De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 26 juni pagina 5

26 juni 1910 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 172? D E A MS T E R D A M M E U W E K K B L A D VOOR NEDER'LAN D. De Rnssisclie dorpnderwüzem. L , De Russische dorpsonderwijzeres, vertelt Olga'Wohlbrück, ia «en eigenaardig verschijn sel, zoosis dat slechts in het land ontstaan kan, waar het volk in verstandelijke duisternis te leven gedoemd is. Zoo zijn er m eis j ei uit goede welgestelde gezinnen, die de leveniweelde opofferen om eene plaatsing te zoeken als dorpsonder wijzeres. Het is eene zekere gemoedsopwinding, welke haar er toe brengt, om zooals zy' het noe men, het volk te naderen en verstandelijke kennis en inzichten te brengen in de on gelukkige lagere verwaarloosde klasien in Eusland. , Men wordt in Rusland dorpsonder wijzere» zooals meisjes in katholieke landen, zich wijden aan het kloosterleven en nonnen worden. Het is ook eene soort van ontvloch ten der wereld; een streven om te vergeten en vergeten te worden, een zucht om goed te doen, een verlangen om zich te veroot moedigen en een leven te leiden dat beheerscht wordt door vervulling van plichten tegenover anderen, welke de menschenliefde eischt. Dit «n het volgende is ontleend aan het dagboek van eene jonge Russin uit den ge goeden stand, die, als meer anderen, dorpsonderwy'zeres werd en zich de moeite en opofferingen getroostte om voeling te krijgen met de volksziel en het troostelooze leven der tuenschen, door verstandelijke opleiding en liefderijke behandeling gelukkiger en beter te maken. * * * Ik ben, zegt zij, te Petrowsk, een klein dorp in Zuid-Rusland aangekomen. Het is de plaats, welke my de schoolcommissie aan wees. De heer van het dorp, grootlandeige naar, was lid van den Schoolraad. Daar ik door niemand ontvangen werd, ging ik naar zyn huis om hem te vragen waar ik wonen moest. Hij en zy'ne familie waren nog in de Krim en zoo moest de huishoudster mij de nopdige inlichting geven. Zy beval een meisje mij mijne woning te wijzen. Wy moesten het geheele dorp door, dat uit veertig huizen bestaat. Op een heuvel staat de kerk en iet s verder aan den zoom van het wond, eene eensame kleine hut. Toen ik binnentrad, kwam my' eene koude, vochtige lucht tege moet. Het meisje ging terug en ik bleef alleen. Ik wikkelde mjj in myn pels en ging klappertandend op eene bank by°den kouden haard zitten. Lang bleef ik zoo alleen, totdat eene slede naderde die voor de hut staan bleef. De slede bracht mij twee vriendinnen, de leerares en de geneeskundige uit het naaste dorp. Zy' waren ontstemd over de mij toegewezen woning. Ik antwoordde dat als anderen vroeger de hut bewoond hadden, ik dit ook zou kunnen. Toen gingen wy naar hét dorp, haalden brandhout en legden vuur aan. Ondertnsschen kwam myn bagage en ik richtte my in. Toen alles, ook mijne piano plaats gegeven was, vond ik myn huisje heel gemoedelijk. Daarna reden my'ne vriendinnen «aar hun dorp terug en ik bleef weer alleen. Den volgenden dag vond ik een» vrouw nit het dorp, die mij voor een roebel per maand eenige diensten bewijzen zon. Myn eerste bezoek bracht ik den geestelijke, die teringachtig is en onophoudelijk hoest. Daarna bezocht ik het gezin van een timmerman. De man wilde voortdurend bizonderheden hooren over Keizer Peter I en Keizerin Catharina II. Ik onderging in dit opzicht eau verhoor. Daar ontvingen z|j een brief van een zoon die monnik geworden was. Zjj verzochten my den brief voor te lezen en prezen toen myn lezen. De dochter kon ook lezen. Ik vroeg haar wat zij las en toen bleek het, dat er geen enkel boek in huis was, zelfs geen evangelie. Eindelijk herinnerden zy zich een boekje dat ergens in een hoek moest liggen. De vrouw van den zoon rookt uiterlijk gaven zy zich moeite om beschaafd te doen, zooals zy het noemen. iiiiiiiiiiiiiiiin minimum immuun niiimiiiiiiiiiiiiiiiii UIT DE NATUUR. Gras. Juni is debloeimaand voor de grassen en voor de rozen, 't Is anders geen partuur, die twee; grooter tegenstellingtnsschen den grasbloei en de rozenbloem is haast niet denkbaar. By de ?> rozen alles geur en kleur: gropte mooie bloemen, die zich van verre al bemerkbaar maken, by grassen niets van dat alles; geen geur, geen kleur, allemaal nietige kleine, groene bloem pjes, zoo klein en zoo weinig in het oog vallend, dat vele menschen, ik durf wel zeggen verreweg de meeste, nog nooit een grasbloem goed be keken hebben; mis schien weten vele van mijn lezers niet eens dat gras ook bloemen draagt en nog veel minder, dat ook die bloemen heel mooi zyn. Dat is ook heelemaal niet te verwonderen;stadsmenschen, al hebben zij een tuintje met twee perkjes, zien maar zelden het heel e leven van een plant van begin tot einde; en van het gras stellig nier.Immers.dat moet je vaak, heel vaak knippen, anders wil het niet dik groeien; verzuim je het, dan is het geld van de dure zoden weggegooid ; tegen Augustus is er dan geen sappig randje meer, alleen wat groen mos en gele hooipieken op korrelige grauwe aarde. Ik beloofde hen eene geschiedenis te zul len voorlezen. Den volgenden dag bracht my de timmer mansvrouw melk en stelde my voor by' haar voor het middageten in den kost te komen. De vrouw by' my in dienst kwam ook en kuste my zonder eenige reden. Ik verheugde my er over dat men my zoo hartelijk ontving, dat troostte my in my'ne eenzaamheid. Met ongeduld verwachtte ik de opening van de school. De vrouw van den timmer man wilde gaarne schrijven leeren, doch haar man wilde haar dit niet toestaan, omdat hy' geloofde, dat zij verliefd was op den geneesheer en dezen das teedere brieven schryven zou. Ik moest lang en veel met hem spreken, om hem zyn ongelijk te doen inzien. Voor zyn oude moeder schreef ik een brief aan haar zoon, den monnik. Zy' was heel bly niet den brief en prees my, dat ik dien in zoo moederlijken geest geschreven had. Eindelijk, zes weken na mijne aankomst, werd de school geopend. Moeders en ouders brachten hunne kinderen, zes en twintig in het geheel. Het is gewoonte dat de ouders met het kind ook een brood meebrengen, ditmaal brachten zij. echter niets. Een vader bood my een roebel aan, dien ik echter niet aannam. De kinderen willen wel leeren en zyn daarom om acht uur steeds voltallig present. Een kleine Jongen liep zelf i heimelijk van zijn vader weg om de school te bezoeken. Het aantal leerlingen groeit dagelijks aan. Nu heb ik er reeds 32. Ik sloeg hen, die zingen leeren wilden voor, om 's namiddags in mijne hut te komen. Er kwamen zoovelen dat ik er nauwelijks plaats voor had. Eerst scheen het hun onzinnig, als ik met behulp van de piano, hunne stem en gehoor onder zocht, maar daar ik ernstig bleef, werden zy' het langzamerhand ook. Na het zingen las ik ze een gedicht voor en dan eene geschiedenis. De zanglessen hebben succes, hoewel de kinderen nog altijd lachen moeten, als ik :e een toen herhalen laat. Een vader kwam eens bij de zangles om te luisteren en zich te verbazen, daarna bleef hy nog wat praten. Hy vroeg mij of men aan het droomboek gelooven mocht, toen vertelde hy mij van zyne omstandigheden en zeide, dat zyne familie my niet verlaten zou, ieder zou my' iets brengen, deze olie, een ander meel, enz. De ouders, ja zelfs de ki ader en zijn er in 't geheel niet mee tevreden, dat ik geen straften geef. Hoe moet men dan leeren vreezen? vraagden zy. Op zekeren dag onder de les, ontstond onder de kinderen eene kibbelpartij o rer het straffen. De meeste kin deren waren er voor. Eindelyk zei een jongen tot my : de geestelijke was vreeselyk streng, maar wij hebben toch niet gehoorzaamd, dus het is beter om niet te straffen en om zelf over goed en kwaad te oordeelen. Onder deze besprekingen kwam de vrouw van den grondeigenaar en schoolraad. Zij bracht voor de kinderen vruchten en noten mee en verdeelde die. De kinderen gedroegen zkb zeer bescheiden. Toen de vrouw vertrokken was, zagen zij elkander verbluft aan en vraagden: Wat moest zy hier doen? Waarom heeft ze ons *at gegeven"? Een jongen bracht mij olie, ik nam die aan, daar ik nu geen giften meer weiger om niet voor hoogmoedig gehouden te worden. Gisteren was ik zeer vermoeid en ik ging om 11 uur slapen. Plotseling werd er tamelijk luid aan het raam geklopt. Ik stak het licht aan, deed een mantel om en opende de deur. Buiten stonden er twee jonge knapen, die my vraagden om hen wat te onderwijzen. Ik liet ze binnen en wij werkten tot 's nachts half een. Een van de jongens was alles ver geten wat hij vroeger geleerd had, de andere had slechts korten ty'd de school bezocht. Den volgenden dag ging ik naar het nabu rige dorp om den geestelijke en de onder wijzeres te leeren kennen. De school bevindt zich in het wachtershuisje naast de kerk, de lucht is er doodelyk kond. Boeken zyn er bijna niet, ook aan ander schoolmateriaal is volkomen gebrek. Aan ruimte ontbreekt het niet minder. De meeste Ook ik ben gelukkige bezitter va» een grasrandje om elk van twee perkjes, n heele graizode breed, en ik heb natuurlijk ook een grasschaar; maar die was verroest en daarbij Beemdgras. Het gewoonste gras, dat overal groeit. Illustratie uit De Levende Natuur. ijselijk bot, dat spreekt. Nu had de man, die de zoden had geplakt, wel gezegd, het zijn beste klei-zoden" en er zich ook raar laten betalen, maar hy had er by gevoegd: Elke week knippen en natkinderen zitten op den grond. Er zijn er 70. De school is in twee klassen verdeeld. Om van de eene in da andere klasse te komen, moet de onderwijzeres over den yskouden vlo' r gaan. De toestanden daar waren buiten gewoon slecht. Zoo krijgt men een blik op de behandeling van het boerenvolk in Rusland, van de kin deren, die eenmaal mannen en vrouwen zul len zijn. Ik onderwy's nu 's avonds om 6 uur volwassen scholieren en er komen steeds nieuwe bij. Ik heb gewoonlijk bijna geen tyd om thee te drinken. Op feestdagen komen de jonge knapen bij my. Wij drinken thee, zingen en ik lees hun voor. Nu en dan komen er ouders om naar de vorderingen der kinderen te vernemen. Daar er hier eenige zyn, die lezen kunnen, vragen zij mij dikwijls om boeken. Het eerste boek dat ik leen, bevalt altijd het beste. Bj het volgende zeggen zy altijd, zoo mooi geschreven als het eerste, is geen ander boek. Zoo een als het eerste zou ik graag hebben. Ik ben byna geen oogenblik alleen. De school is nog niet uit of er staan jongens en meisjes voor myn hut, om by' my' zingen, te leeren en te booren voorlezen. Mijn kamertje is al ty'd zoo vol, dat men er zich nauwelijks in bewegen kan. Menigmaal, vooral 's avonds, speel ik hen Beethoven voor en zy beginnen van deze muziek te honden. Over 't geheel gedragen zy zich langzamerhand vrijer, natuurlijker en durven zy luid lachen als hun iets aardig toeschijnt. Toch voel ik, dat, hoeveel moeite ik my ook geef om vriendschap te sluiten met de boeren ik toch een vreemde voor hen blijf. Eenige komen om my te zien, andere om my over het droomboek nit te vragen, deze om my iets te brengen, gene om my te leeren kennen. Maar geen van allen be schouwt my als tot hen te behooren en zy houden mij voor dommer dan zy zelf. Zy' doen trouwens soms vragen, waarop men onvoorbereid byna onmogelijk antwoord geven kan. (Slot volgt.) 8. B. Voor de IsraelieMe Meisjesschool te Tripoli, J. L de Haan te Amsterdam f 10.?; F, P. te Amst. /?!.?; J- M. M. teMeppel/1!.?; Mevr. E. W.?d. H. te Eindhoven f 2.50; W. te L. f 5.?; 8. K. te Amst. ? 100.?; E. Sp. te Amst. f 2.50; S. v. D. te Amst. f 10.?; Mr. D. E. L. te Amst. f 10.?; L. A. R. te Amst. ?25.?; G. te De venter f 5.?; Hulde voor uvr initiatief" Amst. f2.?- B. de W. namens eenige geloofsgenooten Amst. / 4. ; Familie P. B. te Amst. f 10.?; 8. L. te Amst. ? 10.?; Gebr. d. H. te Eindhoven f 5.?; Batoe Saja te B. f 5?; N. N. te Leeuwarden f2.?; X. te 's Hage f 10.?; G. A. Pb. te Rotterdam ? 5.?; N. en A. Sehw. te 's Hage f 3.?; A. B. D. te Amst. f 10.?; D. J. Sp. te Arnhem f 20.?; G. B. te Rotterdam f 1.?; N. N. te Dord. f 0.50; v. K. te Voorschoten f 50.?; Totaal ? 309.50. Met vriendelyken dank, Voorschoten, H. VAN KOL. 2 L Juni '10. Allegro,. Ik heb altyd een bizondere charme gehad voor het snelle tempo in de muziek: voor luchtige tremolo's en parelende arpeggio's en huppelende cadenzen, voor over elkander buitelende triolen en verrassende salti. Deze voorliefde voor het luchtige en losse en vluchtige plegen bezadigde huismoeders, meen ik, ondegelykheid" te noemen. Wat zal ik er aan doen... ik heet nu eenmaal Allegra, en ge zult me moeten nemen voor wat ik ben.m'n lieve lezeressen. In deze rubriek ook zal ik met vlugge pasjes over allerlei dingen heen stappen, die misschien meer ernst verdienden ... het is niet mijn taak en niet mijn keus om ze te bekijken met rimpels in het voorhoofd. Ik geef ze u, zooals ik ze zelf zag en zelf vond, en verwacht dat er onder u wel eenigen zullen zyn, die de luch tigheid mijner schreden te midden van zoo veel, dat heel ernstig en heel gewichtig doet, honden, anders sta ik er niet voor in, dat ze blijven; want ze liegen tchnin." Maar de Meimaand was dezen keer zoo warm en de eindelijk geslepen schaar nog zoo bot en zwaar en ik zelf door ongewoonte zoo onhandig, dat het drie weken duurde, eer er n randje geheel geknipt was; en daarop zag die land er zoo dor en akelig uit, dat het tweede perk voorloopig lijn groene boord mocht aanhouden. Toen ik eindelyk ook daar de schaar in zou zetten, zag ik al een grasje bloeien, mooi en fijn, nog een ander, verder op weer een, van een geheel andere bloeitype; de schaar ging de vochtige tuinkait in, om weer kalm te verroesten; en de grasrand kreeg verlof zich heelemaal uit te leven. Dat was heel dom en verkeerd em schadelijk, volgens de opinie van iemand die er geen flauw begrip van heeft, hoe 'n zwaar werk by 80 gr. in de Bchadu w grasknippen is voor een amateur en daarbij iemand, die niet weet, dat gras gaat bloaien als je het niet knipt en dat grasbloemen de moeite van het bekyken waard zyn. Binnen acht dagen telde ik twaalf ver schillende grassoorten op een randje van vijf M. omtrek, alle in bloei. Hoe is het mogelyk, die grassen van elkaar te onderscheiden? Het is allemaal groen met kriebeltjes!" zegt u misschien. Daarmee levert u het bewijs, ,dat u geen landbouw- of veeteelt-school doorloopen hebt, en zelfs nog weinig aan botanie hebt gedaan; hetgoen voor my niet onaangenaam is; want, was u wei ervaren in deze zaken, dan zon u zich maar vervelen bij myn geschryf, of u las heelemaal niet verder. Ik veronderstel dus, dat u wel een gras randje om uw voorste garaninmperkje hebt en een dito om het achterste rozenperkje,maar dat ge geen diepgaande botanische kundigheden bezit. In dit geval durf ik u dezen raad geven : laat, ondanks alle tegenwerking, van de week en de volgende, het achterste en zonnigste grasrandje eens ongeknipt, begiet het 's mor gens vroeg en 's avonds laat, indien het zoo droog blijft als tot nu toe, en let eiken morgen op hetgeen de grasjes doen. Heeft u net zulke beste kleizoden (i 3 et. per stuk) als ik, dan verzeker ik u een hoeveelheid ge noegen en een geestelijk voordeel, die samen tegen het ongenoegen u door bet weters aan gedaan en oo E tegen de mogelijke materieele schade, ruim opwegen. Een kleine uitgaaf moet u zich vooraf gegaarne zullen volgen. Aan deze verwante zielen mijn zuster lij ken groet! *** Al te Chineeich. Een bijna ongelooflijk bericht komt nit Brussel. De Belgische en naar men zegt ook de andere regeeringen hebben door de gezanten van het Hemeliche ry'k «en klacht ontvangen, dat zoovele Chineesche jongelingen, dienaar Europa komen om aan de Universiteiten westersche wy'sheid te vergaren, zich met Europeesche meisjes verloven, of zelfs gedu rende hun studietijd huwelijken sluiten. De wijze staatslieden van China zien daarin een groot gevaar voor den studieyver dier jon gelingschap, die wel naar een vreemd land gezonden wordt om wysheid, maar niet om geluk te zoeken. Met het geluk moeten de Chineesche studenten nog maar wat wach ten, dat heeft zoozeer geen haast. De regeering is van meening, dat zeer vele jonge mannen, die in het vreemde land ge huwd zyo, niet naar hun vaderland zullen terug keeren, en zoo doende het Chineesche keizerryk berooven van hun verworven ge leerdheid en hun talenten, en het geld, dat aan hun opvoeding werd ten koste gelegd, blijft dan renteloos. Verzocht wordt aan de senaten der Hoogescholen, om bekend te maken, dat geen diploma's zullen worden uitgereikt aan Chineesche studenten, die een huwelyk hebben gesloten of een verloving hebben aangegaan. De Belgische heeren heb ben al lachend aan het verzoek van Jan Chinees voldaan. Ook in Amerika en zelfs in Japan schijnt men een dergelijke keizerlijke boodschap ontvangen te hebbes. # * # Bloemen. Geen frisacher en fleuriger sieraad voor den zomerhoed dan bloemen. Sedert onheugelijke tijden heeft de bloemversiering zich weten te handhaven, en tegen veel wat even snel verdween als het gekomen was, den strijd volgehonden. Er zyn weieens tijden geweest, dat men de bloemen uiterst sober aanwendde, homo patiseh zon ik byna zeggen. Toan waren twee of drie zacht-getinte violen, of een bundeltje van tien vergeet-my-nietjes, of een tiio van zilverbladerige margarieten of een bosje schuchter ontluikende rozenknopjes het attribuut der hoogste elegance. In die dagen van al te groote spaarzaamheid met kleuren deden de dames zichzelf en de bloemen onrecht. De overgang van toen naar nu is een geducht contrast, want van Pary's begon voor de ry'kgetinte en vol-ontloken bloemen de victorie, en de drie en vijftallen werden met honderd vermenigvuldigd. Op breede, impressionistische wijze schikte de chapellerie van den nieuweren tyd de bloesems op den hoed, en thans zyn het kleine bloembedden, die op het hoofd ge dragen worden. Geen rozenknopjes meer, geen teere ranken van orchideeën, geen twijfelkleuren, maar een frissche weelderige navolging van de ryke natuur. Op de breed-gerande hoofddeksels liggen de geheel ontplooide gele en roode en zachtrose rozen tusschea het grootbladerige groen. Zelfs de decoratief zoo werkzame, duizendbladerige kelk der pioenen is niet meer in den ban, en de stralende stervorm der zonne bloemen, waarvan de bloem werkers de schoon heid in den lateren tg'd leerden waardeeren, deed op het gebied der hoeden-mode haar Intrede. Kleinere bloemsoorten worden voor namelijk aangewend by de hoeden in klokvorm, waartegen ze, evenals tegen detoque, in dichtgeschaarde gelederen opklimmen, sous den geheelen hoed bedekkend als ware deze een dicht-begroeide muur, waaraan een ryk-bloeiende klimplant zich vastklemt. * # * Ontwapening. In Chicago heeft men een politiemaatregel uitgevaardigd,die misschien menigeen ergeren, ?aar zeker niemand verbazen zal. Men heeft namelyk uitgemaakt, dat de wet op het dragen van wapenen" van toepassing zal zyn ook op het dragen van spelden en scherpe voorwerpen in de dameshoed. Volgens deze politieverordening mogen de hoedenpennen niet meer dan twee centimeter uitsteken buiten den rand der hoeden. Op de o ver troosten. U koopt, als u geen betere bezit, een linnenloupe van zestig cent, zoo een met een vierkant gaatje; voor 10 et. filtreerpapier, en verder eenige groote vellen dof zwart papier van 10 et. per stuk ; bij gebrek aan dit laatste is de doffe binnenkant van donker grijs of bruin kaftpapier ook best te gebruiken; dan nog eenige groote etiketten, en ten slotte twee naalden, of nog beter, als u het ter leen kunt krygen, een fijn pincet; een splinter tangetje is ook best. Ziezoo, nu gaat u eiken vroegen morgen voor het gieten eens ky'ken, hoe het met het gras staat; het duurt geen drie dagen, of er komen bovenaan van die dikke bundels, en hier en daar dringt uit een ge vulden buidel al een wit of groen dotje naar buiten. Die groene buidel, dat langwerpig zakje waarin zich de jonge groeiende gras bloemen dicht opeengedrongen schuil honden tot hun tyd van bloeien gekomen is, heet in de botanie de scheede. Byna elke grassoort heeft er zoo eenige; nit de eerste, de onderste, komen alleen bladeren, uit de bovenste schiet de bloem te voorschijn. Heel waarschijnlijk zult ge op uw randje tal van grassen tegelyk in bloei zien komen. In den regel zal in Juni de meerderheid beemdgras zijn, dat is dat fijne gras met zyn ver uitstaande hori zontaal soms naar beneden gerichte takjes, het groeit overal tusschen de straatsteenen, waar de traditioneele stilte heerscht; honder den fijne ovale knopjes zitten er aan, alle maal nog gesloten; eerst zyn de takjes om hoog gericht; naarmate de bloei vordert gaan ze uitstaan van onder te beginnen. Die beweging van bloeiend gras is heel merkwaardig, de takjes die nu bij dun vollen bloei dwars op den loodrechten hoofdtak staan, bezitten gewrichten voor die draaiing; met uw loupe ziet ge ze in de hoeken heel duidelyk als witte bolletjes; ze zwellen op en dringen de zijtakken van de hoofdas af. By sommige grassoorten richten de zijtakken zich later weer op; de bloempjes zyn uit gebloeid, de meeldraden en stampers die zooveel ruimte noodig hadden zyn verdwenen en voor het rijpen van de kleine grasvruchtjes is het maar beter dat ze dicht opeengedron gen zitten; dan breken de takjes niet zoo licht af door den wind; ten slotte zitten de fijne bolletjes weer zoo dicht opeen, dat het wel lijkt of alles weer in knop staat en ze zoo weer in de bloeiecheede terug zullen kruipen; maar dat kan tatuurlijk niet, de treding van het voorschrift is een boete ge steld van twee dollars. Er wordt niet by gemeld, of alle politie-beambten voortaan van een maatje voorzien zullen zijn, om de hoeden pennen der voorbijgangster's te meten. Een troost is het zeker, dat de breed-gerande hoeden in dezen zonnigen zomertijd door nagenoeg iedereen boven de toqnes worden voorgetrokken. En de spelden blijven op deze hoofdbedekkingen allicht binnen de maat. Het dragen van dopjes op de speldenpunten komt bovendien reeds meeren meer in zwang. De rechten der vrouw worden op dit gebied dus niet al te zwaar bedreigd. *** Dure aardappels. Sommige aardappels, die uit Zuid-Afrika worden ingevoerd, kosten duizenden guldens per stuk. De eigenaars van diamant-zaken hebben namelijk de gewoonte, de edelsteenen in aardappels verpakt naar Europa te ver zenden. In de vracht wordt dan een klein gaatje geboord, waardoor de steen haar huisje binnentreedt, dat achter haar met leem gesloten wordt. Hierdoor ia ze op voortreffe lijke wyze beschermd tegen stooten en splijten. Het zou een prachtige bluf zyn voor den een of anderen Amerikaanschen milliardair, om een schotel met deze kostbare aardappel», gepoft of gebakken op zyn verjaardagsdiner voor te dienen. Men eet de aardappels nimmer heel en bij 't breken zou dan het schitterende steentje op het bord een piquante verassing zyn. *** Amerikaantje. Een milliardair!vrouw nit Amerika be vindt zich in Parijs, terwy'l haar echtgenoot een reis maakt naar het hartje van Afrika. Plotseling ontvangt ze het bericht, dat b terug gekeerd is en tegen den volgenden avond in de hoofdstad komt. Ter verwel koming wil ze hem een verrassing bereiden. Maar hoe ?... Een Milliairdair is niet spoedig verrast, 's Middags maakt ze in een atax een wandelritje en komt voorbij de Are de Triomphe." Plotseling krijgt ze een inval, beduidt den chauffeur haar zoo snel mogelijk naar het stadhuis te rijden. Zy vraagt Mon sieur la Maire" te spreken, wordt ontvangen en vertelt hem zonder veel Omhaal, dat ze haar man een verrassing wil bereiden, en nu op den inval gekomen is de geheele Are de Triomphe" electrisch te illumineeren. De burgemeester beduidt haar, dat dit niet gaat, dat men den triomfboog, een ry'ksmounment, niet voor den eersten den besten meneer illumineert: dat zou alleen kunnen gebeuren met een particulier gebouw,... Maar... zy laat zich zoo spoedig niet uit het veld slaan: Welnu", zegt ze, dankoop ik 'm!.... Hoeveel moet ik er voor geven?" De echte Amerikantjes gelooven, dat ze voor hun dollars zon, maan en sterren kun nen koopen. * * * Een wonder. Een bekende aviatrice", (men heeft tegen woordig reeds een zestal dames in Parijs die de vliegsport beoefenen) Baronesse de la Rpche, ontsnapte dezer dagen op wonderbare wyze aan den dood. Terwijl zy met de vaart van een sneltrein op haar Voisin-tweedekker door het luchtruim zweefde, werd zij door een hevigen windstoot in de richting van eenige hooge hoornen gedreven, de klip, waarop het lucht vaartuig strandde. Met ont zetting zag-an de toeschouwers de vliegmachine naar omlaag storten. Men dacht niet anders dan de jonge vrouw verpletterd onder haar machine te vinden. Toen echter de in allerijl toegesnelden by de plaats kwamen, waar het werktuig gevallen was, trad de libelle" hen reeds met helderen, vroolijken lach te gemoet en zeide: Ik zal heel wat vogelnestjes ver stoord hebben... maar zelf heb ik geen schram. Ik greep mij dadelijk aan de bovenste tak vast en klom rustig naar omlaag." ALLEGRA. limiHMMMIimilMlMIIIMMIIIIIMIIIimmilIMII takken zyn tijdens den bloei heel wat in lengte gegroeid; maar het huisje, waar ze in geboren zyn, is even klein gebleven. Dat zwellen en indrogen van bolletjes in de hoeken is bij de grassen de gewone manier om zich te bewegen; ook de bloemen openen zich zoo, twee heel kleine toestelletjes alteen by' groote bloemen zijn ze te zien?, doen de bloemen open- en dicht gaan; want ze duwen by het zwellen de beide groene kaf j es wijd uit elkaar. Zoo geven ze aan de drie groote roode of gele meeldraden gele genheid naar buiten te treden en aan lange dunne draden te gaan hangen; en tevens aan de twee witte pluizige stempels om aan weerskan ten van de deur.die op een kier staat, een pluim pje naar rechts en een naar licks uit te steken. Dat gebeurt echter eerst als de meeldraden al leeggeslingerd zijn; dan eerst viseht de stempel in de lucht naar het stuifmeel dat er rondvliegt. Gelukkig, dat er zooveel grasplanten van dezelfde soort by elkaar groeien; anders was het niet te verwachten, dat juist het goede stuifmeel op die stempels belan den zou. Hebt ge dat allemaal,terwy'l ge op uw knieën of uw hurken of anders op een stoof er by zit, goed nagegaan, knip dan zo o'n volop bloeiend grasje een eind ender den bloei af en zet het gauw in een nauwhalzig vaasje, een reageerbnisje of een gewoon drinkglas, dan kunt ge u er over verbazen, hoe in vy f minuten ty'd de roode meeldraden uit de bloemen komen, zich zeer snel verdubbelen in lengte, bleek worden, open springen tot x-vormige figuren en op draden die van een millimeter tot een centimeter uitgroeien, naar beneden hangen te bengelen. Dan moet ge het onderaan weer afknippen en het heele bloeiend takje vlug tusecben twee vellen filtreerpapier te drogen leggen; met een zwaar boek er boven op. Dan blyfc alles zoo uit gespreid als het in het bloeistadium stond en nog jaren later kunt ge met de lonpe alle bijzonderheden er van nagaan. Soms gelukt het beter dit snelle groeien en bloeien waar te nemen, door eerst het afgeneden grasje een poosje, een uur of een dag, droog te laten liggen. De noodige tyd ge moet het door probeeren leeren hangt van de soort af, en over die soorten een volgenden keer. Begin maar met het bekijken en drogen. E. HBIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl