Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTER'D AmMER WEEKBLAD VOOR N E D E RL A K D.
- *? ?- i ?...???.? ' . ' i- , , ' ... ', t'
No. 1723
volgend'maal t»"'bewijzen dat het doe],
hellas! 'reden van bestaan beeft.
Deze KiesYörëeniging dan heeft thans
voo\ déeerste' maal deelgenomen aan een
verkiesHBgsstrfid,, waarbij' uitsluitend de
geheele stad Maastricht betrokken was.
Zij deed dit met 2 candidaten voor de 3
plaatsen; daar %ij het evenredigheidsbeginsel
ook nu reeds in praktijk wil toepassen.
peze,.candidatea-zij* een tuwjwe weer
spiegeling voor den geest, die in de
verWWlTgtBJf TOWZlt.
Deze toch kan basohouwd worden als eene
federatie van alle lioksche groepen, behalve
"de Sociaal-democraten; zij staat vierkant
tegetfóver de rechtgche coalitie en heeft
democratische neigingen.
De candidaten nu waren een
Protestantscne5 Vrijzinnig-democraat en een Katholiek
christen-democraat.
De eerste candidatuur deed natuurlijk
onder de heeren der. Katholieke
Kiesverleénigmg een hoongelach opgaan!
n vrijzinnig democraat en dan nog
Protèitamt en vreemdeling!
Maar da ander boezemde angst m; hy
was een bekend man uit de middenstand,
'oud- voorzitter vanden Koomsch-Katholieken
Volksbond, en lid van den Gemeenteraad.
Toeft dsefeten de clericale kopstukken
dat er geen gevaar was.
'?Onae candidatea komen er met glans,
schreven ay.
Ea de heer Jhr. Buya, ons Gulpensch
Tweede Kamerlid, verdedigde nog voor
eenige dagen in den raai de oprichting
«et geweentegeld van eene Katholieke
ambachtsschool een u«ieam in Neder
land, op grond, van het feit dat Maas
tricht overwegend techtsoh, politiek-Katho
liek was.
Geen wonder dat de heeren op den dag
'd«r stemming de champagne reeds klaar
hadden s*a«n om den overweldigeadem neder
laag der liberalisten te gedenken.
"En de uitslag?
Dat slechts n der Katholieke ettndidatea
werd 'gekozen en. de twee anderen liefst
het aftredende lid en Mr. T. Jansen, het
kamerlid van Maastricht ia herstemming
"kwamen met de twee candidaten der
onafkiésvereeniging.
Afgevallen waren de Sociaal-democraat
n een dissident-Katholiek. Men kan zieh
denken welk eene teleurstelling deze uitslag
voor de politiek-Katholieken was.
Ik zeg met opzet politiek-Katholieken,
omdat links natuurlijk 9/io ook uit Katho
lieken bestaat en dat wel uit het
intellectueeie gedeelte van Maastricht.
Waar ieder verbaasd van stond, was het
«tetamencijfer van den Protestantschen vrij
zinnig-democraat 1079 stemmen H Ea dat
terwijl 80 pCt. der Sjeiaal-democraten uit
sluitend op hun candidaat had gestemd.
Welke gevolgtrekking is uit deze stem
ming te maken ?
Ia de eerste plaats, dat de gezamenlijke
ilinkeche groepen ongeveer opwegen tegen
jrer-hta.
Maar en dit is van grooter politieke
béteekenis iroor geheel Nederland dui
delijk ook is 't, dat men onder de
intelec?tneole Katholieken hier genoeg begint te
farcen van de Christelijke politiek.
Men «egt miet te veel ak men dit
opMeggea der discipline van aoaveel Katho
lieken aan het politiek; opzicht der clerg
«en gebeurtenis van groote beteekenisnoemt.
' Spoedig zal de einduitslag bekend zijn;
deze kan aan het geconstateerde feit niets
toacr veranderen. Alleen sou men bij eene
lioksche overwinning bijna er toe komen
te zeggen, dat 't lijkt, dat voor be-eindiging
der Christelijke politiek, de victorie van
Maastricht moet komen.
Praettjk der Kinderwetten.
n.
Gemeenschap is voorwaarde voor opvoe
ding berhaupt, maar geenszins waarborg
van goede opvoeding. Het geheele systeem
van opvoeding in de Rijksgestichten veran
dert: daarover geeft het ministerieele
over?zicht weer aardige toelichting 1). In het
algemeen schijnt mij de richting van de
verandering in de gestichtsverpleging
deze: meer opvoeding, minder straf.
'Ópvoeding beteekent: geschikt maken voor
de maatschappij. De autocratische
gestichtsregel: elke beweging voorgeschre
ven en door straf gesanctioneerd, doodt alle
initiatief, alle vrye krachtsinspanning en
< iiiiinri;mrtmmn mtitmiiimfiiiiniiimimitiiiiiit ">"
Een hepinneping aan Mark Twaio
PEET
DOOE
B O E T S E E.
,~"*"«tM.
I.
HOE IK AAN MARK TWAIS EEN VOORBEDE VKOBG
VOOK BEK BOEK EN HOE HIJ MIJ DEZE GAF.
.Eanigen tijd geleden vatte ik het plan op,
een bundel schetsen te verzamelen en daar
mede by een uitgever aan te kloppen. Ik
had daartoe het oog op eenige reeds gedrukte
schetsen, verder op eenige andere, welke nog
in de pen waren, en ten slotte op nog eenige
andere, welke mij onder het echrijren wel
zouden invallen, en dat leek mij een heel
geschikte inhoud, waaruit een aardig bun
deltje zou eamen te stellen zyn. Er ontbrak
in myn oogen dan ook nog slechts n ding
aan, ea dat was een aanbeveling, een warm
woord van eea man van naam, dat zoo iets
als een stootblok zou wezen tusschen mijn
?. bundel en het publiek; dat om zap te zeggen
wat moedertje zou spelen over myn hoesje,
het'zon bakeren en vertroetelen en op zijn
voordeeligst laten uitkomen bjj de tueuschen,
zonder dat mij dat zelf veel moeite kostte,
en ik was dan ook vast besloten, mij zulk
. een aanbeveling te verschaffen.
lot zoover was dus alles in orde, en de
eenige moeilykheid was dan ook nog slechts
deze, hoe deze aanbeveling te verkrijgen en
:3an wiejg. Doch ook dat was spoedig
veriolp«H, althans wat het laatste betreft, want
: onder al de beroemdheden welke de aarde
bezit en wien ik dat verzoek zou kunnen
doen, leek Mark Twain mjj al dadelijk de
meest geschikte. In Mark Twain immers zag
ik alles vereenigd wat aan mijn plan een
. kans van slagen zon kunnen geven, want in
de eerste plaats immers had hij mij nooit
gezien, had hy nooit met my gesproken of
zelfbeheersehing en'alle verantwoordelijk
heidsgevoel' is ongeschikt als voorberei
ding voor den strijd in de vrije maatschappij:
om het bestaan en tegen verleiding. Van
daar het nieuwe systeem: zooveel mogelijk
nabootsing van de vrijheden van het nor
male maatschappelijke leren: inspanning
eisenend en verantwoordelijkheid opleggend.
Met het stelsel van zelfregeering worden
(geslaagde) proeven genomen: de verpleeg
den gesteld onder uit eigen midden geko
zen hoofde*, die verantwoordelijke hand
havers van tucht z\jn en leiders bij de
uitoefening der toegestane vrijheid. Dit
stelsel van democratiseert r g van het gezag
(het autocratisch oppergezag waakt!) wekt
bij alle verpleegden gevoel van verantwoor
delijkheid voor de in hun handen gelegde
zorg voor de goede orde en blijkt, mits
onder uitstekende leiding, onschatbaar
middel tot handhaving van tucht te zijn.
Zoo wordt het verleenen van meerder vrij
heid mozelijk. Van een der
Rijksopvoedingsgestichten lezen_ we dat mede ter
bevordering van de tueht en tot verheffing
van het peil der verpleegden het
vereenigingsleven krachtig opgewekt wordt." Hiet
treffen wüzang- en gymnastiekvereniging,
sportclub, reciteergenootschap onder de
verpleegden aan, elders voetbal- en
tooneelvereeniging. Wandelingen ea zelfs toohtjee
vinden plaats; de jongens kunnen als be
looning verlof krijgen te gaan vissehen, een
tuintje aan te leggen en z. Elke meerdere
vrijheid, die mogelijk wordt, geeft meerdere
gelegenheid tot oefening van initiatief en
kracht, meer harding tegen verleiding, en
slechts voor zoover cfe verpleegden vrij
zijn, is er voor hen mogelijkheid tot
zelfbeheerscking.
Geheel in den geest dezer veranderingen
il de vermindering van het aandeel dat de
disciplinaire straf tegenwoordig heeft in de
handhaving van tucht in de gestichten.
Het oude strafsysteem 2) waarbij het dra
gen van het scnandepak en andere meer
onteerende straifen voorkwamen, werd den
l December 1905 3) onmiddellijk afgeschaft
en vervangen door een systeem van
belooningen en straffen." En de practijk heeft
deze verandering probaat bevonden. Want
het ministerieele orersicht vcrtelt:... ,het'
toekennen van belooningen of het onthouden
van voorrechten werkte vooral gunstig en is
als maatregel tot handhaving van orde en
tucht verre te verkiezen boven het opleggen
van straffen: het moedigt de verpleegden
aan, vormt karakters, terwijl het straffen
slechts afschrikt en bevreesd maakt"
Ook met voorwaardelijke oplegging van
disciplinare straffen in de gestichten (mid
del van strafsparing) zijn interessante
ervaringen opgedaan. Want in de eerste
plaats bleek de voorwaardelijke strafop
legging deugdel'jk tuchtmiddel. In n
gesticht werd b.v. 27 maal voorwaardelijke
straf opgelegd, waarvan slechts eenmaal
voltrekking noodig wsrd. Het overzicht kan
dan ook verklaren: dat do voorwaardelijke
strafoplegging voor zoover toegepast
eea bijzonder gunstig gevolg had-" Ea
welke andere belangwekkende resultaten
gaf hier de practijk? Deze twee: Vooral
EU hen die vroeger menigvuldig werden
gecorrigeerd, was het gevolg (der voorwaar
delijke strafoplegging) mi ader groot." En
verder: Ook nu deed zich weder sterk de
behoefte gevoelen aan meerdere verschei
denheid van straf." Deze ervaringen beves
tigen dus weer eens enkele der voornaamste
stellingen waarop de voorwaardelijke straf
oplegging berust: scherpte van straffen,
vooral van gelijksoortige, stompt bij her
haald gebruik snel af, vermijdt dus zooveel
mogelijk deze ui t i ma ratio, vooral de eerste
rtraf: voorwaardelijke oplegging doet toch
mie regel het doel reeds bereiken.
De gestichtsopypediog van thans bereidt
dos voor tot vrijheid in de maatschappij.
De overgang naar de volle vrijheid is het
voorwaardelijk ontslag. In 1906 werden 29
(in 1907, 34) verpleegden geacht door hun
gestJchtsopvoeding zoover vooruit gegaan
te zijn dat zij weder in de maatschappij
konden worden binnen gelaten op voor
waarde van terugplaatsing in een gesticht
by slecht gedrag. Blijkens de verplichte
driemaandelijksche rapporten omtrent deze
voorwaardelijk ontslagenen was tijdens de
uitgave van het ministerieel overzicht het
gedrag van allen zeer gunstig. Ook met
het voorwaardelijk ontslag (middel van over
gang naar volle 'rijheid, middel tevens dat
de toch altijd onnatuurlijke, onmaatschap
pelijke gestichtëopvoediag tot het strikt
vsn my' gehoord, en had du? beslist een
gnnstige opinie omtrent mij. En in de tweede
plaats was hy bovendien nog een buitenlander,
en dat was in dit geval volstrekt noodig.
Want weliswaar bezit ons land genoeg man
nen, groot genoeg om een ander met hun
naam te steunen, er zyn er zelf i die zóó
groot zij D, dat men bij de Duitsche grenzen
moet gaan staan om door hen opgemerkt te
worden, als zy' zich te Utrecht be?inden
maar toch behoefde ik onder hen myn be
roemdheid volstrekt niet te zoeken. Want
de zaak was immers deze, dat een Hollander,
als ik hem dit vroeg, zonder twijfel eerst
mijn bundel zou willen lezen, en als hij dien
gelezen had, zou hij het mogelijk niet doen.
En deze kans liep ik niet by Hark Twain,
die een buitenlander wai en onze taal dus
töeh niet verstond, en dat had ik dus ook by'
hem voor. En ten slotte, juist om deze zelfde
laatste reden welke een buitenlander allicht
óók zon vermoeden, meende ik leek Mark
Twain mij onder al die vreemde schrijvers wel
de eenige man.wijsgeerig genoeg om zoo noodig
over zulk een kleinigheid heen te willen stap
pen en voor zulk een poging gevoelig te wezen,
veel gevoeliger althans dan graaf Leo Tolstoï,
Flatnmarion, Shakespeare of Homerus, en
die was toch ook trouwens reeds dood, en
zoo schreef ik hem dus den hieronder vol
genden brief, waarin ik de zaak zoo goed
als ik kon uiteenzette en dien ik in mijn
beste Engelsch vertaalde. Ik schreef dan:
Zter Geachte en Vereerde Heer.
Het zal u waarschijnlijk wel zeer verwon
deren, van een Hollander een in zoo slecht
Engelsch geschreven brief te ontvangen als
deze het i?, en alleen de omstandigheid dat
ik eigenlyk geen echte Hollander ben, doch
dat het bloed van ongeveer de helft der
Europeesche naties onbesmet door mijne
aderen stroomt, kan dit in elk ander geval
volkomen onbegrijpelijke, weinig vertrouwen
wekkende en allesbehalve nationale gebrek
aan taalkennis eenigszins verklaren.
Ik heb echter al het mogely ke gedaan om
noodzakelijke beperkt) zijn dus voorloopig
uitstekende resultaten bereikt. Ea dat ter
wijl in het oterzieht de verzuchting geslaakt
wordt dat dépatronage, zoowel van, voor
waardelijk als van definitief ontslagenen,
nog heel wat te wenschen overlaat.
Zoo schijnt alles pais en vrede, en
passeering door een Ryksgéstichi een zekere
weg tot reclasseering. De onbekeerde tegen
standers zullen al deze wijzigingen en de
voorloopig reeds bereikte gunstige resultaten
moeten overwegen voor zij by hunne
verpordeelinjj volharden. Het ministerieele boek
is yróolijk van den geest van vertrouwende
activiteit die u er uit tegen komt. Zij die
aan de kinderwetten ia de maatschappij
levende gestalte geven, zijn blijkbaar bezield
met opgewekte werklust ea met levendig
vertrouwen in dea uitslag van het werk.
Zoo is men b.v. van meeniug, na een nauw
keurige beoordeeling van de in 1907 in R.
O G. nieuw aangekomenen, dat een groot
deel van hen, wanneer zij althans onder
gunstige omstandigheden geplaatst worden,
kans van slagen belooft."
Dat is mooi. En zeker zal voor de
Rijksopvoedingsgestichten, d.w.z. voor de behan
deling van langen duur, een stelsel met de
bovengeschetste hoofd-principes wel onge
veer het goede zij B. De practijk zal leeren
of dit opvoadingstelsel ook voor het nieuwe
instituut, voor de tuchtscholen in tegen
woordige regeling (de opvoedende straf voor
pi. m. 50 pCL der verpleegden 3 maanden
of minder durend) het in alle opzichten voor
treffelijkste zal blijken.
Zoo wordt er veel gedaan en over het
algemeen waarschijnlijk goed gedaan: met
de jeugd wordt begonnen. De maatschap
pelijke doktoren werken algemeen en wer
ken hard en «atten op het juiste oogenblik
aan, de zieke plekken op het maatschappelijk
liehaiuH genezend zoodra de ziekte ontstaat.
Maar ik vraag müaf: beginnen wüvroeg
genoeg? Moeten naast da maatschappelijke
doktoren niet de hygiënisten werken, die
zorgen dat de omstandigheden zoo steunend
worden, dat de ouders zoo voorzichtig wor
den of zoo gedwongen dat er geen maat
schappelijk zieken meer komen in een zoo
overweldigenden stroom als tot nu toe? Wat
helpt het te zorgen dat kindere» die gevaar
loopen misdadig te worden cf die ree is in
den aanvang van een misdadige loopbaan
zijn, tot blijvende eerlijkheid terugkomen
als voor elk kind dat tot een soliede en
gezond bestaan in de maatschappij is terug
gebracht1, door een paar zwakzinnige
vagabonden de kiem gelegd wordt voor een
ander kind, dat, zoodra het den leeftijd
heeft, gevaar loopt voor persoonlijken en
maatschappelijken ondergang; zoolang
dronkaards in roes dieven telen ; zoolang
de onbestendigheid der maatschappelijke
omstandigheden het moeilijk maakt voor
den iiiet zér standvastigen en stabielen
werkman zich ean duurzame en vaste
positie te vormen.
N. MULLEK.
1) In het volgende karakteriseer ik wat
my d« a'gemeeae richting schijnt;: verwaar
loos das de belangrijke punten van onder
scheid tmscaen de verschillende gestichten
onderliep.
2) n.l. in da RijksopvoadingagestichteD.
3) Datum van in roering der Kinderwetten.
iitiuiHiiiiMuimMUMmiMiiiiiiiiMimiiniiiMimiiiiiiiiiimiiinuiiiiiiijii
Cgnthin, door JOANNES EEDDIXGIÜS,
Amersfoort, Valkhüff en Cf., lyiO.
De heer Eeidingiu», dichter van gevoelige
verzen, biedt ons in dit bosk een sprookje
aan, of eigenlyt een sprook, trant het geval
is 189 bladzijden lang.
(jij moet maar denken, dat ik u oen
sprookje vertel..." zegt hij in een soort van
inleiding. En verder:
... 't Zal u dikwijls voorkomen, alsof gy
reeds wiet de dingen, die ik u vertel; dat
zon mij veel genoegen doen, want dan kan
ik dadelyk een vriend voor u zyn; begrijpt
gij mij niet, dan is dat veel mosielijker."
Ziehier reeds de echte sproakjestooon;
kinderlijk, argeloos en oprecht. Het is ook
iMiimmiiiiimiiiimiimiiiiuMiiiniiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiimtjii
dezen brief er zio goei als maar kon te
laten uitzien. Was ik een echte, ras-echte
Hollander geweest, dan zou my dat onge
twijfeld zijn gelukt op zóó schitterende wijze,
dat deze brief in later jaren door de taal
onderzoekers van uw land als de rnea-t
vertroawbare bron voor de kennis uwer taal,
zooals zy in deze dagen was, zou worden
beschouwd, doch thans, nu ik, die met mijn
taalonderwijs alleen dit resultaat heb bereikt,
dat ik mij in drie verschillende talen voor
drie verschillende buitenlanders bslaehelijk
kan maken wat een echten Hollander
natuurlijk nooit gebeuren kan! den brief
geschreven heb, vrees ik, dat de uitkomst
wel een beetje minder gunstig wezen zal.
Ik hoop echter, dat gij er althans iets van
zult kunnen begrijpen en doe een beroapop
uwe welwillendheid en medewerking in dit
opzicht. Doch mocht het echter niettemin
gebeuren, ondanks al deze moeiten, zoowel
van uwen als van mijnen kant, dat myn
voorgevoel toch werd bewaarheid en dat
deze brief u na nauwgezette studie meer
een goed geslaagd opstel in eene voor deze
gelegenheid door mij opzettelijk ontdekte
doode taal, of in een tot dusverre nog on
bekend gableven dialecïvan het Esperanto
of Volapüuk scheen .te zye, dan hoop ik
toch in ieder geval dat gy mij niet tekort
zult dosn in de mij deswege toekomende
eer en dat, wanneer gy dezen brief stuuit
naar den redacteur voor de afdeeling in
lichtingen omtrent de tegenwoordige verblijf
plaats van doode talen", cf naar dien voor
de afdeeling waarneming der natuurlijke
vergroeiing van kunsttalen" van een uwer
lokale bladen, mijn naam van dit werk niet
gescheiden zal worden, zoodat ik in ieder
geval toch nog iets aan dezen brief heb.
En nu de eigenlyke reden van dit schrijven.
Ik moet erkennen, dat dit feitelijk een
eenigszins lastige kwestie is. Ik kom er rond
voor uit, dat ik dit punt in den grond der
zaak liever onaangeroerd had gelaten, behalve
dan in een noot, heelemaal ouder aan dezen
brief, die dan natuurlijk over allerlei
inheel pleizierig, dat de schrjfver dadelyk
een vriend voor ons wil zyn. By andere
boeken is dat -niet zoo noodig, maar
hier behoort 'c bij de fictieve verhouding
van allemaal kinderea onder mekaar, die
beurtelings vreemde verhalen doen (en toen
... en toen ... en toen . . .) des winteravonds
ooi den brandenden baard.
Het verhaal, dat Johannes doet (men heeft
dadelyk behoefte den heer Beddingius maar
familiaar by zyn doopnaam te noemen) voor
de vier by' 't baardje: Mien en Niak, Colly
en Karel . . ." allereerst, maar vervolgens toch
ook voor ons, trouwe lezers, spreekt van
Cynthio, die *ls een vage ridder wordt
voorgesteld, en zijn vrouw Novela verloor
door een anderen ridder", een adept, scby'nt
't wel, van de Zwarte Magie.
Hoewel het nergens uitdrukkelijk blijkt,
vrees ik, dat Novela zich met dien Zwarten
Magiër heeft verwijderd, hetgeen voor
Cynthio, die veel van haar hield, natuurlyk
een harde pit is om te ktaken, als ik dat
zoo noemen mag.
Het was een zware slag voor my' geweest,"
zegt hy zelf, langen ty'd was ik half ver
doofd, levend zoo c u en dan in verschrik
kingen, saaar langzamerhand ontwaakte weer
mijn innerlyk, zag ik weer de dingen om my
heen."
Bat zoo \.u en dan klinkt hier wat
vreemdnonchalant, maar overigens heeft men op de
madedeeling niets aan te merken.
Cynthio gaat dan, om den slag te hoven
te komen, wonen in een hut, ver van zyn
kasteel, waar hy gelukkig is geweest. Ook
dit is begrypelyk voor oas, burgerlieden, die
in zoo 'n geval een zeereisje gaan doen of een
beetje naar Gelderland op de h«i trekken.
Dat Cyathio aich echter niet alle aardiche
genot en comfort ontzegt, blijkt daar uit, dat
by zyu hot met blauwe gordijnen heeft doen
behangen, waaraan strooken van oud goud.
Terwyl als avoadvwlichting een (waarschijn
lijk imitatie) antiek kroontje gebezigd
wordt, waarin Cynthio waskaarsen brandt.
Artistiek, maar duur op den duur.
Evenwel zette hij z«lf sijn avondeten
klaar en ligt het vermoeden voor de band,
dat hij zelf zyn pot j a kookte. Men kan echter
niet zeggen, dat hy zelf zyn bed opmaakte,
want hy sliep in een hooiberg, die hij bij
zyu hut had doen oprichten". En zoo was
Cynthio, met nog een oud handschrift en
een byU om hout te hakken, voor den duur
van zijn leed behoorlyk ingericht
Het blykt niet wie zijn wa«ch deed, of hij
misschien «choon linnen van bet kasteel"
gestuurd kreeg, maar we), dat zy'n drie kin
deren voorloopig geborgen waren bij een
zuster, die weer een anler kasteel be
woonde. Naar die kinderen trok hij vaak
heen ea werd dan door dit gezin van zya
zuster en schoonbroer allerhartelijkst ont
vangen, doch wilde nooit lang blij ven logeeren.
Jongens, zyn jullie blij dat v»dereris?
En of, riep Lodewyk . . . en?.
Met de zachte herinnering aan die kinderen
in zijn hart, kwam hy dan weer tot zijn hut,
waar hij mijmerde en houthakte of ook wel
een lier bespeelde, terwijl een mooie, slanke
ret-, als eenige toehoorster, zijn haiid likkend,
luisterde.
Langzaamaan komt Cynthio zyn leed te
boven en herkry'gt zy'a evenwicht. Dat wordt
ons schemerig duidelijk gemaakt door 't
relaas van vele tochten in 't bosch, overdag
en bij avond. Er beiocht hem een oude
Metittr, die zieh fauiliaar vriend" laat noe
men eo Cynthio veel openbaart". De mond
(van dien meester) was breed, vastgesloten
waren de lippen, langs de neus welfden
lij oen van smart, hoog was het hoofd, by»a
zonder rimpels, sneeuwwit het golvend lange
baar. Nimmer had ik zoo'n edel gelaat aan
gebouwd," zegt Cynthio. Ea deze Meester
met dit interessante, iy het ook in boeken
niet ongemeen*, gezicht, leert hem o. a. :
.Weet, iedere daad he-fc een gevolg, onaf
wendbaar, zóó is de wet, die rechtvaardig is,
de eeuwige wet, ongeschreven, maar
bes'aacd," enz.
Dit riekt naar Tneosophie, als ik myn
neus no^ heb, en deze Meester met zij a
sneeuwwit haar moet een volger van Annie
Beeant of van Catherine Ticgley geweest
zijp. Zoo constateereu wy slag op slag de
veroveringen die de theosophie onder onze
schrijvers maakt. Dan vorigen keer was het
Eigenhuis, de humorist, thans is het Joannes
Reddingiua, de poëet, en het ergste is, dat zy
er geen van beiden van zwijgen konden, van
dien gelukkigen keer in hun lot, maar zich
haastten er kunst" van te vervaardigen.
Want deze zelfde tekst van
gedachtenreinteressante, doch niets met de zaak zelve te
maken hebbende kwesties gehandeld zou
hebben; doch de vrees dat gij van dit tchry ven
slechts de helft zult leien, bracht my hiervan
terug en doet my de uiteenzetting dezer
zaak hieronder neerschrijven. Gij zult dus,
ook al werpt gij dezen brief op de helft
gekomen op zy, toch in ieder geval da helft
van wat ik u te schrijven en te vragen heb,
gelezen en zooals vanzelf spreekt, ingewilligd
of geweigerd hebban. In beide gevallen is
de helft van wat ik u te verzoeken heb, mij
dan tenminste toegestaan, althans niet ge
weigerd, ik waag er dus niets mede, win
in ieder geval iets en vraag u dus op den
man af: zoudt gij niet eea voorrede voor
mijn eersten bundel schetsen willen achry ven ?
Dat is al een vrij vreemde vraag, zult gij
waarschijnlijk zeggen. Want hoe kan ik een
voorrede schryven voor een boek dat ik niet
gelezen en voor een man dien ik nooit gezien
heb? En ik moet erkennen dat deze vraag,
als ge haar inderdaad stelt, onder sommige
omstandigheden ook werkelijk eenige goede
reden van bestaan zou kunnen hebben, doch
thans, nu de zaak waarvoor ik u een aan
beveling vraag, slechts een boek en geen
nieuwe soort leverworst, veiligheidslucifers,
een automatische zelfmoordmachine of iets
dergelijks is, heeft zij dat beslist niet.
Waarom immers zou het noodzakelijk zijn
dat men den inhoud van een boek kende en
er voor kon instaan, vóór, men het kon aan
bevelen? Hebt ge u dan;1 ooit door het leaen
van het een of ander werk een
ingewandsziekte op den hals gehaald, zooals dat by de
leverworst wél het geval had kunnen zijn?
Hebt ge dan soms uwe kinderen n voor
n ten grave zien dalen, doordat ge hun een
bepaald boek ter lezing had gegeven, wat de
gegarandeerde veiligheidslucifers ongetwijfeld
hadden veroorzaakt ? Van zoo iets heeft toch
immers nooit iemand gehoord l
En bovendien, sedert wanneer maakt men
als letterkundige, kunstenaar of tooneelspeler
naam door zijn werk? Dat gebeurt toëk im
mers nergens! Dat strijdt toch immers met
beid en in-lirfJc-alfén-vierbonden-zg'n keert
nu ook in dit boek telkens weer, hetzy
Cyntnio voot zyn plezier akelige spelonken
of spokige sloten bezoek1!, of vertelt 'van de
v>ouwèn, die hy vereert (en die, vooral ook
hem vereeren) of van de mannen dier vrou
wen, die hy by den voet van een wentel
trap" mededeelt, dat hij ook veel van hen
houdt.
t Ia 't algemeen ia er schrikbarend veel
liefde en' liefs"' en' veel 'geluk in deze
historie. ..-.-.,.
Er is, onder meer, onder veel meer, een
lang verhaal van Cynthio aan een vriendin",
zoo iemand n.l. voor wie by meer is dan
een minnaar'' betreffende een gestorven
andere vriendin en een bruidsnacht", dat
ik niet goed begrepen heb. Cynthio was toen
nog niet getrouwd en logeerde met zijn
meisje bij een vriendin. Zy hadden den avond
zoek gebracht met diepzinnige gesprekken,
terwijl Rivarda (zoo heet die andere) melan
cholieke liedjes gezongen had. En daarna
waren de beide meisjes in hun elegante
nachtjaponnen op het haardkleedje komen
zitten. Novela had Cynthio's zware sehoe*
nen" uitgedaan en naast den schoorsteen
gezet, (zeker ooi te drogen). Cynthio daaren
tegen riehtte zyn aandacht, nadat Novela
gezegd bad:
Lieveling, voor altijd van jou . . . op
het diepe, wereldruime gevoel" in hem.
Hierop vernemen wü: Tn den nacht
hoorde ik Novela ademhalen, wier hoofd
rustte tegen mijn borst . . ." Dan volgen er
ernstige gedachtenstrepen en plechtiglyk:
Lidüine, zóó was Cyathio's bruidsnacht."
Men moet waarschynlyk meer theosoof zijn,
dan ik my noemen mag, om hier het fijne
van te begrijpen, of zelfs te begrijpen dat
het fijn is. Ik kan echter verzekeren dat 't
geval zich niet minder zonderling voordoer,
dan het hier gemaakt wordt.
Lidüine is die vriendin, aan welke Cynthio
ook zooveel steun heeft in zijn moeily'ken
ty'd. Zy is getrouwd met Edo, die naar een
Oostereca land getogen ie." Wat in deze
onschuldvolle wereld geenszins belet, dat
Cynthio vele avonden laat by haar zit, dat
zy hem soms haar lange haar doet bewon
deren, en het dan weer huiselijk opmaakt.
Cynthio, zeide zy', 'k had nooit gedacht,
dat ik mét een man zon kannen zy°n, zoo»ls
ik ben met jou. Ik maak hier myn haar op
en JQ zit atil by me en ik voel dezelfde
vrede, dezelfde Teirigheid, die ik voel als
Edo by my is..."
Men moet waarlök al ver intheo*»phische
zelf loutering zyn vooruit gegaan, om hier
zelfs niet e»n klein beetje te meesmuilen. . .
Ziehier nog een staal van de zinryke con
versatie dier onzinlyke jongelieden:
Wy spraken over de onzichtbare band,
die de menschen met elkaar verbindt; daarop
vertelde zy m.y' dat zy nog n vriend had,
die den naam droeg van Carolu?. Van ty'd
tot tyd was hy baar gast; hij had helder
blauwe oogen en hield van verre tochten en
van verhalen vol wonderen.
Lidüine, jou vriend zal ook mijn
vriend zyo, EU heb ik drie nieuwe vrienden,
Lidüine, Edo ea Carolu?.
Toen vroeg zy mij:
En wil je alles voor hen doen? Vol
levenskracht zag zy müaan.
Als het voor hun geluk is, zeker.
Dan moet je veel bij my komen; in
mijn kamer is het zoo vredig en stil, je weet
irel, dat ik heel gelukkig aal zyn als je komt.
Je doet het toch, héjongen?
Ik zal komen, Lidüiae; groot moet {e
macht zyn om my uit myn huis t* krijgen ;
waarlyk, daar bekoort wat toe. Ik zal gehoor
zaam zijn en komen. . .
Later mocht1 ik begry'pen, dat ik op deze
wyze aan 't leven ternggegeven werd."
Ziedaar de doorgaande geest en geestigheid
van den dialoog in dit verhaal. Het eindigt
daarmee dat Cyathio ejjn levensmoed terug
heeft en nu tg n vrouw Novela, nadat zy
haar schuld behoorlyk geboet zal hebben,
ia de gewencchte vergenagsstemming kan
afwachten.
Zoo zy tenminste haar Zwarten Magiër
niet boven Cynthio bly'fc verkiezen.
Het 's eeaigezins een py'nlyk geval den
aiet onverdienstelyken dichter Beddingiua
zoo onophoudelijk en wijdloopig raar te zien
doen, als in dit meer ver reiende dan vreemde"
verhaal geschiedt Het ontdekt ook meer
van zyu geest en persoonlijkheid, dan wij
eigenlijk begeeren en zoo gevoelen we zelfs
eenige schaamte . . . voor hem.
alle usance en goeden toon? Dat zou toch
immers een afwijking zyn van de goede, oude
gewoonte, welke door het publiek nooit goed
opgenomen zou worden en waarmede bij die
haar ingang wilde doen vinden, zich den haat
en de woede der menigte op den hals zou
halen l
Ea hoe goed hebben de bestaande gewoonten
dan ook totnogtoe niet gewerkt l Hoeveel
staatslieden, welke andsrs aan de vergetelheid
zouden zyn prijsgegeven, danken niet hun
roem en hun standbeeld aan het enkele feit
dat hun vrouw het niet by hen kon uit
houden en wegliep ? En hoeveel zangers,
zangerewen, tooneelspelers enz. zyn niet- zeer
bekend, ja, zelfs beroemd geworden, zonder
?toch in den dienst der kunst ooit iets
meer te hebben verricht dan zich met een
aandoenlijkheid, welke zy' in hun kunst nooit
konden bereiken, den enkel te verzwikken,
hun diamanten kwijt te raken, gevangen
genomen te worden enz. enz.
Ik zelf ken iemand, van een soort welke
gij in uwe omgeving vérmoedelyk ook wel
kennen zult, die door een ieder geprezen
wordt eu wien alle rnogely'ke deugden en
talenten t legeschreven worden, enkel en alleen
op grond van eea zeker enbonpoint dat hy
heeft weten te verkrygen, een buikje, zooals
wij dat noemen.
Van dien heb ik de beste verwachtingen,"
zegt men in gezelschappen, als de gelukkige
bezitter van dit buikje weggaat. Da1; ia een
degelijk menech ! Iemand die talent heeft l
Een die het ver zal brengen l
En allen, die met zooveel waardeering o ver
dezen man spreken, kijken, terwijl zy' dit
zeggen, met bewondering naar dien i in
poneerenden, welv.arenden buik, raken ouder
den indruk van dit krachtige argument voor
zijne goede hoedanigheden en sprekend over
den man, kennen zij hém onbewust alles toe,
wat zij in zyn buik met zooveel enthousiasme
bewonderen. En ia dit solns geen onberis
pelijke, mooie wijze o m de achting em bewon
dering 8$Mï^lan4««Boat6ft4e ««rwflttfea?
Neen, geachte heer, ik heb de
vasteorer