De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 26 juni pagina 2

26 juni 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D. No. 1722 en 1907 322 van deze Regeeringskinderen aan particulieren gegeven ter opvoeding hetzij te gestichten hetzij in gezinnen, De cijfers omtrent de VERPLEGING is PAKTICULIERE ZORS" geven een respectabel beeld van wat het particulier initiatief, althans op dit gebied en sterk gesubsidi eerd, vermag. Op het eind van 1908 hadden zich 131 vereenigingen beschikbaar gesteld TOOT 4* verpleging van voogdij- en regeeringskinderen (slechts 38 daarvan voor regeeringskinderen). Die vereenigingen be schikken over niet minder dan 41 gestichten en doorgangshuizen, en natuurlijk over tallooze relaties voor gezinsverpleging. In 3907 werden door -dje vereenigingen met regeerings-subsidie 1248 voogdijkinderen (in 1906 nog 6'68j' verpleegd en wel 773 in gezinsverpleging, de rest in gestichten, (bui tendien, eveneens gesubsidieerd, een paar honderd regeeringskinderen). Opvoeding van deze kinderen door particulieren is dus nu voor een kleine helft gestichtsopvoeding, TOOT de grootere helft gezinsverplegiag. Tan de gezinnen met zoodanige opvoeding belast bewonen bijna 3/4 het platteland. Het gevaar van infectie van een goede omge ving door deze misdadige of verwaarloosde kinderen wordt minder te vreezen als we een dat de gezinnen der pleegouders over p.m. ISO plaatsen verspreid eija. Resumeerend. We zagen dus: 2f03 kin deren aaa slechte opvoeding onttrokken en geplaatst in goede gezinnen, meestal op het platteland, of in particuliere gestichten ver pleegd. Ongeveer 1500 kinderen voor kor terea af langeren tijd in de opvoedende zorg van tuchtschool of B O. G. gegeven 322 ter beschikking gestelde kinderen aan particuliere zorg overgedragen. Dat zijn de cijfers, voorwaar van respectabelen omvang en zeker niet minder respectabel het aantal van hen die middellijk of onmiddellijk de instrumenten waren voor de volledige ufcvoerinc der kinder wetten: leden van de ? voogdijraden, ambtenaren van de kinder vetten, besturen der 131 medewerkende verenigingen, personeel der 41 particuliere gestichten, personeel van tuchtscholen en £ijkaopvoedingsge*tichtefl en de talrijke pleegouders der in vreemde gezinnen opgevoeden. Het is dus een omvangrijk werk dat onder de heerschappij der Kinderwetten wordt Bitgevoerd. Maar is het tevens een verstan?dig werk dat kans op succes heeft? De tijd «J het loeren, zegt het ministerieele eijferboek beseheiden lij k. Dat is juist: eerst na rcïloop van tijd zal uit het geringer wor den van het aantal slechte huigvaders, ongezonde moeders, paupers incapabele voeders en opvoeders versufte kinderen, ?dronkaards, vagebonden en misdadigers da goede werking der Kinderwetten misschien vallen af te leiden. De crimineele statistiek sal ia cijfers kunnen uitbeelden het resul taat door vermindering der criminaliteit belangrijk, maar volstrekt niet het eenige Ie wachten resultaat, misschien zelfs niet het meest gewichtige. Wat is de verwachting ? Ten opzichte van de resultaten der gezinsverpleging zal wel steen zeer ernstige vrees bestaan. Maar de Kijksgestichten, de van ouds bestaande opvoedingfgestichten, thans nog vermeer derd met de tuchtscholen: wat zullen die praesteeren ? Bij velen, vooral van een andere generatie, staan ze in een kwaad gerucht. En deze veroordeeling valt niet te Hegperen daar ze op ervaring berust. MaaT ie Rijksgestichten zijn geheel andere dan vroeger, dank zij een diepgaande reorgani satie.' Het kan zijn nut hebben aan de hand ?TOD het ministerieel overzicht de hoofd punten met enkel* détails dezer reorgani satie en eenige voorloopige resultaten na 1e gaan ter bekeering soo mogelijk van vele nog onbekeerde haters van de gestichts opvoeding, die wellicht Biet _ allen even ijverig van de josgste verbeteringen daarin hebben kennis genomen. De drie belangrijkste verbeteringen schij nen mij wel de volgende: I. Beter personeel; 2. Zooveel mogelijk klasse-scheiding onder de verpleegden; 3. Geheel ander systeem van b shandeling. Beter personeel. Het is merkwaardig te zien hoe oen nieuw plan nieuwe menschen trekt. De geschikte krachten, totnutoe latent, nomines npvi, rijzen op uit den groad, zoodra een jong plan hunne belangstelling trekt en de autoriteiten hen roepen. Dat doet de Regeering en vond reeds her haaldelijk uitnemende paedagogen bereid aan het hoofd van een gesticht te staan. Tot verbetering van het ondergeschikt opvoederspersoneel wordt ook het mogelijke gedaan. In de eerste plaats is natuurlijk Mystieke yfrttllinien Dit IJsland. Uit een bundel verhalen, n»ar mondelinge overleveringen verteld door THIT J EN S EN. Vertaling van EMIL WEGELIN. II. HET SPOOK IN DE KERK. Jon was zeker de meest bedachtzame van allen. En bovendien een IJslander.... De oude kerk te Skalholt werd een tijdlang door handwerkslieden gebruikt, die daar hun vak uitoefenden.zooals dit veel in de primitieve .IJalandsche dorpen geschiedt, waar de oude kerke» voor allerlei dingen gebeiigd wolden. Doch zoodra de duisternis viel, geraakten alle werklui ia een toestand van koortsach tige onrust; alle IJslanders gelooven aan gpakiea. De een na «ten ander aloop dan naar hui», alleen JOB niet, De vloer der kerk te Skalholt bestaat uit louter valdeuren, tot aan het altaar toa. Onder iedere valdeur rust een bisschop. Baar ligt ook bisschop Arasoa, de oproerige gezel, die, toen hij onthoofd was, zonder hoofd de wereld introk. Want Arason was in opstand gekomen tegen Denemarken; hjj wilde koning zijn, wat nu in het geheel niet te pas kwam voor een bisschop, die naar aardaehe dingen ni«t mag haken. Overigens was hjj een vroolgke vechtersbaas, die voor een grapje met den goeden God niet bang was en de Denen er gaarne eens tt»seeb.en nam. . En in deze kerk was Jon op een herfstavond aan het schaven; de schaafbank stond de goode paedagoog-gestichtshoofd in staat tot goede personeelkeuze. En verder deelt de minister mede dat zijn volle aandacht gewijd is aan een doel matige opleiding van aanstaand geatichtspersonee)," ter wijl in af wachting van de uitvoering dezer plannen in de meeste tijksopvoedingsgestichten cursussen in opvoedingsleer en aanverwante vakken voor het personeel worden gehou den om hen voor hun zoo moeilijke taak meer gechikt te maken." Betere opvoe ders dus. Niet te onderschatten verbetering ver moedelijk de allervoornaamste der verande ringen. En reeds daarom zal ieder die zijn afkeuring vaa de Rijksgestichten op oude ervaring grondde, zijn oordeel thans moeten opsohorsten zelfs de gewezen Rijks>pvoedeling die mij vertelde dat hij de Rijksgestichten beschouwde als pestbuilen op het lichaam der Maatschappij." De tweede gewichtige verbetering is de klasse-scheiding. Van tal van gewezen Rijksopvoedelingen kan men hooren in de meest kernachtige bewoordingen, dat zij in het gesticht slechter in plaats van beter zijn geworden en dat de oorzaak van hun bederf is geweest de omgang met oiedeverpleegden die verder in alle kwaad waren dan z\j zelve. Dat verandert nu: de bokken worden van de schapen gescheiden. Het gesticht te Alk maar dient voor observatie (geïsoleerd) van de nieuw ter beschikking gestelden en tot herbergïng in het algemeen der kwade ele menten, terwijl Doetinchem en Avereeatook elk hun eigen soort jongens heeft nl. die genen, die bij hunne ter beschikking stel ling ouder re*p. jonger dan 14 jaar waren. Buitendien in de Rijksgestichten zelve nog klasse-indeeling der verpleegden. Zpodra men met den gestichten bouw gereed is, zal het principe der klasse-scheiding volkomen worden toegepast. Ook dit ia dus een reden waarom zelfs aartsvijanden van bet stelsel van gemeenschap hun oordeel zullen heb ben op te schorten over deze voor Neder land nieuicen vorm van gestichtsopvoeding. De ongescheiden gemeenschap van misda digers is fataal gebleken; de absolute afzondering, vooral bij volwastenen toege past, is zeer onvruchtbaar gebleken; er blijft een middenweg (laatst mogelijk experi ment): behoud van het voordeel der gemeen schap zonder welke geen opvoeding mogelijk is, maar klasse-scheiding die infectie door de zeer verdorven elementen vermijdt. (Slot rolijt.) K MULLER. HllllllllHIIIIMIIIIIlllllllllMIIHIMHIIlnlIIIIIIMUlHIMIHIMIIIIIIIIIIIIHIllll Het was in het jaar 1816 dat Wagner zich begon beiig te houden met, bet ontwerpen dar muziek van Lohengrin". Eenigentyd te voren was het gedicht voltooid. In Gro?3 Graupen bracht hy dat jaar zijn vacamie door en daar zijn waaracbynlijk de heerlijke melo dieën ontstaan van den Graal en zijn schitte renden zwanenridder. De definitieve uitwer king der compositie begon Wapner dan 9<jn September 1846 te Dresdec. Daze datum staat boven aan de derde acte der origineele partituur. Evenals Wagner dus bij den Hol'aniei" niet met het eerste deel der opera, docli met Santa's ballade is begonnen, heeft by hier de deide acte als uitgangpunt genomen van da Lohengrinmnziek. In Maart 1847 was de derde acte in schets gereed. Van 12 Mei tot 8 Juni arbeidde Wagner aan de eerste acte en den 2en Augnstns was ook de tweede acte gecomponeerd. Hoogstwaarschijnlijk is het voorspel voltooid den 28en Augustn?. In den herfat en den winter 1847/48 werkte Wagner aan de instru mentatie, tegen het einde van Maart 1848 was deze gereed. Toch zou de rste opvoering eerst plaats vinden 58 Augustus 1850 te Weimar. De noodlottige Mei-revolutie van 1849 dreef Wagner n.l. op de vlucht. Eerst ging bij naar Weimar waar Liszt als kapelmeester een roemvolle werkzaamheid ontwikkelde en ook reeds Tannha^fer had ten tooneele gebracht. Wagner had het voorrecht aldaar een repetitie van Tannhauser bij te wonen. Later herdacht hy' dit gewichtige oogenblik zijne levens met de volgende woorden: Was ich fühlte als ich diese Musik erfand, fühlte er als er sib ausführte, was ich eagte als ich sie niedertchrieb, eagte er alsar sie ert IIIHtlllllllMlllmlIIIIMmlIIMI achter het altaar; de vlam der vetkaars stond als een eenzame gele hondentong in het duister omhoog. De lichtscbljn viel geheel op het altaarbeeld en werd van daar terug gekaatst door de geheele kerk, zoover het licht tenminste komen kon met veel moeite tot aan de hoaten deur. Jon schaafJe a's een daglooner zonder ambitie, doch ook zonder morren. En toen gebeurde het, dat de gele hondectong kleiner werd, de licntschyn kromp als het ware wat terug, keerde meer tot zijn oorsprong, de vetkaars, weder juist zooals gematerialiseerde wezens terugkeeren tot hun medium. En toen Jon omzag, ontdekte hy', dat op de achterste kerkbank in de uiterste grens van den lichtsehijn een man zat. Het was zeker een voorbijkomend zwerver, die van plan was in de kerk te overnachten. Jon zeide zachtjes beleefd man, als hij was zijn IJslandeehen welkomstgroet: Gezegend zy uw komst." Maar de vreem deling antwoordde niet. Welnu, bemoei je dan maar met je eigen zaken, ik doe de my'ne," zeide Jon, terwijl opnieuw de spaanders over de bank stoven. De schaaf zong haar lied geen geluid bergt zooveel vlijt in zich, als het schuren der schaaf over het hout. Toen Jon weder omzag, was de man twee banken naderbij gekomen. Dat moest wel buitengewoon zachtjes geschied zijn, maar enfin, hij moest zelf weten, waar hy' zitten wilde. Maar onder de hand schoten hem allerlei verhalen te binnen: o.a. van Svava, die in de kerk danste, tot de doode bisschop kwam en zijn mantel vol grafaarde over haar uitschudde, zoodat Svava's verstand stil stond als een gebroken uurwerk. Ea van de zwarte g»leerde, die van den kaaaed de geesten bezwoer, tot de duivel hem kwam halen. En van al de verdoemde geesten, die's nachts nen Hese. Wnnderbarl Durch die.es seltensten aller Freunde Liebe gewann ich in dem Augenblicke wo ich heimatlos wurde, die wirkliche, lang ersehnte, oeral! atn falschen Orte gestichte, nie gefundene Heimat für meine Kunst". En in waarheid van dit oofcenblik af, waarop beide mannen elkaar voor het eerst ontmoet ten, tot aan het einde van Wagner's leven, ia 1883, is L'sst de v/iend, de on - aitzuchtige Förderer" gebleven van Wagner's kunst. Zooals hierboven reeds gesegd werd vond den 28jten Augustus 1850, den Goethedag, de eerste op7oering plaats van Lohengrin te Weimar. Wagner vertoefde in ballingschap te Zürich en kon eerst elf jaren later, toen zijn verbanningsdecreet opgeheven was, te Weenen zijn werk voor het eerst hooren. Buitengewoon belangrijk is het de corres pondentie te lezen tusschen Wagner en Liszt en ook 's componisten brieven aan den inten dant Ziegesar en den regisaeur Genast over de opvoering van Lohengrin. Vooral het schrapen -van den laatste, als antwoord op diens voorstellen tot het maken van cou pures, is bysonder treffend. Men krijgt daar een zoo juisten kjjk op Wagner's meening aangaande de verfoeilijke coupures, welche so schmerzlich sein k astier itches Ehrgefühl verlet zten." De eerste Lohengrin-opvoering te Weimar is dan ook de eenige strichlose" gebleven, want in de volgende opvoeringen werden coupures gemaakt, die tcch echter wel oor zaak waren, dat het w ei k lich in een blij vead en duurzaam succes mocht verheugen. Het publiek vaa toen was nog niet rjjp een com pleten Lobengrin" in zich op te nemen. De afstand tusfcben Lohengrin" en den eenige jaren vroeger geco m pon eerden Tannbanser", is .reusachtig groot. Ook de zeker heid waarmede Wagner aja Lohengrin" geconcipieerd heeft, mag inderdaad verbluf fend genoemd worden. Na bet ontstaan van het werk, heeft bij geen noot meer veranderd, terwijl het slot van Tannbanser" nog werd gewijzigd, nadat enkele uitvoeringen van het werk den componist hiervan de noodzakelijk heid hadden doen inzier. Lohengrin is Biet een werk dat reeds op het standpunt staat van het mnziek drama, welk standpunt met das Rheingold" zijn aanvang neemt; maar net is de noodwendige schakel die de oude opera met het mnziekdiama verbindt. Men weet het dat Viotta in z(jn Wagnervereeniging steed» het beginsel heeft gehul digd, Wagner'is werken zonder coupures ten gehoore te brengen en aan dat prijzens waardige artistieie beginsel hebben wij het te danken, dat ons 1.1. Donderdag een onver korte Ljhengrin-opvoering geboden werd. Voor een genootschap a!s de Wagnervereeniging is da opvoering van Lohengrin wel is waar een zeer moeilijke maar toch ook een dankbare taak, wegens de vele koren die er in voorkomen. Laat mg aanstonds zeggen dat de koren met groote opgewektheid gezongen hebben, dat zij beschaafd en edel van klank waren (slechts bij de tenoren zouden een paar glansrijke stemmen meer niet geschaad hebben) en dat ook de dames en h eer en een prijzenswaardig acteertalent aan den dag gelegd hebben. Een enk al oogen blik slechts, zoo b.v. bij het naderen van de zwaan en in het bruidskoor, liet de rhythmische strafheid iets te wenschen over en in het korte trekje Welch unerbörtes muss ich non erfahren", kort voor de G r a l s e rz a h l u n g, liet de zekerheid iets te wenschen over. Doch deze opmerkingen vallen in het niet, in aanmerking genomen de onge hoorde moeilijkheden van het werk en de inspanning die van het koor geëiscbt wordt. Zjoala gewoonlijk had het bestuur der Wagner vereeniging niets ontzien om de beste solisten te verkrijgen die beschikbaar waren. Natuurly'k kan, ondanks de grootste behoed:aamheid in de keuze wel eens een of andere solist minder voldoen. Het zon mij b.v. verwonderen indien men over de bezsttiog der titelrol, door Heinrich Hen»el, wel zoo bijzonder tevreden geiveejt is; hoewel deze verdienstelijke tenor verleden jaar als Siejfried on verdeelden byval heeft gevonden. Maar hy, die een goeden Siegfried uitbeeldt is daarom nog niet geschikt ook een goeden Lohengrin te vertolken. Het mankeerde hem vooral aan gezag op enkele gewichtige plaatsen, zooals b.v. bij de woorDnrch Gottes Sieg ist jetzt dein Leben meiDl" en vooral by sutück von ihr Verfluchte!" Toch mogen wij niet ondankbaar zijn voor het vele mooie dat in zijn vertol king te genieten viel. In El sa (Luise Petzel) konden wy vooral waardeeren Cet mooie zachts register. Inder daad haar toonaanzet was zeer mooi, doch bij het aanzwellen bleef de reinheid niet steeds gehandhaafd; ook liet zij zich vaak de vrede der kerk indronken om hun brandend verlangen naar genade te stillen. Toen Jon even rustte, zag hij, dat de man weder twee banken naderbij was gekomen. En tegelijkertijd zag hij, dat hy gele oogen had en het licht voor hem heenvlood. Hoe Jon ook aan het licht morrelde, de hondentong werd zichtbaar kleiner, en de lichtende kring kromp meer en meer meen. Het wezen daar achter hem dreef het licht terug tegen het altaar aan; achter het hoofd met de gele oogen lag een steeds toenemende duisternis. Telkens, wanneer Jou omzag, was de man nader gekomen; en steeds zat hij in den alleruitersten schijn van het terugvliedende licht. Ea nu begon Jon hem aan te staren, oog in oog. Het geel uit die oogen zij pelde langzaam in Jon's hersenen; hij moest aan ean steeds groeiend geel iets denken. En zonder dat het hem bewust was, beleefde Jon ten tweeden male de doodsangst uit sijn jeugd, de dagen, toen hij in het "koorderland verdwaald was en in de zwavel velden geraakt. Lange, gele zwavelveldea, gele, glimmende, helschheete zwavel, wilar hij ook keek, geel glimmend aan zijn rechterhand, geel glimmend aan zijn linkerhand, vlammend geel voor hem en vlammend geel achter hem, en een hitte als van duizend vuren onder zijne voeten. En dagenlang liep en liep hij in dien gelen dood, zijn oogen vulden zich met geel, raakten zoo volgezogen met geel, dat ten alotte zelfs de hemel er geel uitzag. En toen was het bijna met hem gedaan geweest. Want het geel sneed zijn ziel open en drong daar binnen, tot de waanzin zooals bloed uit diepe wonden uit alle aderen van zijn verstand naar buiten golfde. Hij wist, dat hij ge schreeuwd en gebrald had als een door den honger tot het uiterste gebracht beest; dat hij van zijn eigen vingers had gegeten, op verleiden tot een hinderlijk opsleepen van den toon, tengevolge waarvan de voornaamheid in de voordrackt wel ietwat inhetgedrarjgkwam. Verreweg bovenaan stonden de O r t r u d van mevr M. P/euse?Matceaamr en de Telramnnd van Fritz Feinhalp. Deze beide heerlijke Münchener kunstenaars gaven in alle opzichten eerste rangs vertolkingen te genieten. Wat heeft mevr. Preuse Matzenauer haar gehoor niet betooverd door de volheid van haar orgaan en de kracht van haar dictie. Woord voor woord kon men haar verstaan en zelfs de hoogste noten van haren zang gaf zij zonder de minste inspan ning weer. Onvergetelijk zal iederen toe hoorder voorzeker blijven de geheele episode van Entweihte Götter" af totdat Elsa ten tooceele verschijnt. Feinhals heeft wederom iedereen geïmponeerd door zy'n machtigen zang. O ver den geheel en stemomvang klinkt het orgaan edel en vol, zoodat de eerste scène van de tweede acte, tusechen hem en mevr. Preuse, een zeldzaam genot opleverde. Maar ook in de eerste acte verhief Feinhals de uitbeelding tot een hoog peil. Carl Brauc, als König Heinricb, heeft wel de stem voor Wagner's koning; figuur en uitbeelding kon men zich echter met meer waardigheid voorstellen. De Heerrufer" werd vervuld door Desider Zador, een zanger die hier den besten indruk heeft achter gelaten als AToerich". Wel niet zóó goed als dezen NibeluBgen-koning, maar toch zeer verdienstelijk werd de heraut door hem gezongen. Zeer goed voldeden ook de Edelknabao" in hun kort, maar mooi quartet. Onder de vier edelen van Telramund trok vooral een der bassen door zij a mooi geluid en flink figuur de aandacht. Het orchest van het Concertgebouw hand haafde op schitterende wy'ze zy'n ouden roem. Vooral de hcuten blaasinstrumenten klonken prachtig. Maar ook de andere instrumentengroepen gaven een weelde van klank te genieten. De heer Emil Valdek, de beproefde regis seur van de Wagnervereeniiging mag met voldoening op zyn werk terugzien; want een tooneel zoo vol van kleur en leven, als aan het si at van de tweede acte zal men niet dikwgls aantrefiap^Voor een groot deel mag dit overigens ook woeden toegeschreven aan de fraaie en stijlvolle costumes door den heer Antoon Molkenboer ontworpen. De decors en lichteffecten droegen in hooge mate by' tot het voorname gehalte der uitvoering. Doch wat zonden al deze voortreffelijke factoren nog zondar de bezielende leiding van Henri Viotta? Meesteriy'k werd het gsheele werk door hem geïnterpreteerd. Hij stond boven alles en niets ontsnapte aan zijn aandacht. Da wijze waarop hij het koor heeft voorbereid bleek ten duidelijkste uit de nauwkeurige wijze waarop al die weerga loos moeilijke koor-attaques werden uitge voerd en speciaal in die koren welke meestal worden weggelaten. En toch is dat nog maar (directie-techniek! Hoeveel hooger moeten wij daa nog waar deeren het weergeven van den a;eest van tiet dichtwerk. Was ich fühlte als ich diese Musik erfatd, fühlte er als er eie ausführte". Zaker zcu de meester dit ook van Viotta's leiding hebben kunnen zeggen. Wat echaadt het of een enkele solist al eens iets be neden de verwachting bly'ft? Da geest waarop het toch in hoofdzaak aan kamt, de geest, die alles levend maakt en bezielt, was toch door Viotta's leiding immers aanwezig? Voor mij is een opvoering van een van Wagner's latere werken een belangrijker evenement. Maar een Lohengrin-opvoering, zóó compleet en met zooveel wijding eo piëteit en zóó geaeel in den geest van den grooten meester, is toch een gebeurtenis waarvoor wij innig dankbaar mogen zy'n. ANT. te Da jongste compositie van Bernard Zweers Aan de Schoonheid", op een gedicht van P. C. Boutens, voor ioli, gemengd koor en orchest, van welk werk onlangs het klaviejuittrekeel is verschenen bij A. A. Noske te Middelburg, beleefde Zaterdag 11. 18 dezer te Naarden hare allereerste opvoering. Zweerj heeft zich met Boutens' gedicht een zeer moeilijke taak gesteld. Het gedicht is n.l. niet een dithyrambiEche verheerlijking van de schoonheid, maar veeleer ean beeld van wisselende stemmingen, waarin dan eens een verzuchting geslaakt wordt over de onwaar digheid van den mensch, dan weer wordt getuigd hoe geen hart dat zich naar simple blijdschap richtte (der schoonheid) milden dauw niet won" of boa 't eenraam smach ten van een kind in lentewoud'' haar vond. n been had gestaan en met de andere voet heen en weder had getrapt, steeds wilder en woester, tot de heete zwavel in twee glim mende gele stroomen van zyn voet vloeide. Toen eindelijk had men hem gevonden en heel lacgsaam aan was hij daarna genezen. Al deze herinneringen deden Jon beven. En daar hij niets beters te doen wist, om die gedachten kwijt te raken, begon hy te schaven en besloot niet meer om te zien; die ander kon dan voor zijn part zoo dikwijls gaan verzitten als hy wilde. Jon nam bedacht zaam een snuifje, niesde, schaafde en floot. Het schuren der schaaf klonk klagend, als het huilen van den herfststorm, wanneer de wind over kleine droge korreltjes zand blaast of zwavel ach wat, flink scha ven maar recht lange trekken die vent daarachter ging hem niets aan. Op hetzelfde oogenblik keek hij zijns on danks om. De gestalte zat nn in de vierde bank van voren en het licht was ontzettend dicht bij het altaarbeeld gekropen. Niet lang zou het meer duren, of het lichtende plekje zou geheel ineenkrimpen en wat dan? Wat dan, Jon? Jon doorleefde alles zoo zeldzaam duidelijk. Daar achter in de zwarte duisternis was het, alsof donkere gesluierde gedaanten door elk ander snelden en ontstemd fluisterden. En het kwam Jon zelfs voor, alsof de reliqoien der kerk, het oude katholieke misgewaad met het op pluche gewerkte kruis familiaar giechelde met de oeroude steenen en de met paarlen bezette onweldoos. O ver al deze oude dingen scheen een spookkoorts gevaren te zyn. En eensklaps was Jon het met zichzelf eens, dat hij dit niet langer wilde aanzien. Hij legde de schaaf neder en verliet be dachtzaam da kerk. Buiten zag hy schuw om, of iemand ook getuige van zijn nederlaag was geweest. Maar De beide aanvangsregels: Kom niet, Schoonheid, eer we u zijn bereid In ons huis, in ons te ontvangen; en de beide slotregels: Overval ons-niet in onze schaamte Schoonheid, kom nog niet! geven wel in hoofdzaak de ptincipieele ge dachte weer, doch wat daartusschen ligt is menigmaal zoo afwijkend van het hoofd motief, dat het verbazend moeilijk wordt voor den toondichter, de verzen van den woorddichter in een muzikalen vorm te gieten. Over het algemeen mag men wel zeggen dat Zreers geslaagd is, in de taak, die hij zichzelven vry'willig heeft opgalegd. Uitne mend kwam hem hierbij te stade het som bere chromatisch dalende figuur in het orchest, waarmede de inleiding begint en die in ? bet eerste gedeelte van het werk een groote rol speelt. Goed gedacht is het om de bovenaangehaalde woorden van meer teederen inhoud door een solo-quartet te laten zingen. Op zeer eigenaardige wijze heeft de componist het hoofdmotief van het eerste deel zijner derde symphonie In Neerland'g wouden" aangewend, bij de woorden Van een kind in lentewond". Het boeiendst en het best geslaagd is Zweers in het korte fragment, waarin hy' polyphoon wordt, bij de woorden: Al hun lijden is melodisch klagen." En dit doet van zelf de vraag rrjzen, waarom niet meer van zulke polyphone gedeelten? £inds overoude tijden hebben alle toondichters by den koorzang hun kracht gezocht in het aan wenden van een polyphooie, die aan all» stemmen zelfstandig de gelegenheid verschaft in heerlijke melodieën neb te uiten. Juist dit korte fragment deed in sterkere mate nog de aandacht vestigen ep de homophon* Bchrijfwyze, welke door d»n componist bijna doorgaans i» toapageing is gebracht. Overigens komen in dat korte werk het duurt niet langer dan twintig minuten nog vele effectvolle plaatsen ome aandacht vragen. Zoo b.v. ds afsluiting van het unisono voor mannenstemmen, het machtige B-dur accoord en het slot, dat in muzikaal opzicht wel zeer dankbaar is, maar my' toch minder uit den zin van het gedicht schijnt gegroeid. Onnoodig anders te zeggen dat Zweers op meesterlijke wy'ze de techniek beheerscht en dat ook de instrumentatie getuigt van een ervaren meesterhand. Aan dit nieuwste opa a van Zweeis gingen vooraf de Voorspelen en Eeyen uit Gy'sbiecht van Aemstel" waarorer in dit blad reeds vroeger werd gerefereerd. De uitvoering vooral van de SchoonheidHymne, stond op zeer hoog peil. De keer . Johan Schoonderbeek had koor en orchest uitstekend voorbereid. Het koor bestond uit zeer goede elementen ea het orchest was dat van het Concertgebouw" en dit zegt genoeg. Het solo-quartet werd vervuld door de dames Noordewier en De Haan en de heeren Van Schalk en Zalsman, waarbij zich in de Re-yen nog voegden de dames Tilia Hill, Hermine Scholten, Dora Zweers, Anke Schierbeek, A. Knbbinga-Burgen Bertha v. Ancum. In de Reyen zong slechts een gedeelte van het koor. Het had wel een zeer schoonen klank, maar was, in aanmerking genomen de groots ruimte vaa het kerkgebouw en de soliede toonmassa van het orchest, m. i. ietwat te zwak. Ongetwijfeld zullen n Zweers n Schoon derbeek met dankbaarheid terug mogen den op den voor beiden zoo belangrijken avond. ANT. AVEEKAMP. Jobao Atriaan W Az, (7. HÜF VAN 5 Maart 1843?Juni 1910. Het best ouder zijn pseudoniem bekend, zóó dat hy er zelfs mee werd aangesproken (andere als B. V. H. J., Jan van Brabant 1) en een Makelaar" zijn nooit algemeen bekend geworden) werd van hem eerst na zrjn dood bekend, dat hy zich ook nmaal Cosinus" noemde, als schrijver van Kippeteer. Heuff behoorde tot een wijdvertakte def tige Geldersche familie, die eeuwen lang tot deregeerende familiën behoorde; daaraan is toe te schryven zijn groote belangstelling in en bijzondere voorliefde voor de oude geschiedenis vaa Gelderland, waarvan de diepgaande studie hem in staat stelde eene reeks werken te Echry'vec, ten deele van blijvende waarde. Die voorliefde was oorzaak, dat hy wel te Delft studeerde maar nooit ingenieur werd; hy wy'dde zich dnds 18 4 met volhardeuden jjver aan de beoelening der fraaie letteren. lllllttlllMIIIIIIIIIIJIIIIIHIlllllllllltlllllllllllllMlmtllllllllllDIINlrlMIMIIII niemand was te zien. Slapend lag het water in de fjord, het maanlicht drukte de lippen op de zachte watergolfjes en kuste pe. Rondom de maan lag een krans doorschynende, terracottakleurige wolkjes; de rotsen aan beide zijden van de fjord stonden daar als reus achtige dieren uit den oertijd, die staande sliepen, daar het ondoenlijk voor hen was, om te gaan liggen. JOB begon langzamerhand berouw te krij gen. Daarbinnen brandde nog steeds licht. Alles was misschien de grootste onzin geweest, allicht een restje van die nooit geheel over wonnen angst van de zwavel velden. Hy moest toch oog esns even zien . . . En voorzichtig liep Jon over het gras, keek door het sleutelgat en sloeg achterover op den groad, alsof hij een zwaren slag tegen de borst had ontvangen. Want op hetzelfde oogenblik, dat hy keek, zag hy in een geel glimmend oog aan den anderen kant van het sleutelgat, oog in oog, zoo nabij, dat zij elk ander hadden kunnen bijten. Langzaam herstelde Jon zich. En toen schoot hem te binnen, dat dit bisschop Araeon zy'n moeat, die door de verdoemden was uitgezonden, om hun nachtrust te ver schaffen in de stille kerk. Niemand anders das bisschop Arason kon op het idee zy'n gekomen om zijn oogen in geel te dompelen, in geel, het eenige, waarvoor Jon bang was. Het maanlicht daalde zacht over de zee en groote nevelige leliebladen zeilden geluid loos langs den hemel. Dien nacht stoven geen spaanders meer van de schaafbank en de volgende nachten ook niet. Diepe rust lag over de Skalholterkerk, tot verkwikking der dooden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl