Historisch Archief 1877-1940
No. 1722
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD' VOOR NEDERLAND.
Spaansche karikatuur van John Buil uit Gédeon" van 1899.
Jobn is bier voorgesteld als Gulliver.
Teel kleiner en zijn been e a veel dikker
mochten zijn.
En nu, nadat ik een groot aantal
prenten van John Buil heb gemonsterd...
is het mijn vaderlandsch hart dat spreekt
of ben ik ?nbevangen genoeg om een objec
tieve meening te geven P... 't Zij zoo 't zij,
maar zeggen wil ik het tóch, dat ik geen
dier voorstellingen zoo karakteristiek vind
als het zwaarwichtige, boewch-deftige en
toch zoo krachtige type, waarmee John in
Nederland vertegenwoordigd is, en dat in
zijn meest eigenaardigen vorm een schep
ping was van onzen voortreffelijkenpolitieken
teekenaar Johan firaakepsiek. Men mag nog
41IIIIIIIIIIIIII1I1IMIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIII11IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIHI
en nog zoo sterk tegen John geporteerd
zijn... men voelt, dat hy een kerel is als
een boom, en dat er in hem een goede dosis
werkt van die zelfde stoere onverzettelijk
heid, die weleer het oude Holland groot
maakte. Geen der andere typen blijft ook
zoo dicht in de buurt van de wijze waarop
John Arbuthnot hem schetste,... en zóó
is hij pp z'n best I Men valle de schim van
John niet al te hard en vergete niet, dat
zijn eerste daad bij zijn komst in de wereld
er een was van goeden huize: dat hij den
vrede bracht na een langen en bloedigen
oorlog.
J. D. . VAN DOKKTJM.
Slaapkamer van Koning Lodelyk Napoleon in het Paviljoen te Haarlem.
Vóór Honderd Jaar.
l^Juli 1810. Lodewijk Napoleon eert te
Koning van Holland doet afstand
van de Regeering, Holland bij
Frankrijk ingelijfd.
Aan het einde van den linkerzij vleugel
van het Paviljoen in den Hout te Haarlem,
is aan de achter- of tuinzijde een kamer
van historische beteekenis. Het is de kamer,
die tot slaapkamer heeft verstrekt aan
Lodewijfc Napoleon, eerste koning van Hol
land, en gehouden wordt in denzelfden staat
van vroeger.
Uit deze kamer is koning Lodewijk Na
poleon in den stormachtigen nacht van 2
op 3 Juli 1810 stil, als een vluchteling weg
gegaan, ? nadat hij op l Juli een akte had
opgemaakt, waarin hu afstand deed van de
regeering. Slechts Bloys van Treslong,
Travers en n bediende vergezelden hem.
Door een zijpoortje kwamen zij op den
Kleinen Houtweg. Koning Lodewijk strui
kelde over een plank over den drogen grep.
pel die het paviljoen omringde. Gekomen
op den houten Kolommenbrug van den
Kleinen Houtweg, bleef Zijne Majesteit een
oogenblik staan en riep: Vaarwel, Hol
land, ik zie u nimmer meer."
Volgens een ander verhaal door Vincent
Loosjes zcu de karos bij het tuinpoortje
hebben gestaan, in welke de koning, na het
struikelen, door de vertrouwde geleiders,
werd ingetild, welks raderen dra zijn lieve
lingshond, Tiel, verbrijzelden, den armen
vondeling, die eens op een rondreis, door
't gejubel der menigte ontsteld, zijn koets
was binnen gesprongen.
De kamer in het Paviljoen te Haarlem,
waarin Lodewijk Napoleon de laatste
oogenblikken van zijn koningschap heeft door
gebracht, is eenvoudig, deftig en rijk ge
meubeld. Bij het binnenkomen der kamer
ziet men tegen den muur links een mahonie
houten ledekant, de stijlen eindigende in
bronzen klanwen. Op de stijlen een bronzen
vrouwenkop met helm. De ovale
ledekanthemel wordt gedragen door groote mahonie
houten stijlen, door koperen pijlen aan het
ledekant bevestigd. De draperie en de gor
dijnen de o verdeken s en de rollen op en de
gordijnen om het ledekant, de gordijnen
voor de ramen, de bekleedsels der acht
mahoniehouten gewone en der vier
armstoelen zijn van goudgele zijde.
Links van de deur tegenover de ramen
hangen aan den muur twee gekleurde platen
in vergulde lijsten: de eene stelt voor
Lodewijk Napoleon b\j de ramp te Leiden
in 1807, de andere eene beeltenis van Z.M.
zittende te paard, in groot gala, korte
blauwe mantel om, steek met vederbos op.
Tegen den muur staat een mahoniehouten
Mistbank met goudgele zijde bekleed, er
voor een rond tafeltje met marmer blad.
Tegen den muur rechts is een marmeren
schoorsteen, waarboven een spiegel. Het
bovendeel van den schoorsteenmantel ver
toont rechts en links een adelaar met een
der vleugels uitgespreid, een lint van den
eenen vleugel naar den anderen. Op den
schoorsteenmantel staan vasen en twee
luchters met half afgebrande kaarsen. Aan
de hoeken twee wedloopers, beeldjes, die
er niet behooren. Ter rechter zoowel als ter
linker zijde van den schoorsteen een lage,
breede mahoniehouten kast, op het eene
een vaas, op het andere een marmeren
buste van een jong kind, het zoontje van
koning Lodewijk, dat hij boven alles lief
had. Op het voetstuk: een klein schild,
vastgehouden door adelaars, en daarin de
woorden gebeiteld: Charles Napoleon,
Pirnce Eoyal de Hollande Mort a la Haye
Ie 3 Mai 1807."
Als Lodewijk Napoleon wakker te bed
lag, zag zijn oog op de buste van zijn
bemind kind.
Tusschen de twee groote ramen een maho
niehouten consoletafel met marmer blad,
waarop de buste van koning Lodewijk
Napoleon. Een servies met gouden randen
op het onderblad.
De verschillende groote Engelsche gra
vures aan de wanden, stellen voor: Jezus
geneest de blindgeborenen ; Begulus keert
terug naar Carthago, 250 v. Chr.; Agrippina
met haar kroost in Rome terug; Coriolanus
breekt het beleg voor Rome op, 491 v.
Chr.; vrede tusschen Bomulus en Titus
Tacitus 750 v. Chr.
Lodewijk Napoleon had van den bankier
Hope het lust slot, dat deze in de Haarlem
merhout voor vele duizenden had laten
bouwen om er zijne schilderijen
Italiaansche kunst een goede plaats te kunnen
geven, gekocht voor 300.000 gulden en nog
verschillende perceelen in den omtrek er bij.
Hope, vurig Oranjeklant, had in 1795 bij
de verandering van zaken het Paviljoen
verlaten, na de schilderijen verwijderd te
hebben, die in Engeland verkocht werden.
Koning Lodewjjk veranderde den naam
van Welgelegen" in Paviljoen". lederen
dag op een bepaald uur verliet de Koning
dit paleis door de groote middendeur om
een wandeling in den Hout te maken.
Velen wachtten hem dan op om hem te
zien, tot groote ergernis van den Republi
keinsgezinden predikant der Doopsgezinden,
P. Loqsjes.
Koning Lodewijk was in Haarlem evenals
in ons geheele land niet onbemind, want
hij wilde vooral den Hollanders ter wille
zijn en droeg den Joden een warm hart
toe, zoodat een dezer intressante Ooster
lingen op hem dichtte:
En wordt je dan ook oud, begin je dan
te brillen,
Dan willen we, bij God, je in den
hemel tillen.
In den Hout had hij de eenzaamheid lief.
Er waren lanen, in welke hij bij voorkeur
wandelde. In die bij den Spanjaardslaan
het allerliefst .Een mooie beukenlaan. HU
hield er van om in de boomen te snijden.
In deze laan, thans nog de
Lodewijksof Napoleonslaan genoemd, staan boomen,
waarin bij inschriften sneed. Aan een dezer
kan men flauw een inkerving van hem lezen.
Als men met den rug naar het monument
van Laurens Koster, van daar gaat, is het
de vijfde boom aan den linkerhand van het
tweede voetpad, dat de laan doorsnijdt.
Daar leest men, eenigszins vergroeid, op
den boom:
C O M B A T
DEL A
V O I, L" P T K
Er boven staat de naam LOUIS, doch dat
insnijsel schijnt niet van hem.
De heer C. E. F. Sarlet heeft in 1901 ook
in de Lodewykslaan een boom gezien,
waarin de Koning gesneden had Resptctez
ma Solitvde.
Slechts de letters u D E waren nog te lezen.
In de stadséditie der Haarl. Courant," Zon
dagsblad van 15 Juli 1901 heeft de heer
Sarlet over deze boomen geschreven en er
afbeeldingen van Visser aan toegevoegd.
Toen Napoleon bezitter van het Pa vil j oen
was, vatte hij het plan op er een kabinet
van mineralien, een menagerie en een
plantentuin aan. toe te. voegen. Aan dit
plan werd uitvoering gegeven, de menagerie
had zelfs spoedig 62 dieren. De beambten
gaf de koning hooge salarissen, terwijl de
uitgaven. van de menagerie maandelijks be
liepen ? 561,
Lodewijk Napoleon had nog meer goede
plannen, doch zijn rust te Haarlem werd
verstoord door de ontevredenheid^ van zijn
broeder, Keizer Napoleon, over zijne voor
liefde voor de Hollanders en het niet streng
tegengaan van den sluikhandel met Enge
land, het land dat de Keizer door het con
tinentaal stelsel wilde vernietigen.
De ontevredenheid van den Keizer over
het regeeringsbeleid van zijn broeder werd
zoo groot, dat Lodewijk besloot af te treden,
waartoe hij l Juli 1810 overging. Dit werd
het begin, de aanleiding tot de inlijving
van Holland b;j Frankrijk.
Het laatste werk van Lodewijk Napoleo»,
in het Paviljoen te Haarlem was het op
stellen eener proclamatie, die na zijn ver
trek ten spoedigste werd bekend gemaakt,
aldus luidende:
LODEWIJK NAPOLEON, door de gratie Gpds
en de Constitutie des Koningrijks, Koning
van Holland, Connétable van Frankrijk.
Allen degenen, die deze zullen zien of
hooren lezen, salut:
HOLLANDERS!
In gemoede overtuigd, dat door Mij
i niets meer voor uwe belangen zoo min als
voor uwe welvaart gedaan kan worden;
integendeel, Mijzelven als eene hinder
paal beschouwende, om de goede gezind
heid van mijnen broeder, ten opzigte van
dit land, te kunnen doen herleven, heb
ik van Mijnen rang en Mijne Koninklijke
Waardigheid afstand gedaan ten behoeve
van den Kroonprins, Mijnen oudsten zoon,
NAPOLEON LODEWIJK, en van zijnen broeder,
den Prins KAREL LODEWIJK NAPOLEON.
Hare Majesteit de Koningin, van
regstwege en achtervolgens de Staatsregeling,
Regentesse van het Koningrijk zijnde, zal
tot op Hare Aankomst, het Regentschap
aan den Minister zijn toevertrouwd.
HOLLANDERS !
Nimmer zal Ik een goed en deugdzaam
volk vergeten, zooals gij zijt, mijne laatste
gedachten zoo wel als mijne laatste zucht
zullen voor uw geluk zijn.
U verlatende, kan ik niet genoeg aan
bevelen, om de krijgslieden en ambtenaren
van Frankrijk wel te ontvangen: dit is
het beste middel, om aan Z.M.den Keizer,
van wien uw lot, dat van uwe kinderen
en van uw land geheel afhangt, te be
hagen. Thans, daar de kwaadwilligheid
en de laster Mij niet meer zullen kunnen
bereiken, ten minste voor zooveel ulieder
belang betreft, heb ik de regtmatige hoop,
dat gij, eindelijk, de belooning voor alle
uwe opofferingen en voor uwe groot
moedige standvastigheid en gelatenheid
vinden zult.
Gedaan te Haarlem, den tsten van
hooimaand van het jaar 1810.
LODEWIJK NAPOLEON.
Te gelijk met het bekend worden dezer
Proclamatie, berichtte A. J. J. H. Verheven,
1ste secretaris van het kabinet des Konings
in naam van Z. M. Lodewijk Napoleon,
dat de provisipneele Raad van regentschap
van het Koninkrijk Holland zich had ge
constitueerd, onder voorzitting van minister
van der Heim, alles in afwachting van de
aankomst van Hare Maj. de Koningin, als
cpnstitutioneele regentesse van het Koning
rijk en Voogdesse van den minderjarigen
Koning.
Doch het lag niet in de bedoeling van
Keizer Napoleon om Holland zelfstandig te
laten, nu er aanleiding was het bij Frankrijk
in te lijven.
Den oden Juli trokken reeds Fransche
troepen, onder aanvoering van Z. E. Maar
schalk hertog van Reggio, de hoofdstad
binnen. Het geheele garnizoen met de ge
wapende burgerwacht wachtten de Fransche
troepen op. In twee reien geschaard, ston
den zij van den Overtoom tot aan den Dam,
Aan den Overtoom bij de herberg
Bramenburg" verwelkomden Burgemeester en Wet
houders den Hertog en met hem de troepen.
Van de stadswallen werden 21 salut schoten
afgegeven en een gelijk aantal van 'skonings
schepen van oorlog", liggende in het Y.
De ingenomenheid der Amsterdamsche
Burgerij met de Franiche troepen was niet
groot en verminderde nog door de
veeleischendheid der ingekwartierden. De
kwartiergevers klaagden steen en been,
zoodat er maatregelen werden getroffen
om de ontevredenheid tot bedaren te
brengen. Burgemeester Wolters van de
Poll maakte in opdracht van Maarschalk
Reggio bekend, dat elk militair zal mogen
vorderen: l rantsoen jenever (een zestiende
pint), 24 ons brood, 2 ons groenten, 8 ons
vleesch, en l pot bier, moetende het vleesch
en de groenten, dagelijks gekookt en bereid
worden, ten einde den soldaat, bij deszelfs
onderscheidene malen, te worden gegeven,
hopende Z.Ex. de Hertog van Reggio door
dezen maatregel de klachten en misbruiken
te doen ophouden.
(Slot volgt).
J. H. R.
Amtoriam, Aïti et Aiicitiae,
(Notities).
Het geven der gouden medaille in Artiis
niet een belooning van hen die deze uitreiken
voor het eene schilderij, waaraan juist deze
prijs verbonden wordt, maar het is meer,
meen ik, een belooning voor een aantal
respectabele werken, die door zekere vastheid
en persoonlijkheid, dit op hun beurt .uit
lokken, en op hun beurt op deze wijze gepre
zen worden. De jubilaris van dit jaar is Witsen.
Mijn oordeel over zijn werk is genoeg bekend
dan dat ik dit hier herhalen zon by' deze
feestelijke gelegenheid. Een deel van myn
meening is dat hij, Witsen, het bewijs is, van
hoe groot belang beschaving kan zijn, by' veel
vasthoudendheid, in bepaalde richting; wer
ken uit Londen en uit Ede zjjn in zijn serieën
schilderijen, etsen en aquarellen voor mij de
gevoeligere, meer volle van gevoel, tusschen
de overige die soms iets van een taak" aan
zich hebben. Lizzie Ansingh (haar poppen op
het Daagje Bniten zün te menschely'k) en
haar werk heb ik uitvoerig naar aanleiding
van Sint Lucas" besproken, Ook hier mist
Saze Robertsen het verhevene in het duistre,
en 't voldoend gemodelleerd zjjn. G. W.
Dysselhofi Poonen in het anemonenryk ia het betere
van de twee werken die hy hier ten toon stelt,
evenals ik den Nazomer (Zuid Limburg uit
1905) belangrijker vind, in wat Hart Nibbrig
zond, dan zijn slecht gehangen Gooier. Het
portret van K. van Leeuwen, hoewel wat
schoolmeesterig van voordracht, ia om zjjn
model dat als van een beeldhouwer is, te
noemen. De Monarosa de schilder met zy'n
kind" uit 1910 van M. Monnickendam is niet
smaakvol natuurlijk van kleur, maar tevens
zy'n de armen en de beenen van het kindje
zelf zwak geteekend. Langs de Maas van
Veldheer is wild maar niet van een werke
lijke wildheid. De twee Wiggen hebben iets
eenvondigers (vooral 218) dan gewoonlijk,
terwy'l ten slotte ik de twee Wenchebaeh's
vermeld...
Is de tentoonstelling van St Lncas storm
achtig, onrustig en overdreven in enkle der
tentoongestelde werken, Arti is gedistin
geerder, maar er is een gevaar in deze def
tigheid; het lykt me soms er wat levenloos
te worden. Ge zy't er onder fatsoenlijke"
menschen zooals dat in Holland gaarne heet,
maar deze zjjn soms niet zonder een ranzig
luchtje, of ze zy'n als kamers waar nooit het
eens verfrissend tocht.
Het is deftigheid zonder drang. En een
genootschap dat beangst is voor wat nieuw
aankomt gaat een plechtige begrafenis tege
moet, met huilebalk en alles, maar zonder
werkly'k treurige volgende menigte. Het is
iets dat met ieder kunstgenootschap echjjnt
te moeten gebeuren. Ze worden alle stijf en
stram, en Arti begint er daar last van te
krijgen.
PLASSCHABRT.
Tentooistellingen,
Het werk van B. 8. Bakels wordt voor de
eerste maal op een afzonderlijke tentoon
stelling te zien gegeven by' Van Gogh. De
invloeden die ge erin kunt vinden zy'n door
iedereen genoemd ; zelve zal ik de portretten
hier aanwezig niet bespreken (het ly'kt me
toe dat de schilder er beetre maakte). Maar
wat kunt ge verder hier vinden achter, in
en door deze werken geopenbaard ? Het meest
eigenaardige is wel dat ge een felle natuur
er in vindt, maar die zich soms uitput in
het détail, soms tot een zekere woestheid
zich opwerkt in snelle observaties van dag en
laat uur. Terwy'l de meeste hevige karakters
in den laatsten tijd zich voordoen in een
uitbundigheid die de kleinere deelen ver
waarloost en het geheel vlammend tracht te
geven van n gloed, is de werk,wjjse van
dezen nieuwen schilder and ars: zy'n heftigheid
bijt de tanden op mekaar en tracht, tot het
eind toe, te benaadren en vorm te vinden.
Zijn vorm, het spreekt van zelve bij iemand
die pas eeu jaar of zes vol- op schildert, gaat
niet naar de dichterlijke verbeeldingen, maar
wendt zich gedurig naar het objectieve. Toch
is de macht van het temperament zoo groot
dat tot nu toe het meeste dat houdt, wat in
analogie met het pbysische het levende ge
noemd wordt en wat niets is dan dat het
den geest in beweging zet. Dit is voor my
het kenmerkende van deze tentoonstelling.
Het werk van Bakels vertoont verder in de
schilderyen met schapen een gevoel voor het
rbythme; de lijnen der pooten en der ruggen
van de dieren vormen een arabesk die soms
niet zonder bekoring is. Misschien is deze
karakteriseering voor een eerste tentoonstel
ling voldoende.
Er by' kan gevoegd worden dat de groote,
gecomposeerde schilderyen minder zy'n dan
de studies, die er voor gemaakt wierden. Er
zijn in de schilderyen nog te veel doode
plaatsen ; het verband van de kleuren is niet
dwingend genoeg ; de gebondenheid, het
een-zy'n, is in de kleinere werkjes meer aan
wezig dan in de groote. Misschien ware hier
méte besluiten. Want het is niet de zaak
bij een eerste rertooning van werk in détails
te treden, noch philosophieche beechou win
gen of psychologische in massa naar voren
te brengen om een verkeerde wijsheid te
luchten. Het eerste werk van iemand moet
bovenal gekeurd worden daarop, of het vita
liteit, eigen spankracht, bezit. Niemand groeit
op buiten invloeden en daarom is dit
niet met een voortreffelijk gezicht als eerste
waarneming te uiten. Er is juist te zoeken
of achter die invloeden een persoonlijkheid
wenkt. Er is te tasten, met de meest spitse
vingers, en de fijnste tastplaatsen, of er een
eigen ruischen is te midden van geleende
tonen en gehoorde dingen, of er een eigen
kleur- verband bestaat dat eigen- Ie ven bezit
naast de overgenomen kleuren. Ik geloof dat
dit by Bakels het geval i?. Het is my' nog
niet zeker dat hy' ooit iets tot de zoetheid
der schoonheid zal maken. Het ly'kt me nu
nog toe, dat hy meer zal behooren tot die
volhardende werkers, die vol zucht tot hand
en oogvaardigheid, toonbare werken maken en
die ik liever dan kunstenaar karakter" noem.
Het lykt me toe dat dit de richting zal zy'n.
waarin het werk zal kunnen gevonden wor
den. Het zal geen wonder worden, maar ik
hoop dat een scherpe felheid soms tot
heleche kermissen van kleur zy'n havens mag
bly ren maken, als een eren reëele uiting
naast de rustiger schilderyen met schapen
die meer in fijnheid en stilte gegeven zijn.
En terwijl anderen ge moet wekken tot den
levenden arbeid, het woeste, voortdurende,
haast uitputtende bezig zijn, is Bakels onder
anderen te wijzen daarop dat er nooit mag
vergeten worden noch door den dichter, noch
door den schilder dat het maken" een uiting
van vreugde, een vreugde soms kan zy'n, en
niet altijd bittere Bataille, hoewel dikwijls
diepe kwelling. Het is te hopen dat het
Verbeetne in dit werk soms milder wat mag
worden < n gemakkelijker weergegeven, onder
vonden. . . . Het werk van mevrouw Meidag
van Houten is gansch anders. Het meed het
het detail, de zorg misschien te veel, maar
de kleur, het geheel is dikwyls van een eigen
aardige ongewone ry'kheid. Van zelve sprak
het en lag het in velerlei dat in Pulchri van
deze gestorvene een eere tentoonstelling ge
houden zou worden. Het was de gastvrouw
van vroeger vieren als een gast in haar eigen
huis. Want evengoed als in de woningen
de Laan van Meerdervoort, zy'n de Mesdags
thuis geweest in Pulchri, en moet de vroegere
Voorzitter er zich nog thuis gevoelen, hoe
wel allerlei oppositie ontstond, waarschijnlijk
J, Tan Loenen Marti&et.
J. van Loenen Mar t in et, oud-predikant,
redacteur der Hervorming, werd deze week,
op zy'n 70sten verjaardag, door talrijke geest
verwanten gehuldigd.
MiiiiMiiMiifmiMiimiiiiiiMiiiiimiMiiniiiuiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiMnimimi
soms niet zonder recht. Toch moet hij er
zich nog op eigen bodem voelen. En mij
dunkt niet zonder reden. Pnlchri's leven is
nauw gebonden geweest een langen ty'd aan
dat van den grootscheepschen voorzitter, en
een zekere houding van het kunstgenootschap
in het Haagsche leven is Mesdags werk.
Deze tentoonstelling is dan ook meer
dan vele der tentoonstellingen die in deze
zalen gehouden worden: een hartelijkheid
hoop ik schuilt er in jegens een vrouw, die,
eenzaam wat, vastberaden, zacht haar weg
ging. Maar baar werk, de diepere persoon
lijkheid, is niet zacht, maar eer zwaar en
hevig. Het werk duidt dit uit. De van
Houten's, 100 schijnbaar nuchter, worden van een
vreemde bewogenheid zoodra ze zich keeren
tot het schilderen. Alles wat bedwongen in
hen leeft, barat uit. Het is niet alleen het
geval met deze van Houten. Het wark van
Barbara van H. is van een zelfde geaardheid;
het werk van G. van Houten en van zya zuster
wijst dezelfde richting uit. Alleen is het werk
van den stilleven schilder soms van
bedwongener flonkering, gerekend tusschen al deze
zwaar bewogenen. Maar tot kleur neigen de
meesten zich bij voorkeur. Het belang van
dit werk dat nu hier te zien gegeven wordt,
is dan ook kleur ten eerste. De invloed
van het werk in het Museum verzameld
mag hier, in het werk van deze overledene,
vermeld worden. Het werk verder is niet
gering van geestelijken inhoud, en niet zon
der grootschheid. Soms is de vorm genoeg
gegeven, maar dikwijls is het natuurlijk ver
band (yan huis en grond b.v.) niet voldoende
gewaardeerd. Het portret was zelden haar
iets van welslagen.
Zoo ik dit werk in een Museum zou moeten
laten zien in zy'n beste volheid, waren mij
twee stillevens te kiezen 1. een klein, dat
gebonden en schoon van diepte, meest kunst
wordt, en 2. een grooter, dat minder de stof
uitdrukkend zeer fraai als kleur en
kleurdracht haar willen zon geven.
PLASSCHAERT.
Karakter ei handschrift.
In een vorig aitikel, dat voorkomt in
No. 1711 van dit weekblad, werd door my' de
grondslag en de beteekenis der graphologie
eenigszins uiteengezet; hieronder zy'n de be
zwaren en bedenkingen, die tegen deze weten
schap zy'n in te brengen, nader onder de
oogen gezien.
I. Wanneer in een gezelschap eens toe
vallig over graphologie gesproken wordt, bly'kt
men er over het algemeen al heel weinig
vertrouwen in te hebben. Men lacht eens,
haalt de schouders op en bij een serieuze
bespreking is het eerste bezwaar in den
regel: hoe kan nu myn karakter uit het
schrift te lezen zy'n, ik schrijf immers op
verschillende tijden zeer ongelyk en zelfs in
denzelfden brief verschilt het slot aanmer
kelijk van het begin. Ik schrijf nu eens mooi,
dan weer onregelmatig, nu eens hellend en
op een ander oogenblik weer steil."
Dit is een van de meest voorkomende
beWlelfflina Frtdtrila Anna Elizftitk Marie,
Prinses der Nederlanden t,
Geb. 5 Juli 1841. gest. 22 Juni 1910.
Prinses Marie, de dochter van Prins
Fredertk en Louise, prinses van Pruisen,
huwde' 6 Juli 1841 met Willem Adolph
Maximittaan Kar el, prins van Wied. Uit dit
huwelijk ontsproten drie zoons en twee
dochters.