De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 31 juli pagina 5

31 juli 1910 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

J,1 * No. 1727 DE AMSTERDAMMER W E E K B-LA D VOOR NEDERLAND. MILLIOBNEN ONTMOETING. De hertogin van Marlborongb, geb. Van der Bil; (met den witten hoed) en de 'gravin van Sutherland, de twee rijkste vrouwen van Engeland ont moeten elkaar bij de rennen. iiiiiiiiiiiiiiHiiiiimiiiiiimiiiimiiiMiiiiiiiiHiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimii Het meisje aan de Hunere III. (Slot). Onderstaande lotgeva len van vrouwelijke leerlingen aan gymnasia, ontleenden we aan de ontvangen antwoorden der verschillende rectoren : I. Aan het gymnasium te B, zijn sedert 1884 104 vrouwelyke leerlingen geweest, waarvan er thans nog 29 op school zijn. Van de overige 75 vrouwelijke leerlingen, verlie ten er 12 alt de Ie klasse het gymnasium (waarvan 2 naar een andere stad gingen), 13 uit de 2e klasse (l overleed, 2 verhuisden naar eldeit), 3 uit de 3e klasse, 14 uil de 4e klasse (hiervan verhuisden 4 naar elderr), 5 uit de 5a klasse, terwijl er l uit de 6e klasse het gymnasium verliet en staat gtxamen deed, te zamen dus 48 meisjes, die bet gymnasium niet hebben afgeloopen, de overigen 27 deden eindexamen, tiervan werden 2 afgewezen. II. Het gymnasium Ie C. is sedert 1893 door 24 meisjes bezocht ; 9 zijn nog op Echoot; 7 verlieten het gymnasiam in een van de lagere klassen en z\jn niet gaan studeeren; l verhuisde naar een andere plaats, waar zjj in dezelfde klasse op het gymn. werd toe gelaten; de o reiige 7 deden sllen eindexamen en slaagden. III. Het gymnasium te D. ie sedert 1893 door 18 meirjes bezocht, hiervan zijn er 6 nog op school; 3 verlieten het gymn. in de eerste klasse, l in de 2e klasse, l m de 3e klasse, l in de 4e klaese, l in de 5e klasse (deed uit die klasse staatsexamen), l in de 6a klasse, de overige 4 deden staatsexamen en slaagden. IV. Het gymnasium te B. is sedert 1882 door 3 L melejea bezocht: 13 zjjn daarvan nog op school; 5 verlieten de school in de Ie klasse, 2 in de 2e klasse, 2 in de 3e klasse, l in de 4e klasse, l in de 5e klasse, de overblijvende 7 liepen den cursus ten einde en slaagden voor 't eindexamen. V. Het gymnasinji te F. is sedert 1895 door 17 meisjes bezocht, daarvan zjjn er 8 nog op echool, 3 verlieten in de Ie klasse bet gymn., 3 in de 2e klasse, l in de 3e klasse, de overige 2 deden met goed gevolg eindexamen. VI. Het gymnasium te G. werd sedert 1894 door 22 vrl. leerlingen bezocht, waarvan er nog 6 aanwezig zijn, van de 16 o veiige hebben 9 het einde van den cursus niet bereikt en de studie opgegeven (én na afgewezen te zijn voor het eindexamen). Tot zoover de lotgevallen, ontleend aan de antwoorden der rectoren; verder voegen we hieraan nog toe enkele gegevens beti effende UIT DB NATUUR CCCLXXX VI. Natuur-of Menschenwerk. Niet zoo heel ver behoeft ge over onze enge grenzen te gaan, zuidwaarts of in zuid oostelijke richting althans, of ge komt hier en daar te staan voor opeengetaste steengevaanen, die u op het eerate gezicht aan onze hunebedden doen denken. Wat een reuzenwerk, wat een titanen-arbeid moet er verricht zjjn, om die mansbooge keien voort te rollen en op elkaar te stapelen; maar al gauw zoekt ge naar iets regelmatiga, ieta kunstmatigs, dat u vau de hunebedden ia bijgebleven, maar dat ge hier mist. Ook de groote massa'4 dicht bijeen, nitt op afatanden, zooals in Drente, en dan de dooreen menging van ont zaglijk groote brokken met zeer kleine, van een vuist nauwelijks; dat te zamtn moet de gedachte aan menschenwerk wel verdrijven. En de steeds vragende, steeds naar verkla ring hunkerende geest van den menech zoekt naar een andere oorzaak. Zoo niet door menschen, door welke natuur kracht dan wel? De menech met zijn zwakke handt n, maar krachtig verstand, kan ook rotsen vermalen en verplaateen; onmogelijk was het niet, dat zoo'n rot-enzee toch door menschen was büeengerold, maar waartoe. Er blijkt niets van tenig plan, eenig doel; en eertt daarmee verlaat ons de gedachte aan men schenwerk. Memcheu arbeiden niet zonder bedoeling, scheppen geen juïnee; die ontstaan. En inderdaad de Felsenmeere" van den Harz, van het Fichtelgeoirge, het zjjn ruïnes. Vroeger dacht men er anders over. Men chreef in de eetste tijden van de ontwik keling der geologische wetenschap alles aan het water toe, aan het vloeibare en het vaste, aan het stroomend water en aan het ijs. Nu kan een wilde berg-rivier heel groote blokken verplaatsen, als zjjn beiding o vervuld is en de sneeuw op de toppen smelt. Maar tegen woordig gelooft niemand meer aan het ver voer door stroomend water van rotsblokken van tienduizenden kilo's, zooals ze bij hon derden op verschillende plaatsen liggen opeen gestapeld. Hot ijs daarentegen, hetzij a'8 grondjjs, ijsberg of gletscher, dat kan ont zaglijke steenklompen over groote afstanden vervoeren. Het grond ijs, dat zich om een grooten rots steen vormt, die van den rivierbodem ia los geraakt, omgeeft dien steen met een huid de vrouwelijke leerlingen aan gymnasia geput uit het meermaals genoemde Rapport": 1. Ons gymnasium werd in 't geheel bezocht door 18 mtiejus, van wie 12 de school ver laten hebbes. Van die 12 kregen 8 het eind diploma, namelijk 5 na 6 jaar en l na 7 jaar. Van de jongens, die in denzelfden tijd als leerlingen ingeschreven waren, werd door 67 pCt. het einddiploma behaald. Het per centage der jongens, die meer dan 6 jaar daarover werkte, is belangrijk hooger dan dat der meisjes. 2. Van de vrl. oud-leerlingen hebben 3 het gymnasium niet geheel afgeloopen; 2 om gezondheidsredenen, l omdat zy het on derwijs bleek niet te kunnen volgen; 4 hebben met goed gevolg eindexamen voor getuig schrift A afgelegd, na geregeld van klaasa tot klasse te zjjn bevorderd; l heeft het gymnasium verlaten om elders hare studiën voort te zetten. TABEL III. Het aantal vrouwelijke leerlingen aan de H. B. S. in de gezamenlijke 5e klasten, en het aantal dat een einddiploma verwierf. Aangezien de Onderwijsverslagen" slechts de aantallen geven van de vrouwelijke leer lingen, die voor het eindexamen zijn geslaagd en niet de aantallen dergenen die aan het eindexamen hebben deelgenomen, en we toch gaaine eenigszins een maatstaf hadden voor het aantal geslaagden in verhouding tot het aantal, dat zich aan bet examen onderwierp, leek ons de beste oplossing, de vrouwelijke leerlingen der gezamenlijke 5e klassen naast de voor het eindexamen geslaagde te plaatsen. Geheel zuiver is deze statistiek nu echter niet, daar we natuurlijk niet mat zekerheid mogen zeggen, dat alle vrouwelijke leerlingen der gezamenlijke 5e klaseen aan het eindexamen hebben deelgenomen (er kunne a bijv. enkelen voor het einde van den cursus de school reeds verlaten hebben). Cursus -A-anta^ vr'- leer'- >/d Geslaagd voor gezamenl. a klassen, eindexamen. 1903/04 .... 5 2 1904/05 .... l l 1905/06 .... 5 4 19U6/07 .... 3 ., l 1900/01 .... 11 2 1901/02 .... 5 7 (a) 1902/03 .... 8 ,.... 6 1899/1900.... 18 . 11 1895/96 .... 9 3 1896/97 .... 16 14 1897/98 .... 12 8 1898/99 11 5 1891/92 22 10 1892/93 .... 23 8 1893/94 .... 35 8 1894/95 .... 32 19 1887/88 .... 44 42 1888/89 .... 58 49 1889/90 93 76 1890/91 .... 99 80 1884/85 .... 118 82 1885|86 .... 154 121 1886/87 .... 162 132 Verder laten we uit het reeds meermaals genoemd "Rapport" nog enkele uitspraken van directeuren van H. B. S. volgen: 1. Het bereiken van het einddoel staat percentsgewjjs voor jongens en meisjes geljjk; 2. Het aantal meisjes, dat geregeld bevor derd wordt en het eindexamen met goed gevolg aflegt, is percentsgewijs grooter dan dat der jongens; 3. Tot nu toe hebben naar verhouding minder meisjes dan jongens het einddiploma verkregen; 4. Ia de laatste 7 jaar hebben van de 224 jongens, die aai het eindexamen deelnamen 203 het einddiploma verkregen, d. i. 90 pCt. Voor de meisjes waren die getallen 30 en 22 = 71 pCt. 5. Slechts weinige meisjes bereikten de 5e kl. en verwierven het einddiploma; 6' In 1905 was onder de 12 leerlingen, die het eindexamm aflegden, een meisje; '.ij studeert in de pharmacie; 7. In 19.4 was onder degenen, die het eindexamen aflegden, n meisje. Zij heeft (a) Hieronder 2 die niet aan de H. B. B. onderricht ontvingen, en dus als extraceae het examea hebben afgelegd. van ijs; die huig, zooveel lichter dan het water, groeit; het is geheel, c f het blok door een zwemgordel wordt omgeven; einde lijk is de stijgkracht groot genoeg, en de zware steen stijgt naar de oppervlakte, wordt meegesleurd met den stroom, die als elk jaar buiten zy'n oevers treedt; het ijshulsel, de drijfgordel wordt steeds dunner, en eindelijk zinkt de steen terug naar de diepte of blijft liggen op het overstroomde eerst eenigen tijd in het buitenland vertoefd, en na haar terugkeer zich op haar lievelinge vak, de wiskunde, toegelegd; 8. In 1903 legde n vrl. candidaat met goed gevolg het eindexamen af; 2 andere, zwak van aanleg en gezondheid, slaagden niet; 9. Het vorig jaar waren er onder de 13 leerlingen die een eindexamen aflegden, 3 meisjes. 2 van haar zjjn student in de medi cijnen, n vertoeft tigdeljjk in het buitenland en zal zich na haar terugkomst opnieuw aan de studie wijden, met het doel om advocaat te worden. Deze meisjes waren goede mathematici en pbysici, ondanks hetgeen men wel eens beweert, betreffende de mindere ge schiktheid van vrouwen voor de exacte wetenschappen. TABEL UIA. Het aantal vrouwelijke leerlingen, die deelnamen aan het eindexamen gymnasium, en die welke slaagden, Zooals reeds vroeger gezegd, ontvingen we op de 42 aan gymnasia uitgezonden vragen lijsten 35 antwoorden ; van deze 35 gymnasia worden er 7 riiet door meisjes bezocht; aan 4 andere had nog geen meisje eindexamen afgelegd, terwijl men bij n geen aanteekeningen bad gehouden van de lotgevallen der vrouwelijke leerlingen; er resten dus nog23 gymnasia, waarvan omtrent de eindexamens mededeeling kan worden gedaan. Zeer jammer is het dat we van verscheidene stedelijke gymnasia (onder welke ook dat te Amsterdam) geen antwoord mochten ontvan gen. Juist dat ons de gegevens van Amster dam ontbreken is zeer te betreuren, daar toch het gymnasium aldaar de meeste vrouwelijke leerlingen heeft geteld en nog telt en de met gunstig gevolg afgelegde eindexamens ook voor dit gymnasium wel net talrijkst zullen ayn. Dat we van plaatsen zooals 's Hertogenboecb, Amersfoort, Alkmaar en Maastricht geen antwoord ontvingen, is van minder belang, aangezien de gy ncasia aldaar paa sedert enkele jaren meisjes toelaten en bij gevolg nog geen meisje aan het eindexamen heeft kunnen deelnemen. Gaan we de 23 antwoorden na, dan zien we, dat aan deze gymnasia g S -o -i l 'S « S t» ?u 60 In 1884 2 1887 3 . 1890 2 1891 l 1892 3 1893 4 1894 6 1896 3 ., 1897 2 1898 4 1899 4 1900 5 1901 16 1902 16 1903 8 1904 28 1905 25 1906 26 1907 38 , 1908 26 1909 34 tezamen 251 l 3 2 l 3 4 6 2 l 4 4 5 15 15 7 20 25 24 36 24 32 234 Eén gymnasium vermeldde nog, zonder opgaaf van jaren, dat aldaar 10 meisjes het eindexamen hadden afgelegd, die alle 10 slaagden. In het geheel hebben van die 23 gymna sia aan het eindexamen deelgenomen 251 + 10 261 leerlingen, waarvan er 234 + 10 244 slaagden = + 94% put. Hieronder volgen van 2 gymnasia de eind examens der meisjes tegenover die der jon gens (ontleend aan de antwoorden dar rec toren) : Aan het gymnasium te Y. zjjn vanaf 1885 tot aan September 1902, toen de beide meifjes kwamen, die in 1908 eindexamen deden 18 meisjes toegelaten, waarvan er 10 een einddiploma behaalden. In dienzelf den tijd waren er 304 jongens, waarvan 166 met goed gevolg eindexamen aflegden. Aan het gymnasium teZ. namen vanaf 1902 tot iiiittittttitm/itiiitiitiMiitimiinititittitimmiiiitiimiiiiitiiiiiintttmiiii land. Zoo ook worden kleine steenen en grof giint by menigte op het land gezet, ver van de zomeroevers der voormalige stroomen; zoo gebeurt het nog in Siberi bij on bedijkte rivieren. Dat ook een blok van eenige kubieke meters een enkelen keer zoo vervoerd is geworden, is wel aantemelijk, maar dat dit bij honderden en duizenden te gelijk is gebeurd, op een kort bestek, en zóó dat ze bo^en op eUander k wanen te liggen, Verandering van een graniet-koepel in een steenhoop. Boven het begin van de verweering; middenin de verdeeling in eplijtblokken, onderaan ronde keien, de grootste van meer dan K O kubieke meters inhoud, de hoeken zijn afgesleten, zoodat het verband verbroken is, maar een ader, van een ander eoort graniet, bewijst door zijn verloop, dat alles eens bijeen behoorde en samen een berg uitmaakte. en met 1909, 38 mei-j es aan het eindexamen deal, hiervan slaagden 35 is 912/3 pCt. In dienzelfden tijd namen er 158 jongens aan het eindexamen deel, waarvan er 138 of 87 Y« pCt. slaagden. SLOTWOORD. Gaan we het overzicht nog eens na, dan valt wel het meest in het oog de enorme voor uitgang der vrouwelijke bevolking aan H. B. 8. en gymnasia in de laatste jaren. We zagen dat in 1875 een 9-<al H. B. S. door tezamen 27 meisjes bezocht werd, terwijl in 1907 die cijfers geklommen waren tot resp. 70 en 2064. Voor de gymnasia bedroegen deze cijfers in 1894 17 en 04, in 1908 30 en 528. De se toeneming is zeker alleszing verblij dend te noemen, want ze duidt op het feit, dat een groot gedeelte der ouders een degelijke en grondige vooropleiding voor hunne dochters niet meer als voor een meisje overbodig" beschouwt. We kunnen dit niet genoeg toejuichen en de de meisjes, die later wenschen te etudeeren of een flinke zelfstandige positie te bekleeden, niet genoeg aanbevelen, al naar de kt u se van beroep dit met zich brengt, H. B. S. of gymnasium te bezoeken, de grondslag toch moet goed en degelijk zijn, want alleen op goede fonda menten zal met succes verder gebouwd kunnen worden. Laten de enkele stemmen, die er op gaan,_ ala zou het meit-je minder geschikt zijn tot de stuiie dan da jongen, de ernstig willendei niet afschrikken. Tal van bewijzen staan daar tegenover. Dat de vrouw wel degelijk in staat is tot studie, getuige byv. + 275 vrouwen, die hare loopbaan aan de oogescbool hebben volbracht. Het ligt echter volstrekt niet in onze be doeling alle meisjes tot de universitaire studie aan te sporen; we gaven dit voorbeeld slechts ala bewijs van htt wél kunnen der vrouw. Met den wenecb, dat het aantal vrouwe lijke leerlingen aan hoogere burgerscholen en gymnasia steeds groeiend moge zijn, sluiten we dit overzicht. 'sGravenhage ANNA J.JDNGMANN Juni 1910. Secretaris v j h Nationaal Bureau voor Wrouwenar beid. AlrDEÏ^ErEL Dansen. Böae Menschen haben keine Lieder," zegt een Duitsch spreukje. Zon men er niet bij kunnen voegen: Und tanzen nicht"? Van den Engelschen generaal lord Kitchener, den grooten vijand der TransvaaUche boeren, vertelt men, dat hij sedert zijn vroegste jeugd een afkeer had van dansen. Hij verbleef als jongen op een kostschool te New Hampghire, en op een kasteel in den omtrek werden zoo nu en dan danspartijen gegeven. Als er niet geno?g dansers waren, werden de jongelui va a de kostschool gevraagd om het heeren gebrek een weinig aan te vallen. Op zekeren dag kwam de vrouw des huizes weer bij den directeur va a de school en vroeg hem voor den volgenden dag om eecige dansers. Maar," voegde ze erbij, stuur me niet meer dien vervelenden jongen van Kitchener. Die heeit de voorgaande maal geen ttap willen dansen en den geheelen avond in een hoek gezeten met een gezicht zoo zuur als azijn." Een Engelse a oiad vertelt dit als een lofspraak op den beroemden veldheer. Of de jonge Kitchener soms liever vogelnestjes uithaalde en kapellen opprikte, hooren we niet. *** Grootmoeders Jurk. De japonntnmode van den laatsten lijd beweegt zich in een zeer eigenaardiger, rich ting. Steeds meer vertoont zij neiging oude modellen uit den jeugd onzer grootmoeders een nieuw leven te scaenken. Thans zijn de directoire-toiletten aan de beurt... korte lijfjes met weinig versiering, zeer hooge tailleering, onder de borst saa rügesnoerd door een enkel zijden koort met kwasten, een onder we tsch ge plooide en gesteven kant- kraag, rechte, t trakke mouwen met over de handen vallende kanten lobben, een rechte, slanke, sluikplooiende rok zonder eenige versiering en met kleinen sleep. Daarbij een parasol met zeer langen stok, die, levendig herinnert aan de lange dat is te onwaarschijnlijk om er lang over te denken. Ijsbergen en ysrivieren of gletschers even wel, kunnen op hun afsmeltplaats ont zaglijke blokken in verbazende hoeveelheden neerleggen. Daar heb ik verleden jaar al het een en ander van verteld; ook waaraan in veie gevallen te zien is of een aberg, dan wel een glelscher de transporteur is geweest; dat weet trouwens tegenwoordig iedereen wel. Wie dan ook een klein beetje van de his torische geologie onthouden heeft en zelf in het gletsuherland is geweest, denkt bg het zien van zulke steenwoeatijnen dan ook dade lijk aan gletechter-werking en houdt de Felsenmeere voor een onde moraine. En toch behoeft dit niet zoo te zijn, en als ge bij gelegenheid een nog tamelijk opper vlakkige inspectie wilt houden, zal ook dade lijk de twijfel bij u opkomen, of het ijs hier wel de vervoerder en opetapelaar geweest kan zijn. Ge bemerkt dan al spoedig het groote verschil tueschen het materiaal van zoo'n Felsenmeer en de keimassa's b.v. bij Hilver sum of in Drente ook al dennen wy ons die vertienvondigd in zwaarte en uitgestrekt heid, zooals ze vroeger waren vóór de menschen zich er van hebben meestergemaakt. Bij zoo'n keienzee ontbreekt de verscheiden heid van steensoort, die ge op onze heiden en bij de jonge Zwitsersche moraines hebt opgemerkt. Het is n soort graniet meestal, soms zandsteen, en htt kan gebeuren, dat een kleinigheid, iets dat ge toevallig opmerkt, u opeens een vingerwijzing geeft en u een belder licht doet opgaan over den oorsprong van het natuurverschijnsel. Dat kleinigheidje is een ader in eeu van de ronde blokken van het gesteente, die daar schijnbaar regelloos op en over elkander gesmeten zijn, of die ah reusachtige matrassen ateunen of als kubussen op elkaar gestapeld schijnen. Het kan gebeuren, dat zoo'n ader in het graniet duidelijk al van verre nitkomt,door dat het een wit kwarts is, dat de speet in het oorspronkelijk graniet neef t gevuld, maar vaker is het een lichter gekleurde granietsoort. Dat is op zichzelf nog geen aanwijzing, maar, loopt die ader, zooals ik dat geüen heb, door, ziet ge dus het verlengde ervan in een ander los naast het eerste liggende blok, dan is er geen diepziurig denken meer noodig, om voor n zelf tot de conclusie te komen: de steenen, NlEUWE BADKOSTÜMEN. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII wandelstokken der incroyable?. De meest flatteerende stof voor dit toilet is dunne zijde in vlakke, gedekte tinten; sprekende kleuren zijn uitgesloten. De zeer korte blouse is van een andere kleur dan de lange, eenvoudige rok. Als hoofddeksel wordt bij dit costnum doorgaans een klokvormige stroo- ofvilthoed gedragen met op bloembladen gelijker de, drnkgeplooide strikken van teerkleurige zij den linten, die als een bouqnet van rozen rusten tegen den donker- getinten bol. Het geheel is weinig flatteus en moet met veel tact en elegance gedragen worden. Dan echter doet het ook geestig en origineel. De mode is een intelligent antikwaar en weet uit de oudheid toch vaak wel fijne snuifjes op te diepen. Het tot 't uiterste geserreerde kostuum begint zich reeds een weinig te verwyden. Zon binnen niet al te langen tijd ook de herleving der hoepelrok te wach ten z\jn? *** Roeuporl. Op allerlei gebied hebben de vrouwen uitgemunt, en wie zou willen beweren, dat ze eerst in later tijd op den voorgrond kwa men op sportgebied, heeft misgegrepen. Baed-i in het begin van de 19e eeuw werd er nabij Londen een roeiwedstrijd voor vrouwen ge organiseerd. In het nummer tweeriems gieken kwamen als tweede aan, de dames Mart in en Prout, die 69 en 70 jaar oud waren en toen reeds een roeiers-carrière van ongeveer 50 jaren achter den rug halden. Ze deden in hun jonge dagen als een gewoon roeiers paar mede aan da groote wedstrijden en k wamen in concurrentie met de beste binnen en buitenlandsche ploegen van mannen 't eerste aan. Zij maakten zelfs een reis naar Frankrijk, die voor hen een groote zegetocht werd. Ze waren toen zoo uitmuntend in form, dat zij met zware boot een race wonnen van een ploeg sloeproeiers der Koninklijke marine. * * Geen vechteribazen. Gelukkig voor de Duitsche jonge meisjes en voor de Fliegende Blatter, dat Duitgchland niet in Italiëligt, want in Italiëis officieren gebrek. Men heeft de exameneischen van de militaire school te Modena moeten verlagen om candidaten te vinden. Ook de sergeants van het leger komen in aanmerking voor bevordering, een kanaje dat hun sedert jaren niet meer gegund werd. ALLEGEA. MMiHimiiitimmiiiiiiitMMiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii die twee aithans, zijn niet vervoerd, want het toeval is ondenkbaar, dat juist twee, van verschillende plaatsen afkomstige steenen, een zelfden ader zouden vertoonen en dat zij door den ij es t r oom juist zoo neergelegd zouden zijn, dat die twee aderen, als bijeenbehoorend, aaneen zouden sluiten. Komt het verschijnsel ook verderop bij andere steenen van het keienmeer" voor, dan is het ook voor een leek in de geologie zonneklaar, dat die opeengestapelde, tonde, platte of hoekige rotsblokkeu ook niet door srivieren *ervoerd kunnen zijn ; en er blijft niets anders over dan te besluiten: waar ze nu liggen, daar waren ze altijd, ze zyn niet verp'aatst sedert hier in de diepte de gloeiend vloeibare aarde, het opborrelend magma, stolde tot graniet. De steenlageo, zandsteen, leien of kalk die er zich bovenop bevonden, zijn sedert lang verweerd, weggev oerd door bet water; en de harde ondergrond, het graniet, kwam bloot. Als een gave ronde koepel welfde zich de rots en scheen gezond en gaaf; maar reeds lang voor de zon hem bescaeen en deregen hem besproeide, toen hij nog meters diep onder de kalk- of zandsteen» n la/, waren er microscopisch kleine barstjes in ontstaan; daar in drong het door.-üpelend water, en dieper en dieper werden de kloven en spleten; het water loste heel langzaam maar zeker een weiuigje uit den steen op; bij het bevriezen barstten er schilfers en kantjes af; de verminderde druk deed ook al spleten ontstaan. Alles met e kaar werkte samen, om de harde gave rots tot in zijn inwendigate aan te tasten. En toen de naakte rots bloot kwam, begon het eerst recht; al het verweerde, tot poeder en stof vergane graniet werd dojr water en wind weggevoerd, er ontstonden afzonderlijke brokken; later met holten er tueschen. En als eens de groote brokken, de kernen van het onde gesteente, zoover rondom verweerd zullen zijn, zoo afgeslepen, zoo klein gewor den, dat het stroomend water ze kan mee voeren, dan eerst zal, wat bijeen behoort, gescheiden worden en verspreid over de aarde. Dan kan dat simpele, witte, vertakte adertje n de geschiedenis van de keienzee" niet meer vertellen. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl