Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1324
het geèoogen, dat zóó met' hen wordt om
gesprongen, müachien móéten gedoogen
voorshands, omdat slechts een hél krachtige
oiganiwiie een dergelijke willekeur zal
kunnen; breken,
Er zijn meerdere grieven tegen de be
roepscommissie aan te toonen. Ze stond hier
boren twee partijen,en had slechts recht
te doen. Dat beteekent niet, dat het school
bestuur ^zooveel mogelijk het vrye woord
moest' Hebben, en dat het Bnka moest
cwecdttk geweigerd,, toen z\j een venJagje
wilde geven over een vergadering te
Botterdam, waarin zij als vraagster was
opge*rrederr, ewr optraden dat werd gelaakt. Dat
bejteeiept ^evenmin,, dat het schoolbestuur
zich. op zooveel getuigen beroepen mocht
al» tiet wilde, en Enka geweigerd moest
worden, een beroep te doen op een mede
bestuurslid, dat j uist op de straat passeerde
n aan wien te voren de toegang tot de
vergadering was ontzegd. Ook beteekent
?dki met, vertegenwoordigers van een
ver.etmiging, die in de ontslag-acte is
aange-YWlei»i verder als getuigen in deze zaak
buiten rekening te laten.
«i *
- Da beroepscommissie heeft op ergerlijke
wijze teleurgesteld. Enka is aan het school
bestuur teruggegeven als onderwijzeres met
een strop om haar hal». Zoo ban ze niet
tewigkeearcn. Een handhaving van het ontslag
.ware- beter geweest dan dit vrijsprekend
voonisj Za zal nu gedwongen worden,
««ener beweging heen te gaan, omdat toeh
niet; kan worden gevergd, dat ze blijft
samenwerken met menseheB, die een
dergeIgka- moraal aanvaarden, als in het boven
staande gegeven.
E» schoolbestuur en beroepscommissie,
z» mogen het; dan niet hebben gewild,
hdbbea: ia; de maatschappij gevoerd een
pleitbezorgster voar het socialisme, die nu
ojwnlük. en overal haar grondwettige,
een-maul miskende rechten zal weten te
gebruiken..
Maar het publieke oordeel breekt den
? atef; over hun moderne inzichten".
(SKo.rou m, 5 Juli 1910.
DAAN VAN DER ZEE.
uinnirinimimiiiui immiiiiiiiiiii IHIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIUIII
(Fenol?)..
FRENSSX WEGEXER KOOPMAN. Acht
Lied-er für eine mittlere Stimme m.
Klavierbeglei'.nag, G. Alsbaeh & Co.,
Am'terdam.
~LEG. MICHIELSEN. Lieder füc eine
Siagfitiimae uad: Piinoforte, Deax Caansons
, G Alabaeh & Co., Amsterdam.
J.. K. TIBBIS Jr. T»ee liederen met piano
begeleiding. G A'sbach & Co., Amsterdam.
- ; KOB KÜILKB. Voir de jeugd, 6 L'.edjes n>.
,? pianobegeleiding. Op. £6. A. A. Notbe,
. ? , Middelbu-gk
- -- Ole in- Jttlianam. Volkslied. A. A.
.- Noske* Middelburg.
AKXA STIBBB. My n hart is krank, Lied, voor
lage stem., A. A. Noake, Middelburg'.
? BEHNABD ZWBEBB. Twee- Liederen voor
Bopraan en twee liedaren voor alt met
klaviarbiegeleidiDg. A, A, Noake, Middelb.
?Van mevrouw Frensel Wegener liggen
tb»D8 acht liederen' voor müop duitschen
'tekst, dïff allen getuigen van bet onopgesmukte,
eenvoudige talent dezer begaafde vrpiiw. Als
"bponcleT geslaagd zon ik willen wijzen op
Siéhst', du das Meer" (Gaibel), TJnd bah'
:so ? grosse Söhneueht doch" (inna Ritter)
maar vooral op Ich will den Stnrm (Anna
? Iho-Michielsen is vroeger in déza
kolommen reeds meermalen met grooteo lof ver
meld. In het zestal liederen, dat thans voor
'mij ligt, i's 's camp -misten uitdrnkkings ver
mogen' EO^belangrijktoegenomer».
Harmonisaèring: en aanwending der klaviertechniek in
'de begeleiding staan op modernen bodem en
waar aldu», met deze- middelen, de
vindingskractrt van den componist wordt geschraagd,
bereikt bet resultaat een achtbare hoogte.
~7ho beschouw ik-?Herf<il" (E. v. Monsterberg)
als een mooi lied, in edele stemming gebonden.
Wild schau-men au f', heef c eenixe verwant
te nap met &lrausB'?Heimliche Aufforderuag",
niet alleen- wegens den gemeenschappelijken
'tekst dichter, (J. H. Mack^y) maar ook door
.conceptie en inhoud. Het is een waarlijk
meesleep-end- liedj dat ik in veler handt n
Eea lierinnoping aan Mark Twain
DOOB
PEET B O ET S E R.
II.
? Dezen brief stuurde ik weg, ronduit gezegd,
zöder er zelf veel van te verwachten. Niet
temin echter deed ik het, want, zoo dacht ik,
al doet bij Mark T wam geen genoegen, mij
'leef f doet hij het wel, en dat was voldoende,
'aüttians voorlbopig. Ia beschouwde het schrij
ven van dezen brief dan ook feitelijk niet
atrders- dan als een niet door het verstand
geöontro'eerde daad, als een anti-sociale daad
ZOD nóodig; welke ik bedreef, omdat ik het
doodeenvoudig niet laten kon, en zonder mij
'WO' de- gevolgen- daarvan te bekommeren. En
-tye"n" zes weken later niettemin het onge'
Itfófalrjke gebeurde, en de post my een brief
Bracht van Mark T train, gevoelde ik mij dan
"èttk' even verrast al» Barthold Schwarz zich
dfct moet gevoeld hebben toen-hij het buskruit
"uitvond en door het dak vloog, want wie had
zfalk een uitwerking verwacht!
'Het briefje zelf bracht mij echter weer op
den beganen grond terug. Het was eem uiterst
kalmeerend en zakelijk briefje; het was even
kaimeerend' al» een dwangbevel, bet was
zfckely'k als een kattebelletje, waarin een
'vriend een rijkspop ter leen vraagt, en het was
bovendien even wellevend als bet antwoord,
waarin die leening-geweigerd wordt. Het was
'466 zakelijk en zóó wellevend, dat het wel scheen
'alsèf dit alles eigenlek van zelf sprak, e n het
was..zóó .van zelf sprekend dat it, na bet een
'pÜ-fti? rtówl gelezen te hebben, niets van de
zaak begreep, doch mij niettemin hevig voor
wenscb Was icb liebe" mag hierna evenzeer
met onderscheiding genoemd worden.
Ook de twé. fransche liederen staan ei
door hunne voortreffelijke dec!ama: ie a door
hunne nobele, vrije melodiek op een hoog
standpunt. Ieder die een moderne behande
ling van den tekst weet te waardeeren zal
met vreugde kennis maken mét Michielsen's
nieuwste liederen.
Het i» niet gemakkelijk ds poësie van
Gaido Gazelle muzikaal weer te geven, 't Is
alle» zoo eenvoudig en ongekunsteld en 't i»
xoo compleet op zich zelf reeds. Zeker m «et
ook de mnriek die daarbij past eenvoudig
zyn, maar simpel mag zij tcci niet worden.
Het is den heer J. F. Tierie Jr. niet altijd
gelukt die moeilijkheid te overwinnen. Het
tweede lied dunkt mij 'c best geslaagd; hoewel
de declamatie op de wooiden in den l«nde en
op der heiden", met het accent op 't eerste
woord, niet gelukkig i». De heer Tierie most
maar veel componeeren, maar niet alles uit
geren wat by schrijft.
B j Kor Kuiler bespeurt msn aanstonds
met een componist te doen te hebben die
rjjp werk afljvert. Ia de kinderliedjes va-B,
den- vierden bundel uit zij a opnv 26 wordt
men steeds getroffen door aardige, geestige
trekjes in de begeleiding alleen de vertes
zelve zijn niet allen e .en gelukkig, gekozen.
De muziek staat veel' b enger. Jammer is het
dat daardoor het artistiek evenwicht ver
broken wordt;
Hoe Kuiler er toe gekomen zal zyn het
latynsche gedicht van dr. J. van Wapeningen
Ode in Julianam" te componeeren? Wie zal
dit ringen? Het zit, evenals het Volkslied
van mr. H. W. v. d. Mt»y, m u a «ca»l goed in
elkaar, hoewel d» dej in de tiende maat, wel
een ietwat vreemden indruk maatet.
Mijn hart ia drank" van Anna Stibbe,
behoort tot de liederen die bij eenvoudigen
van geest wel in den smaak zullen vallen,
waaraan mea echter toch ge-n
grootebeteekenis zal mogen toekennen.
Anders is dit bfl de rierlie leren van Ztreerg.
Men kan zich de- gedichten van Bontens
anders weergegeven denken, men verwondert
zich wel een» over een of ander ac:ent, dat
men minder goed geplaatst acht, maar man
verheugt zieh over de waardevolle muiiek
die zich vrjj en viank met haar melodische
lijnen over de woorden heenstrekt en o rei de
kernachtige harmoniek die ia den klankvoll-m
klaviersatz tot uiting komt.
ANT. AVERKAMP.
P, A. fi G
(2 Juli 1910).
Ala Harry wat geleerd had zei een
oom of neef van Heinrich Heine dan had
de domme jongen nu gaeu boeken behoevtn
te schrijven.
Poter de Géne3tet - had wal wat geleerd,
mj was dichter en tegelijk dominee. Boven
den ingang van rijn Ramonstrantenkerfeja
in Delft is op den steifdag can den dichter,
2 Juli, een relief-biistB' aangebracht,
oatworpen door den heer Odé. De scheefgezakte
toien van het stadje,
Scheef maar pal, ea-naar wij vaat vartrou jven,
In Djlfthetlangar dan.wüallen uitzal honen
zooals De Géaestet. in den Mailbrief zegt,
keek op d» plechtigheid neer. Onze dichter
zelf ligt nu al negen en veertig jaar onder
d;n grafsteen te Rozendaa'. De hulde had
vroeger kunnen komen. Doch ook later. Niet
ieder is zoo geluikigala Hendrie C jnseience,
die de onthulling van zijn eigen standbeeld
bijwoonde. De fanfares klonken, het publiek
j nbelde met Vlaamsche luidruchtigheid. Welk
gezicht Conscience trok, toen het omhullende
doek- werd weggetrokken en de schrijver en
zijn standbeeld elkaar in het gelaat keken,
staat niet beschreven. M'aar het most de
moeite waard zijn geweest het tezien.Ibsen
en Björnson waren even bevoorrecht als
Conscience. Ojk Bismarck kon op zijn ouden
dag van Hamburg naar K tulen reizen, als
hip zich wou neerzetten op het voetstuk van
zqn eigen standbeeld, om er na te denken
over de waarde van den roem.
Nu heeft ook De Génestet zijn bescheiden
buste. En Delft is een merkwaardigheid
rijker. Als de Eugelache en Atnerikaansche
reisdames om het standbeeld van Hugo de
Groot hebben gedraafd, het praalgraf gezien.
de trapgeveltjei bewonderd, de pittoreeqie
bruggetjes op en af getippeld, zullen zg
voortaan ook nog even hua roode Bjedeker
naar het Remonstrantenkerkje moeten dra
gen en zeggen: Yes, I gee.
Bar ba a, de vrouw van mijn vriend Jim,
las in haar krant, dat een dochter van De
Génestet de plechtigheid heeft bijgewoond.
mij zelven bsgon 11 schamen, dat ik dit resul
taat van mijn schrijven al niet reeds dadelijk
had verwacht.
Het briefje luidde:
Dear mr. Bjetser.
Door mijn contract met Harper & Brothars
is het mij niet veroorloofd iets te schrijden
voor druk buiten hun uitgaven en dus kan
ik die voorrede niet schrijven. Doch ik heb
van uw brief (daarin opnemend uw brief) een
hoofdstuk gemaakt dat teeeniger tijd in mijn
Autobiographie zal verschijnen en ik denk het
hoofdstuk te zenden naar Harper's Weekly,"
als een artikel," een bijdrage." Het zal ver
schijnen, ongeveer een maand na heden. En
als het verschijnt zal mijn secretaris u een
afschrift zenden, met dit idee: gebruik het
als een voorrede, of een deel er van, naar dat
gÜwilt, als gij er de voorkeur aan zoudt geven
om slechts een deel te gebru':ken. De Harper's
zouden zich hier niet tegen verzetten.
Ik dank u voor u w brief, die delightful" 1)
is. Met mijn eerbiedige groeten aan uw
vrouw, I am.
very sincerely youra
MAEK TWAIN.
Dat was du3 al een zeer onverwacht en
schitterend resultaat! En daarbij bleef het
bovendien nog niet eens, want weer een paar
weken later rolgde nog een tweede brief,
even wellevend en zakelijk als de eerste, en
die bevatte een portret van Mark Twain, in
zy'ne woning gekiekt, een paar regels van hem
zelf, een cheque voor ? 123.45 (= 50 dollar)
en een schrijven van de beeren Harper &
Brotherp, meldende dat dit bedrag diende
tot betaling aan mr. Boetser van een manus
cript dat deze heeren bezaten, getiteld Een
brief aan Mark Twain." Dat was dus
onge
1) BELIGHTFUT,, adj., verrukkelijk, verma
kelijk, behagelyk, weelderig, wellustig.
De blonde of het brutntje stond niet vermeld.
't Moet toch pleizierig zyn zei
Barbara een vader of een man te hebben,
die ze o beroemd i*.
Jim ,trok verlegen aan &gn sigaar, hij
voelde den verwijtend jn blik van Birbara
op z\jn wang.
* * *
De wereld van Caantecler, den beroemden
baan van Edmond R>atand, is een boerenerf,
de wereld van Peter de Génestet is een
pastorie. Daar, op dat boerenerf, leeft
Chairtecler zijn leven. Hij pikt er zijn graantje en
vryt er zijn kipjes, hier is bij kuiken geweest
en groot geworden. P^tou, de werf hond, ligt
aan zijn ketting. Een merel g»at zijn kooi uit
en in. Een kat ligt te slapen op den muur.
De duiven vliegen er kirrende rond. Er hangt
een lucht van hooi en van mesf. Daar is een
bed met geraniums, ean oude ploeg en een
kruiwagen. Nu en dan strijkt er een sperwer
over heen. Ojk wel wilde ganzen en 's nachts
katuilen. Ook de maan en de sterren. Hier
klinken Cdanteclers beroemde kukeleku's,
waarvan ia de wereld van de kippen en de
postduiven zoo bewonderend gesproken wordt;
hier draagt bq zijn geheim met zich rond;
hier droomt hy ZÜB schoonen droom, dat hij
het is, die 'a morgens de zon doet opgaan met
zijn gekraai en aan de wereld den dag schenkt.
Hier wordt de Faisane uit de bosschendoor
Coantecler rondgeleid, vol trots )aat hu baar
alles zien, bij roemt de dingen waar tustchen
hij leeit, er is gloed in a\jn woorden en zyn
oogen stralen. Maar voor d» Faieane zyn de
dingen leelyk en ia die wereld enig. Ze vraagt
Chantecler, of hij nooit eens droomt van de
wereld achter zijn boerderij. Neen, zegt da
baan, mijn wereld is niet zoo eng en da din
gen 2{jn niet eentonig, want.de zon beschijnt ze.
Rïen n'est' pareu,
Jama's, som Ie soleil, 4 canse du soleil !
C ar elle chang» toutl
Ja, zegt dfl Faiaane, men voelt wel, dat gij
een ziel hebt, maar kan een ziel zich eigenlijk
wel ontwikkelen en ontplooien, zoo ver van
het leven en ayn drama af? Djch de haan
antwoordt, dat z;jn boerenerf de wereld, het
heelal is.
Qaand on eait regarder et souflrir, on sait tout.
Dans uu mort d'insecte on voit des desastres,
Unrond d'azur euffitpourvoirpasssrlesastres.
Voor een mensch die als Chintecler een
ziel heeft, is er geen wereld eng en zijn er
geen dingen Jeelijk. illes interesseert hem.
met allei let f c hij mee, op alles schijnt de
zon, geea sekondj zijn de dingen dezelfle,
uit zga eigen binnenste komt bat licht
dat alles kleurt en 'c laagste hoog maakt,
liy draagt dj wereld met z'.ch made, waar
hij in, daar i< de wereld, hij is da wereld zelf.
Peter de Géaestet leef Ie in en om een
pa-storip. Als hij raar het westen keek, drin
zag bij Dordt en de Syaoie van .618, in
'c oosten zag hij den Protestantenbond en
de Vrije Gemeente. De duiven van zijn erf
waren daminsee, en wat zy kirden godge
leerde disputen. Hier letfde e Génestet, dit
was zijn wereld, hier at hij zijn brood en
droomde zijn droomen, hier speelde hij met
zijn kinderen en keek met smart taar het
teringsterretja", dat glinsterde in de oogen
van zün vrouw. Hier. las. hij den bijbel en
bepeinsda de godheid van Christus en dacht
na o?er da echtheid der Handelingen.
Hier keek hij glimlachend naar de be
krompenheid van
een beat, die eeuwig kousen stopt,
En bij een oaweer om haar oude zonden
tobt.
Hier disputeerde- hij met menechen, die
naar hun fantastisch hemelpoortjd
strumpelden en ia den bijbel hun reisweg woordj s
voor woordja vonden uitgeschreven.
Op des Geestes breede, diepe stroomen
Drijren, zwerven, zoeken, lijden wij;
Nachten dalen, hooge waalren komen . . .
En we zyn zoo rustig niet als gij l
Toch vooruit steeds streven wij ea staren
Als Columbus't hoofd omhoog gericht,
Reizen we op de wentelend» baren,
Ia 't geloof dat ginda een wereld ligt l
Hier bezocht hu de jonge vrouw in haar
ziekenstoel en hoorde hij vol weemoed haar
klachten aan over het haantje van den toren,
dat onverbiddelijk naar 'c noorden wees en
de lente tegen hield. A.ls de lente er waa, zou
ze uit rijden gaan in een open rijtuig en dat
zou haar bater maken. Eindelijk draaide het
haantje en het rijtuig kwam voor. Ath, het
was de lijkwaden !
Hier kon hij in zijn leunstoel zitten, moe
twijfeld een zeer behoorlijke betaüns; voor
tien vrij dunne zijdjes tamelijk slecht be
schreven, en bovendien als cadeau bedoeld
papier, en mijne briefwisseling werd door dis
Amerikaansche heeren wel op de
allerprettigste wyze behandeld.
Lk moet intusschen bekennen, dat ik na
ontvangst dezer verschillende brieven een
eeoigssins ander mensch was begonnen te
worden. Reeds mijn uiterlijk b. v. was zeer
veranderd, want van bleek en mager, zooals
ik eerst was geweest, begon ik nu rozig en vol
te wordan. Ik werd dikker, dat zag een ieder,
en als ik de kamer binnen kwam, moest de
daur ook telkens veel wijder open dan eerst
nóodig waa geweest om mij door te latenen
als ik onverwacht tehuis iwam behoefde ik
0)k nooit meer te verwachten dat ik mijn
vrouw daarmee zou verrassen, want in die
dagen kraakten de traptreden onder mijn
voeten zóó geweldiir, dat zy mij reeds vijftig
treden van te voren hoorde aankomen, wat
weliswaar niet veel is, met het oog op de
inrichting der Amsterdamsche woningen, maar
mijn vrouw is wat doof en hoort dus alleen
wat in haar naaste o ingeving voorvalt, en
van verrassen was dus geen sprake. Het leed
dan ook geen twijfel, of ik ving aan gewich
tiger te worden en begon door my'n vel, door
mijn echo en door de ruimte welke ik voor
heen in het heelal innam heen te groeien en
al werd ik nog eens zoo beroemd als Zam Buk,
ik geloof niet dat ik de waarheid van het
gezegde, dat de gevolgen der grootheid zwaar
te dragen zyn, ooit zoo diep zou gevoelen als
in die dagen, toen ik van my'n eigen schaduw
een soort van wezenlijk mensch begon te
worden.
Ea niet alleen ik zelf ondervond de gevol
gen van dezen veranderden toestand, doch ook
anderen werden die gewaar, althans toen ik
in die dagen een bezoek kreeg van een be
kende, die anders altijd met zekere
nedervan al dat kerkelijk geharrewar en theolo
gisch geschrijf en gewry'f:
Daar is geen Priester,
Die Hem verklaart.
lu raadslen wandelt
De mensch op aard.
Hier kwam hem zijn oudenakadamie-vriend
bezoeken, nu dominee op een Geldersch dorpj e.
Wat een verschil tusschen den student en den
predikant.
De student:
vuur was zijn oogb'.ik en wild woei zijn haar,
Maar op zyn gelaat lag zyn hart,
Een harte zoo gul en zoo warm en zoo waar,
Schoon nog als zy'n lokken verward!
De predikant:
Nu glad en rechtvaardig en sluik zat zijn haar,
Maar, hemel, waar zat toch zyn hart ?
Ja, in de pastorie leeft Da Génestet zijn
leven, hy schrijft er zyn preeken en zyn
leekedichtjes, hij ergert er zich aan onnatuur
en gezwollenheid, aan de kinderversjes van
Hieronymus van Alphen en aan de leerre
denen van zjjn hooggestropten collega. Hier
strijdt hy voor eenvoud en waarheid. Na de
onrast van den twijfel en de vermoeienis van
godgeleerde disputen, komt zyn humor hem
opvroolyteen, zooala de hofnar het King Lear
deed. Hiar ligt zyn leven, zijn wereld, zyn alles.
Hier ook zag hy op naar de sterren, die
op- en ondergingen over het erf van C
antecler, die het ook deden over zijn pastorie.
Uw sterrenhemel, hij trekt mijn oog
Ea hij gevoelde het grootsche, het geheim
zinnige, al het wonderbare, dat er ligt in eea
sterrenhemel boven onze hoofden. En mocht
een andere Fairone onzen pastorie-dichter
hebben toegeroepen, dat zyn wereld eng en
de dingen van zijn wereld leelijk waren, all
Chantecler had hy kunnen antwoorden:
Moi, je n'en reviens pas de luxe de ces cioses.
***
De Génestet zag in zijn wereld dagelijks
een man, dien hij niet koa uitstaan. Het was
zyn ouderwetscha collega, de man mat den
steek boven zijn rechtzinnig gelaat en die
zijn woorden zóó uitsprak en wiens gebaren
205 waren, dat men aldoor herinnerd werd
aan dominee Smout, den vriend(?) van Vondel:
Niet ik zeg het, maar de Heere Meere spreekt.
't Galaat nu geplooid in den deftigiten trek,
Den doodsirek der reine natu ir,
Een hagelwit, stropje om den zeer sty'7ennek,
Steil, a's een gepleisterde muur,
Een wanilenda punt voor elk opan gesprek,
Geen mensch, maar een vreemde figuur...
Alles aan dezen man was gemaakt.
Zelfs at hy en dronk hij me gan».ch niet gewoon,
Maar plechtig- schoon smakelijk zeer.
Als De Géaestet hem op zijn kansel zag
stam, en dat gesülfle woord hoorde en den
wijden prieatermouw zag zwaaien over den
bijbel heen, dan voelde hij den lust ia zich
opkomen, KjnEerwaarda met ean speld in
het moüigst van zy'n baen" te prikken, om
hem zoo aan zy'a mensïh-zijn te herinneren.
'& Ben, zegt De Génestet van zichzelf:
'k Ben maar een mensch va a vleeseh en bloed
Als iedereen.
Dies zet ik me op geen hoogen voet:
En zeg geen deftigheen.
Ea va a den anderen zegt hy :
Güzijt vast geest en been.
Hij stond zoo hoog, die Smout-dominee,
hoog in den eigenlijken en hoog in den
figuurlij ken zin van het woord.
Ik sticht het volk
Van uit myn wolk.
In zijn preektoon was geen waarheid:
Verlos ons van den preektoon, Heer,
Gaef ons natuur en waarheid weer!
Hij roerda de groote trom:
Gij Prediker daar in de lucht,
Hebt gij dan geen woordje voor my?
De rede als een galmend gerucht,
Rolt ledig my'n ziele voorbij.
Dat gegalm, het was den eenvouligen ea
natuurlijken Peter te machtig en hij riep uit:
Dat ik u door schrik bevangen
Voor der Waarheid ronden lach,
Aan een witten das verhangen
Ergens plechtig bunglen zag.
Bijvoorbeeld in den pastorie!uin, bij de
pasgelegde dopsrwije?. De brutaalste musch zou
twee dagen uooïig hebhen, eer hy' aan dezen
buigende welwillendheid op mij neer ziet,
omdat hij een floreerenden handel in kaas
heeft, en ik niet, was hij buitengewoon col
legiaal en liet ziah door mij alles vertellen
ooatrent mijn fortuin! j e. Ea toen hij de ge
heele zaak wiat, knikte hy goedkeurend van
ja, en begon een gesprek o ver kaas. Hij werd
mededeelzaam over kaas en leerde my veel
over kaa». Hij vergeleek de wijze waarop ik
in dit geval te werk was gegaan bij de wijze
waarop hij te werk ging met kaas en toen hy
oen tijdlang gesproken had, vroeg hij mij my'n
meening over kaas en luisterde met veel aan
dacht naar da dwaasheden die ik daarover
zeide, iets waarmee ik natuurlijk zér inge
nomen was, want zooals men begrijpen zal,
zïg ik immers zér goed in, dat dit slechts
een begin was van den roem en een voor
bode van wat later wellicht volgen zal, als
ik in de kranten zal staan en geïnterviewd
zal worden over allerlei zaken waarmede ik
niets te maken heb en mijn m enicg moet
zeggen over dingen, waarvan ik letterlijk niet
het minste weet, zooals alle groote mannen
op hun beurt immers eens moeten doen.
Doch het vèrststrekkende gevolg dat my'ne
zoo onverwachte en veelbelovende ervarin
gen uitwerkten, wasén plannetje dat in mijn
brein rijpte, en dat ik nog alty'd hoop te
eeniger tijd ten uitvoer te kunnen brengen.
Dit plannetje betrof n.l. de stichting van een
instituut, waarin alle humoristen der wereld
vereenigd zouden worden, en dat aan de
humor burgerrecht zou verschaffen en haar
op maatschappelijk en sociaal gebied ten
algemeenen nutte dienstbaar zou maken. Ik
was n.l. van plan, een school voor humo
risten te stichten.
Ik zal over dit plan niet al te zeer uitwei
den, doch iets wilde ik er toch wel van zeg
gen. Het had mij immers getroffen, zooals
zoorele anderen met mij, dat onze
tegfnwoordige maatschappij en ons heele moderne
vogelverschrikker gewend' wa» geraakt es zich
kwam neerzetten op den rand tan zijn steek.
Neen, 'k schreide om den man, die een rol
letje speelt,
Door geestiyken hoogmoed ... een zot.
Elke echte profeet wordt op de hielen ge
volgd door een drom valsche' profeten. Ze
hebben zyn kleed aangetrokken, ze komen
met zyn gebaar en nu willen za door de
menachen begroet worden als Rabbi, Meester,
Heilige. Daarom, was De Génestet zoo wan.
trouwend als een Heilige hem naderde.
De witgestropte dominee speelde den
Eliarol. E ia, dat ia de groote figuur uit het Oude
Testament, die door de woaatyn zwerft, een
zaam, verheven, steil, als de rotsbergen om
hem heen.. E:ia, vol van zyn God, wiens
spreekbuis en wiens zwaard hij zich voelt.
Elia, die geen woord spreekt en geen gebaar
maakt, of het komt regelrecht uit zij n eigen
ziel. Men vreeat hem, Z. M. Achab zoo goed
als Z. M. het volk. Zyn woorden slaan in als
bliksemstralen, hy komt en hy gaat als een
stormwind. Die hem zag en board e, hij voelt
door zich been huiveren ontzag en bewon
dering. Men moet zoo iemand niatna willen
doen. Dat wordt een tooneelspel, een klucht,
de menschen ergeren zich of lachen. Hei
Elia-woord mag niet komen zonder de
Eliaziel. Dat is: valsch zijn, niet-echt zyn, acteur
zgn. Dat is boerenbedrog plegen, betaling'
vragen voor wat men niet leveren kan. Dftt'is
Pump, Sc windel, Flesschentrekkerg.
Doch als iemand meenen mocht, dat alleen:.
onder het dak van een paatoria aooveel
onnatuur en komedie spelerjj huizen kan,
vergist hij zich. In eiken kring stappen de
valsche Elia's rond, ze zijn zoo oud als de*
menechen zelf. Esopus heeft de kraai we
reldberoemd gemaakt, die het zwarte lijf vol
pau we-veeren stak en na door alle nest-.
vogeltjes en plepkuikens voor een wer kei ij ken
pauw werd aangezien. Eren beroemd is de
ezel, die zy'n lange ooren onder een leeuwen
huid wegmoffelde en na door alle veulen»
en kalveren werd begroet als Zy'ne Majesteit,
de koning der dieren. Wij kennen ook de
vrouwen, die in de L-ndsche straat hebben
ingekocht, wat de natuar ze onthield, en nu
door alle j wat bijziende i» of zich ep grooten
afstand bevindt, ia staat worden geacht,
Griekenland te ontvolken en Troje inbrand
te steken. Wij kennen ook de lieden, die,
het lijf getooid Biet den mantel van den
dichter, het oog met den traan van den dich
ter, de hand met het gebaar van den dichter,
by alle gele snavel! j as ia kunst en literatuur,
doorgaan voor neven en erfgenamen van
Vader Homero?.
Een mensch is uu eenmaal zoo geschapen,
dat hij graag een- groote, een hooge, eea
reus wil zyn. Alle krankzinnigen-gestichten
zitten vol Napoleons, Czareu van Rusland,
Riphaels, Heilanden, manen, zonnen en go
den. Ea zooals algemeen bekend is, daar
loopen meer gekken loi dan er zitten
opgeslotep. Hat koren zou goedkoop zijn als dj
gekken geen brood aten, zegt een ou i. spreek
woord.
Zsg my wie uw, vrienden zij a en wat uw
afkeer opwekt. Da kindartjas van Hierony-'
mus van Alphen waren De Génestet even
zeer een gruwel als de preeken van zijn
hoojgestropten collega.
Jantje zag eens pruimun hangen, zoo groot
als eieren. Hij won plukken-* mw vader had
het hem verboden, 't Wais een zware strijd
voor Jantja. Maar de deugd zegevierde ten
slotte en het loon van de daagd was een
hoed vol van diezelfde eierprnimen.
Cornelia had een glas gebroken, vóór aan
de strast. Gaarne had hu de zaak verzwegen;
Maar zou hy dan niet mama- bedriegen ? En
dat kon. hy niet. Keetje bekende alles en het
loon van de deugd was een zoen, van dier
zelfde mama.
Ach, van een derde w»? het zusje gestor
ven, nog maar. veertien maand j es oud. Ze
lag ia haar kistje en of hij al riep: Mietje,
Mietje! het hielp niemendal. Al z\jn levens
vreugde was nu weg, aldoor moest hij
Weenend aaa de kusjes denken,
Die hem 't lieve meisje gaf,
Zto waren de kindertjes van den heiligen
Hieronymu?. Maar dia van De Génestat waren
anders. Zij vonden hun genoegens zelfs op
een kerkhof. Daar wordt er t en begraven en
dat is een aardig garal. Ze klimmen op het
hek van het kerkhof, ze duikelen over de baar,
ze spelen krijgertje om het open graf. Twee
vechtersbazen hebben een ranaelpartytje.
Maar Teunift zit met Klaart j e
Al op dan grafkuilrand,
Naar 'c schijnt een deuntje te vrijen
Op kinderlijken trant.
De réaestet hield van geen enkel rolletje,
leven behoef.e hebben aan eenigeopfrisschin g.
Zij gaan gebukt ouder zorgen, en lijden aan
geasteso/erlading. Zij hebben er behoefte aan
daarvan wat ontlast te worden en in gezon
dere condities te komen, en dat stelde ik mij
ten doel met mijne voorgenomen
humoriBtenschool.
Op deze school, zoo dacht ik immers,
moesten de menschen, die haar bezochten,
leeren zich boven hun dagelyksche zorgen
te verheffen, zich er in ieder geval niet mee
te kwellen, doch zich integendeel er mee te
vermaken. Op deze school zouden zy dus niet
leeren lachen, daar dit s'echts een patholo
gisch verschijnsel is, een ziekelijke uitwerking
van de humoriseering, met welke weliswaar
rekening dient gehouden te worden, doch die
men niet behoeft te cultiveeren, en die boven
dien op het terrein der gymnastiek thuis be
hoort, maar zij zouden learen hun brein te
reinigen en hun gemoed, te verluchten,
zoodat zij vol genoegen en frisschen moed aan
hun dagelijksche werk konden gaan, en het
zou dus zoo iets wezen als een dagalijksche,
geestelijke massage der hersenen, door welke
zy' gereinigd werden van allen verstand elij ken
afval, welke er van virige hersenwerkingen
in achter gebleven was. Politiekere, die des
avonds, na de vergaderingen bijgewoond te
hebben, met het hoofd vol party-programs,
party-beginsels, partij-politiek en andere on
gezonde dingen het bed hadden opgezocht,
zouden dus 's morgens, na hunne dagelijksche,
humoristische oefening, weder geheel gezond
en van al die dwaasheden genezen, tot de
beraadslagingen terugkeeren.
Zij zouden met ruimen blik al die partyen
bezien en met een breeden glimlach de be
ginsels beoordeelen, welke iemand slechts
veroorloven voor een zekere zaak wél tien
millioan, dücüin gén geval negen, en óók
geen elf uit te geven, en in ieder geval niét
zooveel als nóodig is en zouden, met gezond