De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 10 juli pagina 2

10 juli 1910 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1324 het geèoogen, dat zóó met' hen wordt om gesprongen, müachien móéten gedoogen voorshands, omdat slechts een hél krachtige oiganiwiie een dergelijke willekeur zal kunnen; breken, Er zijn meerdere grieven tegen de be roepscommissie aan te toonen. Ze stond hier boren twee partijen,en had slechts recht te doen. Dat beteekent niet, dat het school bestuur ^zooveel mogelijk het vrye woord moest' Hebben, en dat het Bnka moest cwecdttk geweigerd,, toen z\j een venJagje wilde geven over een vergadering te Botterdam, waarin zij als vraagster was opge*rrederr, ewr optraden dat werd gelaakt. Dat bejteeiept ^evenmin,, dat het schoolbestuur zich. op zooveel getuigen beroepen mocht al» tiet wilde, en Enka geweigerd moest worden, een beroep te doen op een mede bestuurslid, dat j uist op de straat passeerde n aan wien te voren de toegang tot de vergadering was ontzegd. Ook beteekent ?dki met, vertegenwoordigers van een ver.etmiging, die in de ontslag-acte is aange-YWlei»i verder als getuigen in deze zaak buiten rekening te laten. «i * - Da beroepscommissie heeft op ergerlijke wijze teleurgesteld. Enka is aan het school bestuur teruggegeven als onderwijzeres met een strop om haar hal». Zoo ban ze niet tewigkeearcn. Een handhaving van het ontslag .ware- beter geweest dan dit vrijsprekend voonisj Za zal nu gedwongen worden, ««ener beweging heen te gaan, omdat toeh niet; kan worden gevergd, dat ze blijft samenwerken met menseheB, die een dergeIgka- moraal aanvaarden, als in het boven staande gegeven. E» schoolbestuur en beroepscommissie, z» mogen het; dan niet hebben gewild, hdbbea: ia; de maatschappij gevoerd een pleitbezorgster voar het socialisme, die nu ojwnlük. en overal haar grondwettige, een-maul miskende rechten zal weten te gebruiken.. Maar het publieke oordeel breekt den ? atef; over hun moderne inzichten". (SKo.rou m, 5 Juli 1910. DAAN VAN DER ZEE. uinnirinimimiiiui immiiiiiiiiiii IHIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIUIII (Fenol?).. FRENSSX WEGEXER KOOPMAN. Acht Lied-er für eine mittlere Stimme m. Klavierbeglei'.nag, G. Alsbaeh & Co., Am'terdam. ~LEG. MICHIELSEN. Lieder füc eine Siagfitiimae uad: Piinoforte, Deax Caansons , G Alabaeh & Co., Amsterdam. J.. K. TIBBIS Jr. T»ee liederen met piano begeleiding. G A'sbach & Co., Amsterdam. - ; KOB KÜILKB. Voir de jeugd, 6 L'.edjes n>. ,? pianobegeleiding. Op. £6. A. A. Notbe, . ? , Middelbu-gk - -- Ole in- Jttlianam. Volkslied. A. A. .- Noske* Middelburg. AKXA STIBBB. My n hart is krank, Lied, voor lage stem., A. A. Noake, Middelburg'. ? BEHNABD ZWBEBB. Twee- Liederen voor Bopraan en twee liedaren voor alt met klaviarbiegeleidiDg. A, A, Noake, Middelb. ?Van mevrouw Frensel Wegener liggen tb»D8 acht liederen' voor müop duitschen 'tekst, dïff allen getuigen van bet onopgesmukte, eenvoudige talent dezer begaafde vrpiiw. Als "bponcleT geslaagd zon ik willen wijzen op Siéhst', du das Meer" (Gaibel), TJnd bah' :so ? grosse Söhneueht doch" (inna Ritter) maar vooral op Ich will den Stnrm (Anna ? Iho-Michielsen is vroeger in déza kolommen reeds meermalen met grooteo lof ver meld. In het zestal liederen, dat thans voor 'mij ligt, i's 's camp -misten uitdrnkkings ver mogen' EO^belangrijktoegenomer». Harmonisaèring: en aanwending der klaviertechniek in 'de begeleiding staan op modernen bodem en waar aldu», met deze- middelen, de vindingskractrt van den componist wordt geschraagd, bereikt bet resultaat een achtbare hoogte. ~7ho beschouw ik-?Herf<il" (E. v. Monsterberg) als een mooi lied, in edele stemming gebonden. Wild schau-men au f', heef c eenixe verwant te nap met &lrausB'?Heimliche Aufforderuag", niet alleen- wegens den gemeenschappelijken 'tekst dichter, (J. H. Mack^y) maar ook door .conceptie en inhoud. Het is een waarlijk meesleep-end- liedj dat ik in veler handt n Eea lierinnoping aan Mark Twain DOOB PEET B O ET S E R. II. ? Dezen brief stuurde ik weg, ronduit gezegd, zöder er zelf veel van te verwachten. Niet temin echter deed ik het, want, zoo dacht ik, al doet bij Mark T wam geen genoegen, mij 'leef f doet hij het wel, en dat was voldoende, 'aüttians voorlbopig. Ia beschouwde het schrij ven van dezen brief dan ook feitelijk niet atrders- dan als een niet door het verstand geöontro'eerde daad, als een anti-sociale daad ZOD nóodig; welke ik bedreef, omdat ik het doodeenvoudig niet laten kon, en zonder mij 'WO' de- gevolgen- daarvan te bekommeren. En -tye"n" zes weken later niettemin het onge' Itfófalrjke gebeurde, en de post my een brief Bracht van Mark T train, gevoelde ik mij dan "èttk' even verrast al» Barthold Schwarz zich dfct moet gevoeld hebben toen-hij het buskruit "uitvond en door het dak vloog, want wie had zfalk een uitwerking verwacht! 'Het briefje zelf bracht mij echter weer op den beganen grond terug. Het was eem uiterst kalmeerend en zakelijk briefje; het was even kaimeerend' al» een dwangbevel, bet was zfckely'k als een kattebelletje, waarin een 'vriend een rijkspop ter leen vraagt, en het was bovendien even wellevend als bet antwoord, waarin die leening-geweigerd wordt. Het was '466 zakelijk en zóó wellevend, dat het wel scheen 'alsèf dit alles eigenlek van zelf sprak, e n het was..zóó .van zelf sprekend dat it, na bet een 'pÜ-fti? rtówl gelezen te hebben, niets van de zaak begreep, doch mij niettemin hevig voor wenscb Was icb liebe" mag hierna evenzeer met onderscheiding genoemd worden. Ook de twé. fransche liederen staan ei door hunne voortreffelijke dec!ama: ie a door hunne nobele, vrije melodiek op een hoog standpunt. Ieder die een moderne behande ling van den tekst weet te waardeeren zal met vreugde kennis maken mét Michielsen's nieuwste liederen. Het i» niet gemakkelijk ds poësie van Gaido Gazelle muzikaal weer te geven, 't Is alle» zoo eenvoudig en ongekunsteld en 't i» xoo compleet op zich zelf reeds. Zeker m «et ook de mnriek die daarbij past eenvoudig zyn, maar simpel mag zij tcci niet worden. Het is den heer J. F. Tierie Jr. niet altijd gelukt die moeilijkheid te overwinnen. Het tweede lied dunkt mij 'c best geslaagd; hoewel de declamatie op de wooiden in den l«nde en op der heiden", met het accent op 't eerste woord, niet gelukkig i». De heer Tierie most maar veel componeeren, maar niet alles uit geren wat by schrijft. B j Kor Kuiler bespeurt msn aanstonds met een componist te doen te hebben die rjjp werk afljvert. Ia de kinderliedjes va-B, den- vierden bundel uit zij a opnv 26 wordt men steeds getroffen door aardige, geestige trekjes in de begeleiding alleen de vertes zelve zijn niet allen e .en gelukkig, gekozen. De muziek staat veel' b enger. Jammer is het dat daardoor het artistiek evenwicht ver broken wordt; Hoe Kuiler er toe gekomen zal zyn het latynsche gedicht van dr. J. van Wapeningen Ode in Julianam" te componeeren? Wie zal dit ringen? Het zit, evenals het Volkslied van mr. H. W. v. d. Mt»y, m u a «ca»l goed in elkaar, hoewel d» dej in de tiende maat, wel een ietwat vreemden indruk maatet. Mijn hart ia drank" van Anna Stibbe, behoort tot de liederen die bij eenvoudigen van geest wel in den smaak zullen vallen, waaraan mea echter toch ge-n grootebeteekenis zal mogen toekennen. Anders is dit bfl de rierlie leren van Ztreerg. Men kan zich de- gedichten van Bontens anders weergegeven denken, men verwondert zich wel een» over een of ander ac:ent, dat men minder goed geplaatst acht, maar man verheugt zieh over de waardevolle muiiek die zich vrjj en viank met haar melodische lijnen over de woorden heenstrekt en o rei de kernachtige harmoniek die ia den klankvoll-m klaviersatz tot uiting komt. ANT. AVERKAMP. P, A. fi G (2 Juli 1910). Ala Harry wat geleerd had zei een oom of neef van Heinrich Heine dan had de domme jongen nu gaeu boeken behoevtn te schrijven. Poter de Géne3tet - had wal wat geleerd, mj was dichter en tegelijk dominee. Boven den ingang van rijn Ramonstrantenkerfeja in Delft is op den steifdag can den dichter, 2 Juli, een relief-biistB' aangebracht, oatworpen door den heer Odé. De scheefgezakte toien van het stadje, Scheef maar pal, ea-naar wij vaat vartrou jven, In Djlfthetlangar dan.wüallen uitzal honen zooals De Géaestet. in den Mailbrief zegt, keek op d» plechtigheid neer. Onze dichter zelf ligt nu al negen en veertig jaar onder d;n grafsteen te Rozendaa'. De hulde had vroeger kunnen komen. Doch ook later. Niet ieder is zoo geluikigala Hendrie C jnseience, die de onthulling van zijn eigen standbeeld bijwoonde. De fanfares klonken, het publiek j nbelde met Vlaamsche luidruchtigheid. Welk gezicht Conscience trok, toen het omhullende doek- werd weggetrokken en de schrijver en zijn standbeeld elkaar in het gelaat keken, staat niet beschreven. M'aar het most de moeite waard zijn geweest het tezien.Ibsen en Björnson waren even bevoorrecht als Conscience. Ojk Bismarck kon op zijn ouden dag van Hamburg naar K tulen reizen, als hip zich wou neerzetten op het voetstuk van zqn eigen standbeeld, om er na te denken over de waarde van den roem. Nu heeft ook De Génestet zijn bescheiden buste. En Delft is een merkwaardigheid rijker. Als de Eugelache en Atnerikaansche reisdames om het standbeeld van Hugo de Groot hebben gedraafd, het praalgraf gezien. de trapgeveltjei bewonderd, de pittoreeqie bruggetjes op en af getippeld, zullen zg voortaan ook nog even hua roode Bjedeker naar het Remonstrantenkerkje moeten dra gen en zeggen: Yes, I gee. Bar ba a, de vrouw van mijn vriend Jim, las in haar krant, dat een dochter van De Génestet de plechtigheid heeft bijgewoond. mij zelven bsgon 11 schamen, dat ik dit resul taat van mijn schrijven al niet reeds dadelijk had verwacht. Het briefje luidde: Dear mr. Bjetser. Door mijn contract met Harper & Brothars is het mij niet veroorloofd iets te schrijden voor druk buiten hun uitgaven en dus kan ik die voorrede niet schrijven. Doch ik heb van uw brief (daarin opnemend uw brief) een hoofdstuk gemaakt dat teeeniger tijd in mijn Autobiographie zal verschijnen en ik denk het hoofdstuk te zenden naar Harper's Weekly," als een artikel," een bijdrage." Het zal ver schijnen, ongeveer een maand na heden. En als het verschijnt zal mijn secretaris u een afschrift zenden, met dit idee: gebruik het als een voorrede, of een deel er van, naar dat gÜwilt, als gij er de voorkeur aan zoudt geven om slechts een deel te gebru':ken. De Harper's zouden zich hier niet tegen verzetten. Ik dank u voor u w brief, die delightful" 1) is. Met mijn eerbiedige groeten aan uw vrouw, I am. very sincerely youra MAEK TWAIN. Dat was du3 al een zeer onverwacht en schitterend resultaat! En daarbij bleef het bovendien nog niet eens, want weer een paar weken later rolgde nog een tweede brief, even wellevend en zakelijk als de eerste, en die bevatte een portret van Mark Twain, in zy'ne woning gekiekt, een paar regels van hem zelf, een cheque voor ? 123.45 (= 50 dollar) en een schrijven van de beeren Harper & Brotherp, meldende dat dit bedrag diende tot betaling aan mr. Boetser van een manus cript dat deze heeren bezaten, getiteld Een brief aan Mark Twain." Dat was dus onge 1) BELIGHTFUT,, adj., verrukkelijk, verma kelijk, behagelyk, weelderig, wellustig. De blonde of het brutntje stond niet vermeld. 't Moet toch pleizierig zyn zei Barbara een vader of een man te hebben, die ze o beroemd i*. Jim ,trok verlegen aan &gn sigaar, hij voelde den verwijtend jn blik van Birbara op z\jn wang. * * * De wereld van Caantecler, den beroemden baan van Edmond R>atand, is een boerenerf, de wereld van Peter de Génestet is een pastorie. Daar, op dat boerenerf, leeft Chairtecler zijn leven. Hij pikt er zijn graantje en vryt er zijn kipjes, hier is bij kuiken geweest en groot geworden. P^tou, de werf hond, ligt aan zijn ketting. Een merel g»at zijn kooi uit en in. Een kat ligt te slapen op den muur. De duiven vliegen er kirrende rond. Er hangt een lucht van hooi en van mesf. Daar is een bed met geraniums, ean oude ploeg en een kruiwagen. Nu en dan strijkt er een sperwer over heen. Ojk wel wilde ganzen en 's nachts katuilen. Ook de maan en de sterren. Hier klinken Cdanteclers beroemde kukeleku's, waarvan ia de wereld van de kippen en de postduiven zoo bewonderend gesproken wordt; hier draagt bq zijn geheim met zich rond; hier droomt hy ZÜB schoonen droom, dat hij het is, die 'a morgens de zon doet opgaan met zijn gekraai en aan de wereld den dag schenkt. Hier wordt de Faisane uit de bosschendoor Coantecler rondgeleid, vol trots )aat hu baar alles zien, bij roemt de dingen waar tustchen hij leeit, er is gloed in a\jn woorden en zyn oogen stralen. Maar voor d» Faieane zyn de dingen leelyk en ia die wereld enig. Ze vraagt Chantecler, of hij nooit eens droomt van de wereld achter zijn boerderij. Neen, zegt da baan, mijn wereld is niet zoo eng en da din gen 2{jn niet eentonig, want.de zon beschijnt ze. Rïen n'est' pareu, Jama's, som Ie soleil, 4 canse du soleil ! C ar elle chang» toutl Ja, zegt dfl Faiaane, men voelt wel, dat gij een ziel hebt, maar kan een ziel zich eigenlijk wel ontwikkelen en ontplooien, zoo ver van het leven en ayn drama af? Djch de haan antwoordt, dat z;jn boerenerf de wereld, het heelal is. Qaand on eait regarder et souflrir, on sait tout. Dans uu mort d'insecte on voit des desastres, Unrond d'azur euffitpourvoirpasssrlesastres. Voor een mensch die als Chintecler een ziel heeft, is er geen wereld eng en zijn er geen dingen Jeelijk. illes interesseert hem. met allei let f c hij mee, op alles schijnt de zon, geea sekondj zijn de dingen dezelfle, uit zga eigen binnenste komt bat licht dat alles kleurt en 'c laagste hoog maakt, liy draagt dj wereld met z'.ch made, waar hij in, daar i< de wereld, hij is da wereld zelf. Peter de Géaestet leef Ie in en om een pa-storip. Als hij raar het westen keek, drin zag bij Dordt en de Syaoie van .618, in 'c oosten zag hij den Protestantenbond en de Vrije Gemeente. De duiven van zijn erf waren daminsee, en wat zy kirden godge leerde disputen. Hier letfde e Génestet, dit was zijn wereld, hier at hij zijn brood en droomde zijn droomen, hier speelde hij met zijn kinderen en keek met smart taar het teringsterretja", dat glinsterde in de oogen van zün vrouw. Hier. las. hij den bijbel en bepeinsda de godheid van Christus en dacht na o?er da echtheid der Handelingen. Hier keek hij glimlachend naar de be krompenheid van een beat, die eeuwig kousen stopt, En bij een oaweer om haar oude zonden tobt. Hier disputeerde- hij met menechen, die naar hun fantastisch hemelpoortjd strumpelden en ia den bijbel hun reisweg woordj s voor woordja vonden uitgeschreven. Op des Geestes breede, diepe stroomen Drijren, zwerven, zoeken, lijden wij; Nachten dalen, hooge waalren komen . . . En we zyn zoo rustig niet als gij l Toch vooruit steeds streven wij ea staren Als Columbus't hoofd omhoog gericht, Reizen we op de wentelend» baren, Ia 't geloof dat ginda een wereld ligt l Hier bezocht hu de jonge vrouw in haar ziekenstoel en hoorde hij vol weemoed haar klachten aan over het haantje van den toren, dat onverbiddelijk naar 'c noorden wees en de lente tegen hield. A.ls de lente er waa, zou ze uit rijden gaan in een open rijtuig en dat zou haar bater maken. Eindelijk draaide het haantje en het rijtuig kwam voor. Ath, het was de lijkwaden ! Hier kon hij in zijn leunstoel zitten, moe twijfeld een zeer behoorlijke betaüns; voor tien vrij dunne zijdjes tamelijk slecht be schreven, en bovendien als cadeau bedoeld papier, en mijne briefwisseling werd door dis Amerikaansche heeren wel op de allerprettigste wyze behandeld. Lk moet intusschen bekennen, dat ik na ontvangst dezer verschillende brieven een eeoigssins ander mensch was begonnen te worden. Reeds mijn uiterlijk b. v. was zeer veranderd, want van bleek en mager, zooals ik eerst was geweest, begon ik nu rozig en vol te wordan. Ik werd dikker, dat zag een ieder, en als ik de kamer binnen kwam, moest de daur ook telkens veel wijder open dan eerst nóodig waa geweest om mij door te latenen als ik onverwacht tehuis iwam behoefde ik 0)k nooit meer te verwachten dat ik mijn vrouw daarmee zou verrassen, want in die dagen kraakten de traptreden onder mijn voeten zóó geweldiir, dat zy mij reeds vijftig treden van te voren hoorde aankomen, wat weliswaar niet veel is, met het oog op de inrichting der Amsterdamsche woningen, maar mijn vrouw is wat doof en hoort dus alleen wat in haar naaste o ingeving voorvalt, en van verrassen was dus geen sprake. Het leed dan ook geen twijfel, of ik ving aan gewich tiger te worden en begon door my'n vel, door mijn echo en door de ruimte welke ik voor heen in het heelal innam heen te groeien en al werd ik nog eens zoo beroemd als Zam Buk, ik geloof niet dat ik de waarheid van het gezegde, dat de gevolgen der grootheid zwaar te dragen zyn, ooit zoo diep zou gevoelen als in die dagen, toen ik van my'n eigen schaduw een soort van wezenlijk mensch begon te worden. Ea niet alleen ik zelf ondervond de gevol gen van dezen veranderden toestand, doch ook anderen werden die gewaar, althans toen ik in die dagen een bezoek kreeg van een be kende, die anders altijd met zekere nedervan al dat kerkelijk geharrewar en theolo gisch geschrijf en gewry'f: Daar is geen Priester, Die Hem verklaart. lu raadslen wandelt De mensch op aard. Hier kwam hem zijn oudenakadamie-vriend bezoeken, nu dominee op een Geldersch dorpj e. Wat een verschil tusschen den student en den predikant. De student: vuur was zijn oogb'.ik en wild woei zijn haar, Maar op zyn gelaat lag zyn hart, Een harte zoo gul en zoo warm en zoo waar, Schoon nog als zy'n lokken verward! De predikant: Nu glad en rechtvaardig en sluik zat zijn haar, Maar, hemel, waar zat toch zyn hart ? Ja, in de pastorie leeft Da Génestet zijn leven, hy schrijft er zyn preeken en zyn leekedichtjes, hij ergert er zich aan onnatuur en gezwollenheid, aan de kinderversjes van Hieronymus van Alphen en aan de leerre denen van zjjn hooggestropten collega. Hier strijdt hy voor eenvoud en waarheid. Na de onrast van den twijfel en de vermoeienis van godgeleerde disputen, komt zyn humor hem opvroolyteen, zooala de hofnar het King Lear deed. Hiar ligt zyn leven, zijn wereld, zyn alles. Hier ook zag hy op naar de sterren, die op- en ondergingen over het erf van C antecler, die het ook deden over zijn pastorie. Uw sterrenhemel, hij trekt mijn oog Ea hij gevoelde het grootsche, het geheim zinnige, al het wonderbare, dat er ligt in eea sterrenhemel boven onze hoofden. En mocht een andere Fairone onzen pastorie-dichter hebben toegeroepen, dat zyn wereld eng en de dingen van zijn wereld leelijk waren, all Chantecler had hy kunnen antwoorden: Moi, je n'en reviens pas de luxe de ces cioses. *** De Génestet zag in zijn wereld dagelijks een man, dien hij niet koa uitstaan. Het was zyn ouderwetscha collega, de man mat den steek boven zijn rechtzinnig gelaat en die zijn woorden zóó uitsprak en wiens gebaren 205 waren, dat men aldoor herinnerd werd aan dominee Smout, den vriend(?) van Vondel: Niet ik zeg het, maar de Heere Meere spreekt. 't Galaat nu geplooid in den deftigiten trek, Den doodsirek der reine natu ir, Een hagelwit, stropje om den zeer sty'7ennek, Steil, a's een gepleisterde muur, Een wanilenda punt voor elk opan gesprek, Geen mensch, maar een vreemde figuur... Alles aan dezen man was gemaakt. Zelfs at hy en dronk hij me gan».ch niet gewoon, Maar plechtig- schoon smakelijk zeer. Als De Géaestet hem op zijn kansel zag stam, en dat gesülfle woord hoorde en den wijden prieatermouw zag zwaaien over den bijbel heen, dan voelde hij den lust ia zich opkomen, KjnEerwaarda met ean speld in het moüigst van zy'n baen" te prikken, om hem zoo aan zy'a mensïh-zijn te herinneren. '& Ben, zegt De Génestet van zichzelf: 'k Ben maar een mensch va a vleeseh en bloed Als iedereen. Dies zet ik me op geen hoogen voet: En zeg geen deftigheen. Ea va a den anderen zegt hy : Güzijt vast geest en been. Hij stond zoo hoog, die Smout-dominee, hoog in den eigenlijken en hoog in den figuurlij ken zin van het woord. Ik sticht het volk Van uit myn wolk. In zijn preektoon was geen waarheid: Verlos ons van den preektoon, Heer, Gaef ons natuur en waarheid weer! Hij roerda de groote trom: Gij Prediker daar in de lucht, Hebt gij dan geen woordje voor my? De rede als een galmend gerucht, Rolt ledig my'n ziele voorbij. Dat gegalm, het was den eenvouligen ea natuurlijken Peter te machtig en hij riep uit: Dat ik u door schrik bevangen Voor der Waarheid ronden lach, Aan een witten das verhangen Ergens plechtig bunglen zag. Bijvoorbeeld in den pastorie!uin, bij de pasgelegde dopsrwije?. De brutaalste musch zou twee dagen uooïig hebhen, eer hy' aan dezen buigende welwillendheid op mij neer ziet, omdat hij een floreerenden handel in kaas heeft, en ik niet, was hij buitengewoon col legiaal en liet ziah door mij alles vertellen ooatrent mijn fortuin! j e. Ea toen hij de ge heele zaak wiat, knikte hy goedkeurend van ja, en begon een gesprek o ver kaas. Hij werd mededeelzaam over kaas en leerde my veel over kaa». Hij vergeleek de wijze waarop ik in dit geval te werk was gegaan bij de wijze waarop hij te werk ging met kaas en toen hy oen tijdlang gesproken had, vroeg hij mij my'n meening over kaas en luisterde met veel aan dacht naar da dwaasheden die ik daarover zeide, iets waarmee ik natuurlijk zér inge nomen was, want zooals men begrijpen zal, zïg ik immers zér goed in, dat dit slechts een begin was van den roem en een voor bode van wat later wellicht volgen zal, als ik in de kranten zal staan en geïnterviewd zal worden over allerlei zaken waarmede ik niets te maken heb en mijn m enicg moet zeggen over dingen, waarvan ik letterlijk niet het minste weet, zooals alle groote mannen op hun beurt immers eens moeten doen. Doch het vèrststrekkende gevolg dat my'ne zoo onverwachte en veelbelovende ervarin gen uitwerkten, wasén plannetje dat in mijn brein rijpte, en dat ik nog alty'd hoop te eeniger tijd ten uitvoer te kunnen brengen. Dit plannetje betrof n.l. de stichting van een instituut, waarin alle humoristen der wereld vereenigd zouden worden, en dat aan de humor burgerrecht zou verschaffen en haar op maatschappelijk en sociaal gebied ten algemeenen nutte dienstbaar zou maken. Ik was n.l. van plan, een school voor humo risten te stichten. Ik zal over dit plan niet al te zeer uitwei den, doch iets wilde ik er toch wel van zeg gen. Het had mij immers getroffen, zooals zoorele anderen met mij, dat onze tegfnwoordige maatschappij en ons heele moderne vogelverschrikker gewend' wa» geraakt es zich kwam neerzetten op den rand tan zijn steek. Neen, 'k schreide om den man, die een rol letje speelt, Door geestiyken hoogmoed ... een zot. Elke echte profeet wordt op de hielen ge volgd door een drom valsche' profeten. Ze hebben zyn kleed aangetrokken, ze komen met zyn gebaar en nu willen za door de menachen begroet worden als Rabbi, Meester, Heilige. Daarom, was De Génestet zoo wan. trouwend als een Heilige hem naderde. De witgestropte dominee speelde den Eliarol. E ia, dat ia de groote figuur uit het Oude Testament, die door de woaatyn zwerft, een zaam, verheven, steil, als de rotsbergen om hem heen.. E:ia, vol van zyn God, wiens spreekbuis en wiens zwaard hij zich voelt. Elia, die geen woord spreekt en geen gebaar maakt, of het komt regelrecht uit zij n eigen ziel. Men vreeat hem, Z. M. Achab zoo goed als Z. M. het volk. Zyn woorden slaan in als bliksemstralen, hy komt en hy gaat als een stormwind. Die hem zag en board e, hij voelt door zich been huiveren ontzag en bewon dering. Men moet zoo iemand niatna willen doen. Dat wordt een tooneelspel, een klucht, de menschen ergeren zich of lachen. Hei Elia-woord mag niet komen zonder de Eliaziel. Dat is: valsch zijn, niet-echt zyn, acteur zgn. Dat is boerenbedrog plegen, betaling' vragen voor wat men niet leveren kan. Dftt'is Pump, Sc windel, Flesschentrekkerg. Doch als iemand meenen mocht, dat alleen:. onder het dak van een paatoria aooveel onnatuur en komedie spelerjj huizen kan, vergist hij zich. In eiken kring stappen de valsche Elia's rond, ze zijn zoo oud als de* menechen zelf. Esopus heeft de kraai we reldberoemd gemaakt, die het zwarte lijf vol pau we-veeren stak en na door alle nest-. vogeltjes en plepkuikens voor een wer kei ij ken pauw werd aangezien. Eren beroemd is de ezel, die zy'n lange ooren onder een leeuwen huid wegmoffelde en na door alle veulen» en kalveren werd begroet als Zy'ne Majesteit, de koning der dieren. Wij kennen ook de vrouwen, die in de L-ndsche straat hebben ingekocht, wat de natuar ze onthield, en nu door alle j wat bijziende i» of zich ep grooten afstand bevindt, ia staat worden geacht, Griekenland te ontvolken en Troje inbrand te steken. Wij kennen ook de lieden, die, het lijf getooid Biet den mantel van den dichter, het oog met den traan van den dich ter, de hand met het gebaar van den dichter, by alle gele snavel! j as ia kunst en literatuur, doorgaan voor neven en erfgenamen van Vader Homero?. Een mensch is uu eenmaal zoo geschapen, dat hij graag een- groote, een hooge, eea reus wil zyn. Alle krankzinnigen-gestichten zitten vol Napoleons, Czareu van Rusland, Riphaels, Heilanden, manen, zonnen en go den. Ea zooals algemeen bekend is, daar loopen meer gekken loi dan er zitten opgeslotep. Hat koren zou goedkoop zijn als dj gekken geen brood aten, zegt een ou i. spreek woord. Zsg my wie uw, vrienden zij a en wat uw afkeer opwekt. Da kindartjas van Hierony-' mus van Alphen waren De Génestet even zeer een gruwel als de preeken van zijn hoojgestropten collega. Jantje zag eens pruimun hangen, zoo groot als eieren. Hij won plukken-* mw vader had het hem verboden, 't Wais een zware strijd voor Jantja. Maar de deugd zegevierde ten slotte en het loon van de daagd was een hoed vol van diezelfde eierprnimen. Cornelia had een glas gebroken, vóór aan de strast. Gaarne had hu de zaak verzwegen; Maar zou hy dan niet mama- bedriegen ? En dat kon. hy niet. Keetje bekende alles en het loon van de deugd was een zoen, van dier zelfde mama. Ach, van een derde w»? het zusje gestor ven, nog maar. veertien maand j es oud. Ze lag ia haar kistje en of hij al riep: Mietje, Mietje! het hielp niemendal. Al z\jn levens vreugde was nu weg, aldoor moest hij Weenend aaa de kusjes denken, Die hem 't lieve meisje gaf, Zto waren de kindertjes van den heiligen Hieronymu?. Maar dia van De Génestat waren anders. Zij vonden hun genoegens zelfs op een kerkhof. Daar wordt er t en begraven en dat is een aardig garal. Ze klimmen op het hek van het kerkhof, ze duikelen over de baar, ze spelen krijgertje om het open graf. Twee vechtersbazen hebben een ranaelpartytje. Maar Teunift zit met Klaart j e Al op dan grafkuilrand, Naar 'c schijnt een deuntje te vrijen Op kinderlijken trant. De réaestet hield van geen enkel rolletje, leven behoef.e hebben aan eenigeopfrisschin g. Zij gaan gebukt ouder zorgen, en lijden aan geasteso/erlading. Zij hebben er behoefte aan daarvan wat ontlast te worden en in gezon dere condities te komen, en dat stelde ik mij ten doel met mijne voorgenomen humoriBtenschool. Op deze school, zoo dacht ik immers, moesten de menschen, die haar bezochten, leeren zich boven hun dagelyksche zorgen te verheffen, zich er in ieder geval niet mee te kwellen, doch zich integendeel er mee te vermaken. Op deze school zouden zy dus niet leeren lachen, daar dit s'echts een patholo gisch verschijnsel is, een ziekelijke uitwerking van de humoriseering, met welke weliswaar rekening dient gehouden te worden, doch die men niet behoeft te cultiveeren, en die boven dien op het terrein der gymnastiek thuis be hoort, maar zij zouden learen hun brein te reinigen en hun gemoed, te verluchten, zoodat zij vol genoegen en frisschen moed aan hun dagelijksche werk konden gaan, en het zou dus zoo iets wezen als een dagalijksche, geestelijke massage der hersenen, door welke zy' gereinigd werden van allen verstand elij ken afval, welke er van virige hersenwerkingen in achter gebleven was. Politiekere, die des avonds, na de vergaderingen bijgewoond te hebben, met het hoofd vol party-programs, party-beginsels, partij-politiek en andere on gezonde dingen het bed hadden opgezocht, zouden dus 's morgens, na hunne dagelijksche, humoristische oefening, weder geheel gezond en van al die dwaasheden genezen, tot de beraadslagingen terugkeeren. Zij zouden met ruimen blik al die partyen bezien en met een breeden glimlach de be ginsels beoordeelen, welke iemand slechts veroorloven voor een zekere zaak wél tien millioan, dücüin gén geval negen, en óók geen elf uit te geven, en in ieder geval niét zooveel als nóodig is en zouden, met gezond

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl