De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 3 juli pagina 2

3 juli 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTER'D AmMER WEEKBLAD VOOR N E D E RL A K D. - *? ?- i ?...???.? ' . ' i- , , ' ... ', t' No. 1723 volgend'maal t»"'bewijzen dat het doe], hellas! 'reden van bestaan beeft. Deze KiesYörëeniging dan heeft thans voo\ déeerste' maal deelgenomen aan een verkiesHBgsstrfid,, waarbij' uitsluitend de geheele stad Maastricht betrokken was. Zij deed dit met 2 candidaten voor de 3 plaatsen; daar %ij het evenredigheidsbeginsel ook nu reeds in praktijk wil toepassen. peze,.candidatea-zij* een tuwjwe weer spiegeling voor den geest, die in de verWWlTgtBJf TOWZlt. Deze toch kan basohouwd worden als eene federatie van alle lioksche groepen, behalve "de Sociaal-democraten; zij staat vierkant tegetfóver de rechtgche coalitie en heeft democratische neigingen. De candidaten nu waren een Protestantscne5 Vrijzinnig-democraat en een Katholiek christen-democraat. De eerste candidatuur deed natuurlijk onder de heeren der. Katholieke Kiesverleénigmg een hoongelach opgaan! n vrijzinnig democraat en dan nog Protèitamt en vreemdeling! Maar da ander boezemde angst m; hy was een bekend man uit de middenstand, 'oud- voorzitter vanden Koomsch-Katholieken Volksbond, en lid van den Gemeenteraad. Toeft dsefeten de clericale kopstukken dat er geen gevaar was. '?Onae candidatea komen er met glans, schreven ay. Ea de heer Jhr. Buya, ons Gulpensch Tweede Kamerlid, verdedigde nog voor eenige dagen in den raai de oprichting «et geweentegeld van eene Katholieke ambachtsschool een u«ieam in Neder land, op grond, van het feit dat Maas tricht overwegend techtsoh, politiek-Katho liek was. Geen wonder dat de heeren op den dag 'd«r stemming de champagne reeds klaar hadden s*a«n om den overweldigeadem neder laag der liberalisten te gedenken. "En de uitslag? Dat slechts n der Katholieke ettndidatea werd 'gekozen en. de twee anderen liefst het aftredende lid en Mr. T. Jansen, het kamerlid van Maastricht ia herstemming "kwamen met de twee candidaten der onafkiésvereeniging. Afgevallen waren de Sociaal-democraat n een dissident-Katholiek. Men kan zieh denken welk eene teleurstelling deze uitslag voor de politiek-Katholieken was. Ik zeg met opzet politiek-Katholieken, omdat links natuurlijk 9/io ook uit Katho lieken bestaat en dat wel uit het intellectueeie gedeelte van Maastricht. Waar ieder verbaasd van stond, was het «tetamencijfer van den Protestantschen vrij zinnig-democraat 1079 stemmen H Ea dat terwijl 80 pCt. der Sjeiaal-democraten uit sluitend op hun candidaat had gestemd. Welke gevolgtrekking is uit deze stem ming te maken ? Ia de eerste plaats, dat de gezamenlijke ilinkeche groepen ongeveer opwegen tegen jrer-hta. Maar en dit is van grooter politieke béteekenis iroor geheel Nederland dui delijk ook is 't, dat men onder de intelec?tneole Katholieken hier genoeg begint te farcen van de Christelijke politiek. Men «egt miet te veel ak men dit opMeggea der discipline van aoaveel Katho lieken aan het politiek; opzicht der clerg «en gebeurtenis van groote beteekenisnoemt. ' Spoedig zal de einduitslag bekend zijn; deze kan aan het geconstateerde feit niets toacr veranderen. Alleen sou men bij eene lioksche overwinning bijna er toe komen te zeggen, dat 't lijkt, dat voor be-eindiging der Christelijke politiek, de victorie van Maastricht moet komen. Praettjk der Kinderwetten. n. Gemeenschap is voorwaarde voor opvoe ding berhaupt, maar geenszins waarborg van goede opvoeding. Het geheele systeem van opvoeding in de Rijksgestichten veran dert: daarover geeft het ministerieele over?zicht weer aardige toelichting 1). In het algemeen schijnt mij de richting van de verandering in de gestichtsverpleging deze: meer opvoeding, minder straf. 'Ópvoeding beteekent: geschikt maken voor de maatschappij. De autocratische gestichtsregel: elke beweging voorgeschre ven en door straf gesanctioneerd, doodt alle initiatief, alle vrye krachtsinspanning en < iiiiinri;mrtmmn mtitmiiimfiiiiniiimimitiiiiiit ">" Een hepinneping aan Mark Twaio PEET DOOE B O E T S E E. ,~"*"«tM. I. HOE IK AAN MARK TWAIS EEN VOORBEDE VKOBG VOOK BEK BOEK EN HOE HIJ MIJ DEZE GAF. .Eanigen tijd geleden vatte ik het plan op, een bundel schetsen te verzamelen en daar mede by een uitgever aan te kloppen. Ik had daartoe het oog op eenige reeds gedrukte schetsen, verder op eenige andere, welke nog in de pen waren, en ten slotte op nog eenige andere, welke mij onder het echrijren wel zouden invallen, en dat leek mij een heel geschikte inhoud, waaruit een aardig bun deltje zou eamen te stellen zyn. Er ontbrak in myn oogen dan ook nog slechts n ding aan, ea dat was een aanbeveling, een warm woord van eea man van naam, dat zoo iets als een stootblok zou wezen tusschen mijn ?. bundel en het publiek; dat om zap te zeggen wat moedertje zou spelen over myn hoesje, het'zon bakeren en vertroetelen en op zijn voordeeligst laten uitkomen bjj de tueuschen, zonder dat mij dat zelf veel moeite kostte, en ik was dan ook vast besloten, mij zulk . een aanbeveling te verschaffen. lot zoover was dus alles in orde, en de eenige moeilykheid was dan ook nog slechts deze, hoe deze aanbeveling te verkrijgen en :3an wiejg. Doch ook dat was spoedig veriolp«H, althans wat het laatste betreft, want : onder al de beroemdheden welke de aarde bezit en wien ik dat verzoek zou kunnen doen, leek Mark Twain mjj al dadelijk de meest geschikte. In Mark Twain immers zag ik alles vereenigd wat aan mijn plan een . kans van slagen zon kunnen geven, want in de eerste plaats immers had hij mij nooit gezien, had hy nooit met my gesproken of zelfbeheersehing en'alle verantwoordelijk heidsgevoel' is ongeschikt als voorberei ding voor den strijd in de vrije maatschappij: om het bestaan en tegen verleiding. Van daar het nieuwe systeem: zooveel mogelijk nabootsing van de vrijheden van het nor male maatschappelijke leren: inspanning eisenend en verantwoordelijkheid opleggend. Met het stelsel van zelfregeering worden (geslaagde) proeven genomen: de verpleeg den gesteld onder uit eigen midden geko zen hoofde*, die verantwoordelijke hand havers van tucht z\jn en leiders bij de uitoefening der toegestane vrijheid. Dit stelsel van democratiseert r g van het gezag (het autocratisch oppergezag waakt!) wekt bij alle verpleegden gevoel van verantwoor delijkheid voor de in hun handen gelegde zorg voor de goede orde en blijkt, mits onder uitstekende leiding, onschatbaar middel tot handhaving van tucht te zijn. Zoo wordt het verleenen van meerder vrij heid mozelijk. Van een der Rijksopvoedingsgestichten lezen_ we dat mede ter bevordering van de tueht en tot verheffing van het peil der verpleegden het vereenigingsleven krachtig opgewekt wordt." Hiet treffen wüzang- en gymnastiekvereniging, sportclub, reciteergenootschap onder de verpleegden aan, elders voetbal- en tooneelvereeniging. Wandelingen ea zelfs toohtjee vinden plaats; de jongens kunnen als be looning verlof krijgen te gaan vissehen, een tuintje aan te leggen en z. Elke meerdere vrijheid, die mogelijk wordt, geeft meerdere gelegenheid tot oefening van initiatief en kracht, meer harding tegen verleiding, en slechts voor zoover cfe verpleegden vrij zijn, is er voor hen mogelijkheid tot zelfbeheerscking. Geheel in den geest dezer veranderingen il de vermindering van het aandeel dat de disciplinaire straf tegenwoordig heeft in de handhaving van tucht in de gestichten. Het oude strafsysteem 2) waarbij het dra gen van het scnandepak en andere meer onteerende straifen voorkwamen, werd den l December 1905 3) onmiddellijk afgeschaft en vervangen door een systeem van belooningen en straffen." En de practijk heeft deze verandering probaat bevonden. Want het ministerieele orersicht vcrtelt:... ,het' toekennen van belooningen of het onthouden van voorrechten werkte vooral gunstig en is als maatregel tot handhaving van orde en tucht verre te verkiezen boven het opleggen van straffen: het moedigt de verpleegden aan, vormt karakters, terwijl het straffen slechts afschrikt en bevreesd maakt" Ook met voorwaardelijke oplegging van disciplinare straffen in de gestichten (mid del van strafsparing) zijn interessante ervaringen opgedaan. Want in de eerste plaats bleek de voorwaardelijke strafop legging deugdel'jk tuchtmiddel. In n gesticht werd b.v. 27 maal voorwaardelijke straf opgelegd, waarvan slechts eenmaal voltrekking noodig wsrd. Het overzicht kan dan ook verklaren: dat do voorwaardelijke strafoplegging voor zoover toegepast eea bijzonder gunstig gevolg had-" Ea welke andere belangwekkende resultaten gaf hier de practijk? Deze twee: Vooral EU hen die vroeger menigvuldig werden gecorrigeerd, was het gevolg (der voorwaar delijke strafoplegging) mi ader groot." En verder: Ook nu deed zich weder sterk de behoefte gevoelen aan meerdere verschei denheid van straf." Deze ervaringen beves tigen dus weer eens enkele der voornaamste stellingen waarop de voorwaardelijke straf oplegging berust: scherpte van straffen, vooral van gelijksoortige, stompt bij her haald gebruik snel af, vermijdt dus zooveel mogelijk deze ui t i ma ratio, vooral de eerste rtraf: voorwaardelijke oplegging doet toch mie regel het doel reeds bereiken. De gestichtsopypediog van thans bereidt dos voor tot vrijheid in de maatschappij. De overgang naar de volle vrijheid is het voorwaardelijk ontslag. In 1906 werden 29 (in 1907, 34) verpleegden geacht door hun gestJchtsopvoeding zoover vooruit gegaan te zijn dat zij weder in de maatschappij konden worden binnen gelaten op voor waarde van terugplaatsing in een gesticht by slecht gedrag. Blijkens de verplichte driemaandelijksche rapporten omtrent deze voorwaardelijk ontslagenen was tijdens de uitgave van het ministerieel overzicht het gedrag van allen zeer gunstig. Ook met het voorwaardelijk ontslag (middel van over gang naar volle 'rijheid, middel tevens dat de toch altijd onnatuurlijke, onmaatschap pelijke gestichtëopvoediag tot het strikt vsn my' gehoord, en had du? beslist een gnnstige opinie omtrent mij. En in de tweede plaats was hy bovendien nog een buitenlander, en dat was in dit geval volstrekt noodig. Want weliswaar bezit ons land genoeg man nen, groot genoeg om een ander met hun naam te steunen, er zyn er zelf i die zóó groot zij D, dat men bij de Duitsche grenzen moet gaan staan om door hen opgemerkt te worden, als zy' zich te Utrecht be?inden maar toch behoefde ik onder hen myn be roemdheid volstrekt niet te zoeken. Want de zaak was immers deze, dat een Hollander, als ik hem dit vroeg, zonder twijfel eerst mijn bundel zou willen lezen, en als hij dien gelezen had, zou hij het mogelijk niet doen. En deze kans liep ik niet by Hark Twain, die een buitenlander wai en onze taal dus töeh niet verstond, en dat had ik dus ook by' hem voor. En ten slotte, juist om deze zelfde laatste reden welke een buitenlander allicht óók zon vermoeden, meende ik leek Mark Twain mij onder al die vreemde schrijvers wel de eenige man.wijsgeerig genoeg om zoo noodig over zulk een kleinigheid heen te willen stap pen en voor zulk een poging gevoelig te wezen, veel gevoeliger althans dan graaf Leo Tolstoï, Flatnmarion, Shakespeare of Homerus, en die was toch ook trouwens reeds dood, en zoo schreef ik hem dus den hieronder vol genden brief, waarin ik de zaak zoo goed als ik kon uiteenzette en dien ik in mijn beste Engelsch vertaalde. Ik schreef dan: Zter Geachte en Vereerde Heer. Het zal u waarschijnlijk wel zeer verwon deren, van een Hollander een in zoo slecht Engelsch geschreven brief te ontvangen als deze het i?, en alleen de omstandigheid dat ik eigenlyk geen echte Hollander ben, doch dat het bloed van ongeveer de helft der Europeesche naties onbesmet door mijne aderen stroomt, kan dit in elk ander geval volkomen onbegrijpelijke, weinig vertrouwen wekkende en allesbehalve nationale gebrek aan taalkennis eenigszins verklaren. Ik heb echter al het mogely ke gedaan om noodzakelijke beperkt) zijn dus voorloopig uitstekende resultaten bereikt. Ea dat ter wijl in het oterzieht de verzuchting geslaakt wordt dat dépatronage, zoowel van, voor waardelijk als van definitief ontslagenen, nog heel wat te wenschen overlaat. Zoo schijnt alles pais en vrede, en passeering door een Ryksgéstichi een zekere weg tot reclasseering. De onbekeerde tegen standers zullen al deze wijzigingen en de voorloopig reeds bereikte gunstige resultaten moeten overwegen voor zij by hunne verpordeelinjj volharden. Het ministerieele boek is yróolijk van den geest van vertrouwende activiteit die u er uit tegen komt. Zij die aan de kinderwetten ia de maatschappij levende gestalte geven, zijn blijkbaar bezield met opgewekte werklust ea met levendig vertrouwen in dea uitslag van het werk. Zoo is men b.v. van meeniug, na een nauw keurige beoordeeling van de in 1907 in R. O G. nieuw aangekomenen, dat een groot deel van hen, wanneer zij althans onder gunstige omstandigheden geplaatst worden, kans van slagen belooft." Dat is mooi. En zeker zal voor de Rijksopvoedingsgestichten, d.w.z. voor de behan deling van langen duur, een stelsel met de bovengeschetste hoofd-principes wel onge veer het goede zij B. De practijk zal leeren of dit opvoadingstelsel ook voor het nieuwe instituut, voor de tuchtscholen in tegen woordige regeling (de opvoedende straf voor pi. m. 50 pCL der verpleegden 3 maanden of minder durend) het in alle opzichten voor treffelijkste zal blijken. Zoo wordt er veel gedaan en over het algemeen waarschijnlijk goed gedaan: met de jeugd wordt begonnen. De maatschap pelijke doktoren werken algemeen en wer ken hard en «atten op het juiste oogenblik aan, de zieke plekken op het maatschappelijk liehaiuH genezend zoodra de ziekte ontstaat. Maar ik vraag müaf: beginnen wüvroeg genoeg? Moeten naast da maatschappelijke doktoren niet de hygiënisten werken, die zorgen dat de omstandigheden zoo steunend worden, dat de ouders zoo voorzichtig wor den of zoo gedwongen dat er geen maat schappelijk zieken meer komen in een zoo overweldigenden stroom als tot nu toe? Wat helpt het te zorgen dat kindere» die gevaar loopen misdadig te worden cf die ree is in den aanvang van een misdadige loopbaan zijn, tot blijvende eerlijkheid terugkomen als voor elk kind dat tot een soliede en gezond bestaan in de maatschappij is terug gebracht1, door een paar zwakzinnige vagabonden de kiem gelegd wordt voor een ander kind, dat, zoodra het den leeftijd heeft, gevaar loopt voor persoonlijken en maatschappelijken ondergang; zoolang dronkaards in roes dieven telen ; zoolang de onbestendigheid der maatschappelijke omstandigheden het moeilijk maakt voor den iiiet zér standvastigen en stabielen werkman zich ean duurzame en vaste positie te vormen. N. MULLEK. 1) In het volgende karakteriseer ik wat my d« a'gemeeae richting schijnt;: verwaar loos das de belangrijke punten van onder scheid tmscaen de verschillende gestichten onderliep. 2) n.l. in da RijksopvoadingagestichteD. 3) Datum van in roering der Kinderwetten. iitiuiHiiiiMuimMUMmiMiiiiiiiiMimiiniiiMimiiiiiiiiiimiiinuiiiiiiijii Cgnthin, door JOANNES EEDDIXGIÜS, Amersfoort, Valkhüff en Cf., lyiO. De heer Eeidingiu», dichter van gevoelige verzen, biedt ons in dit bosk een sprookje aan, of eigenlyt een sprook, trant het geval is 189 bladzijden lang. (jij moet maar denken, dat ik u oen sprookje vertel..." zegt hij in een soort van inleiding. En verder: ... 't Zal u dikwijls voorkomen, alsof gy reeds wiet de dingen, die ik u vertel; dat zon mij veel genoegen doen, want dan kan ik dadelyk een vriend voor u zyn; begrijpt gij mij niet, dan is dat veel mosielijker." Ziehier reeds de echte sproakjestooon; kinderlijk, argeloos en oprecht. Het is ook iMiimmiiiiimiiiimiimiiiiuMiiiniiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiimtjii dezen brief er zio goei als maar kon te laten uitzien. Was ik een echte, ras-echte Hollander geweest, dan zou my dat onge twijfeld zijn gelukt op zóó schitterende wijze, dat deze brief in later jaren door de taal onderzoekers van uw land als de rnea-t vertroawbare bron voor de kennis uwer taal, zooals zy in deze dagen was, zou worden beschouwd, doch thans, nu ik, die met mijn taalonderwijs alleen dit resultaat heb bereikt, dat ik mij in drie verschillende talen voor drie verschillende buitenlanders bslaehelijk kan maken wat een echten Hollander natuurlijk nooit gebeuren kan! den brief geschreven heb, vrees ik, dat de uitkomst wel een beetje minder gunstig wezen zal. Ik hoop echter, dat gij er althans iets van zult kunnen begrijpen en doe een beroapop uwe welwillendheid en medewerking in dit opzicht. Doch mocht het echter niettemin gebeuren, ondanks al deze moeiten, zoowel van uwen als van mijnen kant, dat myn voorgevoel toch werd bewaarheid en dat deze brief u na nauwgezette studie meer een goed geslaagd opstel in eene voor deze gelegenheid door mij opzettelijk ontdekte doode taal, of in een tot dusverre nog on bekend gableven dialecïvan het Esperanto of Volapüuk scheen .te zye, dan hoop ik toch in ieder geval dat gy mij niet tekort zult dosn in de mij deswege toekomende eer en dat, wanneer gy dezen brief stuuit naar den redacteur voor de afdeeling in lichtingen omtrent de tegenwoordige verblijf plaats van doode talen", cf naar dien voor de afdeeling waarneming der natuurlijke vergroeiing van kunsttalen" van een uwer lokale bladen, mijn naam van dit werk niet gescheiden zal worden, zoodat ik in ieder geval toch nog iets aan dezen brief heb. En nu de eigenlyke reden van dit schrijven. Ik moet erkennen, dat dit feitelijk een eenigszins lastige kwestie is. Ik kom er rond voor uit, dat ik dit punt in den grond der zaak liever onaangeroerd had gelaten, behalve dan in een noot, heelemaal ouder aan dezen brief, die dan natuurlijk over allerlei inheel pleizierig, dat de schrjfver dadelyk een vriend voor ons wil zyn. By andere boeken is dat -niet zoo noodig, maar hier behoort 'c bij de fictieve verhouding van allemaal kinderea onder mekaar, die beurtelings vreemde verhalen doen (en toen ... en toen ... en toen . . .) des winteravonds ooi den brandenden baard. Het verhaal, dat Johannes doet (men heeft dadelyk behoefte den heer Beddingius maar familiaar by zyn doopnaam te noemen) voor de vier by' 't baardje: Mien en Niak, Colly en Karel . . ." allereerst, maar vervolgens toch ook voor ons, trouwe lezers, spreekt van Cynthio, die *ls een vage ridder wordt voorgesteld, en zijn vrouw Novela verloor door een anderen ridder", een adept, scby'nt 't wel, van de Zwarte Magie. Hoewel het nergens uitdrukkelijk blijkt, vrees ik, dat Novela zich met dien Zwarten Magiër heeft verwijderd, hetgeen voor Cynthio, die veel van haar hield, natuurlyk een harde pit is om te ktaken, als ik dat zoo noemen mag. Het was een zware slag voor my' geweest," zegt hy zelf, langen ty'd was ik half ver doofd, levend zoo c u en dan in verschrik kingen, saaar langzamerhand ontwaakte weer mijn innerlyk, zag ik weer de dingen om my heen." Bat zoo \.u en dan klinkt hier wat vreemdnonchalant, maar overigens heeft men op de madedeeling niets aan te merken. Cynthio gaat dan, om den slag te hoven te komen, wonen in een hut, ver van zyn kasteel, waar hy gelukkig is geweest. Ook dit is begrypelyk voor oas, burgerlieden, die in zoo 'n geval een zeereisje gaan doen of een beetje naar Gelderland op de h«i trekken. Dat Cyathio aich echter niet alle aardiche genot en comfort ontzegt, blijkt daar uit, dat by zyu hot met blauwe gordijnen heeft doen behangen, waaraan strooken van oud goud. Terwyl als avoadvwlichting een (waarschijn lijk imitatie) antiek kroontje gebezigd wordt, waarin Cynthio waskaarsen brandt. Artistiek, maar duur op den duur. Evenwel zette hij z«lf sijn avondeten klaar en ligt het vermoeden voor de band, dat hij zelf zyn pot j a kookte. Men kan echter niet zeggen, dat hy zelf zyn bed opmaakte, want hy sliep in een hooiberg, die hij bij zyu hut had doen oprichten". En zoo was Cynthio, met nog een oud handschrift en een byU om hout te hakken, voor den duur van zijn leed behoorlyk ingericht Het blykt niet wie zijn wa«ch deed, of hij misschien «choon linnen van bet kasteel" gestuurd kreeg, maar we), dat zy'n drie kin deren voorloopig geborgen waren bij een zuster, die weer een anler kasteel be woonde. Naar die kinderen trok hij vaak heen ea werd dan door dit gezin van zya zuster en schoonbroer allerhartelijkst ont vangen, doch wilde nooit lang blij ven logeeren. Jongens, zyn jullie blij dat v»dereris? En of, riep Lodewyk . . . en?. Met de zachte herinnering aan die kinderen in zijn hart, kwam hy dan weer tot zijn hut, waar hij mijmerde en houthakte of ook wel een lier bespeelde, terwijl een mooie, slanke ret-, als eenige toehoorster, zijn haiid likkend, luisterde. Langzaamaan komt Cynthio zyn leed te boven en herkry'gt zy'a evenwicht. Dat wordt ons schemerig duidelijk gemaakt door 't relaas van vele tochten in 't bosch, overdag en bij avond. Er beiocht hem een oude Metittr, die zieh fauiliaar vriend" laat noe men eo Cynthio veel openbaart". De mond (van dien meester) was breed, vastgesloten waren de lippen, langs de neus welfden lij oen van smart, hoog was het hoofd, by»a zonder rimpels, sneeuwwit het golvend lange baar. Nimmer had ik zoo'n edel gelaat aan gebouwd," zegt Cynthio. Ea deze Meester met dit interessante, iy het ook in boeken niet ongemeen*, gezicht, leert hem o. a. : .Weet, iedere daad he-fc een gevolg, onaf wendbaar, zóó is de wet, die rechtvaardig is, de eeuwige wet, ongeschreven, maar bes'aacd," enz. Dit riekt naar Tneosophie, als ik myn neus no^ heb, en deze Meester met zij a sneeuwwit haar moet een volger van Annie Beeant of van Catherine Ticgley geweest zijp. Zoo constateereu wy slag op slag de veroveringen die de theosophie onder onze schrijvers maakt. Dan vorigen keer was het Eigenhuis, de humorist, thans is het Joannes Reddingiua, de poëet, en het ergste is, dat zy er geen van beiden van zwijgen konden, van dien gelukkigen keer in hun lot, maar zich haastten er kunst" van te vervaardigen. Want deze zelfde tekst van gedachtenreinteressante, doch niets met de zaak zelve te maken hebbende kwesties gehandeld zou hebben; doch de vrees dat gij van dit tchry ven slechts de helft zult leien, bracht my hiervan terug en doet my de uiteenzetting dezer zaak hieronder neerschrijven. Gij zult dus, ook al werpt gij dezen brief op de helft gekomen op zy, toch in ieder geval da helft van wat ik u te schrijven en te vragen heb, gelezen en zooals vanzelf spreekt, ingewilligd of geweigerd hebban. In beide gevallen is de helft van wat ik u te verzoeken heb, mij dan tenminste toegestaan, althans niet ge weigerd, ik waag er dus niets mede, win in ieder geval iets en vraag u dus op den man af: zoudt gij niet eea voorrede voor mijn eersten bundel schetsen willen achry ven ? Dat is al een vrij vreemde vraag, zult gij waarschijnlijk zeggen. Want hoe kan ik een voorrede schryven voor een boek dat ik niet gelezen en voor een man dien ik nooit gezien heb? En ik moet erkennen dat deze vraag, als ge haar inderdaad stelt, onder sommige omstandigheden ook werkelijk eenige goede reden van bestaan zou kunnen hebben, doch thans, nu de zaak waarvoor ik u een aan beveling vraag, slechts een boek en geen nieuwe soort leverworst, veiligheidslucifers, een automatische zelfmoordmachine of iets dergelijks is, heeft zij dat beslist niet. Waarom immers zou het noodzakelijk zijn dat men den inhoud van een boek kende en er voor kon instaan, vóór, men het kon aan bevelen? Hebt ge u dan;1 ooit door het leaen van het een of ander werk een ingewandsziekte op den hals gehaald, zooals dat by de leverworst wél het geval had kunnen zijn? Hebt ge dan soms uwe kinderen n voor n ten grave zien dalen, doordat ge hun een bepaald boek ter lezing had gegeven, wat de gegarandeerde veiligheidslucifers ongetwijfeld hadden veroorzaakt ? Van zoo iets heeft toch immers nooit iemand gehoord l En bovendien, sedert wanneer maakt men als letterkundige, kunstenaar of tooneelspeler naam door zijn werk? Dat gebeurt toëk im mers nergens! Dat strijdt toch immers met beid en in-lirfJc-alfén-vierbonden-zg'n keert nu ook in dit boek telkens weer, hetzy Cyntnio voot zyn plezier akelige spelonken of spokige sloten bezoek1!, of vertelt 'van de v>ouwèn, die hy vereert (en die, vooral ook hem vereeren) of van de mannen dier vrou wen, die hy by den voet van een wentel trap" mededeelt, dat hij ook veel van hen houdt. t Ia 't algemeen ia er schrikbarend veel liefde en' liefs"' en' veel 'geluk in deze historie. ..-.-.,. Er is, onder meer, onder veel meer, een lang verhaal van Cynthio aan een vriendin", zoo iemand n.l. voor wie by meer is dan een minnaar'' betreffende een gestorven andere vriendin en een bruidsnacht", dat ik niet goed begrepen heb. Cynthio was toen nog niet getrouwd en logeerde met zijn meisje bij een vriendin. Zy hadden den avond zoek gebracht met diepzinnige gesprekken, terwijl Rivarda (zoo heet die andere) melan cholieke liedjes gezongen had. En daarna waren de beide meisjes in hun elegante nachtjaponnen op het haardkleedje komen zitten. Novela had Cynthio's zware sehoe* nen" uitgedaan en naast den schoorsteen gezet, (zeker ooi te drogen). Cynthio daaren tegen riehtte zyn aandacht, nadat Novela gezegd bad: Lieveling, voor altijd van jou . . . op het diepe, wereldruime gevoel" in hem. Hierop vernemen wü: Tn den nacht hoorde ik Novela ademhalen, wier hoofd rustte tegen mijn borst . . ." Dan volgen er ernstige gedachtenstrepen en plechtiglyk: Lidüine, zóó was Cyathio's bruidsnacht." Men moet waarschynlyk meer theosoof zijn, dan ik my noemen mag, om hier het fijne van te begrijpen, of zelfs te begrijpen dat het fijn is. Ik kan echter verzekeren dat 't geval zich niet minder zonderling voordoer, dan het hier gemaakt wordt. Lidüine is die vriendin, aan welke Cynthio ook zooveel steun heeft in zijn moeily'ken ty'd. Zy is getrouwd met Edo, die naar een Oostereca land getogen ie." Wat in deze onschuldvolle wereld geenszins belet, dat Cynthio vele avonden laat by haar zit, dat zy hem soms haar lange haar doet bewon deren, en het dan weer huiselijk opmaakt. Cynthio, zeide zy', 'k had nooit gedacht, dat ik mét een man zon kannen zy°n, zoo»ls ik ben met jou. Ik maak hier myn haar op en JQ zit atil by me en ik voel dezelfde vrede, dezelfde Teirigheid, die ik voel als Edo by my is..." Men moet waarlök al ver intheo*»phische zelf loutering zyn vooruit gegaan, om hier zelfs niet e»n klein beetje te meesmuilen. . . Ziehier nog een staal van de zinryke con versatie dier onzinlyke jongelieden: Wy spraken over de onzichtbare band, die de menschen met elkaar verbindt; daarop vertelde zy m.y' dat zy nog n vriend had, die den naam droeg van Carolu?. Van ty'd tot tyd was hy baar gast; hij had helder blauwe oogen en hield van verre tochten en van verhalen vol wonderen. Lidüine, jou vriend zal ook mijn vriend zyo, EU heb ik drie nieuwe vrienden, Lidüine, Edo ea Carolu?. Toen vroeg zy mij: En wil je alles voor hen doen? Vol levenskracht zag zy müaan. Als het voor hun geluk is, zeker. Dan moet je veel bij my komen; in mijn kamer is het zoo vredig en stil, je weet irel, dat ik heel gelukkig aal zyn als je komt. Je doet het toch, héjongen? Ik zal komen, Lidüiae; groot moet {e macht zyn om my uit myn huis t* krijgen ; waarlyk, daar bekoort wat toe. Ik zal gehoor zaam zijn en komen. . . Later mocht1 ik begry'pen, dat ik op deze wyze aan 't leven ternggegeven werd." Ziedaar de doorgaande geest en geestigheid van den dialoog in dit verhaal. Het eindigt daarmee dat Cyathio ejjn levensmoed terug heeft en nu tg n vrouw Novela, nadat zy haar schuld behoorlyk geboet zal hebben, ia de gewencchte vergenagsstemming kan afwachten. Zoo zy tenminste haar Zwarten Magiër niet boven Cynthio bly'fc verkiezen. Het 's eeaigezins een py'nlyk geval den aiet onverdienstelyken dichter Beddingiua zoo onophoudelijk en wijdloopig raar te zien doen, als in dit meer ver reiende dan vreemde" verhaal geschiedt Het ontdekt ook meer van zyu geest en persoonlijkheid, dan wij eigenlijk begeeren en zoo gevoelen we zelfs eenige schaamte . . . voor hem. alle usance en goeden toon? Dat zou toch immers een afwijking zyn van de goede, oude gewoonte, welke door het publiek nooit goed opgenomen zou worden en waarmede bij die haar ingang wilde doen vinden, zich den haat en de woede der menigte op den hals zou halen l Ea hoe goed hebben de bestaande gewoonten dan ook totnogtoe niet gewerkt l Hoeveel staatslieden, welke andsrs aan de vergetelheid zouden zyn prijsgegeven, danken niet hun roem en hun standbeeld aan het enkele feit dat hun vrouw het niet by hen kon uit houden en wegliep ? En hoeveel zangers, zangerewen, tooneelspelers enz. zyn niet- zeer bekend, ja, zelfs beroemd geworden, zonder ?toch in den dienst der kunst ooit iets meer te hebben verricht dan zich met een aandoenlijkheid, welke zy' in hun kunst nooit konden bereiken, den enkel te verzwikken, hun diamanten kwijt te raken, gevangen genomen te worden enz. enz. Ik zelf ken iemand, van een soort welke gij in uwe omgeving vérmoedelyk ook wel kennen zult, die door een ieder geprezen wordt eu wien alle rnogely'ke deugden en talenten t legeschreven worden, enkel en alleen op grond van eea zeker enbonpoint dat hy heeft weten te verkrygen, een buikje, zooals wij dat noemen. Van dien heb ik de beste verwachtingen," zegt men in gezelschappen, als de gelukkige bezitter van dit buikje weggaat. Da1; ia een degelijk menech ! Iemand die talent heeft l Een die het ver zal brengen l En allen, die met zooveel waardeering o ver dezen man spreken, kijken, terwijl zy' dit zeggen, met bewondering naar dien i in poneerenden, welv.arenden buik, raken ouder den indruk van dit krachtige argument voor zijne goede hoedanigheden en sprekend over den man, kennen zij hém onbewust alles toe, wat zij in zyn buik met zooveel enthousiasme bewonderen. En ia dit solns geen onberis pelijke, mooie wijze o m de achting em bewon dering 8$Mï^lan4««Boat6ft4e ««rwflttfea? Neen, geachte heer, ik heb de vasteorer

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl