De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1910 31 juli pagina 6

31 juli 1910 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1727 -«?v-*^**?1 'Sf.V »*,»? ; .?? .*'<#*?*), W;pi" Carthago, Ket ia het midden naar links, do Cathedraal. Doode Steden: Carthago. Mijn bezoek op 13 Februari 1910 aan Carthago, waarran de historie mij nog rersch in het geheugen lag, was aan vankelijk een droeve teleurstelling. Als een der grootste aanlokkelijkheden mijner reis door Noord-Afrika, had mij het denk beeld toegeleken de plek te betreden waar Dido reeds 814 jaren vóór Christus een stad stichtte, waar Hinnibal en Salamb leefden, en waar de bloedige strijd om de oppermacht tusschen Rome en de Puniërs werd uitgevochten. Een eleetrische tram bracht ons van Tunis naar deze historische plek, langs een dijk dwars door het meer van Tunis (El Bahira) gelegd, noordelijk van de vaargeul die deze belangrijke plaats met la Goulette (fleschhals) en de Middellandsche Zee rerbindt. Links van ons lag in deze zoutlagune een eiland met een oud fort; rechts zagen wij groepen flamingos met rose vleugels, die op hun hooge pooten rustig stonden te slapen. Ia de verte was de grillig gevormde top van den Bou-Kournineberg (de Dubbel Ge hoornde) zichtbaar, waarheen Salambö, volgens den beroemden roman van Flaubert, zoo vaak de oogen richtte, droomende van de geheimen van den eeredienst van Tamt. "Weldra naderden wij een reeks groene heuvels, waarop enkele moderne villa's, hotels en restaurants, doch waar het oog alleen getrokken werd door de, op de» hoogsten top fel in de zon schitterende, witte Byzantjjnsche Cathedraal van Saint Louis, in 1890 vol tooid. Die heuvel was de Byrsa, en daar lag eenmaal het trotsche Carthago. Door Tyriërs gesticht, verrezen op deze thans zoo eenzame plek de tempels en paleizen d«r dichtbevolkte hoofdstad van de Punische koloniën, na tien eeuwen van bestaan door Scipio vernield, zoodat alleen Bomeinsche slaven er nog de kud den hunner meesters konden doen grazen," volgens den vloek door den Senaat van Rome geuit. Onder Julius Cesar ontstond hier een nieuwe wereldstad, na Rome de grootste; een stad van handel, weelde, studie en genot, de hoofdplaats van het uitgebreide Ifrikia. Doch ook deze geraakte in verval en werd in 439 op gewelddadige wijze ver overd door de Vandalen, die er onder Genserik een koninkrijk stichtten; Beliaarius nam ze (533) op zijn beurt in bezit voor de Byzantijnsche keizers, die «r 160 jaren lang heerschten. Eindelijk viel zij in handen van de volgelingen ^an Mohammed, die. met hun bekende vernielzucht alles wegvaagden van den bodem. Zoowel het Carthago der Puniërs, als het Carthago der Romeinen zij n dus Verwoest; zelfs de puinhoopen en funda menten daarvan werden niet gespaard; de geheele bodem der heuvelen werd IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIinillllllllHIINllllllHIIIIIHIIIIIINNItlllllMIIIIIIII Betrospectieve Tentoonstelling van het Boekwezen. Lettervrienden en lettetkonstenaren" genieten bij herhaald bezoek aan de Boektentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam naar hartelust. De deege deegelijkheid der uitgaven van Leidgche, Haarlemsche, Haagsehe, Amsterdamsche uitge vers, en pok die der noordelijke provinciën, geven, bij nader onderzoek, een hoagen dunk van hun opvatting van beroep en bedrijf en ook van de weetgierigheid en studielust der Nederlanders, terwijl de kostbare reproducties en de voortreffelijke studies over oude en nieuwe kunst, die _ terstond bij het komen in de eerste expositie-zaal de aandacht der bezoeker» vragen, op een heuglijk verschijnsel van kunstontwikkeling en vermeerderde kunstbeoefening wijzen. De uitgevers en de boekprinters van heden eeren met het tentoongestelde zich zelve en laten zich gunstig beoordeelen, ieder in eigen karakter. Zij zetten voort wat die in vorige eeuwen vermocht hebben, terwijl de hulpmiddelen primitiever waren. De voorgangers staan in de boekkunst zóó hoog, dat zij nog in veel tot voorbeeld strekken. In alle eeuwen, reeds in de 16e eeuw muntte het boekwezen in Nederland uit. Onder de oudsten en ouderen zijn mannen van karakter die hun leven veil hadden voor hunne uitgaven. In 1568 toch wordt de uitgever Herman Schinkel te Delft, een belijder van de nieuwe leer, ter dood veroordeeld om het drukken van kettersche werken. Met opgeheven hoofd gaat hij naar de strafplaats terwijl hij zich het hoofd breekt over de juiste lezing van een klassieken tekst. Zoo deed een eerzaam hoekverkooper, een man vaa goede fa me. Hij offerde zich voor omgewoeld als om de laatste sporen er van te doen verdwijnen. Geen enkele steengroeve werd ooit zoo rusteloos en hardnekkig doorzocht en beroofd als deze plek op Afrika's bodem. De Arabieren haalden er materiaal vandaan voor den bouw van vrijwel alle groote steden van Tunesië; als mollen wroetten zij er in alle hoeken en gaten, hadden zelfs gilden van chercheurs de pierres" (steenzoekers) opgericht. De Italianen volgden, en bouwden van de geroofde zerken den toren van Pisa. Slechts enkele onderaardsche citernes zijn bewaard gebleven, en verder talrijke graf kelders. Les ruïnes meines ont péri!" En men gevoelt eerbied voor het volhardende werken van den R. P. Delattre, die zijn gansche leven wijdde aan de pogingen om uit deze brokstukken nog de historie van lang vervlogen eeuwen op te bou wen. Nergens ter wereld werden oudheid kundige onderzoekingen zoo stelselmatig ondernomen, en met zooveel volharding doorgevoerd, als op de plaatsen die wij toen doorkruisten. Doch ook nergens behaalde de wetenschap zulk een buit, deed zij zulke belangrijke ontdekkingen; elk brokje werd verzameld, en verkreeg zijn plaats in dien denkbeeldigen her bouw van Carthago, die ons 15 eeuwen historie voor oogen toovert. Een korte schets daarvan is ondoenlijk; een beschrijving van alle plaatsen door ons bezocht, waar soms op n plek Punische, Romeinsche, Hebreeuwsche en Christelijke overblijfselen dooreen wer den aangetroffen, zou op den lezer slechts verwarrend werken. Het beste is wel licht, in korte trekken mede te deelen wat nog zichtbaar is en bekend gewor den van de drie historische tijdperken die Carthago, vóór de komst der Ara bieren (einde Vlle eeuw) doorleefde; dat der Puniërs, der Romeinen en der Christenen. Het Carthago van Dido lag op een schiereiland, niet ver van de monding der Medjerda, de grootste, vrij wel eenige werkelijke rivier van Tunesië. Het hoogste punt daarvan is de Byrsa-heuvel, 60 m. boven zee gelegen, zuidelijk en oostelijk waarvan de stad werd gebouwd, die een maal 700000 inwoners telde. Haar naam Cart-hadchaf", werd door de Romeinen erg geradbraakt en beteekent (in het Tyrisch) de Nieuwe Stad. Op den top van dien heuvel lagen de Citadel en de tempel aan den god Echmoun gewijd. Drie rijen muren, waarvan de buitenste van torens en .grachten voorzien, ver sterkten deze groote stad aan de landzijde, dus oostelijk; terwijl aan de zuid zijde een dubbele haven, door een grooten leidam tegen de Noord-Oostewinden be schermd, een veilige schuilplaats opleverde aan de talrijke handels- tevens oorlogs schepen. zijn zaak op. Maar ook uitgevers wier wer ken in kwade reuk stonden, hadden moed npodig om die den dag te doen zien, al was de uitgave vanUilespiegelachtige werken en zin nelijke lijmerijen" misschien even groot als thans. Slechts dit is het onderscheid tuaBchen het heden en verleden, dat in ouden tijd de uitgever der boekjes-van-lichtzinnig heid aan den lijve werd gestraft. Dat on dervond o.a. in 1528 Pieter Tibaut, drukker in De vier Heemskinderen." Hij moest twee uren aan de kaak staan om het drukken van schandelijke en oneerlijke brief gen s." Deze briefgens" moeten wel heel schande lijk geweest zijn, want er werd vrij wat onoirbaars gedrukt. Vele oude liedjes, verhalen en kwakjes, kluchten en blijspelen moeten bij het lezen een dragonder doen blozen, al schenken zij ook veel genieting aan droge literatoren. Zelfs het krachtig en prachtig pleidooi van Bakhuyzen v. d. Brink: De Zedelijkheid onzer Voorouders" kan de uit gevers dier werkjes niet vrij-uit doen gaan. Vooral in de 17de eeuw veroorloofde men zich veel. Op het tooneel stelde men zelfs het schoffeeren eener maagd voor, waar Andries Pels tegen opkwam en niet ver goelijken wilde schoon het in een hoek des tooneels geschiedt". Maar de uitgevers van bordeelkluchten en gemeene verhalen en liedjes blijven en bleven in het duister. Zij zijn en warende nachtschaduwen van het eerlijk en zonnig bedrijf der uitgevers, op welke Nederland roem draagt, ook in hun hoedanigheid van kooplieden. Want den handel achtten zij niet gerirg. De groote uitgevers reisden met hun werk vele landen van Europa door, of lieten dit doen. Overal hadden zij betrekkingen,Elzevier had zelfs een filiaal in Kopenhagen. Willem Jansz. Blaeu, de neef van den dichter P. C. Hooft kwam op de De onde haven van Carthago. De ruïnes der Carthaagsche muren te Byrsa, van binnen gezien. Van al die pracht en weelde zijn thans nog alleen eenige graven en dood kisten overgebleven. Doch deze sarcophagen, op de deksels waarvan de beelden der dooden waren geschilderd, openden een rijke bron voor historische ontdek kingen. Nu eens ziet men (in hetMuse Lavigérie) een jonge vrouw met fijn gelaat en wijd-open oogen, het Tunische kleed om den schouder, en in de rechterhand een duif. Elders mannen met lange baarden, priesters, de ne hand statig opgeheven .ten gebed, de ander een offer bus omknellende. Maskers zijn er ge vonden van gebakken aarde, wier af schuwelijke tronies de lijken tegen de booze geesten moesten beschermen. Tal rijke potten van aardewerk in den vorm van dieren, vazen uit velerlei landen, spiegels, amuletten en steenen kogels zijn er gevonden; voorts allerlei soorten van ex-votos aan de Godin Tanit of den god Baal-Hammon gewijd; allen stammend uit de Vlle tot Vle eeuw vóór onze jaartelling. Da voornaamste doodenstad was op het O deon-plateau gelegen, en de diepe putten die toegang gaven tot de graven, grotten in den tufsteen uitgehouwen hebben deze waardevolle oudheden voor de schendende hand van den mensch gespaard. Bij enkele geraamten van vrouwen ziet men nog gouden ringen aan de vingers; naast haar liggen oorbellen en kleine parfumerie-doosjes ; het blijkt ook dat de lijken in hars werden bewaard. Bij de kunstvoorwerpen, vooral de gouden, soms met edel ges teenten bezette kleinoodiëa, is duidelijk de invloed der Egyptenaren merkbaar, bij de latere die der Hellenen (waarmede de Carthagers veel vuldig in aanraking kwamen). Doch Frankforter Mis met een catalogus van 300 bladzijden, dicht bedrukt. Die catalogus bevatte titels van Latijnsche, Nederlandsche, Fransche, Italiaansche, Spaansche en Duitsche werken. In zijne drukkerij te Am sterdam kraakten negen persen. De letter type, van welke hij zich bediende, en zijn geheele bedrijf worden thans nog geroemd door eminente kenners als de Enschedé's te Haarlem. Zij stellen hem ver boven den beroemden Elzevier, die niet, zooals hun gebleken is, met eigen letter drukte. Wat de Blaeu's vermocht hebben, bewijzen thans nog zijne werken, in't bizonder: de Atlas van Blaeu", koninklijk uitgegeven en staande op de Retrospectieve tentoon stelling als onvergankelijk monument van het Nederlandsen boekwezen. De 17e eeuwsche uitgevers en boekverkoopers konden en deden zich in de heele wereld met een gevoel van gepaste eigen waarde kennen. In If69 dienden zij aan den Eaad der stad Frankfort een stroef en straf protest in tegen het bezwarende der hooge geldsommen aan de bezoekers der Mis opgelegd. Amsterdam is vaak in vroeger eeuw ge noemd de voorraadschuur van Europa; van Nederland zou men het uit dien tijd ook kunnen zeggen ten opzichte der boeken. Want hoe vele buitenlanders lieten hier hunne boeken drukken en uitgeven! Een sprekend getuigenis er van is het klassieke werk in een echt bruin lederen klassieken band, gebonden, met al de aardige figuurtjes, geheel overeenkomstig aan den beroemden band van Johannes Veldener: La librairieritnprimeriu et la presse en Hollande h travers quatres siècles. Documents pour servir a l'histoire de leurs relations interna tionals recueillis et annotés par W. P. van Stockum Jr. alles moest uit graven worden verzameld; het eenige monument wat nog boven den bodem uitsteekt, is een Mausoleum (uit de IVe eeuw v. Chr.), voor het lijk van een Punischen prins gebouwd. Het weinige wat van het oude Carthago overbleef, kan dus met het volste recht de stad der dooden worden genoemd. Ook van het Romeinsche is niet veel meer zichtbaar. Van een reuzen-amphitheater, bijna even groot als het Colosseum van Rome, *) is ternauwernood de vorm nog zichtbaar, alleen werden onder aardsche gewelven opengelegd in n waarvan een kapel ter herdenking der aldaar gevallen Christen-martelaren is opgericht. Het gedeeltelijk ontgraven eenmaal met talryke standbeelden ver sierde Odeon, verkeert in allertreurigsten toestand; het opengelegde theater in de nabijheid heeft men ietwat gerestaureerd om er (in 1906) door Pafijache artisten de opera Salambó te laten spelen. Van enkele Romeinsche woningen heeft men nog fondamenten en soms fraaie mozaïek-vloeren aan het licht kunnen brengen; standbeelden (van Apollo, Venus, Amor en Diana) heeft men, zij 't erg beschadigd, weer terug ge vonden, daar zij voor de Arabieren als bouwmateriaal van weinig nut waren. In het museum hier, en in het Musée Aloui bij het Bar do-paleis, vindt men vele antieke lampen, Remeinsehe munten, glaswerk, gegraveerde steenen, en looden plaatjes waarop too verspreuken 'die den vijand den dood moesten bezorgen, of wel van de beminde de liefde doen ontwaken. Met welke piëteit de R. P. Dalattre zijn werk verricht, blijkt wel uit het completeeren van een beeld, den Over rloed" (l'Abondance) voorstellende, dat uit niet minder dan 250 brokstukjes moest worden ineengevoegd! Geen scherfje gaat nu meer verloren, en wordt zoo lang; het nog geen bestemming heeft gevonden in de pleisterlaag van een muur zorgvuldig ingemetseld. Wat Rome achterliet waren de onder aardsche vergaarbakken, citernes, waar van waarschijnlijk de Arabieren vroeger voordeel trokken en zeker thans nog trekken. Een aquaduct niet minder dan 90 K.M. lang, onder keizer Hadrianus (354) gebouwd, voerde het water uit de rijke bronnen der Djebel Zaghouan hier heen om deze réservoirs te vullen, waar van enkele nu als woningen en stallen worden gebruikt. Die bij Bordjel Djedid gelegen tellen niet minder dan 17 vakken, bevattende 30.000 K.M. zuiver drink water, om daarmede la Goulette te voor zien. Op het gebied van waterverschaffing in deze regenarme gewesten, heeft Rome over geheel Noord-Afrika zich eere-zuilen gesticht, grootscher dan al zijn tem *) Zie de beschrijving daarvan in dit Week blad van 9 Juli 1910. Dit werk, door W. P. van Stockum Jr. uit liefde en hoogstelling van het oude Nederlandsche boekwezen, saamgesteld en ondanks groote geldelijke offers velen, in de eerste plaats aan de buitenlanders, ten geschenke gegeven, wijst nadrukkelijk uit hoe zeer Ne Ierland het boekwezen in Europa beheerschte. In dit werk trekken zeker Nederlandsche uitgaven van Pascal, Descartes, Molière, Corneille e.a. de aandacht, doch het wijst ook op uitgaven die oneindig grootere aandacht vragen, als: een bijbel in het Eussisch en Hollandsen, en een zee-atlas als die van Corn. Claesz, in het Engelsen uitgegeven in het jaar dat Holland met Engeland ter zee tegen Spanje samen ging, in het jaar 1588, hetzelfde waarin de OnoverwinlijkejVloot vernietigd werd. Van deze zee-atlas, uitgegeven door Corn. Claesz, zijn door den cartograaf Lucas Jansz Waghenaer tusschen 1584 en 1625 edi ties bezorgd met tekst in het Duitscb, Engelsch, Fransch, Latijn en Nederlandsen. Deze atlas was bij alle zeevarende naties in gebruik, zy diende den zeeman, van welke nationaliteit ook, tot licht en baken op de ongewisse wateren. Door deze atlassen, zóó populair, dat zij bij dezeelieden Wage naars" genoemd werden, beheerschte Nederland de zee en de scheepvaart van alle volkeren. Niet minder hoogen dunk van NederlandBche uitgevers en drukkers geven in Van Stokkum's boek de reproducties van een blad uit den Armenigchen Bijbel" in 1606 te Amsterdam dat op Boomsloot nog herinnering bewaart aan de Armenische kerk in de Armenische drukkerij van Mather Avac gedrukt. De vermelding in hetzelfde werk, met reproductie van eene zijde van eene te Amsterdam verschijnende Spaansche coupels, schouwburgen en triomfpoorten. Reeds in de eerste tijden onzer jaar telling deed het Christendom in Carthago zqn intrede, en baande zich van daaruit een weg naar het hartje van Afrika. De kerkvader Tertullianus werd in deze stad (160) geboren en schreef er zijn beroemde woorden: Wij zijn van gis teren en hebben uwe paleizen vervuld, uwe tempels en uwe woonplaatsen l" De H. Perpetua en hare lotgenooten werden er door de wilde dieren van het Amphitheater verslonden; St. Cyprianua stierf er den marteldood (258). Doch van de groote Basilica, de Byzantijnsche ker ken, de kapellen, oratoriums, heeft men met moeite de fundeeringen en enkele vloeren teruggevonden; van het groote kerkhof (necropolis) is ietwat meer zicht baar geworden. Wat in deze tegenwoor dige Residentie van den Primaat van Afrika aan Christelijke monumenten zicht baar is, werd in de laatste jaren gebouwd: zijn Paleis, een Seminarium, het klooster der Pères Blanca (waartoe de R. P. Delattre behoort) en vooral de Kathe draal aan den H. Lodewijk gewijd. Na een weinig eervollen krijg met den Sul tan El-Mastancer, een afstammeling van den Profeet, vond deze Fransche vorst en kruisvaarder hier in 1270 den dood, en stierf er als een boeteling op een bed van asch. Thans wordt zijn eigen asch fedekt door de pracht volle Kathedraal, ie haar torens fier verheft op dezelfde plek waar eenmaal de tempels stonden aan de goden der Puniërs gewijd. Daar binnen rust de Kardinaal Lavi gérie, onder een prachtvolle tombe, voor stellende een slaaf die zijn ketenen ziet verbreken; een kind dat van den honger dood wordt gered; en een negervrouw die den vrede leert kennen na een tijd perk vol gruwelen. Twee monniken met een doek voor het gelaat, knielen voor het treffende beeld van dezen edelen man, hier in 1892 begraven. Door het zien van al deze plekken, in de herinnering mede levende met het verleden, verdween het gevoel van teleur stelling, wrevel bijna, dat mij bij de aankomst bezielde. Zoo kwam er leven in deze thans zoo eenzame oorden; be volkten de heuvelen en dalen zich voor mijn geestes-oog met Carthagers en zag ik hun hun lotgevallen nogmaals door leven. Hier was dus de plaats, waar de stoute Semitische zeevaarders een wereldstad stichtten, en hun hegemonie uitbreidden over de Afrikaansche kust der Wereld zee, over Spanje en over Sicilië, dat zij poogden den Grieken te ontwringen. Snel groeide deze kolonie aan tot een emporium van handel en scheepvaart, en sloot zjj verbonden met de Libysche vorsten om het binnenland in bedwang te houden. Tegen haar machtige vloot, rant, van 13 Mei 1675, en van een Engelsche editie van Enschedé's Oprechte Haarlemsche Courant, van 1679, vermeerdert de bewijzen van den wereldinvloed der Ne derlandsche Pers. Dat te Amsterdam een krant in het Spaanech uitkwam, was ook mogelijk door het handhaven der Portugeesehe Joden van hun taal. In de synagoge werd in die taal gesproken, en nog wordt er op menig Hoogtij in het Spaansch gebeden voor de Koningin, Koningin-Moeder, Prinses Juliana, Pring Hendrik en voor den burgemeester van Amsterdam, terwijl de kwitanties door het Portugeesch kerkbestuur aan hare leden gezonden, in het Spaansch zijn gesteld. De Haarlemsche Courant in het Engelsch is almede eene groote bizonderheid en getuigt voor de degelijkheid der oude Nedarlandsche journalistiek. Maar de Haarlemsche Courant werd ook in Duitschland, vooral aan de grenzen, veel gelezen, en daar in het Nederlandsch. Nog tot en met 1870 was te Bentheim de Haarlemsche Courant de voor naamste, misschien de eenigste, die men er las. De daar wonende oude, steeds jong blijvende heer Cordes, weet er veel van te vertellen. Allerbelangrijkst in Van Stockum's feestgave is de vermelding van: Het nieuwe Testament ofte alle boecken des nieuwen verbonds onses Heer en Jesu Christi. Gedruckt door last van zyn Czaarse Majesteyt Petrus den Eersten Keyser van Groot en Kleyn Russlandt enz. enz. enz. Derste deel. In 's-Gravenhage by Johar/nes van Duren, Boeckverkoper. MDCCXVIIF. Deze uitgave eischt eene beschouwing op zich zelve. Over dien bijbel zal het volgende,tevens laatste artikel, handelen. J. H. RÖSSING.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl