en als keurmeester van de gezondheid van het iadividn, dat feitelijk in dit opzicht tot zelf Imitewn wordt onmondig verklaard," en <hm ii er twijfel, of e staat vel zo ver gaan Maar vrouwen, die kan hti gernrt haar voorschrijven, hoe zij haar handen, haar verstand gebruiken voeten, haar het hnwelik verbieden door ?e te stellen voor de keuze turnen dat en baar "beroep. Beur meester van de geaondkeid, leider büde beroepskeuze, dat mag 4e «taat gerust zgn voor vrouwen; dat zijn twsh maar wezens, die niet «elf over haar let en leven mogen beschikken. In dat «patcht is de N. R. C. het roerend eens met ?BBtitor Heemskerk, en de Rotterdamse Qmteenteraad met mr. A. de Jong: alle ygfttieke verschil verdwijnt voor de solida riteit der mkseheerscbappü. ' *,* . "Wjj van onze kant eisen volstrekt niet, dat iedere vrouw een beroep zal hebben, wij denken er niet over de moeder met geweld van de kinderen weg te Tinden de republiek van P lat o geen id< waar alle kinderen de ouders ontnomen worden en het eigendom van de Staat zijn; neen. wij willen alleen maar geen dwang van de wet in dit opzicht. *Wüverlangen voor de ouders het recht «elf .te beaiissen, hoe zühun kinderen het ieit groot brengen en hun huis het best in «rde houden. Of waarlijk het goed beter versteld en het eten beter klaar gemaakt wordt door de vrouw des huizes dan door betaalde hulp; hoeveel uren van de dag moeder zich met elk der kinderen zal be moeien; wij wensen het niet van rege ringswege uitgemaakt te zien, allerminst zolang die regering enkel uit en door man nen gekozen wordt. Wüzijn voor vrijheid «n tegen dwang. Waar de omstandigheden van een gezin van dien aard zijn, dat de moeder verkiest «en gesalarieerd berfiep te vervullen, daar "willen wü, dat geen wet haar dat beletten sal. Trouwens dat gaat ook niet. Gesteld al, dat het ontwerp Heemskerk nu wordt aangenomen, dan worden daardoor de ge huwde vrouwen uit de rüksambten geweerd; maar niemand belet haar aktrice of zan geres ? te zijn, een winkel te doen in de zaak van haar man te bedienen; op het land of in de fabriek te wenken of de hele daar aan de wastobbe te staan. Er waren bg de volkstelling van 1899 al byna 100.000 gehuwde vrouwen voor loon werkzaam en de bekende oorzaken der vrouwenbeweging, vooral de specialisering van den arbeid door de machinale produktiewgze, houden niet op te werken. De «konomiese .wetten zijn machtiger dan de wetten van Heemskerk. Het gevolg der aanneming van dit wetsontwerp zal dus alleen zyn een verplaatsing van den arbeid der gehuwde vrouwen, die voor loon werken willen of werken moeten, van meestal beter gesalarieerde rijksbetrekkingen naar ge woonlijk minder goed beloond werk in dienst van niet al te reaktionaire gemeen ten, van maatschappijen of van partikulieren. Dat is alleen een onrecht tegenover diéonderwijzeressen enz., die door deze wet getroffen worden; dezen lijden er individueel schade bü, maar de wereld gaat haar gang en de groei van nieuwe toestanden en de vervorming van het huishouden laat zich op den duur niet tegenhouden. Intussen de Begering zal plezier van deze wet beleven, want zij bewijst daardoor haar vlugheid in het tot stand brengen van wetten en verwerft zich de dankbaarheid van al wat op dit gebied reaktionair denkt, van af de Maasbode tot aan de afdeling Goor der S. D. A. P. toe. De wet zal er doorgaan als koek; de heren mr. A. de Jong, Pastoors, jhr. v. Doorn, jhr. v. Karnebeek en hun geestverwanten zullen er met vreugde voorIIIIMI1IIIIIIII1IIIMIIIIII1IIIIIIINIIIIIIIIIIUMHIIII1IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII MART'S ONTMOETING DOCR FRITS VAN LOON. Klikkend rolden de aardappels in den ?emmer, die naast haar op het veld stond. Gnnrt zat op de hurken boven den zwarten grond, dien ze met de handen opengroef. Keurend hield ze na eiken graai de hand open, en, de slechte aardappels in den emmer kijlend, hoopte ze de goeie naast zich ineen r|j opeen, 't Halve veld over trok een hoop van de gele, smoezelige knollen een lichte "breede etre«p .tnsschen de zwaardere kleuren van omringende kool en bieten, waarin de zijn glanslichten vergleed, dat de rooie kooien 'blanw-warmdén en de breeë-volle bietplanten statig te glanzen stonden op den dof-zwarten ..grond. , ? . Gnnrt werkte daar midden in. Haar haren, in den war geechud, kroesden blond en stra? tend in den rollen dag over het bezonde .gazicht, dit stoffig glom van den gedurigen ..wroet in den grond. Haar boord had ze afgedaani dat d'rials blankte boven het roodwicit bestieepte blousje, strak gespannen over tden gebogen rug. Met de bloote armen, . Waarop de zon tijdens het werkend bewegen, tooie vlammen donkerde en vale valsche schadnwstrepen ?. veegde, graaide ze tusscben de - kröezige aardappelplanten en den korreligen donker-granwen grond, smeurend haar vin gers vol slik, die 'er koel door de handen liep. En aan den rechterkant van haar, stil in de omatoeiende zon, stonden deftig de groene en gele halmenkaarsen van de tarwe aan gestoken door de zon, en brandden in be stemmen; de heren mr. v. d. Biesen enz. in de Eerste Kamer evenzo en de Koningin zal, gehuwd en moeder ais züis, gaarne haar handtekening zetten onder dit stuk, dat de gehawde vrouw uit de staatsdienst verbant. Alles ad majorem gloriam van het ministerie, dat de zedelikheid in Nederland hoog houdt. Dit begrip van zedelikheid brengt bahalve andere opvattingen van de taak ea de macht eens ministers ook mede, dat de wetgever voer handhaving vaa de heersöhappüdes mans in het gezin zorgt. De man alleen moet de kostwinner zijn en de vrouw, wier arbeid, hoe belangrijk en hoe vermoeiend ook, niet in geld betaald wordt, behoort de onderhoudene" te blijven. Daarom, of er kinderen zijn of niet, twee kostwinners mogen er niet wazen. De motivering van dit dekreet is echter een andere: de vrouw mocht anders eens ver langen kinderloos te blijven, staat in de toelichting op het wetsontwerp, en de voor standers zeggen erbij: twee inkomens in n gezin, dat zou daar overvloed brengen en een ander een ma» matunrlik van een betrekking beroven. Als men op dit principe eens konsekwent doorredeneerde, wat zou dan de wetgever een reuaentaak vóór zich hebben, zorgen dat niet in het ne gezin te veel «* in het andere te weinig welvaart heerst l Zo'n neiging tot Staats«ociatnme zou men niet bij onne regerings partijen onderstellen. Ea dan die hoge op vatting van den. arbeid; niet om de gemeen schap te dienen vervult men een ambt, neen, de betrekkingen zijn er om de vervuiler zijn levensonderhoud tejverschaffenl Wg se toornen niet te zeggen, dat onze zedelikheid een andere h. Wij streven naar het grootst geluk voor de grootste massa, en trachten dit te bereiken door aanpassing van de wetgeving aan de bestaan ie toe standen. Welnu, of wij het goedvinden of niet, de hmselike arbeid voor kleeding van het gezin gaat hoe langer hoe meer het huis uit, en de ouders leren hun dochters een vak, opdat ze de kost verdienen kun nen. De tijden van Thugater's vader zün voorbij; en vraagt maar eens aan mevr. Noordewier, mevr. de Haan, mevr. Kok, mevr. Tartaud, mevr. Wenninger, mevr. Pieters, mevr. Wierts van Coehoorn, enz., of er ook zo iets als beroepsliefde naast andere liefde bij de vrouw kan bestaan. Geen wetgeving kan de algemene gang der mejuclike beschaving en ontwikkeling tegenhouden. Tijdelik een pi*r honderd vrouwen schade berokkenen, haar arbeid tegan verminderd loon van de staats dienst naar partikutiere dienst verplaatsen dat kan we), en dat zal nu hier in het land gebeuren ook, indien niet de invloed der vrouwen op het rechtsgevoel der wetten makers groot genoeg is om deze ramp voor de gehuwde ambtenaressen af te wenden. '*** Het wetsontwerp veider bekijkende, zien wij er nog een andere bron van machts vergroting voor de ministers in. Niet alleen stijgt hun prestige door het z.g. hooghouden van de instelling des huweliks, maar dan zijn er ook nog in art. 2 de dispensaties. Daar wordt de deur opengezet voor de grootst mogelike willekeur, en dat kan ook niet anders, want bij een wet, die zo recht tegen de maatschappelike ontwikkeling ingaat, moet er wel gelegenheid tot ont duiking zijn. Uitzonderingen op het in art. l geëiste ontslag .zijn: a. wanneer de vrouw 45 jaar i*; b. wanneer zij haar ambt ver richt in de echtelike woning, en c. wanneer dit door Ons (n.l. de Kroon geadviseerd door de betrokken minister) als een bijbetrekklnij in de Staatscourant wordt be schreven. Een liijbetrekking, ra, ra wat is dal? Dat mogen de ministers uitmaken en hun be slissing in het Staatsblad zetten. Hiermede is het middel gevonden, om met de be staande toestanden rekening te houden. Zijn er onder de antifeministiese ministers en kamerleden, die dit wetsontwerp goed keuren, vaders van dochters, die voor 't onderwijs of' enig ander beroep worden opgeleid, welnu dan kunnen zij gerust vóór stemmer' ; züzullen het hoofd van het betrokken departement wel weten te over tuigen, dat in het geval van hun dochter, als die trouwen gaat en bij haar beroep wil blijven, slechts sprake is van een bij betrekking". De minister alleen heeft hier over te zeggen en de vrouw, wie het geldt, kan desnoods alle overredingsmiddelen ge bruiken om hem te doen beslissen, dat in dit geval dispensatie geoorloofd is. Slimme courtisanes zouden dan het geval zou niet nieuw zijn invloed op regeringsdadeu kunnen krijgen. Dat geeft een niet onaardige machtspositie aan de ministers. wegenloos vlammen, onzichtbaar, daar ze die iniogen en er zich aan warmden, en de gele echijn, als door fijn porcelein, stil uit naar buiten etraaldp. Ven hitte trilde de lucht boven de groote korenvelden. Ea de hemel was hoog en ver, «n er dreven door het sornerecb. helle blauw wolken van een wit, als van blinkend sneeu w, onmeetbaar hoog boven het aardappelveldje. Klikkend rolden de aardappels in den emmer en telkens kroop Guurt eea eindje verder, frommelend in haar blauwe kleibeklonterde boezelaar. Ze stak haar spa met forschen stoot in den grond, wipte uie wat op, en graaide dan met haar dikke rot de armen de blanke aardappels naar het licht. Zóó zag Mart haar. Met zijn handen in den zak slenterde hij over den zwarten weg, langs 't aardappelveld en 't kleine haven kanaaltje, dat hij op de ba»germachine hielp uitdieper. Het was zijn middagtyd, maar hij ontweek het joelend gedruiecb van zijn makkers, die lawaaierig stoeiden by den mödderbak. Sinds een paar jaar was hij heelemaal veranderd : van druisterigen, leut-vollen vent een stille en norsche eenzelviger geworden, die zich ncoit met de anderen inliet. En zyn gezicht was c k veranderd: de blauwe oogen flets verdoft, het gele vel trokken er woeste lijnenkrabbels. over en de _breede mond sloot krampig stijf dicht, of er niks uitmocht. Als hij niet werkte, verveelde hij zich, en was bang. Want dan, buiten afleiding en alsof zyn wil niets meer kon, liepen zijn gedachten steeds over het leed van nu, den slag, die hem trof, en het geluk tatt vro*ger. Toch kon hij na het werken niet met zyn kameraden samen wezen. Hij moest wep, de eenzaamheid in, waar hij van te voren wist, geplaagd te zullen worden door zyn denken. Natuurlik over volle staatsburgers, kiexers, zou geen regering zo mogen heersen; er is hier echter maar sprake van vrouwen. Geen mens wil toch ook beletten, dat er nu en dan eens een vrouw, desnoods gehuwd en moeder, in Staatsdienst gesalarieerde werkzaamheden verricht. Daar is b.v. de tijdelike inspaktrice, ook echtgenoote «n moeder van kinderen, die minister Talma heeft aangesteld, om advies uit te brengen over de toestanden in het vak der vrouwelike winkelbedienden; er aija gehuwde vrouwen werkzaam in de voogdijraden, in het rijks school toezicht en bij de arbeidsinspectie. Dezelfde regeering begrijpt dus wel, dat er toestanden zijn in bedrijven waar vrouwen werken, die het best door vrouwen beoor deeld worden; ook dat in voogdijraden, een flinke, helderziende, fijnvoeiende vrouw, familieomstandigheden subtieler zal beoor delen dan een man enz. Daar benoemt men dus wel gehuwde vrouwen, want gedwongen door de macht der maatschappelike ont wikkelingagang,doet het ministerie dergelijke benoemingen, en toch in een ander wetsontwerp komt het voorstellen de gehuwde onderwijzeres uit te sluiten. Het eigenaardige fatum van dit weife lend, verkeerd regeringsbeleid is dit: men steunt op oud testamentiese opvattingen omtrent de positie der vrouw in de maat schappij, dient wetten in om toestanden uit een heel ander tijdperk der samenleving met heel andere ekonomiese ondergrond te bestendigen, en dan komt de nuchtere praktijk van den dag en dwingt de heren, tóch gehuwde vrouwen, uit het se rail te ha len «n haar een maatschappelijke taak o p te dragen. Arme, konsekwentie, wat komt g\j in 't gedrang! De wankele staatskaros, door weifelende ministers gestuurd, zeult voort. De grootste helft der samenleving, de vrouwen, mogen er niet in plaats nemen, noch invloed uit oefenen op de keuze van de koetsiers, palfreniers en wie er verder in zullen komen zitten. Meewarig zien de vrouwen de hossende wagen langzaam opschieten, dikwels on klaar worden en m een zijspoor blijven steken. Dan komt de koetsier van de bok, de palfrenier springt uit het achterbank]e, en de heren, die lui in de koets zitten, komen ook ontevreden van hun gemakkelijk zitje af. De koets zit echter vast ge werkt en het paard moet weer achter de wagen aange spannen worden zoals koetsier Heems kerk dat met zijn wetsontwerp doet om de oude krakende vermolmde kast lot te krijgen. Is dat galukt, dan gaat de hardleerse bemanning weer op zijn plaats zitten in geduldige afwachting van een nieuw belet sel; en dit zal net zolang duren, totdat het gehele Nederlandse volk, zowel mannen als vrouwen, het recht krijgt te beslissen over het b nu wen van een nieuwe staats karos van flinker hout. En wie die karos begeleiden zullen, dat moeten de bekwaamsten en geschiksten zijn, zoowel mannen als vrouwen, dan zal het een frisaer gan getje gaan ea de bekwame koetsier, zal dan wel van tusschen de sporen uitblijven. Met fris zweepgeklap zal het dan vooruit gaan in de richting der nieuwe maatschappelike ontwikkeling, die eist dat ieder individu, zowel man als vrouw, zijn be kwaamheid en aanleg aan de gemeenschap ten goede zal laten komen. Daarvoor is echter de politieke o itbolstering der vrouw nodig, opdat zij medezeggenschap krijge in het beleid der staatskaros. Zolang zij dat niet heeft, gaat de reaktionaire koetsier met zijn gepoederde pruik haar steeds glimla chend voorbij en als de wagen vastloopt, dan trekt hij het zich nog niet aan en zegt tegen de vrouwen die helpen willen .hands off'.. R'dam, G Juni'10. MAKTINA (!. KRAMEKS. John HÜ, van SOPIIIE ELKAN. Uitgave van G. J. Slothouwer, Amersfoort. E"uwigheidsUcht, van EUNA (ELISABET BESKOW.) Uitgave van D. A. Daamen, 's Gravenhage. iiiiiminimiMi Hy had te veel van Stien gehouden, zei hij zich telken?. Daardoor kwam het. Maar ze was het waard geweest: een meid, als je nergens zoudt vinder. Ook de mooiste, die hy ooit gezien had. Ze waren bruid en bruidegom, toen ze op eens gestorven wa«. Toen was-i gek geweest van droefenis en tydens de begrafenis was i in elkaar gezakt van aandoening. Xoöit werd-i meer de ouë. Norsch en ver velend voor anderen, en stil, dat hij zelfs geen antwoord gaf. In zijn alleen-zijn was hij niet gelukkiger. Daarom bleef hij wel eens bij da kameraden, maar de jachtende gedachte naar Stien wor stelde zóó sterk in hem om alleen-vrijheid om uitgewerkt te worden, dat hij toch, zoo gauw hij kon, wegsloop, de eenzaamheid in. Maar daar sneed ze nog feller door zyn hersens, ratelde zóó enel, of ze afliep, dat hij ze niet bijhouden kon. In dien woesten ren van haif-gebroken bedenksels, die el kaar najoegen en voorbij holden, onder vond hy een verontrurtende smart, waarin hy een weemoedige pret had, die hem hin derden om de nare angsten en droere her inneringen, maar aantrok, omdat hij dan toch altijd over Stien dacht, zijn mooie bruid l Daarom zocht hij de oogenblikken uit, om te kunnen weggaan, bij de anderen vandaan, om de vreugde te kennen van zijn pynigende gedachten. " Zoolang hij in Brugbuurt WBP, liep hij den zwarten kanaalweg lang». Het was daar een zaam, en het scheen hem daar meer zooals 't thuis was: ook in de verte een hoogèdijk, waarop, klein en zwart, de menschen vergin gen in beide richtingen, zoo groot als speel goed tegen den lichten neme). Aan n kant water en aan den anderen wat bouwland en weiden, geele en groene vlakken, waar boven In Osteroos, van professor OSCAB TIN. Uitgave van G. J. Slothouwer, Amersfoort. Het eerste van dit drietal is een wonderlijk boek, dat den lezer ergert en toch bezighoudt. Een onhandige bewerking van een goed ge kozen stof: aardige interieurs in de Zweedache samenleving om en bij 1775, en de teekening van een goed karakter, dat te gronde gaat door een verkeerde opvoeding. 't Doet denken aan een goede prent door een kind gekleurd. De figuren zyn zoo kwaad niet, maar ze staan te grof, te se iel tegan den achtergrond. Misschien ligt de oorzaak hierran wel in de slechte vertaling, want Selma Lagerlöf noemt Sophie Elkan onder de menschen, waarvan zy geleerd heeft. En toch, by Selma Lagerlöf maakt alles den indruk van sterk doorleefd en doorvoeld te zijn, terwijl in dit boek de lezer geen oogenblik vergeet, dat hy met een bedacht verhaal te doen heeft, dat nog wel op den koop toe onbe holpen verteld ie. Het beeld, dat het eerste boek van de op voeding van John Hall geeft is vrij wel een caricaluiir. Als hu ongeveer 13 jaar is geeft zijn vader «en geheel landgoed voor een spotprijs aan eea handelsman als belooning voor «en paar vleiende woorden over zyn zoon. En opeen groot feest, dat hy' geeft ter eere van een besoek aan den koning verzoekt hijj den jongen by wij se van grap op den kostbaren kristallen kroon ia de feestzaal te schieten en als die aan splinters neerstort, zegt hy tegen zyn vrouw: Vreesniet*,Merrouw.De post naar Engeland vertrekt nog van avond en ik tal schrijven om een geheel eendere kroon, ziet gij." Dit is voldoende om een indruk te geven aan den toon vaa het boek en het hollandfich van de vertaling. Door twee deelen heen loopt de historie voort en als weten slo te toch nog f y mpathie ea .belangstelling voor de hoofdpersoon blij ven voelen, is dat omdat Sophie Elkan toch den slag heeft de gebeurtenissen in't verhaal zóó te schikken, dat we voortlezen met het gevoel: Hoe zal hu zich nu hier wel weer uit redden?" Oneindig fijneren frisscher vtEeuwigheid»Kcht. De echryf-ter beweegt sich zoo gemak te! y k in de wereld van haar figuren, EQ laat se spreken en bandelen met een zekerheid, een echtheid, die op haar werk het stempel van het geheel doorleefde zet. Natuurlijk en ongedwongen, nu een» ernstig en vertrou welijk over levensvragen, dan weer schertsend over kleinigheden gaan de gesprekken als tusfchen beschaafde, ontwikkelde menschen. Verrassende dingen zeggen die menschen goms tot elkaar, die een nieuw licht werpen over de onderwerpen, die te bespreken b.v. over Ulla, een der hoofdpersonen spraken zegt de held van 't boek: Göran: Zy isniemands slaaf, allerminst haar eigen." Goed en juist geteekend komt me het beeld voor van het huwelyk van Göran en Marianne, dat van beide kanten met zóó zuivere bedoelingen werd begonnen en toch blijkt boven beider kracht te gaan; en dat van Görans plotseling opvlammende levenln&t, op het oogenblik, dat de dokter hem zegt, dat hy gevaarlijk ziek ip. Ook Ulla, de jonge secretaresse van de professors vrouw, die on willekeurig in dit huwelijksleven ingrijpt, het beschaafde, fijn voelende jonge meieje, inwonend by dat vroolijke, gedistingeerde echtpaar ie goed getroffen en die kleine groep vormt een mooi stukje zonnig leven naast dien somberen ernst. De wyze, waarop Göran en Ulla de crisis van hun leven doormaken, is zoo echtmenschelyk en zoo waardig. Uitstekend is ook de sobere manier waarop de schrijfster doet uitkomen hoe Ulla steun en kracht vindt in haar godsdienstige overtuiging. Tot zoover geeft het geheele boek een echt stuk menschenleven, en maakt het den indruk een door en door gevoeld werk te zyn. Maar het 8!ot is zwak en rammelend. Waar de hoofdpersonen hun speciale godsdienstopvat ting omhoog houden als de eenige ware, als Ulla in een saai dagboek oppervlakkig over ver schillende steden schryft, die ze bezoekt; als Görans vrou w precies op het juiste oogenblik even bster wordt en daarna sterft, daar maakt de schrijfster het zich te gemak kelijk. Toch is dit boek het lezen zér waard. De vertaling ia mooi, zorgvuldig bewerkt en bizonder goed in toon gehouden. Hier en daar kykt even bet Zweedsch door het Holland-cb heen. Met nog wat nauwkeuriger coiTc-ctie zal de^conEcientieuse vertaler (vertaals'.er?) dit in 't vervolg gemakkely'k kuanen voorkomen. Last, not least, komt: In Usleroof, een meesterwerkje van professor Oacar Levertin. een enkel dof boerenhuis zya bieede fignur somberde. Stap voor stap gaat hij, de handen in den zak, over den zwarten weg. Hy was zoo gelukkig met Stien geweest. Als hij thuis kwam, hy zag hr' weer staan , de handen uitgespreid, om hern te omhelzen l Vóór hy haar gekend had, had hij er wel velen gezoend, maar zoo heerlijk, als van haar, had hij 't van gén gevonden. Wat had hij flink gespaard, om h'r gauwer te kunnen trouwen. Want zoo veel verdiende bij niet, maar door erg zuinig te leven, was hij er langzamerhand gekomen. Het mooie huisjp, dat ze gehumd hadden, zag hy nog. Wat fijn stonden zijn mooie ratubelen er in l Entoen opeens was ze dood. O, wat was hij woedend geweest... Ea wat moest hij nou! Zijn geluk had hij gehad, alles was nu weg. Geen ander kon hij meer aanzien, of hy moest aan Stien denken, hoe hy haar op h'r sterfbed gezien had: krijtwit, vredig tnsschen de witte kussens en lakens. Haar blonde haren krulden wat over 't strakke voorhoofd. Ze slaapt," had hij in zijn verbijstering gezegd, straks wordt ze weer wakker.1' Hij had er voorzichtig gezoend, maar ze was steenkoud geweest, om van te rillen. Zóó sterk kwam dat gezicht soms voor hem op, dat hy geen land en dingen meer zag. en hij het zou willen grijpen, al bleef het steeds maar op grooten afstand. En allerlei kleine herinnerinkjes werkten in zijn hoofd als blij en smartelijk gedenken naar voren, ras na elkaar, en hy raakte er door in een stillen schyn van weemoed, die om zijn gedachte sluierde, dat hij er zyn leed niet goed meer doorheen zag, en om 't genoten geluk nog blij was in den mooien zomerdag. Zóó zag hij, dat Guurt wat van d'er aard appels naast den emmer gooide, en, op de Een boek als dit doet weldadig aan onder de vele slecht gekozen en slordig vertaalde werken, die nu uit Scandinaviëover ons laad stroomen, 't Is met groote Iwfdeen zorg bewerkt door mevr. H. Bel?Bleeker. Over 't geheele verhaal en over de vertaling m ligt het rustige, droomèrige van een ver verleden, de voor ouderen van'dagen zoo sympathieke schemering der herinnering. Ea toch waarschuwt het zoo ernstig voor het feit, dat die rust smorend en doovend kan werken op de jongeren, die hua Storm en Drangperiode nog moeten doormaken. We voelen..de teere poëzie, die over een stadje als Osteroos lift. We krijgen ie on willekeurig li«£ die oude gebouwen, waar herinneringen fluisterend ronddwalen, waar het is alsof het leven er stil staat. Maar het hart knijpt ons toe als we zien hoe het de jongeren vastho :dt als met po'ypenarmeo. Prof. Levertin is zyn onderwerp ten volle meester. Zijn stjjl p&gt er zich volkomen by aan. Men voelt de hand van den bewusten kunstenaar, die zqn werk niet aflevert, dan nadat hjj er zorgvuldig de vijl over heeft laten gaan. Een paar figuren «taan hier en daar wat onduidelijk in de schemerachtige, droomèrige atmosfeer, die over het boek ligt en die in d« vertaling zoo uitnemend is bewaard. Schrqver en vertaalster hebben samenge werkt om onze letterkunde met «en goed boek te verrijken. MAEQARETHA MHIJBOOM. Wat de jtuffd »an haar leiden verwachten mag, door C. L. TOBI/BY DUWSL. Met een inleiding van R. CASIMIR, Botterdam, Brosse. Prijs 35 cents. Een aller vreemdst boekje! Van een inleiding voorzien door den Directeur van het Haagsen Lyceum, den philosbof B. Caiimir; met een gloeiende opdracht versierd aan prof. dr. P. H. Damstéden Latiniat-aportman, ia vurigen after-dinner-styl gesteld. Het geschrift zelf, aanvangend met een motto uit het Latynacha dichtwerk de rerum natura" (O ver het wezen der dingen) van Lucretius. De schrijver is een verwonderlijk geest driftig pessimist, met zwarte» kg'k op de tegen. woordige toestanden, die een bejaard landator temporis acti" zon kunnen zijn, zoo men niet overal kon bespeuren dat hu nog jong ie. En toch weer gén pessimist wanneer men ziet, hoe bij hoopt op verbetering en hoe hij voorstellen daartoe doet, selfs uitgebreide onderwijs-veranderingen, regelingen van scho len, schooltijden, onderwiji-v«rdeeling, allen onderwerpen dwaaneenachakeliugf commissie ter overweging aanborolAD. Een Oddiaansche ontboezeming in den aanvang van het geschrift wekt op tot een ideaal; en wel tot dat der Grieken: de goddelijke harmonie van lichaam en geest". Nog bereikbaar in onzen tyd, bij on> volk " is men geneigd te vragen. Bjj ons volk en büde volkeren van Noord- ja ook van ZuidEnropa? Verzet het klimaat zich daartegen niet, dat ons, mannen, noopt broeken «D flanellen te dragen en het yvftvx.mov noodzaakt zjjn grondwoord: yupvós, naakt, te verlooche nen? En, let wél op de volgorde der woorden: lichaam en geest. Het lichaam voorop. Moet daaruit worden afgeleid dat de geestesontwikkeling eerst in de tweede plaats noodig is? En toch zon men denken dat die gedachte den geestdriftigen schrijver niet beheencht, wanneer men andere passages van de brochure leest en bespeurt hoe hartelyk-gemeend de schrijver den gek steekt met q naad-ontwikkeling, opper vlakkige beschaving, die over Franache romannetjes spreekt, die deftig handelt o ver wy'sgeerige onderwerpen, die zelfs aan litte ratuur doet, Bonnetten smeedt en schetsen fabriceert. Zoo bevat de brochure een reeks van satyrieke opmerkingen over alles en nog waf. Bijkans elk gebied wordt door den schrijver betreden en men is geneigd bjj tal van regels een vraagteeken te plaatsen met den uitroep : Ernst of scherts; gemeend of spot; neemt hij een loopje met ons?" Of het geschrift doeltr* ff end zal blyken ? De droeve schaar van afgeleefden en afgematten van blz. 7, de troepen van jeugdige grijsaards die wüin ons land zien rondwan delen (en toch ook wel daarbuiten!) met huu deftigen hanenganp, de aarde drukkend met hnn voet, alsof zij bly mocht zijn, dat die heeren hunne gewichtige voetzolen er op willen plaatsen die geaffecteerde jonge grijsaards zullen het boekje wegwerpen a)a ze zichzelf daarin meenen gepersifleerd te men. Zij zullen zich niet getroffen gevoelen door het meielijden dat de schrijver aan hen verspilt of door het beklag dat de satyricas over hen dost hooren. handen steunend, kroop om ze te pakken. Je most ze beter gooie, meid." Hij vond het tooneeltje aardig, die daar wae'óók nog jong en ze zag er lief uit. Och ik gooi wel goed, maar ze wille niet," gekte Gunrt terug. De warme lucht, die om haar heen woelde, had haar jolig gemaakt, en zoo lang al stil geweest, verlangde ze heftig naar (rat afleiding. Mart bleef bij haar staan kijken, terwijl ze voortwerkte. Hij dacht maar steeds aan zijn vroeger geluk en genoot door 't zien van dat jonge meisje, dat daar met blooten hals en armen tusschen de glinsterende planten voortwerkte. Hy zou wel by haar willen zitten. Zijn. geluk was voorgoed weg, maar hu kon nog wel ergens pret van hebben. 't Was toch leuk, zoo'n meieje te zien. Een lief gezichtje had ze, al was 't niet zoo mooi als dat van Stien. En haar hals was heel blank. Wat rimpelde die kluchtig, ala ze het hoofd voorover boog. Een stil genoegen kwam er in hem spelen, om 't gezicht van dat jonge kind, veel jonger dan hij. 't Was of zyn vroeger geluk weer wat werkelijker werd. Hij stond steeds aandachtig over 't lage hek te kijken. Guurt werd er verlegen van. Ze hoopte, dat die vreemde, donkere kerel maar gauw zou weggaan. Meer dan eena had ze al misgegooid. Die akelige vent ook, wat moeat-i op h'r handen zien? En hij-zelf begreep ook, dat hij moest weggaan, of wat zeggen. Heel graag wilde hy blijven, zijn heerlyk gevoel doordenken, van 't vroegere gelnk. En het werkende meisje gaf hem zooveel genoegen, dat zijn mond bijna vertrok tot een glimlach en angst om eenzaamheid en treurigheid van hem wegvluchtten. Maar de stilte, die er drukte tusschen hen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl