De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 26 juni pagina 7

26 juni 1910 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1722 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD' VOOR NEDERLAND. Spaansche karikatuur van John Buil uit Gédeon" van 1899. Jobn is bier voorgesteld als Gulliver. Teel kleiner en zijn been e a veel dikker mochten zijn. En nu, nadat ik een groot aantal prenten van John Buil heb gemonsterd... is het mijn vaderlandsch hart dat spreekt of ben ik ?nbevangen genoeg om een objec tieve meening te geven P... 't Zij zoo 't zij, maar zeggen wil ik het tóch, dat ik geen dier voorstellingen zoo karakteristiek vind als het zwaarwichtige, boewch-deftige en toch zoo krachtige type, waarmee John in Nederland vertegenwoordigd is, en dat in zijn meest eigenaardigen vorm een schep ping was van onzen voortreffelijkenpolitieken teekenaar Johan firaakepsiek. Men mag nog 41IIIIIIIIIIIIII1I1IMIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIII11IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIHI en nog zoo sterk tegen John geporteerd zijn... men voelt, dat hy een kerel is als een boom, en dat er in hem een goede dosis werkt van die zelfde stoere onverzettelijk heid, die weleer het oude Holland groot maakte. Geen der andere typen blijft ook zoo dicht in de buurt van de wijze waarop John Arbuthnot hem schetste,... en zóó is hij pp z'n best I Men valle de schim van John niet al te hard en vergete niet, dat zijn eerste daad bij zijn komst in de wereld er een was van goeden huize: dat hij den vrede bracht na een langen en bloedigen oorlog. J. D. . VAN DOKKTJM. Slaapkamer van Koning Lodelyk Napoleon in het Paviljoen te Haarlem. Vóór Honderd Jaar. l^Juli 1810. Lodewijk Napoleon eert te Koning van Holland doet afstand van de Regeering, Holland bij Frankrijk ingelijfd. Aan het einde van den linkerzij vleugel van het Paviljoen in den Hout te Haarlem, is aan de achter- of tuinzijde een kamer van historische beteekenis. Het is de kamer, die tot slaapkamer heeft verstrekt aan Lodewijfc Napoleon, eerste koning van Hol land, en gehouden wordt in denzelfden staat van vroeger. Uit deze kamer is koning Lodewijk Na poleon in den stormachtigen nacht van 2 op 3 Juli 1810 stil, als een vluchteling weg gegaan, ? nadat hij op l Juli een akte had opgemaakt, waarin hu afstand deed van de regeering. Slechts Bloys van Treslong, Travers en n bediende vergezelden hem. Door een zijpoortje kwamen zij op den Kleinen Houtweg. Koning Lodewijk strui kelde over een plank over den drogen grep. pel die het paviljoen omringde. Gekomen op den houten Kolommenbrug van den Kleinen Houtweg, bleef Zijne Majesteit een oogenblik staan en riep: Vaarwel, Hol land, ik zie u nimmer meer." Volgens een ander verhaal door Vincent Loosjes zcu de karos bij het tuinpoortje hebben gestaan, in welke de koning, na het struikelen, door de vertrouwde geleiders, werd ingetild, welks raderen dra zijn lieve lingshond, Tiel, verbrijzelden, den armen vondeling, die eens op een rondreis, door 't gejubel der menigte ontsteld, zijn koets was binnen gesprongen. De kamer in het Paviljoen te Haarlem, waarin Lodewijk Napoleon de laatste oogenblikken van zijn koningschap heeft door gebracht, is eenvoudig, deftig en rijk ge meubeld. Bij het binnenkomen der kamer ziet men tegen den muur links een mahonie houten ledekant, de stijlen eindigende in bronzen klanwen. Op de stijlen een bronzen vrouwenkop met helm. De ovale ledekanthemel wordt gedragen door groote mahonie houten stijlen, door koperen pijlen aan het ledekant bevestigd. De draperie en de gor dijnen de o verdeken s en de rollen op en de gordijnen om het ledekant, de gordijnen voor de ramen, de bekleedsels der acht mahoniehouten gewone en der vier armstoelen zijn van goudgele zijde. Links van de deur tegenover de ramen hangen aan den muur twee gekleurde platen in vergulde lijsten: de eene stelt voor Lodewijk Napoleon b\j de ramp te Leiden in 1807, de andere eene beeltenis van Z.M. zittende te paard, in groot gala, korte blauwe mantel om, steek met vederbos op. Tegen den muur staat een mahoniehouten Mistbank met goudgele zijde bekleed, er voor een rond tafeltje met marmer blad. Tegen den muur rechts is een marmeren schoorsteen, waarboven een spiegel. Het bovendeel van den schoorsteenmantel ver toont rechts en links een adelaar met een der vleugels uitgespreid, een lint van den eenen vleugel naar den anderen. Op den schoorsteenmantel staan vasen en twee luchters met half afgebrande kaarsen. Aan de hoeken twee wedloopers, beeldjes, die er niet behooren. Ter rechter zoowel als ter linker zijde van den schoorsteen een lage, breede mahoniehouten kast, op het eene een vaas, op het andere een marmeren buste van een jong kind, het zoontje van koning Lodewijk, dat hij boven alles lief had. Op het voetstuk: een klein schild, vastgehouden door adelaars, en daarin de woorden gebeiteld: Charles Napoleon, Pirnce Eoyal de Hollande Mort a la Haye Ie 3 Mai 1807." Als Lodewijk Napoleon wakker te bed lag, zag zijn oog op de buste van zijn bemind kind. Tusschen de twee groote ramen een maho niehouten consoletafel met marmer blad, waarop de buste van koning Lodewijk Napoleon. Een servies met gouden randen op het onderblad. De verschillende groote Engelsche gra vures aan de wanden, stellen voor: Jezus geneest de blindgeborenen ; Begulus keert terug naar Carthago, 250 v. Chr.; Agrippina met haar kroost in Rome terug; Coriolanus breekt het beleg voor Rome op, 491 v. Chr.; vrede tusschen Bomulus en Titus Tacitus 750 v. Chr. Lodewijk Napoleon had van den bankier Hope het lust slot, dat deze in de Haarlem merhout voor vele duizenden had laten bouwen om er zijne schilderijen Italiaansche kunst een goede plaats te kunnen geven, gekocht voor 300.000 gulden en nog verschillende perceelen in den omtrek er bij. Hope, vurig Oranjeklant, had in 1795 bij de verandering van zaken het Paviljoen verlaten, na de schilderijen verwijderd te hebben, die in Engeland verkocht werden. Koning Lodewjjk veranderde den naam van Welgelegen" in Paviljoen". lederen dag op een bepaald uur verliet de Koning dit paleis door de groote middendeur om een wandeling in den Hout te maken. Velen wachtten hem dan op om hem te zien, tot groote ergernis van den Republi keinsgezinden predikant der Doopsgezinden, P. Loqsjes. Koning Lodewijk was in Haarlem evenals in ons geheele land niet onbemind, want hij wilde vooral den Hollanders ter wille zijn en droeg den Joden een warm hart toe, zoodat een dezer intressante Ooster lingen op hem dichtte: En wordt je dan ook oud, begin je dan te brillen, Dan willen we, bij God, je in den hemel tillen. In den Hout had hij de eenzaamheid lief. Er waren lanen, in welke hij bij voorkeur wandelde. In die bij den Spanjaardslaan het allerliefst .Een mooie beukenlaan. HU hield er van om in de boomen te snijden. In deze laan, thans nog de Lodewijksof Napoleonslaan genoemd, staan boomen, waarin bij inschriften sneed. Aan een dezer kan men flauw een inkerving van hem lezen. Als men met den rug naar het monument van Laurens Koster, van daar gaat, is het de vijfde boom aan den linkerhand van het tweede voetpad, dat de laan doorsnijdt. Daar leest men, eenigszins vergroeid, op den boom: C O M B A T DEL A V O I, L" P T K Er boven staat de naam LOUIS, doch dat insnijsel schijnt niet van hem. De heer C. E. F. Sarlet heeft in 1901 ook in de Lodewykslaan een boom gezien, waarin de Koning gesneden had Resptctez ma Solitvde. Slechts de letters u D E waren nog te lezen. In de stadséditie der Haarl. Courant," Zon dagsblad van 15 Juli 1901 heeft de heer Sarlet over deze boomen geschreven en er afbeeldingen van Visser aan toegevoegd. Toen Napoleon bezitter van het Pa vil j oen was, vatte hij het plan op er een kabinet van mineralien, een menagerie en een plantentuin aan. toe te. voegen. Aan dit plan werd uitvoering gegeven, de menagerie had zelfs spoedig 62 dieren. De beambten gaf de koning hooge salarissen, terwijl de uitgaven. van de menagerie maandelijks be liepen ? 561, Lodewijk Napoleon had nog meer goede plannen, doch zijn rust te Haarlem werd verstoord door de ontevredenheid^ van zijn broeder, Keizer Napoleon, over zijne voor liefde voor de Hollanders en het niet streng tegengaan van den sluikhandel met Enge land, het land dat de Keizer door het con tinentaal stelsel wilde vernietigen. De ontevredenheid van den Keizer over het regeeringsbeleid van zijn broeder werd zoo groot, dat Lodewijk besloot af te treden, waartoe hij l Juli 1810 overging. Dit werd het begin, de aanleiding tot de inlijving van Holland b;j Frankrijk. Het laatste werk van Lodewijk Napoleo», in het Paviljoen te Haarlem was het op stellen eener proclamatie, die na zijn ver trek ten spoedigste werd bekend gemaakt, aldus luidende: LODEWIJK NAPOLEON, door de gratie Gpds en de Constitutie des Koningrijks, Koning van Holland, Connétable van Frankrijk. Allen degenen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut: HOLLANDERS! In gemoede overtuigd, dat door Mij i niets meer voor uwe belangen zoo min als voor uwe welvaart gedaan kan worden; integendeel, Mijzelven als eene hinder paal beschouwende, om de goede gezind heid van mijnen broeder, ten opzigte van dit land, te kunnen doen herleven, heb ik van Mijnen rang en Mijne Koninklijke Waardigheid afstand gedaan ten behoeve van den Kroonprins, Mijnen oudsten zoon, NAPOLEON LODEWIJK, en van zijnen broeder, den Prins KAREL LODEWIJK NAPOLEON. Hare Majesteit de Koningin, van regstwege en achtervolgens de Staatsregeling, Regentesse van het Koningrijk zijnde, zal tot op Hare Aankomst, het Regentschap aan den Minister zijn toevertrouwd. HOLLANDERS ! Nimmer zal Ik een goed en deugdzaam volk vergeten, zooals gij zijt, mijne laatste gedachten zoo wel als mijne laatste zucht zullen voor uw geluk zijn. U verlatende, kan ik niet genoeg aan bevelen, om de krijgslieden en ambtenaren van Frankrijk wel te ontvangen: dit is het beste middel, om aan Z.M.den Keizer, van wien uw lot, dat van uwe kinderen en van uw land geheel afhangt, te be hagen. Thans, daar de kwaadwilligheid en de laster Mij niet meer zullen kunnen bereiken, ten minste voor zooveel ulieder belang betreft, heb ik de regtmatige hoop, dat gij, eindelijk, de belooning voor alle uwe opofferingen en voor uwe groot moedige standvastigheid en gelatenheid vinden zult. Gedaan te Haarlem, den tsten van hooimaand van het jaar 1810. LODEWIJK NAPOLEON. Te gelijk met het bekend worden dezer Proclamatie, berichtte A. J. J. H. Verheven, 1ste secretaris van het kabinet des Konings in naam van Z. M. Lodewijk Napoleon, dat de provisipneele Raad van regentschap van het Koninkrijk Holland zich had ge constitueerd, onder voorzitting van minister van der Heim, alles in afwachting van de aankomst van Hare Maj. de Koningin, als cpnstitutioneele regentesse van het Koning rijk en Voogdesse van den minderjarigen Koning. Doch het lag niet in de bedoeling van Keizer Napoleon om Holland zelfstandig te laten, nu er aanleiding was het bij Frankrijk in te lijven. Den oden Juli trokken reeds Fransche troepen, onder aanvoering van Z. E. Maar schalk hertog van Reggio, de hoofdstad binnen. Het geheele garnizoen met de ge wapende burgerwacht wachtten de Fransche troepen op. In twee reien geschaard, ston den zij van den Overtoom tot aan den Dam, Aan den Overtoom bij de herberg Bramenburg" verwelkomden Burgemeester en Wet houders den Hertog en met hem de troepen. Van de stadswallen werden 21 salut schoten afgegeven en een gelijk aantal van 'skonings schepen van oorlog", liggende in het Y. De ingenomenheid der Amsterdamsche Burgerij met de Franiche troepen was niet groot en verminderde nog door de veeleischendheid der ingekwartierden. De kwartiergevers klaagden steen en been, zoodat er maatregelen werden getroffen om de ontevredenheid tot bedaren te brengen. Burgemeester Wolters van de Poll maakte in opdracht van Maarschalk Reggio bekend, dat elk militair zal mogen vorderen: l rantsoen jenever (een zestiende pint), 24 ons brood, 2 ons groenten, 8 ons vleesch, en l pot bier, moetende het vleesch en de groenten, dagelijks gekookt en bereid worden, ten einde den soldaat, bij deszelfs onderscheidene malen, te worden gegeven, hopende Z.Ex. de Hertog van Reggio door dezen maatregel de klachten en misbruiken te doen ophouden. (Slot volgt). J. H. R. Amtoriam, Aïti et Aiicitiae, (Notities). Het geven der gouden medaille in Artiis niet een belooning van hen die deze uitreiken voor het eene schilderij, waaraan juist deze prijs verbonden wordt, maar het is meer, meen ik, een belooning voor een aantal respectabele werken, die door zekere vastheid en persoonlijkheid, dit op hun beurt .uit lokken, en op hun beurt op deze wijze gepre zen worden. De jubilaris van dit jaar is Witsen. Mijn oordeel over zijn werk is genoeg bekend dan dat ik dit hier herhalen zon by' deze feestelijke gelegenheid. Een deel van myn meening is dat hij, Witsen, het bewijs is, van hoe groot belang beschaving kan zijn, by' veel vasthoudendheid, in bepaalde richting; wer ken uit Londen en uit Ede zjjn in zijn serieën schilderijen, etsen en aquarellen voor mij de gevoeligere, meer volle van gevoel, tusschen de overige die soms iets van een taak" aan zich hebben. Lizzie Ansingh (haar poppen op het Daagje Bniten zün te menschely'k) en haar werk heb ik uitvoerig naar aanleiding van Sint Lucas" besproken, Ook hier mist Saze Robertsen het verhevene in het duistre, en 't voldoend gemodelleerd zjjn. G. W. Dysselhofi Poonen in het anemonenryk ia het betere van de twee werken die hy hier ten toon stelt, evenals ik den Nazomer (Zuid Limburg uit 1905) belangrijker vind, in wat Hart Nibbrig zond, dan zijn slecht gehangen Gooier. Het portret van K. van Leeuwen, hoewel wat schoolmeesterig van voordracht, ia om zjjn model dat als van een beeldhouwer is, te noemen. De Monarosa de schilder met zy'n kind" uit 1910 van M. Monnickendam is niet smaakvol natuurlijk van kleur, maar tevens zy'n de armen en de beenen van het kindje zelf zwak geteekend. Langs de Maas van Veldheer is wild maar niet van een werke lijke wildheid. De twee Wiggen hebben iets eenvondigers (vooral 218) dan gewoonlijk, terwy'l ten slotte ik de twee Wenchebaeh's vermeld... Is de tentoonstelling van St Lncas storm achtig, onrustig en overdreven in enkle der tentoongestelde werken, Arti is gedistin geerder, maar er is een gevaar in deze def tigheid; het lykt me soms er wat levenloos te worden. Ge zy't er onder fatsoenlijke" menschen zooals dat in Holland gaarne heet, maar deze zjjn soms niet zonder een ranzig luchtje, of ze zy'n als kamers waar nooit het eens verfrissend tocht. Het is deftigheid zonder drang. En een genootschap dat beangst is voor wat nieuw aankomt gaat een plechtige begrafenis tege moet, met huilebalk en alles, maar zonder werkly'k treurige volgende menigte. Het is iets dat met ieder kunstgenootschap echjjnt te moeten gebeuren. Ze worden alle stijf en stram, en Arti begint er daar last van te krijgen. PLASSCHABRT. Tentooistellingen, Het werk van B. 8. Bakels wordt voor de eerste maal op een afzonderlijke tentoon stelling te zien gegeven by' Van Gogh. De invloeden die ge erin kunt vinden zy'n door iedereen genoemd ; zelve zal ik de portretten hier aanwezig niet bespreken (het ly'kt me toe dat de schilder er beetre maakte). Maar wat kunt ge verder hier vinden achter, in en door deze werken geopenbaard ? Het meest eigenaardige is wel dat ge een felle natuur er in vindt, maar die zich soms uitput in het détail, soms tot een zekere woestheid zich opwerkt in snelle observaties van dag en laat uur. Terwy'l de meeste hevige karakters in den laatsten tijd zich voordoen in een uitbundigheid die de kleinere deelen ver waarloost en het geheel vlammend tracht te geven van n gloed, is de werk,wjjse van dezen nieuwen schilder and ars: zy'n heftigheid bijt de tanden op mekaar en tracht, tot het eind toe, te benaadren en vorm te vinden. Zijn vorm, het spreekt van zelve bij iemand die pas eeu jaar of zes vol- op schildert, gaat niet naar de dichterlijke verbeeldingen, maar wendt zich gedurig naar het objectieve. Toch is de macht van het temperament zoo groot dat tot nu toe het meeste dat houdt, wat in analogie met het pbysische het levende ge noemd wordt en wat niets is dan dat het den geest in beweging zet. Dit is voor my het kenmerkende van deze tentoonstelling. Het werk van Bakels vertoont verder in de schilderyen met schapen een gevoel voor het rbythme; de lijnen der pooten en der ruggen van de dieren vormen een arabesk die soms niet zonder bekoring is. Misschien is deze karakteriseering voor een eerste tentoonstel ling voldoende. Er by' kan gevoegd worden dat de groote, gecomposeerde schilderyen minder zy'n dan de studies, die er voor gemaakt wierden. Er zijn in de schilderyen nog te veel doode plaatsen ; het verband van de kleuren is niet dwingend genoeg ; de gebondenheid, het een-zy'n, is in de kleinere werkjes meer aan wezig dan in de groote. Misschien ware hier méte besluiten. Want het is niet de zaak bij een eerste rertooning van werk in détails te treden, noch philosophieche beechou win gen of psychologische in massa naar voren te brengen om een verkeerde wijsheid te luchten. Het eerste werk van iemand moet bovenal gekeurd worden daarop, of het vita liteit, eigen spankracht, bezit. Niemand groeit op buiten invloeden en daarom is dit niet met een voortreffelijk gezicht als eerste waarneming te uiten. Er is juist te zoeken of achter die invloeden een persoonlijkheid wenkt. Er is te tasten, met de meest spitse vingers, en de fijnste tastplaatsen, of er een eigen ruischen is te midden van geleende tonen en gehoorde dingen, of er een eigen kleur- verband bestaat dat eigen- Ie ven bezit naast de overgenomen kleuren. Ik geloof dat dit by Bakels het geval i?. Het is my' nog niet zeker dat hy' ooit iets tot de zoetheid der schoonheid zal maken. Het ly'kt me nu nog toe, dat hy meer zal behooren tot die volhardende werkers, die vol zucht tot hand en oogvaardigheid, toonbare werken maken en die ik liever dan kunstenaar karakter" noem. Het lykt me toe dat dit de richting zal zy'n. waarin het werk zal kunnen gevonden wor den. Het zal geen wonder worden, maar ik hoop dat een scherpe felheid soms tot heleche kermissen van kleur zy'n havens mag bly ren maken, als een eren reëele uiting naast de rustiger schilderyen met schapen die meer in fijnheid en stilte gegeven zijn. En terwijl anderen ge moet wekken tot den levenden arbeid, het woeste, voortdurende, haast uitputtende bezig zijn, is Bakels onder anderen te wijzen daarop dat er nooit mag vergeten worden noch door den dichter, noch door den schilder dat het maken" een uiting van vreugde, een vreugde soms kan zy'n, en niet altijd bittere Bataille, hoewel dikwijls diepe kwelling. Het is te hopen dat het Verbeetne in dit werk soms milder wat mag worden < n gemakkelijker weergegeven, onder vonden. . . . Het werk van mevrouw Meidag van Houten is gansch anders. Het meed het het detail, de zorg misschien te veel, maar de kleur, het geheel is dikwyls van een eigen aardige ongewone ry'kheid. Van zelve sprak het en lag het in velerlei dat in Pulchri van deze gestorvene een eere tentoonstelling ge houden zou worden. Het was de gastvrouw van vroeger vieren als een gast in haar eigen huis. Want evengoed als in de woningen de Laan van Meerdervoort, zy'n de Mesdags thuis geweest in Pulchri, en moet de vroegere Voorzitter er zich nog thuis gevoelen, hoe wel allerlei oppositie ontstond, waarschijnlijk J, Tan Loenen Marti&et. J. van Loenen Mar t in et, oud-predikant, redacteur der Hervorming, werd deze week, op zy'n 70sten verjaardag, door talrijke geest verwanten gehuldigd. MiiiiMiiMiifmiMiimiiiiiiMiiiiimiMiiniiiuiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiMnimimi soms niet zonder recht. Toch moet hij er zich nog op eigen bodem voelen. En mij dunkt niet zonder reden. Pnlchri's leven is nauw gebonden geweest een langen ty'd aan dat van den grootscheepschen voorzitter, en een zekere houding van het kunstgenootschap in het Haagsche leven is Mesdags werk. Deze tentoonstelling is dan ook meer dan vele der tentoonstellingen die in deze zalen gehouden worden: een hartelijkheid hoop ik schuilt er in jegens een vrouw, die, eenzaam wat, vastberaden, zacht haar weg ging. Maar baar werk, de diepere persoon lijkheid, is niet zacht, maar eer zwaar en hevig. Het werk duidt dit uit. De van Houten's, 100 schijnbaar nuchter, worden van een vreemde bewogenheid zoodra ze zich keeren tot het schilderen. Alles wat bedwongen in hen leeft, barat uit. Het is niet alleen het geval met deze van Houten. Het wark van Barbara van H. is van een zelfde geaardheid; het werk van G. van Houten en van zya zuster wijst dezelfde richting uit. Alleen is het werk van den stilleven schilder soms van bedwongener flonkering, gerekend tusschen al deze zwaar bewogenen. Maar tot kleur neigen de meesten zich bij voorkeur. Het belang van dit werk dat nu hier te zien gegeven wordt, is dan ook kleur ten eerste. De invloed van het werk in het Museum verzameld mag hier, in het werk van deze overledene, vermeld worden. Het werk verder is niet gering van geestelijken inhoud, en niet zon der grootschheid. Soms is de vorm genoeg gegeven, maar dikwijls is het natuurlijk ver band (yan huis en grond b.v.) niet voldoende gewaardeerd. Het portret was zelden haar iets van welslagen. Zoo ik dit werk in een Museum zou moeten laten zien in zy'n beste volheid, waren mij twee stillevens te kiezen 1. een klein, dat gebonden en schoon van diepte, meest kunst wordt, en 2. een grooter, dat minder de stof uitdrukkend zeer fraai als kleur en kleurdracht haar willen zon geven. PLASSCHAERT. Karakter ei handschrift. In een vorig aitikel, dat voorkomt in No. 1711 van dit weekblad, werd door my' de grondslag en de beteekenis der graphologie eenigszins uiteengezet; hieronder zy'n de be zwaren en bedenkingen, die tegen deze weten schap zy'n in te brengen, nader onder de oogen gezien. I. Wanneer in een gezelschap eens toe vallig over graphologie gesproken wordt, bly'kt men er over het algemeen al heel weinig vertrouwen in te hebben. Men lacht eens, haalt de schouders op en bij een serieuze bespreking is het eerste bezwaar in den regel: hoe kan nu myn karakter uit het schrift te lezen zy'n, ik schrijf immers op verschillende tijden zeer ongelyk en zelfs in denzelfden brief verschilt het slot aanmer kelijk van het begin. Ik schrijf nu eens mooi, dan weer onregelmatig, nu eens hellend en op een ander oogenblik weer steil." Dit is een van de meest voorkomende beWlelfflina Frtdtrila Anna Elizftitk Marie, Prinses der Nederlanden t, Geb. 5 Juli 1841. gest. 22 Juni 1910. Prinses Marie, de dochter van Prins Fredertk en Louise, prinses van Pruisen, huwde' 6 Juli 1841 met Willem Adolph Maximittaan Kar el, prins van Wied. Uit dit huwelijk ontsproten drie zoons en twee dochters.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl