De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 26 juni pagina 6

26 juni 1910 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTER.DAMMEu WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1722 Franache karikatuur van John Buil uit de Charivari" van 186,5. Zwitseteche karikatuur van John Buil uit de Nebenspalter" van October 1897. Russische karikatuur van John Buil uit Choni" van 1899. John Boll's Vader en Peetvader. IL The history of John Buil," ik zeide het reeds, is een partijschrift der Torys, dat, hoewel door Arbuthnot geschreven, toch ?waarschijnlijk ontstond door gezamentIjjke besprekingen van het vrienden-trio Arbuthnot,-St. John,-Swift. De invloed der beide -laatsten is ia de strekking van het geschrift ontwijfelbaar te bemerken. De geschiedenis ia in het kort de volgende: Een rijke erflater, Lord Strutt, is geitorven, en om de erfenis ontbrandt nu een strijd tusschen de kooplieden John Buil, lakenhandelaar en Nicholaas Frog, linnenwever aan de eene zijde, en Lewis Baboon als tegenpartij. De Bulls en de Frogs haddan sedert onheugelijke tijden het recht om aan de familie Strutt de lakenen linnenwaren te leveren. Nu echter zien zij zich uit hun domein verdreven sedert Pnilippus, de kleinzoon van Lewis Baboon, van de erfenis bezit heeft genomen, want deze draagt de leveranties aan zijn groot vader op. Zij beginnen nu in hun eigen belang, maar ook voor dat van Esquire Sottth", een man, die nog een beter recht op de goederen van Strutt meent te hebben dan Lewis Baboon, een groot proces tegen den nieuwen lord Strutt. De lasten van dit rechtsgeding worden door Frog en South echter na verloop van tijd hoe langer hoe meer op John Buil geschoven, die het rechtsspelletje als een soort sport begint te be schouwen, en ondanks de geldelijke zorgen, waarin het hem wikkelt, met waren harts tocht voortprocedeert Reeds heeft hij, om aan de eisenen van advocaten, gezworenen, gerechtsdienaars, kerkermeesters enz. te voldoen, zijn geheele vermogen in den strijd gelaten en bovendien door het opnemen van geld zich diep in de schulden gestoken, en nog altijd is het einde van het proces, dat reeds tien jaren duurt, niet te zien. Zijn ergste vijand is daarbij zijn advocaat, de sluwe Hocus, die langs allerlei slinksche wegen het geding slepende weet te houden, om daardoor zijn eigen kas te spekken. Dit ?eemt echter niet weg, dat er overwinnin gen worden behaald, dat Lawis Baboon telkens terrein verliest, en dat bij alle kostbaarheid van het geprocedeer de glorie groot is. John Buil wordt het dus ondanks al de verdwenen schijven niet zat, en vindt zooveel smaak in den edelen rechtsstrijd, dat hu eindelijk besluit, zijn koopmanschap eraan te geven, en zelf advocaat te worden. Dan komt hij ten slotte terecht en toont, dat hij allen de baas is. Dit blijkt uit de volgende deelen. Van minder gewicht zijn overigens deze vervolgdeelen van John Bulls roman, die ook literair niet zoo hoog staan. Zoo groot was de indruk, die deze populaire voorstel ling van den Spaanschen successie-oorlog op het Engelsche volk maakte, dat wellicht voornamelijk door den invloed van het boekje de oorlogspartij in de regeering ten val kwam, en Bolingbroke, door de meening van het Engelsche volk gesteund, kon voort gaan met zijn grootste werk, de tot stand brenging van den vrede van Utrecht, die in 1713 werd bekrachtigd, en die aan den kostbaren en bloedigen strijd een einde maakte. En zie hier wat aan den edelen Arbuthnot zulk een stilla voldoening schen ken kon; hij had door het geschrift, waar van slechts zijn meest intieme vrienden hem als den schrijver kenden, aan zijn geliefd vaderland de rust en de welvaart helpen weder geven; dat was genoeg voor zijn oneigenzuchtig gemoed, en hij is gestorven zonder er zich over te verontrusten dat de roem, die hem toekwam, op rekening van zijn vriend Swift werd geschreven. In de gefingeerde personen, die in de His tory of John Buil" optreden, de origineelen te herkennen, zon zelfs niet moeilijk zijn zonder sleutel. Maar déze Key to the History of John Buil" zag bovendien reeds in 1712 het licht. De toespelingen zijn over het algemeen doorzichtig. Strutt is een Engelsch woord, dat praalzucht beteekent, en wij herkennen dus in Lord Strutt zonder bezwaar de twistappel Spanje, gedachtig aan de opgeblazen trots der hidalgos. In Lewis Baboon is op den klank af een corrupte uitspraak van Louis Bourbon", Lodewijk XIV, duidelijk bemerkbaar; baboon" heeft als Engelsch woord de beteekenis van een grooten aap, welke vriendelijke aanduiding den Franschen vorst in Engeland, als vijand van de natie, natuurlijk gaarne gegund werd. Nick Frog is de man uit het kikkerland", ons eigen lieve Nederland. Hocus, de listige advocaat, is Marlborough. E ven gemakkelijk verklaarbaar zijn al de andere namen. Van n naam echter ontbreekt de ver klaring, en wel van den voornaamsten van het geheele boek, den naam des hoofd persoons John Buil, van wien ieder weet dat er de Engelsche natie mee bedoeld wordt, maar die naar den oorsprong en de bedoeling tot voor korten tijd volkomen onopgehel derd bleef. In John Buil heeft Arbuthnot een figuur geteekend, die in het minst niet antipathiek is, maar integendeel vele zeer goede eigenschappen bezit, wat trouwens bij den vaderlander, die zijn geliefd volk personifieerde, wel niet anders mogelijk was. Het heeft dus geen zin om aan een scheld naam te denken, gelijk Buil" in de betee kenis van stier" geweest zou zijn. Even dwaas is het te meenen, dat de Engelsche componist John Buil als peter opgetreden zou zijn voor den held der fabel; en, had hij een typisch Engelschen naam willen kiezen, dan ook zou hij voorzeker dezen niet hebben uigezocht. Zo_o bleef dus de naam onverklaard, tot het in het vorig jaar aan een scherpzinnig snuffelend Duitsch geschiedschrijver gelukte, er de waarschijnlijke verklaring van te vinden, die wel niet onomstootelijk vast staat, maar die toch zoo goed gedocumen teerd is, dat geringe twijfel aan de juistheid ervan overblijft. In Sybels Historische Zeitschrifs namelijk schreef "Wolfgang Michael in 1908 een o t stel waarin tot peetvader van de John Buil- ? figuur niemand minder werd aangewezen, dan de stichter van den vrede van Utrecht, Henry St. John, Viscount Bolingbroke zelf. In een ander tractaat namelijk, dat in 1714 verscheen, en dat onder den titel van The History of the white Staff" een kritiek geeft op de regeering, wordt Bolingbroke, Henri St. John, Viscount Bolingbroke (Bullinbroke) de peetvader van John Buil. De Engelsch-Tranvaalsche Oorlog. die toen minister was, herhaaldelijk aange duid met den spotnaam Lord John Buil. Dit bewijst niet veel, want het kan natuurlijk een reminiscens zijn van Law is a bottomlesse pit"; toch krijgt dit feit reeds meer beteekenis, door het bij de tijdgenooten heerschende vermoeden, dat graaf Oxford, die bij de samenstelling van Arbuthnot's boekje achter de schermen gekeken kon hebben, voor den schrijver van de History of the white Staff" gehouden werd. Henry St. John namelijk werd eerst in 1712 viscount Bolingbroke. Deze benoeming was voor den staatsman een tegenslag, want juist in den tijd, dat de History of John Buil" geschreven werd, vervulde de wensch zijn gemoed, om te worden verheven tot Graaf Bolingbroke, een titel, die kortelings in een ouderen tak van zijn geslacht was uit gestorven. Daarover werd in den vrienden kring voorzeker herhaaldelijk gesproken. De schrijfwijze van dien naam was toen nog niet vastgesteld, en kwam in verband met de uitspraak herhaaldelijk voor als Bullinbrook", (Swift schreef hem voort durend zoo) wat zich zeer gemakkelijk liet afkorten tot Buil", een naam, die hem wellicht in het intieme verkeer schertsend en plagend gegeven kan zijn. In latere ge heime correspondenties wordt deze afkor ting Boll", Buil" of Lord Buil" ook ge bezigd, en in een spotschrift, waarin de beide Tory-ministers graaf Oxford en Vis count Bolinbroke werden geattakeerd, wor1 JOÜBKRT TOT JOHN BUIL: Kun je het er mee doen of wil je nog meer hebben? den deze beide lords aangeduid als Ox" and Buil". Merkwaardig is het verder, dat in Law is a bottomless pit" onder de vele personen, die optreden, en waarin onder schuilnamen haast aan alle figuren uit den politieken strijd dier dagen een rol is toe bedeeld, niet n voorkomt, die aan St. John herinnert, hij die toch meer dan een der anderen betrokken was bij de tendenzen die erin gepredikt werden. Ligt het dan niet voor de hand om te denken, dat de hoofdpersoon zelf van den roman, zinnebeeld van de politieke overtuigingen van Bolingbrpke, zijn persoon in het boek vertegenwoordigt ? Niet als portret, want dan zou het slecht gelijkend zijn, maar als belichaming van de ideeën, die in de eerste plaats van zijn Lordschap afkomstig waren. En... kon het natuurlijker en geleidelijker, dan dat uit St. John Bullinbrook" John Buil" werd? Dat de stichter van den Utrechtschen vrede dus de nationale figuur van Oud-Engeland ten doop hield, al is het nimmer documentair vast te stellen, is nagenoeg zeker, en de pittige, oolijke John, zal er den nationalisten van zijn vaderland niet minder lief om zijn. Ik wees er reeds op, dat door Arbuthnot John Buil geenszins bedoeld werd als een karikatuur, maar dat hij daarin vooral het kloeke, nuchtere type van een oud-Engelech burger heeft willen teekenen. John wordt voorgesteld als een rondborstige, vierkante kerel, die er niet van houdt om de dingen waarover hij spreekt met doekjes te omwin den, er soms wat ruw op los babbelt, maar in zijn hart niet kwaad is. Hy kan ook soms wel heftig zijn, en geducht boos worden vooral wanneer men zijn materieele belan gen bedreigt. Dan ziet hij er ook in 't minst niet tegen op om zij i handen te gebruiken. Hij kijkt de dingen gezond en nuchter aan, is in het minst niet poëtisch aangelegd, maar weet met echten handelsgeest de praktijk naar zijn hand te zetten. Hij is het onbevangen volksoordeel, dat desnoods met een breed gebaar over vorsten en ministers en parle menten recht spreekt. Dit portret schijnt niet geheel overeen te komen met het eerste deeltje, waarvan ik den korten inhoud weer gaf, maar het beeld wordt ook in de volgende vier stukken aangevuld en opgeklaard. De tijdgenooten zagen vermoedelijk in dezen John Buil geenszins een persiflage, en toen de illustrators in de volgende uitgaven het boekje gingen vervluchten, deelden ze aan ernstige en deftige figuren de verschillende rollen toe, die in het minst geen familie zijn van de soms grotesque voorstellingen, waar door John zich in de humoristische bladen van later tijd manifesteert. Vermoedelijk werd de eerste karikatuur van dien aard vervaardigd door den zonderlingsten der achtiende-eeuwsche Engelsche teekenaars, James Gillray (1757?1815), die krankzinnig op een zolderkamertje in New-Bondstreet te Londen stierf. Naar men zegt was deze geniale maar ongelukkige kunstenaar de feestelijke vader van de John Buil figuur, e dikke, plompe zelf-genoegzame, die heden rog onder ons als traditie voortleeft, en die alleen zijn costuum een weinig naar de eischen des tijds gewijzigd heeft. De pla ten van Grillrav zijn zeldzaam en kostbaar, ik heb ze nié*t onder de oogen gehad, en kan dus deze meening niet uit eigen aan schouwing bevestigen. De eerste karikatuurportretten van den voortreffelijken John Buil, welke ik u hier in reproductie kan voorleggen, zijn die van Rowlandson en van Cruikshank, die me in geestigheid wel een weinig achter lijken te staan bij wat we tegenwoordig van onze politieke teekenaars gewend zijn. Het zou een interessante arbeid worden, een caricaturesque geschiedenis van John Buil samen te stellen. De bekende Fransche schrijver Grand Carteret waagde daartoe eens eene poging, maar deze was te spon taan en te eenzijdig, want de Zuid-Afrikaansche oorlog was tot het vormen dezer collectie de aanleidende oorzaak, en de be doeling natuurlijk een vinnigheid tegen de Engelsche overweldigers. Toch blijkt reeds uit dit boekje, dat elke natie zich zijn eigen type van de figuur gevormd heeft. Frankrijk denkt zich onzen John als een leelyk oud, verschrompeld kereltje. Ver moedelijk is hier de wensch de vader der gedachte, want John is voor Frankrijk lang niet oud genoeg. Duitschland, dat hem, door alle harten bij z'n eigen te rekenen, een zeer volumineuzen buik, en een extra gulzigen maag toebedeelt (het zou zoo graag aan z'n koloniale tafel mee smullen) vormt al even min een fijn-geestig type, het is te veel tendens en te weinig kunst. Italiëvindt dat Johns voornaamste lichaamsdeel zijn mond is, dien hij soms geducht weet te roeren, en dien het dus bizonder groot teekent. Bij uitstek geestig, maar zeer grotesk, zijn de Russische en Zwitsersche karikaturen, die beiden John een groot hoofd en zeer dunne beenen toebedeelen, waarin misschien (wat Rusland betreft ben ik er zeker van de wensch opgesloten ligt, dat zijn hoofd,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl